Naar Buiten
Door Bart Knobbe
Toen Rens Kuiper 69 jaar geleden als kleine jongen met zijn ouders aan de Koningspade in Hoogwoud kwam wonen, stond er op de darsdeuren de volgende spreuk geschilderd: Naar buiten! Onlangs is deze tekst opnieuw op de deuren aangebracht. Achter deze woorden gaat een verhaal schuil, dat al van oudsher met deze boerderij verbonden is en waar verschillende versies van bestaan.
De boerderij van de familie Kuiper zoals deze er rond 1900 heeft uitgezien.
In 1979 heeft Cor Kuiper. de vader van Rens, in de krant kond gedaan van zijn variant van deze sage: op oudejaarsnacht rond het jaar 1600 zou plotseling uit de schoorsteen van de toen op deze plek staande boerderij een vreemd, nergens op lijkend gedrocht tevoorschijn gekomen zijn. Het in de hoeve wonende gezin wist niet wat te doen en schakelde de dominee in. Daar ook deze niets uit kon richten, werd de hulp van meneer pastoor gevraagd. De roomse geestelijke slaagde erin om met behulp van een strohalm en de bezwerende woorden 'naar buiten' het monstertje te verjagen. Dat wil zeggen: het wezen zakte even buiten de voordeur door de grond. Precies een jaar later echter, bewoog er iets op deze plek en werd er hier een kleine voetstap aangetroffen. En de geschiedenis herhaalde zich: ieder jaar opnieuw was er op deze plaats een `hanenstap’ zichtbaar. (Het gedrocht had blijkbaar hanenpoten). De boerderij kreeg de reputatie een spookboerderij te zijn alwaar het slecht toeven is: branden. blikseminslagen. grote armoede en geestverschijningen zouden er schering en inslag zijn. De bevolking mijdt deze plek dan ook zo veel mogelijk. vooral bij nacht en ontij.
Één bliksemflits was voldoende om de boerderij van dhr. C. Kuiper in lichterlaaie te zetten (31 oktober 1962). De boerderij brande volledig af.
De meest gangbare versie van dit verhaal heeft een iets afwijkende inhoud, hoewel de meeste elementen duidelijk herkenbaar terugkomen. De herkomst van het verhaal op zich is trouwens moeilijk te achterhalen, het schijnt al lange tijd in deze contreien de ronde te doen. Doorgaans wordt deze geschiedenis gelinkt aan de dood van graaf Willem II, koning van het Duitse Rijk sinds 1247, die in 1256 in de buurt van Hoogwoud plaatsvond. Het spookt dan op de boerenplaats aan de Koningspade omdat de zojuist aangehaalde edelman hier in de 13e eeuw onder de haardplaat begraven zou zijn, na in een gevecht tegen de vrijheidslievende West-Friezen het leven gelaten te hebben. Het monstertje uit het vorige verhaal komt hier terug als een duivel in de gedaante van een hellehond (als straf en vergelding voor het doden van de graaf en het begraven van zijn lichaam in ongewijde grond?).
De graftombe met gebeente van Roomskoning Willem II in Middelburg. Hij werd hier naar toe overgebracht nadat Floris de Vijfde in 1282 het lichaam van zijn vader had gevonden onder een haardplaat.
De inhoud van de meest verbreide versie van dit verhaal luidt als volgt: een op de Koningspade woonachtige boer, die in de meeste versies heiden en boosaardig is of zelfs zijn ziel aan de duivel verkocht heeft, ontwaart op een gegeven moment een pikzwarte hond met vurige rode ogen en enorme afmetingen voor de haard. Daar hij niet weet wat hem te doen staat, besluit hij, wanhopig, de hulp van de dominee te vragen. Hij was blijkbaar geen lid van de katholieke kerk, maar van de hervormde. De protestantse geestelijke gaat met hem mee en tracht het monster met een dikke stok te verjagen. Hij faalt echter, de hond bijt de stok doormidden en de predikant verlaat bibberend het toneel, aanradend om meneer pastoor te vragen hoe te handelen. Zo gezegd, zo gedaan. De boer tijgt naar de rooms katholieke pastorie en vertelt de priester wat hem overkomen is. Deze luistert aandachtig, kijkt bezorgd, spreekt een gebed uit en besluit met de ongelukkige agrariër mee te gaan.
De paarden voor de tilbury van de boer komen pas in beweging nadat de pastoor een aantal bezwerende formules uitgesproken en een kruisteken geslagen heeft. Aangekomen op de plek des onheils, vraagt de geestelijke de boer hem een strohalm aan te reiken. Hiermee verdrijft hij in naam van God het duivelse wezen. Deze wordt op een platte wagen weggebracht naar een naburig bos. Hier wordt hij losgelaten en weggejaagd (het Kreilerbos, de Lage Hoek en de Hanedoes worden als locaties genoemd). Het beest mag terugkeren met de afstand van een hanenstap per jaar.
Als bijzonderheid moet nog worden genoemd, dat volgens dit verhaal de koeien nooit gaan liggen of grazen op de plek waar destijds graaf Willem II onder de haardplaat begraven gelegen heeft.
De indruk is misschien gewekt dat het om een zuiver Hoogwouds volksverhaal zou gaan, dit blijkt bij nadere bestudering echter niet het geval. K. ter Laan maakt in zijn Nederlandse overleveringen melding van een heel aantal zeer op onze geschiedenis lijkende eeuwenoude verhalen, met enige onderlinge variatie, uit heel andere streken (bladzijde 258-263). Hij heeft het hoofdstuk als titel "Eén hanetree" meegegeven. In alle door hem aangehaalde gevallen gaat het om een zich onchristelijk gedragend individu dat na zijn of haar dood buiten het dorp begraven wordt, blijft rondspoken en ieder jaar, in de meeste gevallen op nieuwjaarsdag, met een afstand van een hanenstap terugkeert naar het dorp. In een geval wordt er melding gemaakt van een stap per zeven jaar, in een ander van een stap per hoogtijd. Vaak wordt er vermeld dat er wat bijzonders te gebeuren staat als de geest van de ontaarde persoon de voormalige woonplaats bereikt, soms zelfs zou dit de dag van het laatste oordeel zijn.
Een ander regelmatig terugkerend thema is dat van voor een kar gespannen paarden die niet in beweging te krijgen zijn. Komt dit in de Hoogwoudse versie een beetje uit de lucht vallen -het wordt niet gemotiveerd- hier echter wordt het veroorzaakt door het gewicht van de stoffelijke resten van de kwaadaardige overledene, als vrome bewoners proberen het lijk buiten het dorp te brengen. In een geval heeft de gestorvene hierbij trouwens de gedaante van een zwarte hond aangenomen, in volksverhalen een veel voorkomende vermomming van mefisto. Meerdere malen is overigens ook sprake van een geest of spook dat tijdens zijn of haar leven al een verbond met de duivel gesloten zou hebben, deze binding van de hoofdpersoon met duistere krachten kwamen we ook in de West-Friese variant tegen.
In 1970 sloeg de rode haan opnieuw toe. De in 1962 herbouwde boerderij ging opnieuw in vlammen op.
De strijd tussen protestanten en katholieken komt slechts eenmaal voor in de door Ter Laan vertelde verhalen. Ook hier moet de dominee het afleggen tegen de pater, die met banspreuken wel de geest, in dit geval van een overleden moordenaar, in zijn macht krijgt. Typisch Hoogwouds in deze verhalenreeks lijken de volgende thema's: de strohalm waarmee de pastoor de duivel verjaagt en het feit dat er geen sprake is van een overleden zondaar (de monsterlijke hond verschijnt vanuit het niets), maar van een zondige daad in het verre verleden, namelijk het doden van Rooms koning graaf Willem II. De gebeurtenis vindt echter, tenminste in één versie (De Hanestap,van C. Kuiper en C. Modder) wel plaats in het huis van een vilein mens. Ook de niet-grazende koeien op de plek van de misdaad komen in de andere verhalen niet voor.
Over de ontstaansplek van deze volksverhalen, waarin, zoals gezien, meerdere thema's elkaar afwisselen, is niet veel duidelijkheid. Wel is er iets te zeggen over het moment van ontstaan van de versies waarin de geestelijkheid een zo belangrijke rol speelt, waaronder die van Hoogwoud dus. Deze hebben hoogstwaarschijnlijk opgang gedaan tijdens de reformatie (de kerkelijke hervorming uit de 16e eeuw) of de contra reformatie (de door Rome ingezette actie om actief de hervorming te bestrijden) als katholieke propaganda. Daar waar immers de protestantse herder jammerlijk faalt met een grote dikke stok, slaagt zijn katholieke broeder met behulp van slechts een strohalm. Bovendien is de zondaar lid van de protestantse kerk en blijkt de pastoor veel toegewijder aan God dan zijn hervormde collega: hij bidt, slaat kruisen en verjaagt de duivel onder het aanroepen van God.
Bij één van de door hem aangehaalde versies, vermeldt Ter Laan dat de hoofdpersoon, een zondares die na haar dood blijft rondspoken, waarschijnlijk de hervorming toegedaan geweest is. Het verhaal heeft dan een historische achtergrond: van een vrouw uit Munnekezijl werd verteld dat ze het met de duivel hield omdat ze tot de protestantse kerk behoorde. (In deze versie komt overigens noch een dominee, noch een pastoor voor).
De godsdienststrijd is dus waarschijnlijk de basis geweest van de tekst op de darsdeuren van boer Kuiper.
Een afbeelding van Roomskoning Willem II op zijn troon zoals te zien in Middelburg.
Gebruikte literatuur en artikelen:
De Hanestap (interview met C. Kuiper), uit De Noord Holland Rekreatiekrant, 28 juli 1979.
C. Kuiper en C. Modder, De Hanestap, uit Informatieblad Stichting "Historisch Niedorp", nummer 22, juni 1994.
D. Pijper, De Hanestap, Een Westfriesche legende, uit West-Frieslands Oud en Nieuw, jaargang 5, 1931.
ter Laan, Nederlandse overleveringen, Zutphen, 1981, uitgeverij Thieme.