Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Levensgeschiedenis van Piet Davidzon

Door Erik Mooij

De familie Davidzon is bekend in Hoogwoud. Zij bezat tussen 1913 en 1964 de slagerij in de Burgemeester Hoogenboomlaan. Van 1913 tot 1954 was zij in handen van Piet Davidzon, daarna tot 1964 in de handen van zijn zoon Jan Davidzon. Na slager Witsen is hij thans in het bezit van Frans Schouten.

Wie was Piet Davidzon?

Piet Davidzon werd op 12 februari 1892 geboren in Oosterblokker. Zijn ouders verhuisden naar Opmeer waar zijn vader melkrijder werd. Op 19 april 1913 trouwde Piet met Betje Otte. Zij was geboren in Hoorn op 6 oktober 1893. Piet en Betje kregen vier kinderen. Drie dochters, IJda (03-03-1914 / 12-06-1974), Lien (26-07-1915 / 22-01-1996), Luida (18-01-1922 / 03-03-1996) en een zoon, Jan (30-06-1925 /). Jan werd geboren tijdens de kermis van Hoogwoud. Dat kwam vader Piet slecht uit. Piet Davidzon was 's morgens naar de markt in Purmerend geweest toen hij op de terugweg werd geïnformeerd over zijn vaderschap. 's Avonds moest hij zijn rol alweer vervullen als circusdirecteur op de Hoogwouder kermis. In die tijd voerde een aantal inwoners van Hoogwoud ten tijde van de kermis sketches/cabaret op. Piet Davidzon vervulde de rol van circusdirecteur. Van de veteranenclub kreeg hij het volgende gedicht:

De familie Davidzon. V.l.n.r. IJda, Piet, Betje en Lien.
Op de voorgrond Luida en Jan (foto 1927).

Hooggeachte Circus Directeur en Echtgenoote

Het kermisvieren is een pret 
Die oud en jong verheugd
En dan vooral als deze dag
U brengt een dubble vreugd
Heel vroeg naar Purmerend gegaan 
Zich van geen kwaad bewust
Tufte hij 's middags weer naar huis 
Doch werd toen ongerust

t Opmeerder vrouwvolk keek u aan
Als of het zeggen wou
Toe kraamheer maak een beetje voort 
Thuis wacht u met smart je vrouw
Nog erger werd het toen bij huis
Uw dochter zeggen moest 
De ooievaar bracht weer een zus
't Was of 't zoo wezen moest

Snel bleek het dat het was een mop 
Want jublend riep ze u toe
Lieve pa het is een jongen hoor 
Toen verheugd en blij naar Moe
Nu kunt gerust u op reis weer gaan 
Met de pandoorders-club
Uw opvolger zorgt voor de zaak 
Al is hij nu nog een kleine bub
Wij moesten wachten zei uw vrouw 
Met de kermis deuntje
Een jaartje slechts en dan doet zij 
Naar hartelust weer mee
Nu willen we u raden Direkteur 
Leg het dan zoo aan
Dat het volgend jaar gij en uw vrouw 
Beiden naar 't circus kunt gaan

Wij bieden u daarom deze taart 
Als blijk van vriendschap aan
En hoopen dat ons vriendenclub 
Nog lange tijd   bestaan
Moge u het gegeven zijn 
Dat deze kermisdag
Voor u en voor uw huisgezin 
U lang nog heugen mag

De Veteranenclub

 

Het huis en de slagerij van Piet Davidzon (+/- 1939).

De slagerij

In 1913 namen Piet en Betje de slagerij van Jan de Vries over. Tijdens de moeilijke jaren in de eerste wereldoorlog moesten zij de slagerij sluiten. Na de oorlog heropenden zij de slagerij en het bleek dat hun klanten hen trouw waren gebleven. De slagerij was gevestigd in de dars van de oude stolpboerderij, de winkel bevond zich in de voorkamer en de stallen waren nog in gebruik voor het vee, koeien, varkens en schapen, dat geslacht moest worden. 

Vanaf 1949 werd een VOF gevormd tussen vader Piet en zoon Jan Davidzon. Jan Davidzon trouwde op 28 februari 1949 met Frouk Duinker van De Gouwe. Uit dit huwelijk is op 27 maart 1951 zoon Pieter geboren en op 25 april 1956 dochter Betty. In 1954 brak brand uit in de stolp, echter de brandweer van Hoogwoud en Opmeer bestreden het vuur met 12 spuiten en wisten de schade beperkt te houden. Jan Davidzon zei mij daarover: `De brandweer was te best' Voor vader Piet Davidzon was dit het moment om te stoppen met de slagerij en hij deed hem volledig over aan zoon Jan en zijn vrouw Frouk. Zij verbouwde de slagerij tot een moderne zaak. Jan werd in 1963 ernstig ziek, wat uiteindelijk leidde tot de verkoop van de zaak in 1964 aan William Witsen.

Schriftje

Na de verkoop van de zaak krijgt Piet Davidzon de tijd om zich bezig te houden met andere zaken. Hij heeft in een schriftje een beschrijving gemaakt van zijn levensgeschiedenis. Hij heeft dit gedaan om latere generaties een inzage te geven in het leven en de gewoonten van vroeger. Wij zijn hem er dankbaar voor want juist de gewone dingen in het leven blijven meestal onderbelicht, terwijl het dagelijks leven voornamelijk bestaat uit 'gewone dingen' Dit schriftje is door Jan Davidzon aan de Stichting Hoochhoutwout ter beschikking gesteld voor publicatie. Het totaal bevat twintig bladzijden met potlood beschreven. Deze zijn integraal overgenomen, slechts hier en daar aangevuld door de redactie.

Betje Davidzon-Otte overleed op 20 november 1955 op 62 jarige leeftijd. Piet Davidzon is op 4 augustus 1957 op 65 jarige leeftijd overleden.

Originele tekst

Nu ik wat ouder word en wat meer vrije tijd heb krijg ik zoo maar een idee om wat te vertellen hoe het vroeger toeging: En wou ik wat over mijn eigen levensgeschiedenis vertellen, het is misschien wel aardig voor de mensen van tegenwoordig om daar iets van te vernemen.

Ik was 12 jaar (red.: 1904) toen ik idee kreeg om slager te worden, er kwam toen een slager bij ons uit Spanbroek die een slagersleerling moest hebben. Mijn ouders werden het toen eens met hem voor een loon van 50 ct per week. Het word heel mooi voor gespiegeld ik mocht mee naar Purmerend, en mee naar de kalvenmarkt in Hoogwoud (red: voor het café waar thans Chinees-lndisch restaurant Lotus gevestigd is was toen een wekelijkse markt voor nuchtere kalveren) en zoo al meer; dus ik had daar veel zin in. Ik moest daar heen loopen want een fiets waren wij niet rijk, je zag toen nog maar een enkeling op de fiets en dat waren dan nog de meer gegoeden. Nou dat naar Purmerend enz daar kwam niets van het was wel zoo dat ik Dinsdags vroeg moest koomen, want dan moest ik de eenden ophalen, want anders laggen ze de eieren weg en wij hadden ook nog koeien, dus er was werk genoeg. Vlees wegbrengen deed ik met de hondewagen, nu dat vond ik wel leuk, voor de rest moest ik natuurlijk alles nog leeren. Als er een koe geslacht moest worden kon ik er natuurlijk nog niet zoo veel aan doen, het was wat water halen en wat schrobben enz, en als ik dan eens stil stond zei de baas je niet met je bienen over mekaar staan dan val je. Met de baas kon ik trouwens wel vrij goed overweg, beter als met de vrouw, dus begon ik al eens naar wat anders uit te zien.

Piet Davidzon die samen met knecht Arie Kaijer een koe slacht.

Op een goede keer stond er een advertentie in de krant. Een koetsier gevraagd niet beneden 14 jaar bij een dokter te Midwoud. Daar ik altijd een liefhebber van paarden was had ik daar wel zin in. Dus ging ik daar op af, ik was zeker nog voorlik van mijn leeftijd, daar werd tenminste niet naar gevraagd dus hoefde ik niet te liegen, want ik was toen net 13 jaar, en werd ik aan genoomen voor 1,50 per week. Mijn werkzaamheden bestonden uit het verzorgen van de ket en de rijtuigen en tuigen enz.

Er moest toen een fiets koomen en kocht mijn Vader een fiets, met een masiefen voorband voor dus trok ik daar vol moed op af. Elke dag moest ik met de dokter zijn patiënten rond, wij hadden 2 rijtuigen 1 voor de winter en 1 voor de zomer. Dat was wel een aardig werk. Maar ik moest ook een hoop ander werk verrichten zoo als kleeren af schuieren schoenen poetsen ramen lappen en de tuin schoon houden enz. Dan kwam Mevrouw s morgens beneden en liet ze mij ontbieden en vroeg dan wat ik alzoo had gedaan, nu dan begon ik op te leezen, maar het was altijd te weinig, ze zei dan ik moest maar wat vroeger opstaan.

En dan moest ik eerst nog vertellen dat ik in de stal mijn slaapplaats had bij de rijtuigen en het paard o ja en de hond. Er was wel een behoorlijke bedstee, maar het was toch maar een stal. Op een keer was er toch zware onweersbui, nu ik durf gerust te zeggen ik was doodsbang. De volgende morgen sprak Mevrouw ook over het weer, maar die arme hond was maar alleen in de stal dat was het ergste, over mij werd niet gesproken. Er stonden veel boomen om huis en die waren gesnoeid en moest ik in mijn vrije tijd houtzagen, maar dat schoot niet zoo hard op. Op een keer zei Mevrouw "ja altijd weer Mevrouw" dat ik moest maar om 5 uur opstaan om hout te zagen, er werd mij een wekker meegegeven.

 Lien, IJda, Betje en Piet voor de winkel (+/- 1930).

Maar ja ik was jong dus die wekker hoorde ik natuurlijk niet, of wel dat weet ik niet meer maar ik kwam er in ieder geval niet uit. Maar daar wist ze ook wel weer raad op, want ze vroeg aan de boer die elke morgen over het pad ging te melken of die mij wou roepen. Dus daar zat ik maar ik durf wel te zeggen dat dit ook al gouw niet veel gaf. Zoo werd ik steeds door Mevrouw in de gaten gehouden, als ik in de tuin werkte en maakte soms eens een praatje met de een of ander werd er spoedig aan de ramen getikt en werd mij beduid dat ik moest doorwerken. Dus het was weer de vrouw die mij het leven zuur maakte, en ik ook weer naar wat anders uit keek. En omdat ik graag alles wou leeren ging ik naar een boer te Oostwoud en verhuurde mij daar voor 2,50 per week. Hetgeen ik trouwens niet wekelijks ontving, want de boer spaarde dat voor mij op zei hij, als ik geld noodig had moest ik er altijd om vragen. Dat werk beviel me trouwens best, ik was zoon beetje voor het lichte werk want er was ook een werkman soms wel twee dus dat ging best. Ik kon met die werkman heel goed overweg, want die zat steeds vol grappen, en hadden wij soms grootte schik. Vooral als de baas en vrouw niet thuis waren hadden wij de grootste lol. Ik weet mij nog te herinneren dat wij een dienstbode hadden, die daar ook wel van hield. Die werkman wist haar dan zoo aan 't lachen te maken, dat zij er van in haar broek plaste, en dat herhaalde zich soms 2 a 3 maal per dag, nu daar was het hem net om te doen natuurlijk. Zoo zou ik nog veel van die voorvallen kunnen vertellen, maar misschien intreseert U dat toch niet.

Ik begon toen ook al naar de meisjes te kijken, en zij keken zeker ook wel naar mij. Op een goede keer vroeg een meisje mij of ik met haar naar een bruiloft wilde in Amsterdam. Nu daar had ik natuurlijk wel hooren naar, dus zei ja dat wil ik wel als ik maar niet voor 2 man moet betalen want dat is mij te duur. Onze spriet zei ik zal wel voor mij zelf betalen, toen waren wij het gouw daar over eens en raakten wij naar een bruilof in Amsterdam.

Later heb ik met haar ook nog een bruiloft meegemaakt op het dorp. Dat begon 's middag om 3 uur en duurde tot de volgende dag 3 uur, ik zou nu haast zeggen hoe houd een mens het uit. Trouwen feest vieren en kermis houden konden ze daar wel. De oudere jongen onder ons bleven haast heel de 3 dagen op de kermis en dinsdag bleven ze bij de kastelein te gast. Toen die tijd ging men ook nog uit vrijen, dat ging soms zoo.

Wij gingen met zes jongens naar Abbekerk uit vrijen zoo genaamd dan ging je naar het Café en vroeg dan aan die jongens of ze nog een meid voor je wisten, en zoo werd je dan naar een meisje gestuurd die je nooit gezien had, en zei jouw natuurlijk ook niet. Je werd dan binnen gelaten en er werd een kop koffie aan geboden, en je praate wat over koetjes en kalfjes, tot dat op een gegeven moment dat meisje zee als je van plan bent om bij mij te koomen dan kun je je gang wel gaan. Dat was dan een blauwtje, nu dan ging je maar weer naar 't Café. Zoo kwamen wij met z'n drieen weer in t Café terug en bleven daar tot sluiters tijd en bleven dan nog wat langs de weg dalven en haalden dan die andere jongens op en gingen zoo weer samen op huis af want de afspraak was samen uit samen thuis. Zoo beviel het mij wel goed, maar ik kreeg toch weer idee in t slagersvak want ik dacht ook zoo boerenknecht is toch maar boerenknecht. Ik werd toen slagersknecht in Hoorn, nou dat was eerst een heele verandering want zoo van boerenknecht in de slagerij viel ook niet zoo mee, maar al heel gouw begon ik mij daar heel goed thuis te voelen.

Alleen Zondags verkeerde ik meest al in 't boerenland, want daar was ik toch maar 't beste thuis. Op een goede keer was er ook eres een vliegdemonstratie in Alkmaar, ik meen van Maasdijk zou daar vliegen, tenminste als er geen wind was want dan ging het niet door. Het was op een Pinkster Maandag en heel mooi weer, dus ik daar per spoor naar toe met een vriend. We vonden dat natuurlijk heel intressant, en er was veel volk en ook veel meisjes natuurlijk. Al heel gouw kreeg ik kennis aan een meisje, ja zoo erg dat ik raakte met haar uit ik was zeker verliefd op t eerste gezicht, want ik zou ook met haar naar huis, en liet mijn vriend in de steek. Maar toen wist ik nog heelemaal niet waar zij woonde, nu dat was dan in Valkoog achter Schagen en wij zaten toen nog in Alkmaar maar niets kon mij tegenhouden ik ging met haar mee, eerst met t spoor naar Schagen en toen loopen naar Valkoog, en toen een beetje vrijen en weer loopen naar Schagen, en omdat het toen Dinsdag was kon ik net met de markttrein naar Hoorn, wat doet men al niet om een meisje hè.

Maar in Hoorn, ik kreeg daar al meer vrienden en raakte daar aardig thuis. Ik werd ook lid van de slagers gezellen vereeniging en wilden wij ook graag de Zondag vrij hebben, maar dat ging niet zoo eenvoudig, want ik had een beste baas, maar als hij dacht er is een vergadering wist hij altijd wel zoo veel werk te zoeken dat ik daar haast niet heen kon. Op een goede keer gingen wij ook bij enkel de bazen rond om ze daar over te spreken maar werd ik op een goede keer zelfs de deur uitgegooid ze wilden er niets van weten pas veel later toen het van de bazen zelf uit ging is het er van gekoomen.

Ik begon toen at een heele Piet te worden want mijn loon was toen opgeklommen tot 4,50 per week, maar moest daar dan ook veel werk voor doen en had een avond in de week vrij en dan Zondags na 12 uur. Er is toen ook nog eens een landbouwfeest geweest van 5 dagen lang maar daar heb ik nooit iets van gezien, als de optocht die voor bij onze ramen ging. Maar toen het voorbij was kreeg ik dan ook een gulden fooi. Zoo kreeg ik dan ook kennis aan mijn vrouw, die diende bij Mijnheer en Mevrouw Best nu dat waren heele beste mensen als zij soms eens moest oppassen mocht ik daar ook altijd koomen en stond er soms een glaasje wijn en een sigaartje voor mij klaar. Mijn vrouw was daar ook vrij best tevreden en zij verdiende 2 gulden in de week, maar moest dan ook elke dag om 6 uur beginnen en een avond in de week vrij tot 10 uur maar ja zoo was het vroeger.

De opvolger, Jan, staat in de deuropening van de slagerij.

Ik vond dit ook allemaal wel leuk, maar begon toch al naar een slagerij uit te zien om daar samen ons geluk te beproeven. Met de hulp van mijn schoonvader kwamen wij dan in 1913 in de slagerij van J. de Vries te Hoogwoud en deden wij zamen ons best om wat vooruit te koomen in de wereld, maar dat ging niet zoo gemakkelijk, want er was toch niet veel te verdienen. Kwam mijn zwager op bezoek en vroeg nou hoe gaat het, dan zei ik nou dat gaat wel, maar weinig te verdienen, dan zei hij dat is wel goed de honger moet je de deur uit jagen dus dat was ook een schrale troost. Maar al heel gouw kwam de eerste wereldoorlog 1914-1918 en moest ik toen ook in dienst, mijn vrouw probeerde eerst nog de zaak met een knecht gaande te houden maar al heel gouw ging dat niet meer, dus werd de zaak gesloten. Wij kregen toen vergoeding voor een vrouw met 2 kinderen die er inmiddels waren bij gekomen 85 ct per dag vergoeding en ik zelf verdiende 1,10 per week. Dat ging zoo door tot ik verlof kreeg uit de dienst dus de zaak weer kon hervatten.

Langzamerhand scharrelden wij wat vooruit en wist ik al heel gouw een stukje land te huren en deed er zoo af en toe een handeltje bij dus ging het goed alleen ging het niet zoo gemakkelijk als tegenwoordig. Ik ging dan ook vaak zelf rijdende naar Purmerend om mijn zaken te doen. Ik ging dan bijvoorbeeld nachts om 3 uur van huis en kwam dan ’s middags om 3 of 4 uur pas thuis, want ik had meestal een ket van 150 dus dat ging niet zoo vlug. De koeien gingen toen meestal loopende naar de markt Arie Verver ging dan Maandags-avond om 6 uur al aan de loop om op tijd in Purmerend aanwezig te zijn. Onze slachtkoeien gingen terug met de schuit tot Avenhorn en verder loopen. Je kon toen ook nog met 't spoortje naar Purmerend, dat koste 90 cent per retour, retour Hoorn koste 45 cent, naar verloop van tijd werd dat spoortje toen opgeheven. Toen kon het vee ook met de schuit van Opmeer naar Purmerend, gebroeders Jonker maakte daar goede zaken mee totdat er steeds meer vrachtauto's kwamen, dus dat ook weer kwam te vervallen.

De zaken gingen toen zoo vooruit dat wij zelf ook met een auto gingen rijden om onze zaken te doen, zoo dat ik mij langzamerhand wat terug trek en het werk meer aan mijn zoon overlaat. En heb ik dit geschreven om U te laten zien hoe het vroeger toeging.

Piet Davidzon

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall