Bottelarij in Hoogwoud
Door Truus May – Bakker
In de loop van de jaren zijn er heel wat beroepen verdwenen. Sommigen kwamen, soms in een andere vorm, weer terug maar het vak van bierbottelaar is volgens mij niet meer te vinden. Ja, bij Heineken of Grolsch en hoe de andere merken ook mogen heten, spreken ze misschien nog van een bottelaar, maar dat is dan wel heel wat anders dan hetgeen Arie Modder en mijn vader, Cor Bakker, in de jaren dertig en begin jaren veertig hebben gedaan.
Kasteleins hadden toen nog geen biertap, maar verkochten het bier in flesjes, beugelflesjes. Voor Hoogwoud en omgeving werden die gevuld bij garage Modder en Bakker. Achter de garage, direct tegen het huis aan, was een boet (red.: schuurtje) neergezet, bij ons heette dat de groene boet en daarin was de bottelarij gevestigd. De, toen nog, houten vaten met bier kwamen van de Heineken brouwerij naar Hoogwoud. Tot ze met het vullen van de flesjes begonnen werden de vaten opgeslagen in een grote kelder die onder het woonhuis zat en nog wel zit vermoed ik. De kelder kreeg een ingang in de garage met een betonnen trap. Ook toen werd er blijkbaar al aan de ruggen gedacht want als de vaten aankwamen werden er over die trap balken gelegd waarover de vaten naar binnengerold konden worden.
v.l.n.r. Arie Modder, Rens Pool, Kees Pool
In de boet stond een heel grote rechthoekige kuip waarin gebruikte flesjes eerst in de week gelegd werden. Honderden flesjes konden erin. De etiketten moesten er natuurlijk af en ze moesten schoongemaakt worden. Ze werden schoongemaakt door borstels die werden aangedreven door een elektrisch motortje. De flesjes werden op de borstels geschoven en daarna nagespoeld door een flesje op een soort buis te duwen waardoor er een krachtige straal water in het flesje werd gespoten. Daarna tegen het licht houden om te kijken of ze goed schoon waren. Was dat niet het geval dan volgde nog eens de bewerking en dan werden ze op een rek gehangen waardoor het water eruit kon lopen. De vorm van dat rek had de vorm van een hooihoop en kon draaien. Vlak bij de kuip, tegen de wand, stond een machine waarop een vat bier werd aangesloten plus een fles koolzuur.
Dat alles moest goed afgesteld worden voordat het tappen kon beginnen. Via een bepaald systeem werd het flesje tegen een opening aangedrukt, met een voet werd de machine in werking gesteld en het flesje liep vol. Er werd met 4 of 5 flesjes tegelijk gewerkt, het ging dus allemaal vlug. Er moest natuurlijk heel goed opgelet worden of het flesje vol was, want dan moest het flesje vliegensvlug gesloten worden met de beugel. Als er eens een flesje tussen zat waar een scheur in zat vloog de boel uit elkaar. De afgevulde flessen werden in een krat gestopt. Later werd er dan nog een etiket opgeplakt. Een bak met stijfsel met daarop een rol waarover het etiket werd gehaald en hop, op de fles. Zo werd er pils, groen etiket, lager bier, blauw etiket, en donker bier, bruin etiket, in de flesjes gebotteld. Daarnaast was er ook nog stout, maar of dat ook gebotteld werd weet ik niet meer maar ik denk van niet.
Er stond nog een tweede machine waarmee frisdranken, zoals we ze nu noemen, werden gebotteld. Er waren twee soorten: Cider, had een witte kleur, en champagne pils, licht bruin van kleur en zonder alcohol al zou de naam anders doen vermoeden. Dit werd in kogelflesjes gedaan. Bij een kogelflesje zit in de hals een glazen kogel die door de druk van de koolzuur omhoog wordt gedrukt waardoor het flesje wordt afgesloten. Als we wisten dat er gebotteld werd zorgden we wel dat we in de buurt waren, want als er een flesje barstte hadden we er ten eerste weer een stuiter bij en ten tweede bleef er soms nog wat in het flesje zitten, dat mochten we dan opdrinken. Op de flesjes werd ook nog een kroonkruk gedaan. In een buis zat een magneet die er voor zorgde dat de kroonkurk die er ingestopt werd, bleef zitten. Aan die buis zat een kruk die dan naar beneden werd gedrukt en de kroonkruk zat er op. In het biermuseum in Alkmaar zijn de machines waar mee gewerkt werd te zien. Die zien er prima uit maar zover ik het nog herinner waren die van de bottelarij Hoogwoud niet zo mooi meer. Naast het bottelen van bier en frisdrank werd er ook nog ranja en grenadine gemaakt. Hiervoor werd een grote emaillen emmer gebruikt. Wit aan de binnenkant en blauwpaars aan de buitenkant. Suiker werd gesmolten en dat ging via speciale watten de emmer in. Dan werden er smaak- en kleurstoffen, zonder wat voor chemische stoffen dan ook die er toen gewoon nog niet waren, bij gedaan en klaar was het. Ook dat ging natuurlijk in flessen en er werd een etiket op geplakt. Ook als we wisten dat er ranja of grenadine gemaakt werd zorgden we er voor in de buurt te zijn want soms mochten we de emmer uitslikken!!!
Het schoonmaken van de flessen en het bottelen werd op vrijdag gedaan. Zaterdag's ging het met een vrachtwagentje, een T-Ford, langs de kasteleins om te proberen wat te verkopen. Soms mochten we mee en dat was dan groot feest. Verschillende cafés die toen wekelijks bezocht werden zijn er nu niet meer. Zo was daar Koelemeijer aan de Spanbroekerweg, later werd dit café Stam. Het stond ongeveer op de plaats waar nu de loods van de gemeente is. Het Kromhout op de hoek Breestraat — Koninginneweg, nu de zaak van Vriend rijwielen. Bakker aan de Westfriesedijk bij Aartswoud, nu staat er niets meer. Dantuma in Sijbekarspel, nu een woonhuis bij de zaak van Oud. Eijlander in Benningbroek bij de voormalige molen. Baardemaker in café De Vier Eenen, nu staat daar de Amazone. Dam in Hoogwoud, nu Chinees restaurant Lotus. De Witte Valk van Breed in Hoogwoud, waar nu Wooncentrum Kaijer is gevestigd en naast het klooster aan de Ooijevaarsweg in Nieuwe Niedorp, nu is daar een notariskantoor.
Links Cor Bakker, rechts Arie Modder.
Zoals eerder gezegd, de kasteleins hadden in die tijd geen biertap, maar met de kermis zorgde de bottelarij ervoor dat er via de brouwerij taps kwamen. Mijn vader en Arie Modder gingen dan te tappen, in Hoogwoud was dat in De Witte Valk van Breed en zaal Modder (Het Witte Huis). De zaal, kolfbaan, die bij Modder hoorde is er niet meer. Op de plaats waar die eens stond is nu de Rabobank gevestigd. Via een lange gang was die zaal verbonden met het café. Ongeveer halfweg die gang was er nog een grote stal, waar toen onder andere de lijkwagen in stond die door paarden werd getrokken. Als kind vond je dat maar eng.
Op een gegeven moment gingen Modder en Bakker uit elkaar, de bottelarij ging naar Modder in de Boekel in het pand waar nu kapsalon De Boekel zit. Maar lang heeft dat niet meer geduurd, de tijd veranderde en het geheel was gewoon te klein. Zo verdween er weer een vak uit Hoogwoud. Ik heb geprobeerd een weergave te geven zoals ik dat in mijn jeugd gezien heb.
Truus May – Bakker.