Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De kleine bazar: een Bijenkorf in het klein

Door Martien Hoogland

Praten met de 87-jarige Jan Pater is praten met het symbool van de Hoogwoudse middenstand. Tussen 1934 en 1988 runden hij met zijn vrouw een winkeltje aan de Boekel (tegenwoordig Burg. Hoogenboomlaan), waar werkelijk van alles te koop was: van muizenval tot zuigstick (speen), maar ook speelgoed, textiel en porselein. Het was een Bijenkorf in het klein. Het winkeltje, de kleine bazar, met zijn vele houten schappen is nog steeds in tact en staat op de wenslijst van het Open Lucht Museum in Enkhuizen. We zitten in de keuken en kijken uit over de tuin waar de, nog steeds  eigenhandig, door Jan gepote Eerstelingen al boven de grond komen.

Jan Pater werd op 26 juni 1910 in Den Helder geboren. Zijn vader werkte er voor de posterijen en vertrok in 1916 naar Amsterdam  waar hij  promotie maakte binnen de post en wel tot assistent 1 ste klas inklaring. Hij kreeg de post uit het buitenland onder zijn hoede. Het gezin Pater woonde in de Nieuwendam, wat toen net een dorp was: ‘je kon er iedereen', aldus Jan.

De winkel van de familie Rentenaar zoals hij eruit heeft gezien in de tijd dat Jan Pater en zijn vrouw Bets van der Putte hem overnamen. Voor de winkel zien we Arie Rentenaar met zijn vrouw.

Na een tweejarige Mavo-opleiding ging Jan in 1926 voor de sociale verzekeringsbank in de Lutmastraat werken. Hij hield zich bezig met de uitbetaling van pensioenen en ongevallenuitkering aan arbeiders. Het ging nog maar om kleine bedragen. Eens kwam Jan de naam van dorsbedrijf Klomp aan De Gouwe tegen. In deze tijd bereidde Jan zich onbewust al voor op zijn latere werk door een driejarige cursus handelsavondschool te volgen, waar hij vakken als boekhouden en handelsrekenen kreeg. Echter in 1931 onderging Jan een nieroperatie, waarvan hij niet snel herstelde. Aangezien hij nog geen vaste aanstelling had, kwam hij op straat te staan. Het was het begin van de crisistijd en hij pakte alles aan om in zijn levensonderhoud te voorzien: fietsen maken, kruidenier, manufacturier, pondbaas, schilder, maar geen van deze baantjes duurden lang.

Ondertussen leerde Jan zijn latere vrouw Bets van der Putte kennen. Ze werkte als borduurster bij de sjieke zaak Liberty. Daar kwam deftig publiek en zelfs de koningin kocht er wel eens. De zaak was dan ook prijzig en het gezegde ging dan ook:  als  binnen  de vrouw  koopt  bij Liberty, dan staat buiten de man bibberend te wachten!

Op een dag kwam ome Piet Blokker, die op de Mariahoeve in Ter Diek boerde, met de mededeling dat er in Hoogwoud een kruidenierszaak te koop stond aangeboden.  De  oude  eigenaresse  mevrouw Rentenaar was overleden en haar man Arie,  die  boerenknecht  was  bij  Piet Donker, had geen verstand van de winkel. De meid Trien Keizer voerde nog wel een tijdje de scepter over de winkel, maar dit was slechts een tijdelijke oplossing. Op een zondag togen Jan en Bets met vader en moeder Pater naar Hoogwoud om de winkel te bezichtigen. Daarna wandelden ze naar Ter Diek om ome Piet verslag te doen: 'het leek ons wel wat', was de conclusie. Het geld was nog wel een probleem, maar `dat komt wel goed' zei oom Piet. Over de koop van de zaak werd vervolgens onderhandeld door ome Piet, vader Pater en een broer van de overleden vrouw Rentenaar, die tevens directeur van de N.H. Landbouw Bank in Alkmaar was. Er rolde een redelijke prijs uit en in september 1933 was de koop een feit. Het gehele gezin Pater vertrok daarop naar Hoogwoud om het te proberen. Vader Pater was al in de 60 en had recht op wachtgeld vanuit de posterijen. Eerst woonden ze allemaal in het huis aan de Boekel. Op 4 oktober 1934 trouwden Jan en Bets en vertrokken zijn ouders naar Nieuwe Niedorp.

De Paters stelden zich soepel op tegenover  de  bevolking  van  Hoogwoud. Daarbij was de familie van Jan oorspronkelijk afkomstig uit deze omgeving. Zijn opa boerde aanvankelijk in de IJpolder onder Amsterdam, maar men zijn boerderij aan het einde van de 19de eeuw moest wijken  voor werkzaamheden  aan  de spoorlijn Amsterdam-Zaandam verhuisde hij naar het Ter Dieker Paadje in Winkel. Jan's vader ging in Winkel voor de posterijen werken, alvorens naar Den Helder te vertrekken.

In de winkel  verkochten Jan en zijn vrouw werkelijk van alles: kruidenierswaren, textiel, porselein, rookwaren, boek en papier, drogisterijspullen, speelgoed: `de duvel en zijn ouwe moer’ volgens Jan. Jan en zijn vrouw waren afkomstig uit Amsterdam en waren daarom goed op de hoogte van wat waar te koop was. Door het uitgebreide assortiment was het niet moeilijk om klanten te vinden.

Kruideniersartikelen

Pater was open van 8 uur 's ochtends tot 10 uur 's avonds en wel zes dagen in de week. Concurrenten waren Jan Smit die een winkel had naast dokter Pool, Kees Commandeur in de Boekel en Cor Mol die tegenover de katholieke kerk een winkeltje had. Kees Commandeur was in 1926 tegenover de katholieke kerk begonnen maar was na een conflict met pastoor Bitter in 1929 naar de Boekel vertrokken, waar zoon Piet tot in de jaren tachtig een winkel dreef. Pater had misschien 20 a 25 klanten. Op woensdag ging hij ze langs om de bestellingen op te nemen, die op vrijdag of zaterdag rondgebracht werden. De bestellingen werden opgeschreven in een dik winkelboek. Op maandag maakte hij een rondje om het geld op te halen, meestal een paar gulden per huishouden. In de jaren dertig gebeurde het regelmatig dat mensen niet konden betalen. Het ging meestal om arbeiders maar ook wel eens om een boer. Een keer vroeg een boer hem om volgende week terug te komen, want dan zou hij het verschuldigde geld wel hebben. Jan werd echter ontvangen door een ontdane boerin die hem vertelde dat ze nog steeds niet kan betalen omdat een bus melk van 40 liter niet meer dan een gulden had opgeleverd. In de jaren 30 bleven diverse rekeningen liggen, maar de meesten werden in de oorlog afbetaald.

 Vrouw Pater en Jan Pater in 1993. Pater had zijn winkel opgevuld met spullen die hij nog overhad. Hiermee krijgen we een indruk hoe de winkel vroeger was. Het was alleen wat voller volgens Pater.

De  belangrijkste  kruideniersartikelen waren Van Nelle thee, Douwe Egberts koffie, schoensmeer, erwten en bonen, groene en grauwe erwten. Suiker en stroop werden nog los verkocht. Stroop zat bijvoorbeeld in een groot blik. Met een pollepel werd een pondje stroop in een kleinere stroopkan geschept die betamelijk `de zoete inval' werd genoemd. Vervolgens werd deze kan op de weegschaal gewogen en daarna in de kan van de klant geschonken. Dit was vaak een oude melkkan. Zeep was er in drie varianten: zachte Driehoek zeep, zeeppoeder van Klok en harde blokken zeep van Sunlight. Jan kocht deze spullen meestal in bij de groothandel "De Hanze' van Klaver in Opmeer. Ook kocht hij wel bij de inkoopcombinatie van Edel en Thies uit Hoorn. Veehandelaar Mulder nam dan op zaterdag de bestelde spullen mee naar Hoogwoud.

Vrouw Pater achter de toonbank (foto 1993).

Textiel

Pater verkocht oak textiel. De belangrijkste 'concurrent' in deze branche was Leo Swan die tegenover de katholieke kerk een winkel dreef. Het was eigenlijk meer een collega. Wanneer Jan en Leo elk op de fiets hun ronde deden, dan groetten ze elkaar. Kleermaker Nardus Bos verkocht in het begin ook nog manufacturen maar daarmee stopte hij na tijdje. Bos en Pater waren  trouwens  goede  vrienden,  die regelmatig   elkaars   boeken   leenden. Zowel vrouw Pater als Nardus Bos hielden namelijk bijzonder van  lezen.  De Duitser Haberman, die in Hoogwoud lang een goed lopende textielzaak had, was net overleden en vrouw Kayer was nog niet met haar zaak begonnen.

Pater verkocht manufacturen zoals knotten wol, rode zakdoeken, heren onderbroeken, overhemden en korte broeken. Verder verkocht hij stoffen zoals blauw keper voor de boerenkiel en Manchester of Engels leer voor zelfgemaakte werkpakken. De stof werd per el (68 cm) verkocht. De elmaatstok stond altijd naast de eerste toonbank. Zijn vrouw had in deze afdeling een belangrijke vinger in de pap. Zij zocht voor klanten altijd die knopen die goed bij de kleur van de stof pasten. Ze hield ook de voorraad bij en waarschuwde wanneer Jan naar de groothandel  ging:  'neem je  naaimachinegaren mee'.

Jan ging vanaf 1935 met de fiets venten. Hij  had klanten van De Gouw tot in Winkel. Het opvallende was dat wat hij in de winkel aan het Hoogwoudse publiek niet kon verkopen kon hij wel in Winkel en Niedorp kwijt kon. Hoogwoud was namelijk conservatiever dan Winkel en hield bijvoorbeeld langer vast aan het dragen van lange zwarte kousen. In Winkel droegen ze al vleeskleurige kniekousen. In Hoogwoud was dit proces al wel op gang gekomen. Bij de geboorte van zoon Wim in 1937 werden deze kousen al niet meer zo vaak gedragen.

Opvallend is dat Jan zijn textiel vooral kocht  bij  Joodse  groothandelaren  in Amsterdam. Elke maand naar ging hij naar Amsterdam. Jan ging dan vroeg van huis en fietste naar 't Kruis, waar hij de bus naar Purmerend nam en daar overstapte op de bus naar Amsterdam. Hij kocht   bij   B.I.   de   Vries   aan   de Jodenbreestraat of bij  De  Vries  van Buren. Bij  Bekenkamp werden lakens, kussenslopen en ondergoed gekocht. De vertegenwoordiger  van  B.I.  de Vries bezocht Pater trouwens ook in Hoogwoud.  'Het waren  trouwens hele gewone mensen, deze Joodse grossiers', volgens Jan. Om contanten op te nemen opende Jan een rekening bij een vestiging van de Amrobank aan de Jodenbreestraat. De   spullen  werden uit Amsterdam bezorgd door schipper Mol die aan het Damrak een ligplaats had. Het werd ook wel meegegeven met vrachtrijder Bosma die een zaak had aan de Boekel.

Advertentie van de Gebr. Bosma, geplaatst in de Feest-courant van september 1945.

Snoepgoed

Tijdens  de  kermis  was  Pater  open. Kinderen kochten er snoep zoals marsepein, lollies, zoute drop en zoethout. Hij was goedkoper dan de kermisverkopers. Pater had altijd snoep in de winkel, alleen tijdens de kermis en Sint Nicolaas (suikerbeesten) verkocht hij meer soorten. De kermis was nog traditioneel en bestond nog uit een zomer- en een najaarskermis. Jan herinnerde zich dat tijdens het maandagse eerste deuntje de boeren nog vooral bij café Breed (nu Kayer) zaten. Jan nam niet deel aan de kermisactiviteiten die  door  het  kermiscomite  werden georganiseerd. Zijn vrouw deed wel mee aan bijvoorbeeld het paling rapen, waarbij je een vette paling uit een bak moest pakken.

Speelgoed

Ook speelgoed zat in het assortiment van Pater. Speelgoed werd nog uitsluitend tijdens Sint Nicolaas verkocht en niet op verjaardagen,  zoals  later wel  te doen gebruikelijk. In de winkel stond at snel een uitstaltafel waar de jeugd van het dorp zich aan de spullen kon vergapen. Jan  en  zijn  vrouw  begonnen  begin november met de installatie van de tafel. Het ging om poppen, paard en wagens, blokken, prentenboeken  en  auto's,  die opgewonden konden  worden  met een veer. Overdag kwamen de kinderen kijken om een keuze te maken en 's avonds kochten de ouders dan het door hun kroost verlangde speelgoed. Wat niet verkocht werd verhuisde naar zolder, wat trouwens wel een financiële strop was. Jan kocht voor 500 gulden tegelijk in bij Joodse grossiers zoals Bekkers en Polak.

Verder was er porselein en aardewerk: kop en schotels, soepkommen, platte en diepe borden, vleesschalen, etc. Porselein kocht Jan bij Sjaukes in de Warmoestraat of bij Van Leer die een zaak had naast de Sint  Nicolaaskerk  bij   het  Centraal Station.  Het  was  vaak  afkomstig  uit België. Er was trouwens niet veel onderscheid binnen het aardewerk. Alleen het zgn. 'boerenbont’ had een aparte versiering.

Bij rookwaren ging het om de lange aardewerken boerenpijpen die ook nog door voorganger Rentenaar verkocht werden. Verder verkocht hij kleine sigaren, merk Karel I, die in doosjes van 10 stuks voor de prijs van fl. 1,25 werden verkocht. Losse sigaren gingen voor 15 cent per stuk.  Het belangrijkste sigarettenmerk was Miss Blanche, trouwens alleen voor mannen aangezien vrouwen niet rookten. Jan kocht in bij grossier De Bruin uit Winkel en Vervalje die een zaak had aan het Jan Pzn Coen Plein in Hoorn. De verkoop  van rookwaren duurde niet lang door concurrentie van kapper Freek Groot en Bosman.

Jan Pater en Bets van der Putte bij de uitstaltafel.

Aan drogisterij-artikelen verkocht Pater aspirines, hoestdrank, kamferballen, die door vrouwen in de zomer in de winter kleding werd gedaan om de motten weg te houden. Grossiers waren J. De Vries uit Alkmaar en Hoekstra uit Hoorn.

De Tweede Wereldoorlog

Tijdens de oorlog veranderde er veel in de winkel van Pater. Echte produkten werden steeds meer vervangen door 'surrogaat' Nederland kon immers steeds minder grondstoffen uit het buitenland importeren zodat steeds meer namaak gebruikt werd. Textiel werd geleidelijk aan synthetisch, speeIgoed werd van hout, papier werd oorlogspapier, porselein verdween en de kwaliteit van het steengoed verminderde,  waardoor er  sneller scheurtjes inkwamen,   koffie   en   thee   werden namaak. Ook de kwaliteit van het rookwerk werd minder omdat men Nederlandse tabak ging gebruiken. Jan Pater teelde samen met Jan Tromp in zijn achtertuin nog tabak. Jan ging ook spullen verkopen die door stedelingen werden geruild. Zo kocht Jan van een toneelspeler uit Amsterdam zilverwerk dat weer op de Sint Nicolaastafel belandde. Jan ging ook allerlei romannetjes verkopen die hij betrok van ene Barten uit de Schapebuurt in Veenhuizen.

Een bonkaart uit 1944.

Verder zette de Duitse bezetter de schaarse goederen op de bon om zo de verdeling ervan te regelen. Elk gezin kreeg bonnen (textiel, suikerbonnen, etc.) afhankelijk van de gezinsgrootte. Elke bon gaf recht op een bepaalde hoeveelheid goederen die bij de middenstand gekocht konden worden. Jan ging met deze bonnen naar het distributiekantoor in Spanbroek, waar de  bakkerszoon  Simon  Wit  van  De Gouwe de verantwoordelijke man was. Daar ruilde hij ze in voor grote couponnen, waarmee Jan weer bij de groothandel kon kopen. Zo was de cirkel rond. Alle verkopen moesten van de Duitser geregistreerd worden om zwarte handel en woekerij te voorkomen. Dit systeem werd trouwens deels omzeild door een levendige ruilhandel van produkten in natura. Jan had trouwens een voorzichtige boekhouder die hem vertelde alles officieeI te doen.

Jan en zijn vrouw kregen ook te maken met de harde kanten van het oorlogsbestaan. De Joodse  groothandelaren  in Amsterdam waren plotseling allemaal weg. Ze waren vervangen door Nederlandse  plaatsvervangers,  de  zgn. `Verwalters'  Jan ging in deze tijd trouwens steeds minder naar Amsterdam. Op een dag kreeg Jan bezoek van Jan de Vries, de surrogaat-burgemeester van Hoogwoud, die burgemeester Hoogenboom na diens deportatie was opgevolgd. De Vries had in Aartswoud een winkel in electriciteitsartikelen. Hij vertelde Jan dat hij `spijkerwacht’ had op de WestFriesche Dijk tussen Medemblik en Abbekerk, waar op een bepaalde nacht een colonne Duitsers langs zou komen. Jan moest met één van de gebroeders Deken van het Noordend de weg bewaken om ervoor te zorgen dat de ondergrondse er geen spijkers op zouden gooien. Op die bewuste nacht was het echter slecht weer en Deken stelde voor om bij een boer te gaan schuilen. Wanneer er toch spijkers zouden worden gegooid, dan zouden ze vertellen dat dat vast gebeurd was toen ze het andere eind van de weg controleerden. Zo brachten  ze de rest  van de nacht gerieflijk door in het stro bij boer Groot aan de WestFriesche Dijk. Pater werd ook gevraagd of hij onderduikers wou nemen, maar dat ging moeilijk omdat hij zoveel mensen over de vloer kreeg, waaronder de mensen van de Crisis Controle Dienst, die de winkeliers controleerden op zwarte handel.

Na 1945

Na de oorlog  hervatte het leven haar gewone gang. De distributie van goederen werd geleidelijk opgeheven en vooral in de jaren vijftig en zestig nam de welvaart toe. De winkel van Pater bleef zich kenmerken door een veelzijdig aanbod. Men ging hiervoor zelfs reclame maken. Zijn vrouw Bets bedachte de spreuk: `stel niet uit tot later, ga eerst naar Jan Pater' Jan liet hiervan etiketten maken en verspreidde deze in Hoogwoud en omgeving.

Indruk van het interieur (foto 1993).

In de kruideniersbranche koos Jan voor een andere grossier. Van een `vrije' winkelier sloot hij zich aan bij de winkelketens van de SPAR en later bij de VG. Collega Jan Smit koos voor Centra. Het voordeel bestond uit de mogelijkheid van inkoop tegen in het algemeen lage prijzen, maar je had wel de verplichting om alleen daar kruidenierswaren te kopen. Het aanbod van grutterswaren veranderde niet veel, maar wel de verpakking. De warenwet werd steeds strenger en losse verkoop van produkten werd verboden. Suiker werd tot dan toe aangeleverd in zakken van 25 kilo en in de winkel los verkocht. Omstreeks 1952 werd de kiloverpakking  ingevoerd.  Ook  stroop en melk hij de melkboer mochten niet meer los verkocht worden. In de jaren zeventig deed  de  supermarkt  zijn  entree  in Hoogwoud, maar Pater had er relatief weinig last van, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Piet Commandeur die begin jaren tachtig met zijn winkel stopte.

Inzake textiel  kreeg Pater steeds meer concurrentie van Kayer. Jan  reageerde door elke keer met nieuwe produkten te komen. Zo ging hij ander eigen naam petten verkopen: Iron Caps van J.S. Pater. Jan bleef in Amsterdam zijn inkopen doen bij de voormalige Joodse zaken. Ze hadden nog wel dezelfde namen als voor de oorlog maar de eigenaren waren nieuw, terwijl de zaken ook vaak een nieuwe locatie hadden gekregen. Het gebied rondom de Jodenbreestraat was ontvolkt en verwaarloosd zodat er vele gebouwen gesloopt waren. Jan verkocht nog steeds losse stof zoals blauw keeper waarvan handige huisvrouwen overalls maakten. De sortering in textiel breidde zich geleidelijk aan uit. Eerst waren er alleen witte schorten, later ook blauwe en rose. In de jaren zestig kreeg je sportkleding zoals trainingspakken en modern ondergoed.

Pater ging  luxe  serviesgoed  verkopen zoals koekschalen en bloempotten. Opvallend is de opkomst van `katholiek' aardewerk. Het ging om communiegoed zoals kop en schotel, melkbekers of een `dejeuner', een broodbord met een kop en schotel, versierd met afbeeldingen van Maria of van heiligen. Jan kocht dit bij een speciale zaak aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam, vlak bij  het  Binnengasthuis Ziekenhuis. De Paters stonden op goede voet met zowel protestanten als katholieken in Hoogwoud. Men koos er bewust voor om neutraal te blijven, alhoewel er vooral in de jaren veertig en vijftig wel enige spanning bestond tussen beide groepen. Jan kon dit ook in zijn winkel merken, bijvoorbeeld  aan  de  nieuwjaarskaarten. Protestanten wensten elkaar een gelukkig nieuwjaar  en  katholieken  een  zalig nieuwjaar. In de jaren zeventig kreeg Pater concurrentie van smid Groot en nam het belang van serviesgoed in de winkel af.

Jan Pater op karakteristieke wijze (foto 1993).

Het assortiment snoepgoed breidde zich na de oorlog uit met bijvoorbeeld repen chocola en nogablokken. Pater was op zondagmiddag een uurtje open, zodat de jeugd de gelegenheid had om te kopen. Jan kocht het snoepgoed bij groothandel P. Tromp aan de Kaasmarkt. Pater ging nu het hele jaar door speelgoed verkopen, voortaan ook voor de verjaardagen van kinderen.   Nieuwe   produkten   waren stoommachines, hijskranen en elektrische spoortreinen, alhoewel niet veel. De Sint Nicolaastafel bleef veel bekijks trekken.

In de jaren tachtig bouwden de Paters geleidelijk aan hun winkel af, maar Jan en zijn vrouw bleven wel doorgaan, gewoon omdat ze de aanloop zo gezellig vonden. In  September 1988 werd Jan  ziek en kwam hij in het ziekenhuis terecht. Na 55 jaar werd de zaak gesloten. Pater was een begrip geworden.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall