Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Negentig jaar katholiek onderwijs in Hoogwoud en Opmeer

Door Martien Hoogland en Bep de Haan-Appel

In 1868 maakte de Grondwet de oprichting van bijzondere scholen weer mogelijk. Zoals bijna overal liepen de katholieke kinderen nog aan het begin van onze eeuw op openbare scholen. Die van Hoogwoud werd echter te klein en je kinderen naar het 'heidense' Aartswoud laten gaan, zoals de gemeenteraad had besloten, ging de katholieken te ver. Op 2 januari 1909 kon hoofdmeester Wegdam dan ook de eerste leerlingen begroeten in de katholieke lagere school (nu o.a. jongerenvereniging Pardoes). Die stond tegenover de Johannes de Doper kerk. Na Wegdam volgden er nog twee schoolhoofden, namelijk J.F. Potter en S.M. Beemster. Verder waren bekende onderwijzers als meester Tulp en juffrouw Klaver aan deze school verbonden. In 1934 kwam er een bewaarschool voor de kleine kinderen waarvan Gré Wegdam tot 1979 het hoofd was.

Het begin was moeilijk

Katholiek lager onderwijs was al eerder aan de orde in Hoogwoud. Al omstreeks 1865 dacht pastoor Van Staveren aan de vestiging van kloosterlingen in Hoogwoud, die het katholiek onderwijs voor hun rekening konden nemen. Zij waren goedkoop in een tijd dat de overheid alleen het openbare onderwijs betaalde. Maar het erg zelfstandig Hoogwoud was geen al te vruchtbare tuin voor kloosterroepingen gebleken, op spontane medewerking van zuster congregaties behoefde niet te worden gerekend. Alleen de orde van de Salzkotten had belangstelling, maar de Hoogwouders wilden hen niet, onder andere omdat het een arme orde was afkomstig uit het land van de maaiers, ook wel poepen genoemd.

Pastoor Van den Bosch, die in 1900 in Hoogwoud kwam, bracht in 1908 het idee van een katholieke lagere school weer naar voren. De openbare school te Aartswoud kampte met een tekort aan kinderen waardoor een leerkracht overbodig dreigde te raken. Op de openbare school te Hoogwoud waren er ruim voldoende kinderen, vooral afkomstig uit de grote katholieke gezinnen. Op voorstel van de katholieke wethouder Klaas Van Diepen (woonachtig op de Sint Raphaelhoeve aan de Herenweg) besloot burgemeester Breebaart om de kinderen van het Noordeinde naar de school in Aartswoud te sturen. Dit voornemen leidde tot protesten van de katholieke ouders. Ze vreesden dat hun kinderen bespot zouden worden om hun geloof. Het katholieke raadslid Cees Schilder vroeg daarom om intrekking van het voorstel. Volgens Breebaart was vrees voor bespotting ongegrond omdat het schoolhoofd daartegen zou waken. Het voorstel van B & W bleef gehandhaafd.

De ouders hielden daarop hun kinderen thuis en stuurden een protest naar de schoolopziener en naar de provincie Noord-Holland. De opziener vond de angst voor discriminatie ongegrond. Volgens Schilder waren er geen bezwaren tegen het onderwijs en het onderwijzend personeel, maar het ging er vooral om dat de bevolking behoorde tot de vrijzinnige partij die recht tegenover de katholieken stond. Contacten met deze bevolking zou leiden tot gevaar voor de katholieke zedenleer, aldus Schilder. Ook Van Diepen veranderde van standpunt waarna het voorstel werd ingetrokken.

De katholieke school met onderwijzerswoning. 
Rechts het woonhuis van meester Tulp.

Pastoor Van den Bosch stelde daarop de bouw van een katholieke lagere school voor. Hij liet door architekt J. Stuyt een tekening maken voor een drieklassige school met onderwijzerswoning en voor de som van f10.200 werd het werk aangenomen door de bekende timmerman Jacob Ursem uit Opmeer. Het kerkbestuur (bestaande uit de rijke veehouders P. Vriend, K. van Diepen, A. Groot en C. Laan) wilde het plan alleen steunen wanneer het onderwijzend personeel door een zusterhuis geleverd zou worden. Van den Bosch kon geen kloosterorde interesseren maar besloot toch door te zetten. Hij liet een intekenlijst rondgaan onder de bevolking, die aanvankelijk f5000 opleverde. Toen pastoor de huizen langs ging kwamen echter diverse mensen hun toezegging niet na. Het kerkbestuur kwam met slechts f400 over de brug, ondanks dat er zeer rijken deel van uitmaakten. Van den Bosch schreef aan de bisschop dat het kerkbestuur zich niet de minste moeite had getroost om een hand uit te steken. Uiteindelijk heeft hij zelf f8000 moeten bijpassen uit de kerkinkomsten. Teleurgesteld en verbitterd vroeg hij bisschop Callier om ontslag.

Hoofdmeester Wegdam

De katholieke lagere school begon in 1909 met drie lokalen. Hoofdmeester was Gerard Wegdam die in 1881 geboren werd in het dorp Ambts-Delden in Twente. Wegdam was boerenzoon maar kwam voor de klas terecht omdat hij niet sterk genoeg was voor het boerenbestaan. In zijn geboorteplaats stond Wegdam voor een neutrale school, maar omdat hij de voorkeur gaf aan een katholieke school vertrok hij naar Hoogkarspel. In 1908 solliciteerde hij naar de functie van hoofd voor de katholieke school in Hoogwoud. Naast Wegdam stonden juffrouw de Moel en juffrouw Rood voor de klas. Juffrouw Rood was een thuishaalder afkomstig uit De Weere. Ze woonde in het lange huis tegenover de latere kleuterschool, naast de werkplaats van Vlaming. Juffrouw Rood stapte in 1919 op zodat Wegdam en De Moel er alleen voor stonden. Het was in die tijd moeilijk om katholiek onderwijzend personeel te krijgen. De oplossing was dat juffrouw de Moel de eerste drie klassen onder haar hoede nam en Wegdam de hoogste drie. Kinderen kregen daarom maar een paar dagen in de week les. Ouders met geld gingen om die reden op zoek naar andere scholen. Zo werd Jaantje Groot op het internaat in Wognum geplaatst. In 1924 vertrok juffrouw de Moel, zij werd opgevolgd door meester Bak.

De onderwijzers in de periode 1927. Staand v.l.n.r. 
meester Bak, mej. Gré Wegdam en meester Tulp. Zittend: het 
hoofd der school G. Wegdam geflankeerd door mej. Beerepoot 
(links) en mej. Blom (rechts).

In 1934 stonden in de lagere school naast hoofdmeester Wegdam ook de meesters Bak en Tulp en juffrouw Klaver voor de klas. Overige onderwijzers waren onder andere juffrouw Portegies en meester Portegies en vele anderen. Juffrouw Klaver en Meester Tulp waren tot in de jaren zeventig gezichtsbepalend voor het katholieke onderwijs in Hoogwoud.

Juffrouw Klaver

Vader Klaver boerde aan de Breestraat in Opmeer in de huidige bibliotheek. Hij was getrouwd met Maartje Reuzenaar, dochter van de rijke Cor Reuzenaar. Klaver zat tussen 1926 en 1937 in het kerkbestuur en was secretaris tijdens de oprichting van de kleuterschool. Hij was bovendien een kerkelijke man die op zondag twee keer te kerk ging. Hij las het katholieke weekblad De Tijd en ging op 9 juli naar Den Briel om daar de moord op de 19 martelaren te herdenken.

De oprichting van een katholieke lagere school was binnen huize Klaver niet vanzelfsprekend. Moeder Klaver had op de openbare school in Opmeer gezeten en ze was er prima tevreden. Dochter Afra herinnerde zich een goede verhouding tussen protestant en katholiek in haar kinderjaren. Je speelde gewoon met elkaar. Meester Woutman van de openbare school (bij de huidige AC de Graafweg) zou er zelfs voor zorgen dat de roomse kinderen uit zijn school op woensdagmiddag naar de katholieke kerk gingen om er de Lering te volgen.

Het onderwijsteam (+/- 1958). 
V.l.n.r. Meester Potter, Gonny Mooij, Afra Klaver, 
Gré Wegdam, Piet Portegies, Gerard Tulp en juf Koning.

Afra Klaver ging als een van de eersten uit deze omgeving naar de katholieke opleiding voor onderwijzeressen in Bergen. Afra ging ook naar Bergen omdat ze ziek was en vreselijk verwend werd door oma Reuzenaar. De dokter zei dat dit niet goed was en Afra ging daarom naar Sint Antonius van de zusters Urselinen. Haar zus Nel ging er ook heen, terwijl twee broers naar de katholieke middelbare school in Voorhout gingen. De Klavers waren hiermee onder de katholieken een uitzondering. Protestanten gingen veel vaker naar de middelbare school.

Bergen was zeer katholiek. Afra moest elke week te biecht. Ze protesteerde hiertegen want in Opmeer hoefde ze maar eens in de maand, namelijk elke eerste vrijdag van de maand. De nonnen zongen 's nachts tijdens het 40 urengebed en de kinderen moesten dan aanwezig zijn. Afra Klaver had dan ook ruzie met de leiding in Bergen en kreeg daardoor weinig steun bij haar sollicitatie. Bovendien gaf Bergen voorrang aan leerlingen die hun studie nog moesten afbetalen. Vader Klaver kon de opleiding direct betalen. Afra kreeg een baan in het ver weg gelegen Boskoop. Ze zei tegen de leiding: 'zo is deze baan over' Na Boskoop ging Afra naar Amsterdam waar ze het prima naar de zin had. Ze keerde terug naar Hoogwoud omdat haar moeder ziek werd en verzorging nodig had. Afra verkeerde in tweestrijd en legde de situatie voor aan haar biechtvader. Deze wees haar op haar plicht tegenover haar ouders. Afra bleef in Hoogwoud. Ze was actief binnen het Genootschap Oud WestFriesland en hielp mee met het vastleggen van de West-Friese taal. Verder maakte ze in de vakanties lange reizen naar o.a. Sint Petersburg.

Meester Tulp

Gerard Tulp werd in 1909 geboren in Grootebroek. Vader was aanvankelijk tuinder maar werd ziek. Moeder begon daarna een modezaak waar de rijke boeren en tuindersvrouwen van de Streek hun hoeden kochten. Moeder Tulp was een welbespraakte vrouw, die met protestanten kaartte. Gerard Tulp wilde aanvankelijk timmerman worden, maar ging op aandrang van zijn ouders naar de middelbare school, zodat hij aannemer kon worden. In 1922 ging hij naar de net gebouwde kostschool in Medemblik, waar de Fraters uit Tilburg de scepter zwaaiden. Na twee jaar ging Tulp naar de bisschoppelijke kweekschool in Beverwijk. Deze werd geleid door een priester-regent, terwijl Duitse nonnen voor de klas stonden. Men was autoritair en zeer katholiek, met 's morgens een mis en 's avonds een rozenhoedje. Het regiem was ook karig. Elke morgen kreeg Gerard slechts twee sneeën brood, zodat hij behoorlijk afviel. In de zomervakantie kwam hij soms wel twaalf pond aan.

Meester Tulp op het schoolplein tijdens het speelkwartier. Op de foto zien we o.a. 
Tiny van Duin, Jan de Jong, Martien Dam, Hans Breed, Cor Groot, Marijke Potter, 
Piet Groot, Ko van Diepen en Nel Breed.

Tulp solliciteerde als één van de laatste in Hoogwoud en zijn brief kwam daarom boven op de hoge stapel te liggen. Deze brief werd als een van de eersten geopend. Bij het gesprek waren zowel Bitter als Wegdam aanwezig. Wegdam zou zich op de achtergrond houden. Bitter vroeg naar de onderwijscapaciteiten van Tulp en of hij naar de mis ging. `Niet echt veel', aldus Tulp, die het als een persoonlijke zaak zag. 'Dat moet eigenlijk wel', antwoordde Bitter. Toch kreeg Tulp de baan, mede omdat hij uit een goede familie kwam en omdat de Fraters uit Medemblik hem steunden.

Tulp herinnerde zich pastoor Bitter als een autoritair iemand. Eens vergaderde het kerkbestuur over de verbouwing van de pastorie. De kerkenraadsleden brachten allerlei bezwaren tegen het plan naar voren. Toch zei Bitter aan het einde van de vergadering dat de verbouwing gewoon doorging. Cees Schilder zou 'zwijgen uit protest'. Schilder was een man met gezag in de parochie. Hij was medeoprichter van de boerenleenbank, oprichter in 1905 van de kiesvereniging Hoogwoud van de RK Staatspartij (de voorloper van de KVP en later het CDA), wethouder tussen ongeveer 1910 en 1945, bestuurslid van Aurora (de melkfabriek), secretaris van het veefonds, armen- en kerkmeester, oprichter van het Wit Gele Kruis, etc. Schilder was omstreeks 1890 opgeleid op het seminarie in Oudenbosch (N Brabant). Schilder behoorde tot de eerste generatie geschoolde katholieken in West-Friesland. Hij ging in 1898 op de West-Frisia hoeve aan de Pade boeren en verhuisde later naar Herenweg 40.

De kleuterschool

Het idee voor een kleuterschool in Hoogwoud was afkomstig van pastoor Bitter. De aanleiding was dat diverse katholieke kinderen uit Opmeer (Han Ursem, Rina Delissen en Annie Koenis), naar de kleuterschool van de zusters in Spanbroek gingen. Het gevaar dreigde dat ook de lagere school in Hoogwoud ze kwijt was. In het voorjaar van 1934 zei pastoor Bitter tegen hoofdmeester Wegdam: 'Er moet een kleuterschool komen en daar kan jouw dochter (Gré) voor de klas staan, je andere dochter (Annie, die met Klaas Hoogland zou trouwen) kan mooi invallen als het nodig is'.

Gré zat op dat moment al twee jaar op de modevakschool in Maria Heide, bij Veghel. Pastoor Bitter zei dat Gré een opleiding moest volgen op de kleuterschool in Spanbroek, waar twee zusters Urselinen voor de klas stonden. 'De jonge zuster moet je hebben, niet de oude', zei Bitter. De jonge zuster heette Jerona en was tijdelijk uit de kweekschool voor kleuteronderwijs in Bergen naar Spanbroek overgeplaatst. Gré had eerst weinig zin om voor de klas te staan, maar ging toch maar. Annie weigerde. De klas van zuster Jerona telde ongeveer twintig kinderen. Eerst keek Gré achter in de klas de kunst bij haar af, maar na een tijdje mocht ze het proberen en al snel deed Gré het alleen. Een keer kwam pastoor Bitter kijken hoe het ging: prima, zei de zuster.

Oproep vanaf de preekstoel

Op 28 maart 1934 stelde secretaris Arie Klaver van het kerkbestuur (de vader van juf Afra Klaver) in een brief de gemeenteraad van Hoogwoud op de hoogte van de stichting van een kleuterschool. In de zomer van 1934 verkondigde pastoor Bitter vanaf de preekstoel dat ouders hun kinderen naar de kleuterschool konden sturen. In de lagere school was een lokaal vrijgekomen, waar de kleuterschool kon beginnen.

Op 27 augustus 1934 ging de kleuterschool van start in één van de twee middelste van de vier lokalen van de lagere school. Dit lokaal was dicht bij de wc gelegen. Kleine kinderen moesten daar makkelijk heen kunnen, anders deden ze het in hun broek, zo werd geredeneerd. Toch kwam een kind elke keer met een natte broek thuis. De ouders klaagden bij Gré en na onderzoek bleek dat het kind bang was voor het closet. Thuis werd nog gewoon de wc boven de sloot gebruikt. Vader had weinig zin om daar verandering in aan te brengen: 'een goed paard brengt zijn mest op eigen stal' was zijn antwoord.

Gré begon met 33 kinderen in de klas. De belangstelling was groot. De moeders hadden vaak grote gezinnen en waren blij dat ze hun kinderen naar school konden sturen. Al aan het einde van de jaren dertig had Gré 60 kinderen in de klas. Meer konden er niet in. Pastoor Bitter kwam een keer in de klas kijken. Hij had een klacht gehad van een ouderpaar over een kind uit een ander gezin dat op te vroege leeftijd in de klas zou zitten. Pastoor Bitter zei tegen Gré: 'Ik hoor dat het slecht gaat!' Gré dacht dat pastoor Bitter doelde op het aantal leerlingen, dat snel toenam, en zei dan ook: 'nee hoor het gaat goed'. Nou vooruit maar en Bitter ging weg.

De kleuterklas van Gré Wegdam.
Linker rij (v.l.n.r. en van voor naar achter) Jan Mooij, Kees de Boer, 
Antoon Kaijer, Gerard Kaijer, Van den Broek, Jaap Ursem, onbekend,
Joop Dekker, onbekend, Riet Dol, Riet de Boer en Greetje Kaijer.
Middelste rij: Alie Wever, Gre Schilder, Riet van Diepen, Truus Groot, 
Greet Stam, Van Diepen, Greet Rood, Alie Mooij, Truus Hoogland en juffrouw
Wegdam.
Rechter rij: Anton Wever, Theo Vriend, Kees Maas, Theo Kamps,
Niek Niele, Cor Huisman, Geertje Groot en Annie Koenis.

Gré had in het begin veel ruimte om de lessen zelf in te vullen. Een vast rooster was er nog niet en de schoolopziener (later onderwijsinspecteur) kwam alleen langs bij de lagere school. Uit interesse kwam hij wel bij Gré kijken, want hij kende het verschijnsel kleuteronderwijs niet goed.

De schooldag

De schooldag begon om 9 uur. De kinderen liepen gewoon naar binnen. Annie Weel de Haan, een kind van de eerste lichting, herinnerde zich wel dat je niet zomaar uit de banken mocht lopen. Je moest netjes je vinger opsteken en wachten tot de juf toestemming gaf. Gré had na korte tijd al drie leeftijdsgroepen in haar klas. Er bestond een indeling naar de Grote en de Kleine kant.

Het meeste deed men gezamenlijk maar soms deed de Grote Kant andere dingen dan de Kleine Kant. Gré begon de dag met het Wees Gegroet, waarna een kwartiertje godsdienstonderwijs volgde. Daar werd het Onze Vader geleerd evenals de Oefening van Berouw. Dit gebeurde als voorbereiding op de biecht en de eerste communie die in de eerste klas van de lagere school plaatsvond. Verder vertelde Gré Bijbelse verhalen uit een kinderbijbelboek. Deze was gekocht bij de katholieke uitgever Kuhne in Alkmaar. Vader Wegdam kocht bij de katholieke boekhandel Stumpel.

Tijdens de bouwles speelden de kinderen met mozaïeken. De stukjes hadden elk een kleur en moesten in een rechthoek of een vierkant gelegd worden. De kinderen speelden ook met blokkendozen waarvan vier soorten waren: gave 2 tot en met 6. Elke gave had eigen vormen die in elkaar gepast moesten worden. De ene was moeilijker dan de andere. De blokken zaten in een hoge houten kist die met een schuifdeksel aan de bovenkant geopend kon worden. Verder speelden de kinderen met zes ballen die in de hoofdkleuren rood, oranje, groen, etc. waren gekleurd. Deze ballen waren met draden aan een stok bevestigd. Op feestdagen werd er geknipt en geplakt. Met Sint Nicolaas werden klompjes geknipt die op een papieren achtergrond werden geplakt. Met kerstmis maakten de kinderen een kerststalletje terwijl met Pasen eieren werden uitgeknipt.

Aan het einde van de dag werd voorgelezen. Gré haalde de verhalen uit een tijdschrift of uit de vele boeken die in huize Wegdam aanwezig waren. Ruimte om te spelen was er in het oude gebouw niet. Daar kwam bij dat veel kinderen ontzettend bleu waren. Ze waren niet gewoon om voor de klas een verhaaltje te vertellen. Gré liet ze daarom wel eens verhaaltjes navertellen. Gré vertelde dat vader zich eerst moest omkleden om op visite te kunnen. Een kind gebruikte toen de woorden die thuis gewoon waren: 'vader moest eerst zijn verkleiderse pak nog aan voordat hij op visite kon'.

Een schoolfoto van de kinderen Mooij, vlak na de oorlog. 
Met v.l.n.r. Kees, Suit, Joop, Gré en Mart.

De kleine kinderen speelden volgens Annie Weel op een aparte speelplaats, die zich tussen het huis van Wegdam en Tulp bevond. Er liep daar een sloot die beveiligd was met een hek. Tijdens het speelkwartier haalde Gré thuis eerst koffie waarna ze op het speelplein toezicht hield op de kinderen. Later hield ze de kinderen vanuit de school in de gaten. Kinderen gingen dan hun eigen gang zodat je goed kon zien hoe ze elkaar in werkelijkheid behandelden. Met de juf erbij had je altijd kinderen die aan de arm van de juf wilden lopen. Dat was niet goed. De school werd verwarmd met een cv installatie. De kinderen keken in de winter met grote ogen hoe de kosters Karsten en later Jan Niele de kachel opstookten.

Lesmethode

Gré gebruikte de lesmethode van Fröbel zoals die door de Urselinen uit Bergen was geleerd. In Amsterdam kwam in deze tijd de methode van Montessori in opkomst. Fröbel ging uit van klassikaal onderwijs als beste leermethode voor het kind. Voor alle kinderen was er hetzelfde lesprogramma. Daarbinnen hadden kinderen wel ruime gelegenheid om te knutselen en te spelen. Gré hield eigenlijk niet van knutselen en was dus eigenlijk geen echte Fröbel-onderwijzeres. Gré werd meteen lid van de Bond van kleuterleidsters. Deze vergaderde in het Alkmaarse café Kinnheim en later in het Gulden Vlies. Daar praatte ze met collega's over bijvoorbeeld nieuwe onderwijsmethodes. Gré bezocht ook de avondschool, die in de Mariaschool te Hoorn werd gehouden. Daarnaast las ze het vakblad voor kleuterleidsters. Zo bleef ze op de hoogte.

Het geld

Al in 1877 werd er door de toenmalige pastoor Van Staveren een fonds opgericht voor een in Hoogwoud te bouwen Liefdesgesticht, waar zusters katholiek onderwijs zouden geven. Dit gebeurde na de aansporing van de Nederlandse bisschoppen tot oprichting van katholieke scholen. Zo'n nonnenschool is er in Hoogwoud nooit gekomen, maar het fonds werd wel gebruikt voor het katholieke onderwijs. Op 5 oktober 1877 werd een eerste schenking gedaan ter grootte van 2000 gulden door de weduwe Grietje Laan Conijn. In 1908 bedroeg het fonds f 6000. Het bisdom gaf toen toestemming aan het St. Jans kerkbestuur om de rente van het fonds te gebruiken voor de lagere school. Het fonds moest intact blijven omdat men er nog steeds vanuit ging dat er zusters zouden komen. In 1938 bedroeg het fonds f10.000. In dat jaar verzochten pastoor J.H. Bitter en secretaris P. Wijnker aan de bisschop van Haarlem om opheffing van het fonds omdat het liefdesgesticht er toch niet zou komen. Voor de bouw ervan was een veel groter bedrag nodig.Het bisdom ging akkoord en het geld werd toegevoegd aan de algemene middelen van de kerk. De overheid ging na de beëindiging van de schoolstrijd in 1920 de bijzondere lagere scholen financieren. Het kleuteronderwijs werd echter nog volledig betaald door de kerk. Dit gebeurde uit inkomsten van kerkeland, uit giften van parochianen voor het katholieke onderwijs kerk en uit een bijdrage van de ouders te grootte van vijf cent per kind in de week. . Pastoor Bitter betaalde het salaris van Gré. Het was geen vetpot. Bitter zei: 'als je meer geld wilt dan breng je maar meer kinderen binnen' Op een verzoek om ook in de zomer uitbetaald te krijgen, antwoordde Bitter: 'Wie niet werkt die niet eet' In de Paasweek ging de school dicht. Witte Donderdag en Goede Vrijdag waren al vrije dagen en ouders wilden niet het gehele bedrag betalen voor de resterende halve week. Gré zat dan zonder inkomen. Pastoor Bitter wilde niet dat Vader Wegdam en Gré beiden langs kwamen om het geld. Vader moest het salaris maar meenemen voor zijn dochter.

 

Wegdam versus de pastoors

De verhouding tussen pastoor Bitter en Wegdam kon beter. Dit bleek op een keer toen de kinderen voor de kerk stonden te roepen of ze ijsvrij konden krijgen. Pastoor moest hiervoor zijn toestemming geven. Gré stond er ook bij, waarop één van de kinderen tegen haar zei dat ze weg moest gaan omdat pastoor anders niet buiten zou komen. ‘Als hij jou ziet krijgen we het niet’.

De mindere verhouding met de pastoor dateerde al uit de periode van pastoor Ruiter, die tussen 1917 en 1926 voor de St. Jans parochie stond. In Nederland werd binnen de katholieke kerk de nieuwe liturgie ingevoerd en Ruiter wilde dat ook in Hoogwoud doen. Het ging hierbij onder andere om het communiegebruik en de plaats van het koor in de kerk. Hoofdmeester Wegdam was als dirigent van het koor hier nauw bij betrokken. In de oude situatie gingen de meeste bezoekers van de zondagse Hoogmis van tien uur namelijk nog niet ter communie. Ze behoorden vanaf 12 uur zaterdagsavond al 'nuchter' te zijn en dat hadden ze er niet voor over. Dit gold ook voor de leden van het koor. Vooral de veehouders moesten er op tijd uit om te melken en aten daarna een snee brood. Ruiter was het niet eens met deze gang van zaken en riep in zijn preken de koorleden herhaaldelijk op ter communie te gaan en op het altaar plaats te nemen.

Waar zit de duivel?

Tot dan toe stonden de koorleden op het balkon achter in de kerk, voor het grote orgel. De koorleden weigerden echter van plaats te veranderen, omdat ze achter in de kerk mooi op hun gemak in hemdsmouwen konden staan, vlak bij organist Jan Schilder.

Ze gingen ook niet ter communie. In de kerk werd gelachen om het drammerige gedrag van de pastoor. Deze werd het ongehoorzame gedrag echter zat en stelde op een zondagse vroegmis de kerkgangers de vraag: 'waar zit in deze kerk de duivel? Ik zal het U tijdens de Hoogmis zeggen'. Tijdens de preek in de Hoogmis gaf de pastoor inderdaad het antwoord: 'Weet u waar de duivel zit? Hij zit op het koor!’

Het interieur van de katholieke kerk waarin pastoor Ruiter het nodige stof deed 
opwaaien. Ook de preekstoel van waaraf pastoor Bitter
zijn oproep deed voor de start van een katholieke kleuterschool.

Deze opmerking leidde tot een omvangrijk protest in de kerk. Kerkgangers riepen dat 'pastoor dat niet kon maken!' Pastoor Ruiter zette het Gloria in Excelsis Deo van het Credo in maar het koor weigerde in te vallen. De kerkgangers keken verbaasd naar boven. Dirigent Wegdam zei tegen organist Jan Schilder: 'spelen Jan spelen' waarna hij inzette. Wegdam stond achter het protest van het koor en ging na afloop van de mis mee naar de pastorie om te zeggen dat men het er niet mee eens was. Hiermee was de kous niet af. Uiteindelijk besloot bijna het hele koor af te treden, op drie man na. Dit waren Swan en Scholten, die tegenover de kerk een middenstandszaak dreven en veehouder Klaas Groot van Herenweg 100. De volgende zondag zongen ze op het altaar, begeleid door een handorgel. 'Het was eigenlijk een zielig gezicht', volgens toeschouwer Klaas Groot (tuinder die voorheen woonachtig was aan het Groene Wuiver).

Pastoor moet vertrekken

Na dit conflict gingen enkele tientallen parochianen in het vervolg naar het klooster van Nieuwe Niedorp te kerk, waaronder opa Roen Hoogland en ome Dirk Hoogland. Ruiter modderde nog een tijdje aan maar de relatie met zijn parochianen was zo verslechterd dat bisschop Callier hem in 1926 terugriep uit Hoogwoud. Hij werd opgevolgd door pastoor Bitter, die in Handsweert (Zeeland) voor de parochie stond. Lies en Marie van de Brande waren zijn huishoudsters. Er ging op kerkelijk gebied een andere wind door Hoogwoud waaien.

De actie van het koor werd Wegdam kwalijk genomen. Toen hij 25 jaar dirigent van het koor was, verzochten enkele leden van het koor om een mooie stoel als passend cadeau. Bitter vond een zilveren maatstok meer dan voldoende. Pastoor Bitter en Wegdam werkten wel samen. Wegdam was van mening dat 'je een pastoor hebt te gehoorzamen' Wegdam hielp Bitter met de kerkelijke correspondentie. Bitter hield namelijk niet van lezen en gaf de stukken van de bisschop aan Wegdam. Gezamenlijk introduceerden ze ook de katholieke leesportefeuille. Bitter bepaalde de inhoud, maar Wegdam verzorgde het rondbrengen aan in totaal zeven families, waaronder Jonker en Laan uit Opmeer en Hoogland aan het Groene Wuiver.

De opvolging van Wegdam

In 1942 had hoofdmeester Wegdam de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Zijn opvolging verliep niet zonder rimpels. Aanvankelijk werd Harry Wegdam algemeen als de opvolger van zijn vader gezien. Ook het kerkbestuur en pastoor Bitter zagen dit zo. Deze zei een keer: 'kun je een koor leiden' waarop Harry antwoordde 'ik zal mijn best doen om het te leren'. Mooi zei Bitter, dan kun je je vader opvolgen want die wordt oud. Er is een cursus zang in Hoorn en wie het betaald daar hebben we het nog wel over. Ook tegenover de controlerend architect van de kerken, Langius uit Hoorn, stelde Bitter Harry Wegdam voor als toekomstig schoolhoofd.

De familie Wegdam voor de ingang van de katholieke school. 
Staand v.l.n.r. Adriaan, de beoogde opvolger Harry,
Gré, Jan, Niek, Truus en Annie.
Zittend Gerard Wegdam en zijn vrouw Rentenier.

Na een sollicitatieronde bleven er drie kandidaten over, waaronder Harry Wegdam die op de eerste plaats van de lijst werd geplaatst. Na de sluiting van de sollicitatietermijn kwam pastoor Bitter echter met een nieuwe kandidaat, de heer J.F. Potter. Deze woonde in Opmeer en stond in de Weere voor de klas. Bitter plaatste hem op de eerste en Wegdam op de derde plaats van de lijst. Bitter praatte het kerkbestuur om en zorgde ervoor dat Potter werd aangenomen. Alleen Piet Wijnker protesteerde hiertegen.

Deze gang van zaken was zeer merkwaardig. J.F. Potter was op het moment van de sollicitatie nog niet eens geslaagd voor zijn hoofdakte. Wrang detail is dat Adriaan Wegdam hem hielp bij het behalen van deze acte. Daarnaast verlaagde pastoor Bitter op eigen houtje de eisen voor de functie. In de eerste ronde waren er drie aanvullende eisen, namelijk de akte land- en tuinbouw, kennis van zang en godsdienst b. Bitter schrapte de eisen (op godsdienst b na) omdat hij wist dat J.F. Potter daar niet aan voldeed.

Machtsstrijd

Pastoor Bitter kwam tot deze actie op initiatief van de kapelaan van de Weere, die de biechtvader was van Bitter. In de Weere speelde een jarenlange ruzie tussen het kerkbestuur (vooral bestaande uit rijke boeren) en de pastoor om het gezag in de parochie. De twee mannen vertaalden de situatie naar Hoogwoud. Bitter wilde in Hoogwoud niet iemand die de traditie van Wegdam zou voortzetten. In kleine kring motiveerde hij zijn beslissing met de opmerking: 'de Wegdammen hebben lang genoeg de macht gehad'. In het openbaar werden argumenten gebruikt als dat voorrang gegeven behoorde te worden aan iemand met kinderen. Potter had op dat moment kinderen. Volgens Afra Klaver werd pastoor Bitter in Hoogwoud voorbijgezien. Wegdam speelde in het maatschappelijk leven een belangrijke rol. Afra omschreef de verhouding tussen Bitter en Wegdam als 'een gewapende vrede' Er zou volgens haar in de parochie sprake zijn van een kleine machtsstrijd. Bitter wilde daarom geen tweede Wegdam.

Pastoor Bitter was pastoor 
in Hoogwoud van 1926 tot 1954.

Gerard Wegdam

Gerard Wegdam was inderdaad een centrale figuur in Hoogwoud. Hij volgde in 1921 Cees Schilder op als voorzitter van de kiesvereniging. Hij verzorgde verder boekhoudcursussen voor de middenstandsvereniging 'de Hanze' en was tevens correspondent van de Hanzebank. Wegdam verzorgde ook, tezamen met andere docenten, de avondschool in een tijd dat bijna niemand naar een middelbare school ging. Hiertoe behoorde aannemerscursussen die in café Breed werden gegeven.

Gerard Wegdam achter de lessenaar.

In 1930 richtte Wegdam, op verzoek van Ko Klaver en K. Ursem uit Opmeer, voetbalvereniging Stormvogels (sinds 1938 Grasshoppers) op. De katholieke jeugd hing op zondagmiddag tot dan toe rond bij café Breed in Hoogwoud (nu de meubelzaak van Kaijer) of in Opmeer. Toen Klaver en Ursem bij Wegdam de oprichting voorstelden, stond Dirk Jonker (bekende Opmeerder die vele maatschappelijke functies bekleede in Hoogwoud en Opmeer) buiten te wachten. Wegdam was jarenlang enthousiast voorzitter van deze katholieke vereniging. Pastoor Bitter had wel zijn vraagtekens, omdat het bezoek aan het Lof op zondagmiddag in gevaar zou komen. Wegdam was in 1937 betrokken bij de heroprichting van de afdeling Hoogwoud/Opmeer van RK Land en Tuinbouwbond (nu WLTO) en was na het vertrek van timmerman N. Vlaming einde jaren dertig kassier van de katholieke boerenleenbank.

Opheffing kleuterschool

In 1942 stelde de overheid een 7de klas in voor alle lagere scholen. Leerlingen moesten ook in Hoogwoud een jaar langer op de lagere school blijven. Gré Wegdam kwam hierdoor zonder klasruimte te zitten. Bij het zoeken naar vervangende ruimte kwam men terecht bij de werkplaats van timmerman Vlaming. Daar was echter geen wc terwijl er ook ratten rondliepen. Volgens het kerkbestuur zou rattenkruid hier een oplossing bieden, maar de inspectie keurde het plan af. Ook de dars in de boerderij van Schouten werd afgekeurd. De kleuterschool werd gesloten en Gré moest ander werk zoeken. Nu stond broer Ad in Heerhugowaard voor de lagere school en wist dat er op de kleuterschool een vacature was voor hoofd. Gré zei dat ze f 60 in de maand wou verdienen, want ze moest met de bus mee, de lijn vanaf Medemblik naar Alkmaar, en dat kostte geld. Men ging akkoord en Gré kon beginnen.

Na een periode vorderden de Duitsers de school om er een ziekenhuis in te vestigen. Gré zat weer zonder werk. Nadat de Duitsers het gebouw weer verlaten hadden, kreeg Gré op een vrijdag het sein dat de kleuterschool weer open kon. Ze ging in het weekeinde een kijkje nemen en trof er een smerige troep aan. De tafels waar de gewonden op hadden gelegen zaten nog onder de etter en het bloed. De banken waren opgeslagen in de werkplaats van Bot en zaten onder de stof. Gré probeerde het schoolbestuur in te schakelen, maar de bestuursleden wisten niet eens dat ze in het bestuur zaten. Gré heeft toen zelf het gebouw schoongemaakt. Al snel werd de kleuterschool verkocht aan de orde der Franciscanessen. Op een dag kwam er een zuster naar Gré toe die zei dat ze naar haar klas kon gaan. 'Dit is mijn klas', antwoordde Gré. De zuster zei dat een zuster toch niet onder een leek kon staan. Ook het salaris zou te hoog zijn. Gré antwoordde dat ze het niet deed, waarna ze kon vertrekken. Bij een soort oudervergadering zei één van de ouders: 'werk niet voor de zusters want ze gooien je eruit!' Gré kwam weer zonder werk. Nu was haar moeder ziek en ze ging daarom het huishouden doen. Moeder Wegdam overleed korte tijd daarna, in 1945.

Gré Wegdam.

Heroprichting kleuterschool

Na de oorlog wilde pastoor Bitter de kleuterschool weer openen. Het salaris was een probleem. Gré wilde niet werken voor 20 gulden in de maand, maar pastoor Bitter wilde geen 60 gulden geven. Vanaf de preekstoel zei hij: 'ze vragen tegenwoordig het driedubbele van vroeger' Het parochiebestuur ging op zoek naar andere kandidaten, zoals Tinie van Diepen, maar ook die wilden niet voor 20 gulden werken. Piet Laan van de Lage Hoek heeft er toen voor gezorgd dat Gré voor een acceptabel salaris weer aan de slag kon. Vakanties werden echter nog steeds niet doorbetaald.

In 1950 verdiende Gré 130 gulden in de maand. Het kerkbestuur schreef dat verhoging van het salaris alleen mogelijk als er een rijkssalaris werd vastgesteld (dit was blijkbaar in aantocht). In 1951 werd haar jaarsalaris verhoogd van 1.200 naar 1.500 gulden. Het bisdom te Haarlem ging hiermee akkoord en schreef aan het kerkbestuur: deze verhoging kan betaald worden uit een kleine verhoging van het schoolgeld van de kleuters, want dit onderdeel van het kerkbedrijf mag geen bron van tekorten worden. In 1952 werd het salaris van Gré vastgesteld op f 150 per maand, waarbij de extra uitgave van f 480 per jaar betaald werd uit gemeentesubsidies. Het rijk ging vanaf toen dus meebetalen aan het salaris van het onderwijzend personeel.

Snel groeiend aantal leerlingen

Het aantal kinderen bedroeg al snel weer 60 in één klas. Een jaar waren er zelfs 63 leerlingen. De klas raakte zo vol met banken dat de deur achter in de klas niet meer dicht kon. Er was een strijd om de schaarse plaatsen op de kleuterschool. Kinderen mochten pas naar school als ze na bepaalde datum waren geboren. Gré kreeg af en toe kwade ouders aan de deur die hun kinderen geplaatst wilden zien. Moeders wisten precies van elkaar wanneer kinderen geboren waren, omdat ze allen het consultatiebureau bezochten. Ze wisten bijvoorbeeld exact dat haar kind twee dagen ouder was dan een ander kind.

Een keer raakte Gré in een lastig parket toen twee kinderen van een bekende familie in de klas geplaatst werden, terwijl de klas al helemaal vol zat. Ze konden er gewoon niet bij. Gré ging met dit probleem naar pastoor Leenders, maar die wilde daar niet mee lastig gevallen worden: `dat moet je mij niet vragen' Uiteindelijk belandden de kinderen in de eerste klas, maar daar kwam de inspectie achter. De kinderen gingen weer naar de kleuterschool.

Het parochiebestuur van de St. Jans de Doperkerk verzocht op 20 december 1954 het Bisdom 'beleefd doch dringend' om de oude banken van de lagere school voor f 14 om te mogen bouwen tot nieuw meubilair voor de bewaarschool. De banken van de bewaarschool waren 'oud en verouderd' De exploitatie van de kerk over 1954 zou ruimschoots voldoende zijn om de kosten te financieren. Op 23 december 1954 kreeg het parochiebestuur machtiging van het Bisdom om 65 tafeltjes en bijbehorende stoeltjes om te bouwen. De totale kosten van f 910 behoorden geheel bestreden te worden uit de kerkbegroting van 1954. Aldus schreef Jan Groot, vicaris generaal van het Bisdom, na advies van de H.Eerwaarde deken uit Wognum.

Overvolle klassen

Het ruimteprobleem bleef nijpend. Op 20 juli 1956 schreef het kerkbestuur onder leiding van de nieuwe pastoor Leenders een brandbrief aan Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid de bisschop: 'Het aantal van 63 kinderen zal na de grote vakantie zeker niet meer worden toegestaan, zodat een noodoplossing allerdringends is. Noch op herhaaldelijk schrijven, noch op telefonische verzoeken om advies van de inspectrice kregen wij enig antwoord. Dit alles wegens overstelpende drukte. Ten einde raad, en ook om te voorkomen dat bij eventuele afwijzing kinderen naar de openbare school zullen worden gezonden, heeft ons bestuur besloten de kerkherberg voor noodlokaal in te richten voor de som van 6000 gulden. Hoewel wij de parochianen om bijdragen zullen vragen, zal het toch nodig zijn om dit bedrag voorlopig te fourneren door verkoop van onbelaste effecten. Voor beiden verzoeken wij u beleeft doch dringend volmacht'. In 1956 verliet de kleuterklas inderdaad de lagere school. Een deel van de groep ging naar het parochiehuis, waar juffrouw A. Crone voor de klas kwam te staan. Gré ging met de overige groep naar het pas gebouwde Dorpshuis (nu Opstap). Vanuit protestantse kringen kwam trouwens wel commentaar. Burgemeester Breebaart was bang dat de kinderen het meubilair van het Dorpshuis zouden vernielen. Ook wijkverpleegster Barends van het consultatiebureau was kritisch. De hele ruimte moest leeg zijn, wanneer zij deze gebruikte. Een keer had Gré een Mariabeeld achter de blokkendoos laten staan, waar Barends deze ontdekte. Dit kwam Gré op commentaar te staan. Gelukkig was conciërge Dirk Mulder wel op haar hand. Gré kreeg ook koffie van Aaf Breed, die in de slagerij op de hoek (later Bijwaard) woonde.

Afra Breed brengt koffie naar juf Wegdam in het Dorpshuis.

Maria Goretti school

Pastoor Leenders zette vaart achter de bouw van een nieuwe kleuterschool. In 1957 werd een stuk land gekocht van Piet Vlaar, gelegen aan de Herenweg naast het nieuwe woonhuis van Wegdam. Architect J. de Groot uit Uithoorn maakte de plannen terwijl de firma Kuijpers uit Hoogwoud de bouw uitvoerde. Breed deed het schilderwerk, terwijl Mens de verlichting en de aanrechtjes installeerde.

In juni 1959 werd de Maria Goretti school geopend. De St. Janskerk had nog een deel van de kosten(ongeveer 22.000 gulden) voor haar rekening genomen. De band tussen kerk en school werd vanaf de jaren 60 wel zwakker. Op 2 december 1976 verzocht het kerkbestuur aan het schoolbestuur om terugbetaling van dit bedrag: 'Destijds was het schoolbestuur tevens kerkbestuur of andersom. De laatste jaren is dit niet meer zo. Naar onze mening kunt u deze som terugontvangen van de gemeente Hoogwoud'. Gré kreeg wel een schoolbestuur boven zich dat zich daadwerkelijk met de school ging bemoeien. Gré was dit niet gewoon en moest daar wel aan wennen.

De Maria Goretti school met op de voorgrond de woning van 
de familie Wegdam. Op de achtergrond zien we nog dat het
hooi op ruiters wordt gedroogd.

Nieuwe lesmethoden

In de nieuwe school was veel meer ruimte en dat gaf Gré de mogelijkheid om met een nieuw lesprogramma te komen. Kinderen hoefden niet meer in de banken te blijven. Zo konden kinderen leren om vrijer te bewegen. Gré liet ze daarom het kerstspel nadoen. Jozef en Maria gingen de huizen langs waarbij Maria op een ezel zat. De kinderen waren nog steeds verlegen. Iedereen wilde de ezel spelen want dan hoefde je niets te zeggen. Eén van de eersten met praatjes was Jan Willem Groot. Hij speelde Jozef en zei achterom kijkend naar Maria die op de ezel zat: 'Maria, zit je goed'. Er was een watertafel, een bouwhoek, een tekentafel, een kleihoek en een poppenhoek. Daar bevond zich ook een keukentje waar de kinderen vader en moedertje speelden. Tijdens de muziekles tikte Gré op een trommel het ritme van een liedje waarna de kinderen moesten raden om welk liedje het ging. Tijdens de klepperliedjes werd de zang begeleid met houten kleppers. Een keer probeerde Gré de kinderen met kerstmis een tweestemmig kerstlied te leren, maar dat was te moeilijk. Het lied werd nooit opgevoerd. Anja Braas herinnert zich dat ze op muziek van de Radetzki-mars om hun tafeltjes moesten lopen en op de maat van de muziek moesten klappen en stappen. Dat was goed voor je motoriek. Door het doen van woordspelletjes leerden kinderen welke woorden op elkaar rijmden. Wanneer de kinderen kabouterliedjes zongen, verkleedden ze zich met een watten baard en een muts op het hoofd. Op de speelplaats stonden allerlei speeltoestellen zoals schommels, wippen en een hele grote zandbak. Rob Luiken en Tim de Haan hadden in die zandbak eens zo'n diep gat gegraven dat ze meenden bijna in China uitgekomen te zijn. Wanneer vader of moeder jarig waren, maakte het kind een wensje dat ingekleurd werd. Ook met vader- of Moederdag werd er iets speciaals gemaakt. De gewoonte om met de kerkelijke hoogtijdagen als Kerstmis en Pasen of met het feest van Sint Nicolaas of Sint Maarten iets te maken bleef op de nieuwe school bestaan.

De kleuterklas van juf Wegdam. Boven v.l.n.r. Henk Hoogland, Martien Hoogland, 
Sjaak Mulder, Verda Groot, Jos de Boer,
Koos Ursem, Harry Rood,
Bernadine Dam, Piet Deken, Jan Koenis, Harry Borg en Rita Vlaar.
Midden: Jan Groot Wzn, Jan Koning, Merian Kuijpers, Marietje Borg, Marrie Schilder, 
Anita Stam, Bets Kuijpers, Ernie Dam,
Miep van Berkel, Marian Groot,
Yvonne Neefjes, Ferdinant de Wildt en Piet Swan.
Onderste rij: Jan Groot Jz, George Deken, Frans Mens, Johan Stam, 
Trudy Groot, Afra Groot, Jan de Jong, Elly Deken,
Maria Deken, Paul Groot, Ko Koning, Nel Koopman en Klaas Kuijpers. 

Afscheid van Gré Wegdam

In 1979 nam Gré Wegdam, inmiddels pensioengerechtigd (zij werd geboren op 6 jan. 1919) na ruim 40 jaar, afscheid van haar kleuterschool. Op vrijdag 22 december werd er een receptie gegeven in het Huis van Egmond. Voorzitter Appel van het schoolbestuur had wel enige overredingskracht nodig om de receptie te kunnen houden. Gré voelde er weinig voor. Belangrijker voor haar was het afscheidsfeest voor de kinderen dat die middag in het Huis van Egmond werd gehouden. Eerst hield een goochelaar de kinderen bezig waarna een gezamenlijke maaltijd volgde. Daarna werd door de kinderen een musical opgevoerd die door het publiek erg werd gewaardeerd. De receptie was een succes. Voorzitter Appel memoreerde dat Gré in de beginjaren alles zelf deed, niet alleen lesgeven maar ook de administratie. Problemen werden door Gré altijd zelf opgelost. Namens het schoolbestuur bood hij Gré een reis aan binnen Europa. Velen wilden afscheid nemen van juf Wegdam waaronder natuurlijk vele oud leerlingen. Burgemeester Maat bracht dank voor de wijze waarop ze het onderwijs gediend had. In haar afscheidswoord zei Gré dat 'Vertrekken is toch een beetje sterven. Afscheid nemen van een baan die je veertig jaar hebt mogen waarnemen, valt niet mee. Gelukkig hebben de vele aanwezigen me dit een stuk gemakkelijker gemaakt'.

Gré Wegdam in 1999.

Veranderingen op komst

In de jaren zestig stonden onderwijzers van de oude generatie voor de klas. Juf Portegies in de 1ste klas, juf Klaver in de 2de, meester Portegies in de 3de of 4de klas, meester Tulp in de 5de en hoofdmeester Potter in de 6de klas. De school was nog traditioneel. Men was gestopt met catechismusonderwijs in 1961. Wel werd er nog veel aandacht besteed aan de Eerste communie en het Grote Aannemen. Met de hele klas ging je voor alle belangrijke kerkelijke feesten naar de kerk om persoonlijk bij pastoor te biechten. Je zat dan in de kerkbankjes je beurt of te wachten en te bedenken wat je pastoor zou gaan vertellen. Bij juffrouw Klaver begon je elke dag met de oefeningen van Berouw, Geloof en Hoop, waarna je alle tafels moest opdreunen. Meester Tulp kon prachtig vertellen, zoals over Trimolnaik de Slangenjager. Bij het stemmen voor een nieuw verhaal hadden de jongens en meiden vaak een andere mening. Volgens de jongens trok Tulp de meiden voor. Op woensdagmiddag mochten zij handwerk doen terwijl wij dictees moesten oefenen. De brave jongetjes van de klas zoals Piet Mooy, Hans Koenis en mijn persoon (Martien Hoogland) mochten boodschappen doen voor meester Tulp of toezicht houden op de 4de klas als de onderwijzer daar weg was.

De eerste klas van de kleuterschool in 1967-1968. 
V.l.n.r. bovenste rij: Juffrouw Margriet De Moel, Sjon Ursem, Ruud
Danenberg, André Klaver, Herman Bakker, Hans Koenis Dz., Jeroen Breed, 
Richard Kaijer, Erik Mooij en Rob Koning.
2e rij: Gerda Bakker, Erna de Haan, Anja Luiken, Anita van de Hulst, 
Gré Beerepoot, Lida Schilder,
de jarige Jolanda Kamps,
Margriet Groenewoud, Marian Schilder en Mariette Dekker.
3e rij: Lia Groot, Ans Kuijpers, Yvonne Beers, Anneke Deken, 
Greet Hoek, Marga Klaver, Hans Groot, Jeanet de Boer,
Marco de Jong en Peter Diepen. 
Voorste rij: Wil Schilder, Lodewijk de Jong, Lex Mens en NN.

Tijdens het speelkwartier speelden we korte of lange toppers, waarbij je met 2, 3 of meerdere gepakte de nog vrij rondlopende moesten pakken. In het voorjaar werd er geknikkerd waarbij je met knikkers de mooi gekleurde lodders moest raken. De afstand was zoveel tegels per lodder. Verder werd er natuurlijk gevoetbald. Toen ik in de 3de (red.: 1965) zat kwam Ben Beemster als nieuwe onderwijzer op school. Een jaar later volgde meester Weg, een kordate man waar je mocht kiezen met welke voet je een schop onder je kont kon krijgen, zijn linker of rechter. Pastoor Leenders kwam nog steeds het salaris van de onderwijzers brengen. Hij zei dan: het is Sint Salarius. Beemster antwoordde dan: 'mooi dan kunnen we pudding eten'.

Peter Groenland kwam in 1971 op de oude school waar J.F. Potter nog de scepter zwaaide. Jarenlang hadden hij en zijn collega's op een bepaalde manier les gegeven, maar er kwamen andere tijden. Deze lesmethoden waren volgens de jonge leerkrachten niet meer van deze tijd. De oude benadering van de kinderen was klassikaal en prestatiegericht. Dit paste bij de grote en relatief arme gezinnen van weleer waar de kinderen verlegen en gehoorzaam waren en vooral luisterden. De jonge generatie kinderen was mondiger, kritischer en zelfstandiger.

Een nieuwe school

De jonge onderwijzers wilden ontzettend graag een nieuw gebouw. Het oude gebouw was verouderd. Op 18 oktober 1971 werd de eerste stap gezet toen het kerkbestuur zowel de lagere school als de kleuterschool onderbracht in de stichting katholiek onderwijs Opmeer. Het kerkbestuur had pastoor A.J.M. Kelner als voorzitter en Jan Kuiper als secretaris. Van de stichting was C. Appel voorzitter, terwijl mevrouw Koomen-van Vugt secretaresse was. Deze stichting beheerde al de katholieke lagere scholen in Opmeer en Spanbroek. Van nieuwbouw was nog geen sprake. Op 5 oktober 1972 bleek dat een verbouwing van de oude school f 260.000 moest kosten, wat het gebouw niet waard was. Inspecteur Turkstra stelde voor om een nieuwe school te laten bouwen. Die werd al in 1974 geopend met de naam Sint Wulframschool. Zij werd gebouwd naast de openbare school De Adelaar en was een kopie van deze school. Hoofdmeester Potter legde de eerste steen in hetzelfde jaar dat hij afscheid nam als hoofd van de lagere school. Dit gebeurde op 21 juni in het Dorpshuis. Inspecteur Turkstra opende de Sint Wulframschool door met een bisschopsstaf een papieren doopvont te wijden, dit als herinnering aan de bijna-doop van de Friese koning Radboud door missionaris Wulfram in Hoogwoud omstreeks het jaar 720.

J.F. Potter was schoolhoofd 
van 1942 tot 21 juni 1974.

De Sint Wulfram operationeel

De jonge leerkrachten waren heel blij met de nieuwe school. De lokalen in de oude school waren oud en de wc's stonken. Ben Beemster werd op 1 augustus 1974 benoemd tot hoofd van de St. Wulfram. Hij stelde zich meer op als teamleider. In de oude school werden de juffen en meesters nog formeel aangesproken, maar in de nieuwe school werden leerkrachten alleen met hun voornaam aangesproken. Er komt een actieve oudervereniging die meehelpt met het organiseren van allerlei activiteiten. Ouders hebben bijvoorbeeld de aula en de gangen geschilderd.

Volgens Marriet de Haan, die in het 5de jaar naar de nieuwe school overstapte, was ieder kind trots op de nieuwe school. Deze was geverfd in hippe kleuren en had vaste vloerbedekking, in tegenstelling tot de stenen vloeren in de oude school. De kinderen waren vooral tevreden met de grotere zelfstandigheid die je kreeg. Voor het maken van een werkstuk moest je zelf informatie zoeken in het documentatiecentrum van de school. Tijdens de weekafsluiting op vrijdagmiddag deed een klein groepje kinderen een toneelstuk of een liedje. Wanneer je van school ging was er een afscheidsdriedaagse met een heuse musical.

In het begin kwam pastoor nog op school om een uurtje godsdienstles te geven. Later gingen de leerkrachten catechese geven, waarbij ze werden begeleid door een catecheet van het dekenaat. De eerste communie en het vormsel werden in samenwerking met de pastoor geregeld. Pas veel later gingen de ouders ook deelnemen.

Het onderwijs veranderde onder andere in de creatieve vakken. Handenarbeid, tekenen en textiele werkvormen werden bevorderd op de creamiddagen. Kinderen werkten individueel of in kleine groepen een onderwerp uit. Ze hielden voor de klas een spreekbeurt en er kwam tv-les. Speciale projecten werden ontwikkeld met thema’s zoals Ons Dorp, India, Mens en Medemens, etc., die in een periode van 14 dagen werden uitgewerkt. Er is al bijna acht jaar computeronderwijs en er is een internet aansluiting waardoor kinderen kunnen e-mailen en surfen. Het lesprogramma werd steeds meer gericht op de belangstelling en ontplooiing van het individuele kind. Klassikale lessen beginnen te verdwijnen. Ook in de bovenbouw wordt steeds meer in deze richting gewerkt. In de oude school werd gegymd in het Dorpshuis. Van beheerder Rein Oosterveld mochten we niet meer ballen nadat per ongeluk een van de lampen was geraakt. In de nieuwe gymzaal naast de Wulfram mocht bijna alles.

Het schoolteam van de St. Wulfram van 1975. Bovenste rij (v.l.n.r.): André 
Schouten, Peter Groenland, Jos Mooij en Kees Blankendaal. Voorste rij: Wim
de Haan, Marijke Vriend-Potter, Schoolhoofd Ben Beemster en Lia Swan-Wit.

De kleuterschool opgeheven

Na de wet op het Basisonderwijs werd in 1984 de aparte kleuterschool opgeheven. Elk kind zou een ononderbroken ontwikkelingsgang moeten doormaken. De kleuters heten voortaan groep I en groep II. De Sint Wulframschool heeft er vier prachtige kleuterlokalen bijgekregen en in het kader van het clusterproject zijn ze verbonden aan de Adelaar, de basisschool voor openbaar onderwijs. Met onze laatste aanwinst, een prachtige speeltuin, is de Wulfram klaar voor haar 25 jarig jubileum in 1999. De organisatie van de viering hiervan is reeds in volle gang.

Het schoolteam van 1999.
V.l.n.r. bovenste rij:
Ineke Berkhout-Smook, Peter Groenland, Suzanne Dodeijn, Schoolhoofd Ben Beemster
en Mylene Boekhorst. Middelste rij: Jos Mooij, Joke de Haan-Lieshout, Mariette Klein,
Bianca Haakman, Gitta Hoogewerf, Lida Straat-Deschan en Claudia Karels.
Voorste rij: Wim de Haan, Kees Blankendaal, Amanda Vriend-Bruijns,
Lia Swan-Wit en Tineke Rey-Bibo.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall