Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De molenaarsfamilie Bos

Door Bep de Haan-Appel

De molen genaamd de Lastdrager bepaalt al eeuwenlang het beeld van ons dorp Hoogwoud. Als we ook nu nog de wieken zien draaien, dan kunnen we trots zijn op dit bezit. Bij de molen hoort onlosmakelijk ook de familie Bos, die tussen 1827 en 1968 de Lastdrager in haar bezit had.

De 1ste en de 2de generatie Bos

De Lastdrager kwam op 14 juni 1827 in handen van Cornelis Bos. Dit was de zoon van de op Terschelling, te Midsland, begraven liggende Cornelis Danielsz. Bos (1735-1809) die daar het beroep van zeekapitein en die van molenaar en burgemeester had vervuld.[1] Cornelis verkocht de molen in 1851 aan zijn zoon Willem Bos. De taken liepen goed en Willem was op zoek naar een molen voor zijn zoon Jan. In 1885 kwam er aan de Loeterdijk te Schagen een windkorenmolen te koop. Willem gaf de toekomstige schoonvader van zijn zoon Jan de opdracht deze molen te kopen. Deze Pieter Mantel, broodbakker te Hoogwoud, kocht op 7 januari 1886 de molen waarna Jan en zijn verloofde Maartje op 11 februari konden trouwen. Het jonge paar trok naar Schagen waar hun eerste kind Grietje op 7 februari 1887 werd  geboren.  Ook  Simon ziet in Schagen het levenslicht,  op 30  maart 1889.

Fam. Bos voor het molenaarshuis. Zittend Jan Bos Sr en zijn vrouw Maartje. Staande v.l.n.r. Simon, Gerrit en Willem Bos.

Maar dan komt er een verandering. In 1891, vijf jaar na de aankoop en mogelijk uit heimwee, werd er van molen geruild. Vader Willem  Bos  en  moeder Grietje Spoelder trokken op een toch al gevorderde leeftijd naar Schagen. Moeder Grietje was toen 65 jaar en vader Willem 62 jaar oud. Op 25 mei 1891 kwamen Jan en Maartje met de kinderen weer terug naar Hoogwoud. Jan gaf zich meteen op als lid van de kolfsociëteit ‘Niet Klappen' en werd bestuurslid van de `Floralia'.[2] In Hoogwoud werden een viertal kinderen geboren, die velen van u nog gekend hebben. Het ging om Willem (19 januari 1893), gevolgd door Gerrit Jan (19 januari 1898), Hillegonda (16 oktober 1905) en de Benjamin Jan (12 januari 1907). Zo was het gezin compleet.

 Fam. Bos staande naast het molenaarshuis. V.l.n.r. Gerrit, Simon, Grietje, moeder Maartje en Jan Bos Sr.

Jan maakte tussen 1891 en zijn overlijden in 1946 de dienst uit op de Lastdrager. In zijn tijd veranderde er veel op de molen. Lang  werd er vooral graan gemalen bestemd   voor het brood van de Hoogwouder bevolking. Vanaf de eeuwwisseling werd ook steeds meer veevoer vermalen. Dit graan werd door boeren gekocht die het vervolgens bij Bos lieten vermalen. Bos ging ook zelf in veevoer handelen, alhoewel dit volgens Piet Laan en  Cor Kuiper slechts op bescheiden schaal gebeurde. Deze handel werd na 1911 trouwens belemmerd door de opkomst van de aankoopvereniging Ons Belang. Bos werd een soort loonwerker voor Ons Belang en verloor dus zijn zelfstandigheid. Dit nam niet weg dat het steeds drukker werd op De Lastdrager. Bos maalde niet alleen het graan en de veekoeken voor Ons Belang, maar bracht ook stro en brandstof rond aan de leden van Ons Belang. Voor de opslag van de brandstof werd vlakbij de halte van de tram een houten cel gebouwd.

De derde generatie komt eraan

De kinderen in het bedrijf

Het werk werd gedaan door de kinderen Simon (+1943), Jan (+1963) en Willem (+1976). Simon en Willem brachten de bestellingen rond met een paard en wagen. Bij slecht weer plaatsten ze een linnen kap op de bok zodat ze beschut waren. De paarden liepen op het kerkeland dat Bos huurde van de Hervormde kerk. Later werd daar de Molenstraat gebouwd. Willem heeft nooit zijn rijbewijs gehaald, maar ging desnoods met een fiets en een karretje de klanten af. Einde jaren twintig riep Bos de hulp in van vrachtrijder Meijer van De Gouwe, die met zijn vrachtwagen ging rondbrengen. Hij kreeg hierbij hulp van tuinderszonen zoals Klaas Groot. Die schepte de kolen uit de cel in zakken en hielp met het rondbrengen. Boeren haalden meestal zelf hun kolen maar bij anderen moest het gebracht worden. Een gemiddeld gezin had in de winter toch wel zo’n twintig zakken brand nodig.

Willem en Jan Bos

Moeder Bos overleed op 18 januari 1933 en vader op 5 juli 1946.[3] Grietje nam als oudste dochter de zorg voor het gezin over.[4] Zij was een opgeruimde vrouw, die zich op latere leeftijd met een stok moest behelpen.  Zij  had  zich  de  handigheid eigen gemaakt om met deze stok de klok, welke achter haar stoel hing, zowel gelijk te zetten als ook de gewichten ervan op te trekken. Slagerszoon Jan Davidzon heeft daar vaak met bewondering naar gekeken, wanneer hij daar met vlees kwam.

Augustus 1961, Willem en Gerrit Bos.

Gerrit Bos was niet werkzaam in het familiebedrijf maar was  huisschilder.[5] Velen zullen hem nog zo voor zich zien in zijn witte schilderskiel. Was hij bij 'n klant het huis buitenom aan het schilderen, dan zorgde hij wel dat hij tegen koffietijd onder aan de ladder was. `Ze moeten je niet zoeken moeten wanneer er koffie is', was zo zijn gezegde. Wanneer er op de radio een zanger luidkeels zijn lied zong, zei Gerrit altijd: 'Hoor die man toch `s blaid weze, z'n vrouw is zeker niet thuis.' De verf die hij verwerkte, prees hij altijd heel goed aan. Hij zei dan altijd handenwrijvend: `Goeie verf zou ik zeggen, goeie verf' en hij kwatte er dan gelijk in. In opdracht van de gemeente moest hij eens het hek verven dat in die tijd voor het Dorpshuis  stond.  Toen de klus was geklaard, bleef er nogal wat beste verf over. Het oog van Gerrit viel op het verkeersbord voor het dorpshuis en hij vond dat  dit  ook wel  een  opfrissertje  kon gebruiken. En zo werd dit eigendom van de A.N.W.B. van groene verf voorzien.

Willem in de molen.

Dochter Gon trouwde 30 oktober 1928 in Hoogwoud  op 23-jarige  leeftijd  met Christiaan Donker uit Twisk. Gon had een vriendelijke natuur en werd door haar ouders en verdere familie dan ook gezien als het zonnetje in huis.[6] Toen zij dan ook na haar huwelijk vertrok naar het toenmalige Nederlandsch Indië, was dat, met name voor haar moeder, heel moeilijk te verwerken. Christiaan was ingenieur en kreeg een betrekking aangeboden op een suikerplantage op Java. Het onbekende trok Gon wel aan. Twee kinderen werden er uit haar huwelijk geboren, te weten zoon Jo Jan, geboren op 21 mei 1930 in Tegal op Java, en dochter Marie Elisabeth, die is geboren in Nederland op 22 december 1935 in de toenmalige gemeente Wijk aan Duin en Zee. Om de vijf jaren mocht men met groot verlof naar Nederland, dan was het altijd feest in het molenaarshuis. Maar toen brak de oorlog uit en werd ook dit gezin geïnterneerd door de Japanners. Gelukkig hebben ze het alle vier overleefd. Na de overname zijn ze naar Nederland teruggekeerd.  Gon  is op 54-jarige leeftijd te Hengelo overleden[7]  en ligt begraven op de openbare begraafplaats te Hoogwoud.[8]

Bij de maalderij met het zakkenwagentje Joop Donker (Zoon van Gon Bos en Chris Donker).

De Lastdrager in handen van Jan jr.

De jongste zoon Jan, geboren in 1907, nam omstreeks 1943 de molen van zijn vader over[9]. Jan was getrouwd met boerendochter C.J. Groot en liet aan de Kerkelaan (nu Burgemeester Hoogenboomlaan 10) een nieuw huis bouwen. Cor Potgiesser werkte lang voor Bos en herinnerde zich nog vele details van het bedrijf. Cor werd in 1908 geboren en boerde vanaf 1928 op een boerderij in Stompetoren. In de crisistijd ving hij voor 100 liter melk soms niet meer dan fl 1,65. Cor verkocht daarom de boerderij  en kwam op 1 mei 1940 met zijn moeder in Hoogwoud wonen. Hij werkte tot 1943 voor  zwager Willem Rooker die op Koningspade 22 boerde. Daarna werkte hij in het voorjaar en de zomer voor boeren of voor vrachtrijder Piet Boots. In de winter ging hij voor Jan Bos werken, waar hij omstreeks 1950 in vaste dienst kwam.

Cor Potgiesser op de maaimachine van zijn zwager Willem Rooker.

Na het vertrek, in 1941, van Ons Belang naar Opmeer moest Bos weer een eigen klantenkring opbouwen. Hij ging weer broodgraan malen voor de huishoudens van Hoogwoud. Dit graan was afkomstig van het op last van de Duitsers gescheurde  land  en  van  mensen  die  in  de Wieringermeer aren zochten. Deze waren na de graanoogst op het land achtergebleven. Ze lieten dan hun kleine beetjes graan bij Bos malen.

Veevoer

Na de oorlog breide Jan Bos zijn zaak verder uit. Hij ging vracht rijden, eerst met een afgedankte legerwagen en omstreeks 1950 met een nieuwe zestonner. Bos reed brandstof en veevoer, maar daarnaast ook bietenblad, hooi en stro voor boeren. Bos kreeg weer een behoorlijk aantal veevoerklanten in Hoogwoud en Aartswoud. Deze  waren  voornamelijk  protestants maar er zaten ook katholieken bij. Het ging zowel om koeboeren als om kippenboeren. Tot de eerste behoorde bijvoorbeeld  zijn  buurman  Piet  Donker die behoorlijk anti coöperatief was. Dit had natuurlijk alles te maken met de manier waarop zijn vader in 1927 uit Ons Belang was geraakt. Ook Piet Langedijk van De Gouwe was afnemer. Hij was oorspronkelijk een bakkerszoon die waardering had voor kleine zelfstandigen als Bos.

Op de T-Ford zittend Jan Bos, links van hem Simon Bos en daarachter een knecht.

Bos kocht zijn veevoer bij fabrieken zoals Timmerman in Alkmaar of Wessanen en Kaars Sypestein in de Zaanstreek. Het voer werd met de vrachtwagen opgehaald en  op  de  Lastdrager  vermalen.  Dit gebeurde al sinds 1924 niet meer met windkracht  maar  met  een  Kromhout Dieselmotor die in de maalderij naast de molen  was  geplaatst.  Deze  dreef de bovenste molensteen aan, die ook wel de ‘loper' werd genoemd. De onderste steen heette de 'legger' Het binnenwerk van de molen was er al uit gesloopt en de molen diende nog slechts als opslagplaats.

Brandstof

Voor Bos was de handel in ‘zwarte brand' het belangrijkste. Klanten had hij overgenomen van Ons Belang. Bos had niet alleen klanten in deze omgeving maar ook in Alkmaar en de Zaanstreek. Bos leverde aan het personeel van de fabrieken waar hij zijn veevoer kocht. Hij leverde zelfs aan eigenaar Timmerman zelf. Het voordeel van deze handel was dat de vrachtwagen zowel heen als terug vol was.

Bos kocht volgens Cor Potgiesser zijn brandstof eerst bij groothandelaren uit deze omgeving, zoals Andries Blanken uit Opmeer en De Draai uit Hensbroek. Deze werden ook wel ‘hokkebazen’ genoemd. Bos was daar echter niet tevreden mee omdat er wel eens gerotzooi was met bestellingen: ‘nam je een partij antraciet af dan moest je er ook nog eierkool bijnemen’. Bos had handelsgeest en besloot rechtstreeks bij de echte groothandel of bij de mijnen te kopen. Dit deed hij samen met collega Arie Borst uit Obdam. Dit liep zo goed dat er later ook andere handelaren bijkwamen zoals Spaansen uit Oudendijk en handelaren uit De Streek. Zo werd het een echte inkoopvereniging die ‘De Westfries’ heette. Andere kleine handelaren uit Hoogwoud zoals Ger Oud en Oudejans bleven bij Blanken kopen. Ze hadden niet het geld om een voorraad aan te leggen. Bos was niet onbemiddeld en was bovendien zoals gezegd een handelaar.

Bos liet in totaal vier cellen bouwen waar elk 1,5 wagon brandstof in kon. Kolen waren er van grof tot fijn, van maat 2 tot maat 5. Maat 2 was zware brandstof die veel hitte gaf en gestookt werd bij echt koud weer. Maat 4 en 5 was fijne brandstof voor als het niet te koud was. Tot de zware brandstof behoorde ook vetkool, afkomstig uit Amerika. Dit was goedkope brandstof die veel hitte gaf maar als nadeel had dat het walmde. Het werd gemengd met gewone kolen. Donitz was de beste en de duurste brandstof, afkomstig uit Rusland. Het gaf veel warmte. Het overblijvende kolengruis ging naar Arie Borst, die het verkocht aan de katholieke kerk van Obdam. Deze had een speciale kachel waarbij de gruis bewaard werd boven de kachel en door kleine gaten in de vloer op het vuur viel. Zo was men verzekerd van gortdroge brandstof.

Een advertentie uit de Feest-courant van september 1945.

Jan Bos had in die tijd op het land achter zijn huis een hoenderfarm waar wel honderd kippen liepen. Alle jaren nestelden zich daar ook een stel zwanen die eigendom waren van handelaar Henk Dam. Jan Bos ving daar in de naoorlogse jaren wel 25 gulden voor. Na de bouw van de Molenstraat verplaatste Jan deze activiteiten naar de andere kant van de Koningspade waar hij land huurde van de gemeente. Ook bakker De Haan had daar land voor zijn ket en een paar koeien. De Haan moest een deel ervan afstaan voor de kippenhokken van Bos.

Jan en Cor reden gezamenlijk met de zestonner naar de klanten. Vrijdags deden ze Aartswoud, waar ze bijna huis aan huis klanten hadden. Ze leverden daar niet alleen zwarte brand, maar ook kippevoer, hardvoer en onkruidbestrijdingsmiddelen. Op woensdag reed Cor naar Veenhuizen, Zandwerven en Spierdijk. Vaten olie werden door Cor in een kar achter de fiets naar De Langereis of De Gouwe gebracht.

De molen rond 1940, gezien vanaf de Westerboekelweg.

In de jaren zestig ging het minder met de handel in vaste brandstoffen omdat vele huishoudens overschakelden op olie en/of gas. Bos bleef echter bestaan terwijl anderen het loodje legden al moesten de kolen soms wel heel ver gebracht worden. Cor rekende altijd af met de klanten en had dan het geld van de hele week op zak. Zaterdagmiddag of zondag kwam Cor bij Bos om het geld af te dragen. Cor wilde wel van dat geld af omdat het toch om een heel bedrag ging! Mevrouw Bos vond het nogal storend omdat al het geld wel geteld moest worden en wilde dat Cor maar op een ander tijdstip kwam. Voortaan rekende Cor af op maandagochtend.

Het einde

Toen Jan ziek werd kwam Jef Fransen uit Aartswoud in dienst. Nadat Jan in het ziekenhuis belandde namen Jef en Cor de zaken waar. Jef heeft in de periode dat Jan in Leiden werd behandeld mevrouw Bos vele malen naar het ziekenhuis gereden. Jan stierf in de strenge winter van 1963 in zijn eigen huis in het bijzijn van zijn vrouw. Veel te vroeg is ook deze Bos gestorven; hij is maar 55 jaar geworden.[10] Met haar drie dochters[11] bleef vouw Bos achter en ze kon mede door de steun van Jef Fransen en Cor Potgiesser de zaak nog enige jaren voortzetten. In 1972 is ze in Alkmaar gaan wonen.

Grietje, Willem en Gerrit woonden nog steeds te samen in het molenaarshuis. In 1965 zijn ze verhuisd naar Burgemeester Hoogenboomlaan 25. Ze hebben daar gewoond tot het moment dat Grietje meer verzorging nodig had. Toen zijn ze alle drie naar Huize Avondlicht in Hoorn gegaan. Lang heeft Grietje daar niet meer geleefd. Ze is op 3 maart 1975 gestorven. In 1976 op 1 mei overleed haar broer Willem en weer een jaar later op 19 december 1977 sloot Gerrit voorgoed zijn ogen.[12] In datzelfde jaar had hij nog een briefkaart geschreven naar zijn vroegere buurjongen waarop stond: ‘Hoe is het in Hoogwoud / weinig nieuws zeker / het is hier iedere dag hetzelfde.’ Triest.

De molen en gebouwen waren toen al weer enige jaren in andere handen. De firma Schermer uit Hauwert had alles overgenomen. En zo kwam er een einde aan het Bos-tijdperk. Het molenaarshuis werd verbouwd en kreeg een (later vergrote) aanbouw, snackbar ‘De Lastdrager’. Hierin werd naderhand een restaurant gevestigd en weer later een atelier, beide met dezelfde naam. De molen ‘De Lastdrager’ is nu bezit van de stichting ‘De Westfriese Molens’, welke een commissie is van het Historisch Genootschap ‘Oud West-Friesland’ te Hoorn. En wanneer de wieken………

 

[1] Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 28 (1974). P. 268.

[2] D. Bos, aangehaald werk (=a.w.). p. 38-39. J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel I, Zaltbommel 1971, nr. 37. J. Slooten, Kent u ze nog… de Hoogwouders?, Zaltbommel 1972, nrs. 15 en 16.

[3] Het grafschrift van vader en moeder Bos op de openbare begraafplaats van Hoogwoud luidt: Hier rust / onze lieve vrouw / en moeder / M. Bos-Bakker / geb. 17 mei 1864 / overl. 18 Jan. 1933 / en onze lieve vader / J. Bos / geb. 3 Oct. 1864 / overl. 5 Juli 1946.

[4] J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel I, Zaltbommel 1971, nr. 37.

[5] J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel I, Zaltbommel 1971, nr. 37. J. Slooten, Kent u ze nog… de Hoogwouders?, Zaltbommel 1972, nr. 7. J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel 2, Zaltbommel 1976, nrs. 29 (en 21?).

[6] J. Slooten, Kent u ze nog… de Hoogwouders?, Zaltbommel 1972, nr. 34. J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel 2, Zaltbommel 1976, nr 7 en 14. B. Voets, Een kijkje in de geschiedenis van Hoogwoud en Aartswoud, Hoorn 1977, p. 87.

[7] Ir. C. Koeman, Stamreeks van Pieter Jansz. Donker (1764-1832) en zijn nakomelingen naamdragers (Westfriese Geslachten I, uitgegeven door ir. C. Koeman, Westerblokker 13. Druk: B.B.C. Blokker), Westerblokker febr. 1962, blz. 17:45. VI/9, Zie 33. [33: Christiaan, geb. Twisk 9-3-1905; zoon van Joris Donker, geboren Twisk 8-7-188, veehouder te Twisk, overleden Alkmaar 19-5-1932, getrouwd Twisk 27-4-1902 met Elisabeth Rooker, geboren Twisk 23-12-1878 als dochter van Christiaan Rooker x Antje Coevert.] Christiaan Donker, geboren Twisk 9-3-1905, Technisch bedrijfsleider, Hengelo. Getrouwd Hoogwoud 30-10-1928 met Hillegonda Bos, geboren Hoogwoud 16-10-1905, dochter van Jan Bos x Maartje Bakker: overleden te Hengelo 19-9-1959. Kinderen: Jo Jan, geboren Tegal (Java) 21-5-1930, machinist Hengelo. Marie Elisabeth, geboren Wijk aan Duin en Zee 22-12-1925; getrouwd Stuttgart 1961 met Eckart Christoph Dathe, textielzaak.

[8] Haar grafschrift luidt: Rustplaats / van / Hillegonda Bos / geb. 16 okt. 1905 – overl. 22 sept. 1959.

[9] J. Slooten, Kent uze nog… de Hoogwouders?, Zalltbommel 1972, nr 30. J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel 2, Zaltbommel 1976, nr. 12 en 14. B. Voets, Een kijkje in de geschiedenis van Hooogwoud en Aartswoud, Hoorn 1977, p. 97 (foto).

[10] Zijn grafschrift op de openbare begraafplaats te Hoogwoud luidt: Hier rust / onze lieve / man en vader / Jan Bos / geb. 12 januari 1907 / overl. 2 januari 1963.

[11] Dochter Jannie zien we in: J. Slooten, Hoogwoud in oude ansichten deel 2, Zaltbommel 1976, nrs. 15 en 19.

[12] Hun grafschrift op de openbare begraafplaats van Hoogwoud luidt: Hier rust / Willem Bos / 19-1-1893 – 7-5-1976 / en zijn broer / Gerrit Jan Bos / 19-1-1898 – 19-12-1977.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall