Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De stoomtram Schagen - Wognum 1898 - 1930

door Jac P. de Jong

Op   initiatief   van   het   Projectbureau Industrieel Erfgoed en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is 1996 uitgeroepen tot het 'Jaar van het Industrieel Erfgoed'. Doel hiervan is de publieke belangstelling voor het industrieel verleden op te wekken en te verbreden. Aansluitend hierop heb ik als  thema  genomen   'De   stoomtram Schagen - Wognum' Voor Hoogwoud een lokaal  industrieel  erfgoed  uit de jaren 1898 -1930.

In de tweede helft van de vorige eeuw kwam er in onze omgeving een grote ontwikkeling op gang betreffende het personen- en goederenvervoer. Diverse spoor- en tramlijnen werden aangelegd. In 1898 werd ook Hoogwoud hierbij betrokken door de aanleg van de tramlijn Schagen - Wognum.

Voorlopers van de stoomtram

Voordat de stoomtram met haar diensten begon was er in onze omgeving al sprake van passagiersvervoer.  Dit  waren  het wagenveer, de trekschuit, de beurtvaart, de diligence en de paardetram. In de 18e eeuw bestond het wagenveer Spanbroek - Hoorn. De dienst werd alleen in de zomermaanden uitgevoerd. Wanneer de wegen in de winter onbegaanbaar waren werden brieven en goederen een keer per week met een schuit naar Hoorn gebracht. In 1814 werd dit wagenveer opgeheven. Op 15 oktober 1880 opende logementhouder T. Druif van `De Eendracht' (thans 'Het Witte Huis') uit Hoogwoud de paardetram Hoogwoud - Terdiek - Oude Niedorp - Noord Scharwoude. Deze  dienst  werd twee keer per dag gereden. De paardetram had 8 zitplaatsen en de reis duurde 1 uur en 20 minuten. In Aartswoud werd op 10 maart 1894 een paardetram gestart door C. Ra. De   route  was  Aartswoud - Hoogwoud -  Hoorn.  Deze  dienst  was onrendabel en heeft maar korte tijd bestaan.

In 1876 was er de beurtvaartdienst Hoogwoud - Alkmaar. Deze werd uitgevoerd op vrijdag en zaterdag door schipper Kooiman uit Hoogwoud. In 1880 bestond de jaagschuitdienst van schipper Blaauwboer uit Hoogwoud. De route was Hoogwoud - Nieuwe  Niedorp - Alkmaar. Cafe 'De Snip' aan de Langereis (hoek Westerboekelweg) deed dienst als veerhuis. Hier kon men opstappen en werden goederen in- en uitgeladen.

Links zichtbaar café 'De Snip'

Tenslotte bestond er nog het grote plan voor  de  aanleg  van  een  paardetram Schagen - Hoorn. Dit plan werd in 1888 ingediend door W. Arkes uit Enkhuizen, directeur  van  de  paardetram  Hoorn - Enkhuizen, maar het is nooit verwezenlijkt ondanks dat enkele gemeentebesturen reeds subsidie hadden toegezegd. In 1892  werden  de  plannen  ingetrokken omdat  men  de  voorkeur gaf aan  een stoomtram.

De oprichting

De stoomtram Schagen - Wognum werd in 1891 opgericht door een drietal vooruitstrevende Westfriezen. Dit waren Mr. Baron W.K. van Dedum, burgemeester van Hoorn, C. Donker, notaris te Benningbroek, en J. Breebaart Kzn. lid van de Eerste Kamer, uit Winkel (niet te verwarren met burgemeester J. Breebaart Dzn die van 1906 - 1930 burgemeester van Hoogwoud was). In commissie verenigd zochten ze kontakt en steun van de gemeenten Hoorn, Spanbroek, Opmeer, Hoogwoud, Nieuwe Niedorp, Winkel, van het ambacht de 'Vier Noorder Koggen', de polder Winkel en de bannen Hoogwoud, Spanbroek en Aartswoud, Nieuwe Niedorp, Spanbroek, Opmeer, Wognum en Wadway.

Rechts op de foto het station Hoogwoud. Links korenmolen 'De Lastdrager'.

Na enkele jaren van voorbereidende werkzaamheden kon de oprichtingsakte op 3 september 1894 worden getekend en bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Op 19 januari 1895 werd deze akte bij notaris Terpstra te Benningbroek gepasseerd en was de ‘Stoomtramweg Maatschappij West-Friesland’ (S.M.W.F.) opgericht voor de duur van 60 jaar. (Dat was tot 1955!). De S.M.W.F. werd in Hoorn gevestigd. Het doel was de aanleg van de trambaan vanaf Wognum naar Schagen en de exploitatie daarvan. Het maatschappelijk kapitaal werd vastgesteld op f 123.000,-. Dit kapitaal werd in 1895 bijeengebracht door de gemeenten Hoorn f 20.000,-; Winkel f 7.000,-; Hoogwoud f 6.000,-; Nieuwe Niedorp f 5.000,-; Spanbroek f 4.000,-; Opmeer f 2.000,-; de verschillende bannen en de Vier Noorder Koggen.

De tramverbinding Hoorn – Wognum bestond reeds sinds 3 november 1887 als onderdeel van de lijn Hoorn – Medemblik, uitgevoerd door de ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij’ (H.S.M.). Deze maatschappij stelde geen prijs op de exploitatie van de lijn Wognum – Schagen, maar gaf wel toestemming tot het gebruik van de stations van Wognum en Schagen.

De aanleg

Toen de oprichting van de S.M.W.F. een feit was kon men beginnen aan de aanleg. Ook in de gemeenteraad van Hoogwoud werd deze zaak besproken. Besloten werd dat de gemeente zou deelnemen onder de volgende voorwaarden:

  1. Dat bij de kom van de gemeente een station zal komen.
  2. Dat de tramweg zal gaan langs de Noorderpade en niet achter de huizen om.
  3. Dat er een halte zal komen bij de meelmolen (thans Lastdrager) en bij de Mienakker, einde Noorderpade.

Op 21 september 1896 werd een 4,5% obligatielening uitgeschreven van f 250.000,- nodig voor de aanleg van de trambaan, voor de bouw van de 15 bruggen en de onteigeningskosten. De aanbesteding voor het leggen van de dwarsliggers en de spoorstaven vond plaats op 16 november 1896. Op die dag werd met de ‘Maatschappij tot exploitatie van Tramwegen’ in Den Haag een overeenkomst afgesloten. Op 31 juli 1897 vond de inschrijving plaats voor de aanleg van de aarden baan en het leveren van de ballast. Het werk werd gegund aan aannemer Hagenaar te Medemblik.

In de beginperiode verliep het werk aan de tramlijn naar wens. Het metselwerk van de vele bruggehoofden was eind 1897 al klaar. Ook de grondwerkzaamheden gingen volgens plan. Maar niet alles ging voor de wind. Één van de arbeiders werd door de val van een zwaar stuk ijzer getroffen en was zwaar gewond. Ook stakingen waren in die tijd niet vreemd. Op 16 februari 1898 waren de arbeiders van de trambaan in staking gegaan. Ze moesten zand vervoeren per schip van Obdam naar Opmeer. Omdat de verplaatsing van het zand te Obdam niet aan de afgesproken voorwaarden voldeed, weigerden ze om het werk voort te zetten en gingen in staking. Tijdens de zomer van 1898 kwam het werk nogmaals geruime tijd stil te liggen. Een groot aantal arbeiders lieten het werk in de steek en ging hooien bij de boeren omdat daar meer te verdienen was. De aanleg van de stoomtram was in die tijd het gesprek van de dag, niet alleen zaterdags bij de barbier, maar ook in de verschillende cafés. Het overige tramnieuws las men in de krant die toen drie keer per week verscheen en op de plakborden bij de twee kerken.

Problemen

De  S.M.W.F.  moest,  volgens overeenkomst,  langs  de  trambaan,  waar deze grensde aan het land van boeren en andere landeigenaren,  zorgen  voor een  goede afrastering ter bescherming van het vee. Waar deze afrastering onvoldoende was, eisten de boeren van de maatschappij een verbetering van de afscheiding. Vanuit de gemeenteraad waren er ook problemen. Men vond de wachthokjes bij de halten veel te klein. Bij slecht weer gaven ze onvoldoende beschutting voor de wachtende passagiers. Tevens werd door de gemeenteraad verzocht om bij de halten lantaarns te plaatsen, gezien het gevaar voor ongelukken bij avond.

Wagons

De verschillende wagons werden door de S.M.W.F. besteld. De grote wagons, op drie assen, waren ingericht voor 2e en 3e klas reizigers en boden plaatsruimte voor 72 personen. Deze drie-assige tramwagons waren in Nederland zeer zeldzaam. Ook werden een aantal vee- en goederenwagons aangeschaft. Alle wagons werden geleverd door Werkspoor te Amsterdam. De locomotieven, die 18 ton wogen, werden geleverd door de fa. Backer en Rueb te Breda.

 Een gecombineerde stoomtram in Hoogwoud. Goed zichtbaar is ook het dubbelspoor.

Reglement

Tegen de komst van de stoomtram was men in die tijd nog zeer wantrouwend en soms zelfs afwijzend. Daarom werd er een aantal reglements-artikelen opgesteld, die in acht genomen moesten worden. Een tweetal artikelen daaruit waren: Artikel 9, de maximum snelheid van de tram wordt bepaald op 15 km per uur. In de bebouwde kommen zal de snelheid worden verminderd, terwijl de komst van de tram aanhoudend door een schel zal worden aangekondigd. Artikel 10: Bij het tegenkomen of voorbij rijden van rijtuigen of paarden zal de bestuurder van de locomotief geen stoom laten ontsnappen. Tijdens de eerste drie maanden zal de tram geheel stil moeten staan bij het tegenkomen van rijtuigen met één of meer paarden bespannen.

Niet welkom

Dat de komst van de tram niet door iedereen in dank werd afgenomen, lezen we ook in een gedicht van de heer D. Pijper uit Hoogwoud:

  • Voor de weg van Wognum Schagen
  • Die hier gaat door veld en wei
  • Alles stuk snijdt en verbrokkelt
  • Grasland, bouwland, boerderij.
  • Ja een zestal boerderijen
  • Zijn gescheiden van het land.
  • Alles, alles voor de toekomst
  • Met het heden in verband.
  • Ik zeg niet, dat de provincie
  • Hiervoor geen vergoeding gaf.
  • Dat is alles wel in orde
  • Maar het mooie is er af.
  • 't Is de tijdgeest, die hier rondwaart
  • In ons mooie dorp Hoogwoud
  • Want ook op de andere wegen
  • Is men soms ook dikwijls fout.

De eerste tramrit Wognum – Opmeer

De openingsdatum van de stoomtram was vastgesteld  op 1 augustus 1898.  Door allerlei tegenslagen bleek deze datum niet haalbaar te zijn en werd verschoven naar 1 november 1898. Dit werd echter niet de eerste  rit. Op het  baanvak Wognum Opmeer hadden de trams al eerder gereden. De initiatiefnemer hiervan was de huisarts van Spanbroek, dokter van Balen Blanken. De dokter was een uitstekend organisator en zeer gezien bij de plaatselijke bevolking. Hij heeft een grote rol gespeeld bij de kolfsport en bij de landbouwtentoonstelling van Opmeer. In 1924 was  hij  de  medeoprichter  van   het Historisch   Genootschap`Oud   WestFriesland'  Tevens was hij de voorzitter van  de  Hollandsche  maatschappij  van Landbouw, afdeling Opmeer en omstreken. Deze afdeling vierde in 1898 haar 50-jarig bestaan.

Het baanvak Wognum - Opmeer was reeds klaar. Dit was voor van Balen Blanken een unieke kans, om het publiek naar de tentoonstelling van Opmeer te krijgen. Hij zette door en zo kon de eerste tram tijdens de tentoonstellingsdagen van 26 - 29 juli 1898 naar Opmeer rijden, de zgn. dokters-tram. De S.M.W.F. gaf hiervoor wel toestemming maar de dokter moest zelf de verantwoordelijkheid dragen en ook de plaatsbewijzen laten drukken en verkopen. De bevolking wist deze stunt wel te waarderen.  Dit blijkt  uit het volgende vers:

  • De dokter, in het verkeer bekwaam
  • Liet kaartjes drukken op zijn naam
  • Het publiek leek werkelijk dol
  • In Wognum was de tram al vol.

De trambaan gereed

Na  een  lange  tijd  van  voorbereiden, onderhandelen en werken was half oktober 1898 de trambaan gereed. Het werk moest voor een groot deel met de hand worden verricht, wat een zware klus is geweest. De laatste handeling was, alvorens de officiële opening zou plaats vinden, de inspectietocht over de trambaan. Dit gebeurde op 21 oktober 1898. Hierbij waren aanwezig de heer Visser, de directeur, met het voltallige bestuur van de Maatschappij. Verder de hoofdingenieur van Prov. Waterstaat, de heer Scholtens, de   ontwerper   van   de   tramlijn,   dhr. Schotel, de administrateur Baron Collot d'Escury en de hoofdopzichter, de heer van Helden.

De stoomtram passeert Hoogwoud.

De officiële opening

De feestelijke opening van de stoomtram had plaats op 30 oktober 1898. Ruim 70 personen waren hierbij tegenwoordig en namen aan de feestrit deel. Het aantal toeschouwers langs de route was bijzonder groot. In alle dorpen werd de tram met vreugde begroet en wapperde de vlaggen. De locomotief was rijkelijk versierd met groene takken en slingers. De start was in Schagen en ging langs de aangesloten dorpen naar Wognum. Vanuit Wognum ging de tram door naar Hoorn. Daar werd in de Parkzaal een feestdiner aangeboden. Verschillende   sprekers   spraken   daar woorden van dank en waardering. Acht dorpen langs de tramroute waren uit hun isolement verlost, wat zeker een heuglijk feit was.

Stations en halten

Het station in Hoogwoud was bij de meelmolen (thans de Lastdrager). Dit was het tweede huis aan de rechterzijde van de Noorderpade.  De  hoofdingang  bevond zich  aan  de  Noordkant  en  aan  de Oostzijde bevond zich een zijdeur. De wachtkamer had een grote potkachel in het midden. Tot 1925 woonde de haltechef Albert Wilms in het station. De tramlijn had  bij  het  station  een  dubbelspoor. Tevens was er een laadplaats aangelegd voor vee en landbouwproducten. Op de Mienakker was een halteplaats. Een kaartje kon men hier niet kopen en dat moest men doen op het stationnetje. Deze halte werd  ook  wel  de  'blikken  trommel' genoemd.

Tussen de reguliere stations waren nog een aantal halten waar de tram op verzoek stopte. In 1918 kwam er nog een vaste stopplaats bij, deze was tussen Nieuwe Niedorp  en  de  Langereis  en  vooral bestemd ten behoeve van de paters franciscanen uit het klooster.

Veevervoer

Naast het personenvervoer, verzorgde de tram ook veevervoer. Dit veevervoer, op donderdag  naar  Schagen  en  zaterdags naar Hoorn, gaf soms drukke dagen voor de tram. Soms moesten er speciale markt-trams worden ingelegd. Eens is het voorgekomen dat er in Opmeer, op een marktdag, 180 koeien naar de markt in Schagen moesten warden vervoerd. Twee locomotieven waren amper in staat om deze lange tram te trekken. Bovendien waren er ook een  groot  aantal  passagiers.  Wegens plaatsgebrek moesten ze genoegen nemen met een staanplaats in een van de goederenwagons.

Goederenvervoer

Het goederenvervoer was voor de tram van grote betekenis. Voor de gasfabriek te Nieuwe Niedorp werden kolen en cokes aangevoerd. Voor de tweede wereldoorlog was Winkel een belangrijk centrum van fruitteelt,  vooral  pruimen  en  bessen. Thans is er weinig wat nog herinnert aan de grote fruittuinen. De tram zorgde in die tijd voor het fruitvervoer naar de veiling.

De tram had ook een aandeel in het vervoer van producten van de zuivelfabrieken uit Opmeer en Lutjewinkel. Het vervoer van veevoer en kunstmest naar de coöperatieve   aankoopvereniging   'Ons Belang’ te Hoogwoud was eveneens in handen van de tram. Het langdurig laden en lossen van goederen aan de halteplaatsen vergde soms veel geduld van de reizigers.

Rechts zichtbaar de halte aan de Mienakker. Duidelijk blijkt waarom deze ook de 'blikken trommel' werd genoemd.

Tramritten

In de beginperiode waren er 4 á 5 tramritten per dag in beide richtingen. In 1908 werden het 8 ritten per dag. Tijdens de eerste wereldoorlog van 1914-1918 werd het aantal ritten beperkt vanwege de kolen schaarste. Soms werden er ook trams gereden over slechts een deel van de route zoals Schagen – Nieuwe Niedorp, Schagen – Hoogwoud en Wognum – Nieuwe Niedorp. Extra trams werden ingezet voor speciale gelegenheden als tentoonstellingen, kermissen, harddraverijen en paardenmarkten. De tijdsduur voor het volledige traject bedroeg in 1909 nog zo’n 70 minuten maar na daarna ingekort tot 60 minuten. Markttrams echter hadden ruim 100 minuten tijd nodig vanwege het inladen van het vee. In de periode 1920 – 1930 betaalde men voor een retour 2e klas Schagen – Wognum f 1,40. Korte trajecten zoals Nieuwe Niedorp – Hoogwoud of Hoogwoud – Opmeer kosten in die tijd 10 cent.

Personeel

Bij de start van de stoomtram had de S.M.W.F. 52 personeelsleden in dienst, 35 hiervan werkten ook gedeeltelijk op een ander baanvak. Chef-machinist op de lijn Schagen – Wognum was de heer H. Kwakernaat. De heren J. Dijkstra en D. Roetman waren de machinisten. Conducteurs waren J. Koeman, D. Koeten, C. Beers en L. Prins. De heren Bestevaer en Smit hadden 30 jaar aan verschillende functies van de lijn gewerkt. Bij de trambrug over de Langereis werd in de wintermaanden een lantaarnaansteker aangesteld. Hiervoor kreeg hij jaarlijks een bedrag van f 10,-. In 1913 was R. Bruin lantaarnaansteker bij de tramhalte van de Mienakker. In 1920 werd geen nieuwe aansteker meer aangesteld. Door het gemeentebestuur werd besloten om deze tramhalte elektrisch te verlichten vanuit de boerderij van de Wed. J. Reuzenaar (Koningspade 36).

Anekdote

Van J. Breebaart Kzn. Lid van de Eerste Kamer en een van de initiatiefnemers van de stoomtram, is nog een anekdote bewaard gebleven. Op een morgen dat de heer Breebaart zich stond te scheren zag hij de tram in de verte al langs rijden. Hij ontdekte dat hij te laat was, daar de tram het station Lutjewinkel al binnenreed. Toen de heer Breebaart met de scheerzeep nog op zijn gezicht bij het station kwam, was de tram reeds onderweg naar Barsingerhorn. Hij was woedend en gaf de stationschef opdracht het station Barsingerhorn te bellen. Tien minuten later kwam de tram terug naar Lutjewinkel om Jan Breebaart op te halen. Zoiets kon toen allemaal.

Overdracht

Op 1 februari 1909 werd de exploitatie van de lijn Schagen – Wognum met al haar bezittingen overgenomen door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.S.M.). De H.S.M. had reeds vanaf 1887 de tramlijn Hoorn – Medemblik in gebruik. Met deze overname door de H.S.M. reden een aantal trams bij Wognum door naar Hoorn. De S.M.W.F. werd na de overdracht geliquideerd. In 1921 ging de H.S.M. een gemeenschap aan met de N.S.

Ongelukken

Hoewel de stoomtram een rustig en kalm vervoermiddel was, zijn er toch enkele ongelukken te vermelden. Op 7 september 1919 verongelukte opzichter De Graaf uit de Groetpolder. Hij raakte hij de halte Mienakker onder de tram en overleed ter plaatse.

Op 22 januari 1926 vond er een botsing plaats tussen de tram en een autobus van de  fa.  Keetman  uit  Winkel.  De  buschauffeur was ongedeerd, maar mej. T. Pluister (de latere echtgenote van burgemeester D. Breebaart van Hoogwoud) had ernstige verwondingen opgelopen.

In Lutjewinkel waren een aantal koeien door de aangrenzende sloot gelopen en op de trambaan  terecht gekomen.  Enkele koeien waren zwaar gewond. De sloot was door de tramwegmaatschappij totaal verwaarloosd. De eigenaar van de koeien, de heer Boekel, moest zich voor de rechtbank te Alkmaar verantwoorden, maar wist zich met succes te verdedigen.

Moeilijkheden

De S.M.W.F. begon haar exploitatie met een tekort van ruim f. 16.000,- omdat de aanlegkosten hoger waren uitgevallen dan was geraamd. De aandeelhouders kregen daarom eind 1899 het verzoek om de kas te versterken met 25% van hun kapitaaldeelname. De resultaten van de tramlijn bleven daarnaast al vanaf het eerste jaar ver beneden de verwachtingen.

Een van de oorzaken hiervoor was dat de veetransporten veel lager uitvielen dan geraamd. Het merendeel van de veehouders bleef het vee te voet opdrijven naar de  markten  van  Schagen,  Hoom  en Alkmaar. Ze deden dit vooral uit kosten overwegingen. Een andere oorzaak voor de onrendabele exploitatie lag in het feit dat het verwachte aandeel in het goederenvervoer voor zuivelfabriek Aurora achterbleef. Een groot deel van het transport voor Aurora bleef per schuit verzorgd worden door de Opmeerse schippers.

De stoomtram op het station Opmeer.

Nog een oorzaak van de moeilijkheden van de tramlijn was het opkomend autobusvervoer. In het begin van de twintiger jaren kwamen de particuliere busondernemingen op de weg. Heel bekend waren de bussen van de fa. Keetman en de fa. Boon. Ook in Hoogwoud begon garage Bakker met een particuliere busdienst. Aan de flexibiliteit van deze vorm van vervoer was het publiek al gauw gewend.

De schulden werden alsmaar groter en men vreesde dat de tram al na korte tijd moest  worden  opgeheven.  De  bruto-opbrengst is in al die jaren nooit voldoende geweest om de aandeelhouders van een uitkering te voorzien. In 1924 waren de verliezen al opgelopen tot f. 68.000,-. Op deze wijze kon men niet doorgaan. Er moesten  krachtige  maatregelen worden genomen. Aan alle betrokken gemeenten werd gevraagd om jaarlijks bij te dragen in de totale tekorten. Verschillende gemeentebesturen voelden daar niet veel voor.

De gemeente Hoogwoud deed inmiddels een  verzoek  aan   het  ministerie  van Waterstaat om de tram te behouden. Men vond  dat de  tekorten van de  tramlijn gedekt moesten warden door de winst van andere lijnen. De gemeente betreurde de houding van de N.S. De gegevens waren onvoldoende om grondig te kunnen oordelen over de ernstige situatie van de tramlijn. Over deze toestand werd vergaderd door het ministerie van Waterstaat, de N.S. en de betrokken gemeenten. Na felle debatten kwam men niet tot elkaar. Men besloot toen om nader te gaan onderzoeken hoe de bevolking van de betrokken streek zou reageren omtrent het behoud of de opheffing van de tramlijn.

De tram op station Hoogwoud. Links zien we mevr. Bedje Modder-Ivangh en rechts Arie Modder.

Het gevolg hiervan was dat er een commissie tot behoud van de stoomtram werd opgericht. Deze commissie bestond uit zeven personen, waaronder verschillende burgemeesters van de betrokken gemeenten o.a. J. Breebaart van Hoogwoud en A. Commandeur van Spanbroek. Ze stelden voor om  de  renteloze  voorschotten  te schenken aan de N.S., als die bereid was om de tramdienst 20 jaar voort te zetten.

Een laatste poging

Op 22 januari 1930 werd er nog een laatste poging gedaan om het voortbestaan van de stoomtram te redden. De bijeenkomst was in café de Haan te Winkel. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de gemeenten, waterschappen. de commissie tot behoud van de tram alsmede verschillende belangstellenden. Het was een bijeenkomst in mineurstemming. Er werd dank gebracht aan de commissie tot behoud van de tram, voor het vele werk door hen verricht. Helaas heeft dit werk geen  resultaat  gehad.  Op deze bijeenkomst werd nog, met allerlei voorstellen, geprobeerd om de opheffing drie maanden uit te stellen. Er bleek echter aan het vastgestelde besluit tot opheffing per 31 januari niet meet te tornen. De verliezen waren te hoog opgelopen.

Afscheid

Op 31 januari 1930 werd de stoomtram opgeheven. Voor het behoud heeft men hard gevochten. Veel geld was er ingestoken. Het mocht niet baten. 's Avonds om22.00 uur van deze januari-avond werd de laatste rit gemaakt. De tram was getooid met een krans van klimopbladeren en een wit lint met de tekst  'Rust Zacht'   In Hoorn trok men er zich niet veel van aan. Men  had  daar  nog  de  lijn  Hoorn - Medemblik (1887), die er nu (1996) nog is. Bij het station van Wognum hing de vlag halfstok. Het personeel van de tram nam afscheid van vrienden en kennissen, voor  sommigen   was  het  een  zwaar afscheid. In Opmeer was veel publiek aanwezig.  Ook  in  Hoogwoud  was  veel belangstelling. Burgemeester J. Breebaart was aanwezig om het afscheid mee te maken. Velen stapten hier in, om bij de halte van de Mienakker weer uit te stappen. Van daar moesten ze weer lopend, in het gure weer, terug naar het station bij de molen. In Nieuwe Niedorp was er een enorme belangstelling. Wethouder Pluister was aanwezig voor het afscheid. In Winkel was, namens de commissie tot behoud, de heer Ridder aanwezig om de laatste eer te bewijzen. In Lutjewinkel had men de heer G. Nobel verwacht. Hij was een groot ijveraar in de commissie tot behoud  van de tram (Tevens was hij van 1939 -1956 voorzitter van het historisch genootschap `Oud West-Friesland'). Het afscheid was voor hem te zwaar. daarom was hij niet gekomen. Tenslotte kwam de trein in Schagen aan. Dit was het onherroepelijke einde van de stoomtram, die 32 jaar lang het traject Schagen - Wognum had gereden.

Station Hoogwoud nog in dienst.

In de Schager Courant stond, met rouwrand  omgeven,  het  volgende  vers  te lezen:

  • Gisteravond in het donker
  • In de kille koude nacht
  • Heeft de trouwe stoomtram
  • Haar laatste tocht volbracht
  • Na veel kommervolle faxen
  • Na een moeitevol bestaan
  • Is zij wegens armoede
  • Uit dit leven heengegaan
  • De stoomtram Schagen - Wognum
  • Paste niet meer in deze tijd
  • Maar helaas, met haar verscheiden
  • Verdwijnt een stuk gemoedelijkheid
  • In de strijd met de autobussen
  • Tegen het moderne verkeer
  • Kon zij moeilijk overwinnen
  • En kwijnde meer en meer
  • Veel kundige mensen
  • Hebben voor de tram hun best gedaan
  • Maar ondanks hun pogen
  • Is de tram toch weggegaan

Na de opheffing

Toen de stoomtram Schagen - Wognum tot het verleden behoorde, moest er veel verrekend worden. De N.S. moest de renteloze voorschotten terugbetalen. Aan het Rijk was dat f. 216.667,- en aan de provincie Noord-Holland f. 150.000,-. Het baanvak Wognum - Barsingerhorn werd door de N.S. voor f. 54.000,- verkocht aan de provincie Noord-Holland. De aandeelhouders kregen een terugbetaling van 55 procent van hun kapitaaldeelname.

Kort daarna werd met de afbraak van de trambaan begonnen. In de crisisjaren werd door de werkverschaffing de Koningspade onderhanden genomen. De sloot naast de toenmalige weg werd gedempt met aarde van de trambaan. Ongeveer waar de Padesloot nu ligt, daar lag vroeger de trambaan. De huidige sloot is in die periode gegraven voornamelijk door gebruikmaking van spierkracht. Veel kleine tuinders hadden het in die periode moeilijk en hebben middels dit werkverschaffingsproject meegeholpen aan de reconstructie.

Het personenvervoer werd verder geprofessionaliseerd. In 1932 kwam de Hollandsche Autobus Onderneming (H.A.B.O.) en in 1933 gevolgd door de Westfriesche  Auto   Car   Onderneming (W.A.C.O.). In 1943 werden deze overgenomen door de Noord-Hollandse Auto Car Onderneming (N.A.C.O.) en tenslotte de tegenwoordige Noord- en Zuid-Hollandse Vervoer Maatschappij (N.Z.H.).

Monumenten en herinneringen

De 'Tramweg' tussen Wognum en de A.C. de Graafweg doet ons herinneren aan de stoomtram. In 1977 is op de vroegere trambaan,  tussen  Nieuwe  Niedorp  en Winkel, een verkeersweg aangelegd. Deze weg  kreeg  de  toepasselijke  naam  van `Trambaan'.

In 1978, acht en veertig jaar na de opheffing van de tram,  besloten  de gemeenten Hoogwoud en Nieuwe Niedorp en het waterschap West-Friesland om de trambrug over de Langereis te slopen. Op dit besluit kwamen verschillende reacties omdat door de sloop van de trambrug een stukje West-Friese historie verloren zou gaan. Ondanks deze reactie is de trambrug toch verdwenen. De stenen brughoofden zijn echter gerestaureerd en behouden gebleven, als herinnering aan de opgeheven tramlijn. Ter hoogte van de aansluiting Mienakker – Langereis werd toen een nieuwe brug gebouwd.

De brug van de trambaan aan de Langereis kort voor de sloop. Biij velen is deze brug bekend als Veronicabrug door het opschrift dat hier jaren heeft gestaan.

In april 1985 werd aan de Weereweg bij Lutjewinkel een trammonument opgericht. Dit bestaat uit de originele brughoofden en 30 meter tramrails met dwarsliggers en het benodigde grind. Op 28 september 1985 werd het officieel onthuld. Het monument, als herinnering aan de tramlijn, is geplaatst op initiatief van de stichting ‘Historisch Niedorp’.

Besluit

Dit was het relaas van de stoomtram Schagen – Wognum. Een tram die helaas geen florerende geschiedenis heeft gekend, maar wel van betekenis is geweest voor de ontwikkeling van onze omgeving. Alvorens we ook hier afscheid gaan nemen van de stoomtram wil ik nog vermelden dat de tram ook bekend stond onder een tweetal bijnamen. De vakmensen noemden de tram ‘De Wognummer’ en in de volksmond was het algemeen ’Het Trampie’. Maar het Trampie is weg. Toch jammer!

Bronvermelding

Archieven:

  • Archief Dienst Westfriese Gemeenten Hoorn A.D.W.G.
  • Eigen archief – Plakboek nr. 3 1974 – 1979 E.A.

Literatuur:

  • H. Fijnheer / J. Smit: Winkel en Lutjewinkel, 1981.
  • B. Voets: Een kijkje in de geschiedenis van Hoogwoud en Aartswoud. 1977.
  • J. Kok: Stoomtrams rond Hoorn. 1982.
  • Wit: Niedorp in historische perspectief. 1993.
  • W. Appelman: Klooster en kerk te Nieuwe Niedorp. 1993.
  • Westfriesland Oud en Nieuw (W.F.O.N.) deel 6 – 41 – 50 – 55.

Tijdschriften:

  • Hoornsche Courant 1898.
  • De nieuwe Courant 1898.
  • De Schager Courant 1930.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall