Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Bodemvondsten bij boerderij Hoogh hout wout

Door Co de Rijcke

Aan de Gouwe te Hoogwoud en hoofdzakelijk op het erf van de familie de Rijcke-Glas zijn in een tijdsbestek van 4 jaar opgravingen gedaan die het leven van de laatste 400 jaar weergeven op de boerderij 'Hoogh hout wout' die altijd door dezelfde familie bewoond is geweest. Onderstaand mooie Westfriese gedicht van Ina Broekhuizen-Slot is eigenlijk wel toepasselijk op de bodemvondsten.

 

Tweide leven

't Bord bestaat enkeld uit skerve
maar toch ké-jé goed zien hoe mooi of 't was,
met blauwe en met gele loine
een pronkstuk eertoids in de pottekas

De skiefte berme guster vonden
gewoôn an 't end van 't durp, an de sloôtkant.
Dat bord is dik drie eêuwe leden
In gruzelemente op die plek beland.

Met liefde wordt nou alles past en 
meten zoas de puzzel van een kind.
Uit skerve groeit een prachtig sierstuk
dat an een nuwe levensloop begint.

Zo ken uit ouwe skerve ende, 
die weggooid benne of zo wat vergaan,
deur mense die d'r oog voor hewwe
in veul gevalle weer wat moois ontstaan.

 De 'schatzoekers' aan het werk aan de zuidkant van de boerderij. 
Jannie en Gré Glas kijken toe hoe Co de scherven naar boven haalt.
De dames sorteren soort bij soort. De diepte waarop de voorwerpen
gevonden werden varieerde van 1-2 meter.

Amateur Archeologie

Hoe komt men eigenlijk op het idee om spullen die vroeger weggegooid zijn op te gaan graven om ze weer boven de grond te krijgen? Op de ambachtsschool had ik een praktijkleraar die als hobby oude tegels verzamelde en die op school restaureerde. Hij kon daar prachtig over vertellen. Dat is blijven hangen en daar is de liefde voor het verzamelen eigenlijk al gelegd. Door op latere leeftijd lid te worden van het tegelmuseum in Otterloo, boeken te kopen en lezingen over archeologie en bodemvondsten te bezoeken krijg je niet alleen meer kennis, maar ook contacten met andere verzamelaars. Door deze contacten bleek dat niet alleen tegels maar ook majolica, gebruiksaardewerk, slipaarde en Delfts blauw tot het verzamelgebied behoort dat tot de verbeelding van de verzamelaar spreekt. In de literatuur is tot dus ver weinig aandacht besteed aan de vroeg Nederlandse productie van luxe ceramiek.

Door Nederlandse musea is totaal geen actief verzamelbeleid gevoerd. Deze geringe belangstelling heeft enkele grote verzamelaars de gelegenheid gegeven on een schitterende verzameling bijeen te brengen, dankzij aankopen van amateur-gravers. Door de geweldige bouwactiviteiten van de laatste decennia, konden de kleine archeologische diensten geen aandacht besteden aan bodemschatten. Dankzij de amateur-gravers is er veel aardewerk naar boven gekomen. Door de groeiende populariteit van de archeologie en de grotere bevoegdheid van archeologische diensten, vooral in de steden, kwamen er nogal eens botsingen tussen zogenaamde 'schatgravers' en deze diensten. Door een betere samenwerking tussen deze amateurs en beroeps en uitwisseling van gegevens is een beter en opener klimaat ontstaan. Maar dankzij deze amateurs die pionierswerk hebben verricht op het gebied waarin het verleden niet veel aandacht aan is besteed door de professionele wereld, zitten de mooiste stukken bij privé-eigenaren en dankzij deze verzamelaars die meestal zelf de gevonden voorwerpen restaureren, zijn prachtige collecties aangelegd.

In 1993 is in Paleis Langevoorhout een tentoonstelling geweest over majolica uit een privé-verzameling. Hierbij is een prachtig boek uitgegeven wat voor ons een leidraad is geweest voor de datering van onze vondsten op de boerderij. Sinds de tentoonstelling in Paleis Langevoorhout zijn andere musea ook belangstelling gaan tonen. In het Westfries museum in Hoorn is in 1997 een expositie geweest over Noord-Hollands slibaardewerk 1580 - 1650. Ook hierover is een prachtig boek uitgegeven welke nog te koop is in het museum. Het meeste slibaarde was door particulieren beschikbaar gesteld. Ook de vondsten die wij op de boerderij hebben gedaan worden regelmatig uit geleend aan musea o.a. het Pottenbakkersmuseum in Tegelen, het Harlinger Aardewerk Museum en het Westfries museum in Hoorn. Een goede zaak.

Bodemschatten in sloot en askuil

In de woning zijn het ook prachtige decoraties en op onze boerderij hangen en staan de voorwerpen die 300-400 jaar geleden afgedankt werden. Er is veel belangstelling van ingewijden en verzamelaars uit heel het land voor het gevonden aardewerk. Een ieder vraagt het zich of hoe het mogelijk is dat van een erf zoveel vondsten boven zijn gekomen, want rond 1600 was bijvoorbeeld majolica al een luxe product en er moeten dan ook wel lieden met geld hebben gewoond. Dat geldt trouwens voor de gehele Gouwe. Er moet toen een levendige handel geweest zijn op de Gouwe en echte liefhebbers van mooi aardewerk want op diverse plaatsen op de Gouwe hetzelfde aardewerk gevonden als op onze boerderij. Van Sijbekarspel en Benningbroek is mij niet bekend dat daar dezelfde vondsten zijn gedaan. Dus de Gouwe is niet alleen bekend van belangwekkende prehistorische vondsten, maar ook door de archeologische vondsten van de periode rond 1600.

Het bijeen brengen van een verzameling zoals door ons gevonden op de boerderij is natuurlijk een droom voor iedere verzamelaar. Maar dat gaat niet zo maar effies en het gedicht van Ina Broekhuizen-Slot geeft goed weer wat er allemaal gebeuren moet. Gemiddeld 2 meter onder de grond kwamen we de vondsten tegen, we hebben alles met het handje uitgegraven omdat je anders kans loopt de stukken te beschadigden. De oudste stukken vonden we ongeveer 5 meter van de boerderij, waar we onder het pad een oude sloot vonden. Die liep langs de hele boerderij en we hebben hem tot de bodem uitgegraven. De mooiste stukken kwamen eruit, maar ook veel botten van diverse dieren. Op een ander gedeelte van het erf waren zogenaamde askuilen gemaakt. Vroeger werd de vuilnis niet opgehaald maar werd het vuil in zo'n askuil gedumpt. Door die askuilen op te zoeken en uit te graven kwam veel gebruiksaardewerk naar boven. Al met al een spannende bezigheid. Samen met mijn vrouw Jannie en haar zus Gré Glas, die soms de kamer vol hadden met brokken en deze direct selecteerden, hebben we met veel plezier aan deze opgravingen gewerkt. Nu alles een beetje gerestaureerd is kijken we er met plezier op terug wat er van de scherven geworden is en de pronkstukken staan weer in de Diggelekast.

Majolica

Majolica geldt als verzamelnaam voor aardewerkproducten uit verschillende landen en perioden. Kenmerkend voor het majolica-aardewerk is de dekkende laag witte ondoorschijnende tinglazuur waarop veelal gekleurde schilderingen zijn aangebracht. Het woord 'Majolica' is een Italiaanse verbastering van Mallorca, het ter hoogte van Valencia gelegen eiland. In de 14e en 15e eeuw was dit eiland de belangrijkste doorvoerhaven voor Spaans aardewerk met tinglazuur dat naar Italië geëxporteerd werd. In Spanje werd aardewerk vervaardigd volgens een procedé dat afkomstig was uit het Midden-Oosten. Deze techniek had door de Islamitische veroveringen haar weg gevonden naar het Spaanse koninkrijk en vervolgens naar de rest van Europa. Het veelkleurige Spaanse aardewerk was zo populair in Italië dat lokale plateelbakkers het al spoedig probeerden na te maken.

Rond het midden van de 15e eeuw slaagden zij erin verfijnder, met meer pigmenten gedecoreerd majolica-aardewerk te ontwikkelen dan het Spaanse voorbeeld. En omstreeks 1500 had het Italiaanse majolica zich ontwikkeld tot een product van grote verfijning. Tegenwoordig zijn dergelijke voorwerpen in gave staat zeer kostbaar, mede omdat er niet veel gave exemplaren meer aanwezig zijn. Gerestaureerd zakt de waarde aanzienlijk al naar gelang de kwaliteit. Reeds in de 16e eeuw werden kostbare stukken uit de Italiaanse ateliers geëxporteerd naar noordelijk gelegen streken. De vraag was dusdanig groot dat Italiaanse majolicabakkers emigreerden om elders in Europa majolica werkplaatsen te stichten en hun kennis in praktijk te brengen. Eerst in Antwerpen waar de Italianen de basis legden voor de Antwerpse majolicaproductie in de 16e eeuw. Aanvankelijk was Antwerpen het centrum van de majolicaproductie in de Nederlanden. Het gespannen politieke en religieuze klimaat in Antwerpen gaf aanleiding tot het vertrek van veel majolicabakkers o.a. naar de Nederlanden.

Nederlandse Majolica

In onder meer Middelburg, Delft, Amsterdam, Haarlem en Harlingen zetten zij hun werk in betrekkelijke rust en veiligheid voort. De majolicaproductie in de noordelijke Nederlanden zou tussen 1600 en 1650 zo wel in technisch als artistiek opzicht tot grote bloei komen. In eerste instantie werden majolica voorwerpen op een zelfde manier als voorheen gedecoreerd, waardoor ze niet of nauwelijks van eerdere Antwerpse producten te onderscheiden zijn. Tot omstreeks 1600 werd een combinatie van vele randversieringen toegepast rond gestileerde bladornamenten. Schotels met Bijbelse voorstellingen zijn zeldzaam. Ook werden schotels gemaakt van blauw tinglazuur om daar vervolgens de versiering op aan te brengen. Ook wij hebben een prachtige blauwe schotel opgegraven met een afbeelding van een gekleurde papegaai. Deze schotel heeft een diameter van 33 cm. Het is een magistraal voorbeeld van het werk dat de Haarlemse plateelbakker Willem Janz Verstraten tussen 1620 — 1650 vervaardigde. Er zijn maar enkele borden met deze afbeelding bekend.

In de haard van de tegelschouw, de z.g. smuiger, hebben we 
enige majolica borden opgesteld. We hebben als motief fruit 
genomen. 2 borden met een fruitschaal en 3 borden met 
druiven en granaatappels. Vooraan rechts een bladmotief met 
een noppenrand. De afmetingen zijn Ø 25-35 cm. 
De schotel op het bankje in de haard, met z.g. graffito-
techniek, is de oudste die we gevonden hebben ca. 1560-1580. 
Al de andere borden 1610-1640.

De economie floreerde tussen 1600 — 1670 en uit boedel inventarissen van gegoede burgers blijkt dat majolica als sier- of gebruiksvoorwerpen onderdeel uitmaakten van menig welvarend huishouden. Zoals schotels ter verfraaiing van de schouw, de bedstee of als wanddecoratie. Al in het begin van de 17e eeuw onderging majolica allerlei veranderingen. De composities verloren iets van hun Zuid-Europese strakheid. Wel werden er motieven gebruikt die ten dele aan Zuid-Europese voorbeelden ontleend waren zoals druiventrossen, granaatappels, tulpen, enz. Deze schotels behoren tot de mooiste producten. Op schalen, kommen en schotels vindt men veel dezelfde decoraties als op wandtegels. Belangrijke technische vernieuwingen hebben mede het einde ingeluid van de succesvolle productie van majolica-aardewerk. Vanaf 1640 kwam er een massale import van het Chinese porselein op gang en dat was uiteindelijk de nekslag voor de vroege Nederlandse majolica productie.

Een schotel met blauwfond en een gekleurde papagaai welke zeldzaam zijn. 
Fragmenten met donker blauwe kleur werden in Hoorn en omgeving
aangetroffen en mogelijkerwijs ook in Hoorn gemaakt.

Dit is een van de mooiste borden die we gevonden hebben.
Een grote fruitschaal met een prachtige noppenrand.
Een topschotel als het gaat om wat er van Majolica van Nederlandse makelij gevonden is.
Ø 31 cm en van ca. 1610-1630.

Alleen in Friesland is in een later stadium, ongeveer 1700, weer een periode geweest waarin majolica gemaakt is. Het is herkenbaar aan de iets grof geschilderde exemplaren. Het Friese majolica werd gemaakt in Harlingen, Makkum en Bolsward. Er is veel aardewerk geproduceerd en van majolica is weinig overgebleven. Op onze boerderij zijn 9 borden gevonden met een doorsnede van ongeveer 38 cm in praktisch complete toestand. Hiervan staan er momenteel 3 in het Harlinger aardewerk museum. Een van de borden heeft als voorstelling een springend paard en de 2 anderen een grote Friese bloem. Er worden niet veel borden van Fries majolica gevonden bij opgravingen, daarom is het museum in Harlingen blij met de vondsten op de Gouwe en is het een mooie aanvulling op de collectie in Harlingen.

3 Friese majolica schotels Ø 35 cm. De linker en rechterschotels 
zijn diepe kommen, de middelste heeft een bolling in het midden en wordt ook
wel 'Pannekoekschotel' genoemd. De schotels zijn van ± 1750-1800.

Noord-Hollands slibaardewerk

De decorateurs van het Noord-Hollands slibaardewerk waren in hun tijd eenvoudige handwerklieden die tot de kleine burgerstand behoorden. Noord-Hollands slibaardewerk kan gedefinieerd worden als een in vele vormen voorkomende roodbakkende aardewerkgroep die voorzien is van een witbakkende decoratie van verdunde pijpaarde. Het patroon van slibdecoratie werd aangebracht met een ringeloor. Oorspronkelijk gebruikte men hiervoor een koehoorn waarvan de punt werd verwijderd en vervangen door een schuin afgesneden rietje. De hoorn werd gevuld met dunne meestal witte kleipap. De decorateur hanteerde de ringeloor als het ware als een slagroomspuit. Het aldus omschreven aardewerk is gemaakt van ongeveer 1570 tot ongeveer1670. Het grootste deel van het Noord-Hollands slibaardewerk is gemaakt in de omgeving van Alkmaar. De meest voorkomende vormen zijn de schotel, papkom en de vuurklok. Daarnaast een ruime sortering van grapen, testen, spaarpotten en zoutschaaltjes. De schotels staan op 3 stand lobben. Deze zijn tot ongeveer 1625 vaak nog zichtbaar met de vingers of een hulpmiddel uit de nog zachte klei omhoog geknepen. Vele voorwerpen zijn gedateerd.

 3 slibaarde schotels en een papkom gevonden op de boerderij.
De linker schotel is van ± 1600 en zeer waarschijnlijk gekocht van een
pottenbakker uit de Streek (regio tussen Hoorn en Enkhuizen).
Een schotel met Adam en Eva gedateerd 1611. De mooiste schotel,
gedateerd 1614 Ø 45 cm, toont een afbeelding van twee gekroonde
duiven, omgeven door granaatappels en anjers. Onderaan een papkom met een haan gedateerd 1610.

Het slibaardewerk werd gekocht door de gewone man met een bescheiden cultuur, die niet werd geplaagd door bovenmatige geldingsdrang naar weelde en overdaad. Aangenomen wordt dat vanaf ca. 1600 ook in Alkmaar majolicabakkers actief waren en sommige symbolen overeenkomen met slibaardewerk. Ongeveer een vijfde van de gevonden schotels zijn in open vuur gebruikt, getuige de zwart geblakerde onderzijde. Het Noord-Hollandse slibaarde zit meestal bij particulieren en is veel zeldzamer dan majolica en is daardoor als het nog in de handel komt, wat zelden voorkomt, kostbaarder dan majolica.

De aandacht voor het Noord-Hollands slibaardewerk is in publicaties altijd zeer gering geweest en is slechts overgeleverd als bodemvondst. Slibaardewerk wordt naast grote vindplaatsen in Graft en de Rijp hoofdzakelijk gevonden op het platteland van West- Friesland en in de Streek (gelegen tussen Alkmaar en Hoorn). Gelukkig is een bodemvondst niet per definitie een hoop scherven, de huidige oogst is een paar zo goed als gave schotels.

Een bijzonder slibaardebord met Adam en Eva gedateerd 1611. 
Er zijn nog enkele borden bekend met de afbeelding van Adam en
Eva maar daarop staat Eva aan de andere kant van de boom.
Een ander opmerkelijk feit is dat Adam en Eva niet geheel naakt zijn
afgebeeld. De decorateur heeft 'kledinglijnen'
op de schouder, polsen en het lichaam ingekrast.

Daarnaast hebben vele, meestal fragmentarisch teruggevonden stukken, hun oorspronkelijke uiterlijk teruggekregen dankzij restauratiewerkzaamheden. De gevonden borden en kommetjes op onze boerderij zijn van goede kwaliteit en er moest weinig aan gerestaureerd worden. Veel voorwerpen zijn gedateerd. We hebben 2 papkommen met data 1610 — 1617 en 2 borden gedateerd 1611 — 1614 gevonden. In totaal op het erf gevonden 5 schotels en 2 papkommen welke verantwoord te restaureren waren.

De afbeeldingen op het slibaardewerk zijn ook cultuurhistorisch interessant, omdat zij een symbolische betekenis verbergen. De symboliek heeft betrekking op de burgerlijke-christelijke-humanistische mentaliteit van destijds. Afgaande op de voorstellingen op de schotels lijkt de hypothese gewettigd dat veel slibschotels in het kader van een familiefestiviteit ten geschenke zijn gegeven. Meer specifiek verwijzen de decoraties naar zaken als huwelijk, vruchtbaarheid en in veel gevallen verloven, huwelijk, geboorte en geloof. Wij hebben een bord gevonden uit 1611 met de populaire Bijbelse voorstelling van 'de zondeval van Adam en Eva.' Zij staan afgebeeld aan weerszijden van de boom van kennis van goed en kwaad, en om de stam kronkelt een slang, het bord heeft een doorsnede van 43 cm. Een ander bord, ook met een doorsnede van 43 cm, laat 2 tortelduiven zien die elkaar aankijken of liefkozen en dit heeft betrekking op de onderlinge liefde en trouw van beide huwelijkspartners. Een papkom met een haan erop (1610) wordt in het boek 'Hoorn des overvloeds', dat de bloeiperiode van het Noord-Hollands slibaarde-werk beschrijft van ca. 1580 — 1650, beschreven als het symbool voor wellust, mannelijke seksuele potentie en vruchtbaarheid. En een papkom met een hand gedateerd 1617 is meestal het zinnebeeld van trouw in het algemeen of meer specifiek de huwelijkstrouw. De andere gevonden borden zijn er een met 2 duiven en een ornamentele.

Binnen het slibaardewerk is de vuurklok de meest tot de verbeelding sprekende vorm. Op het erf van onze boerderij hebben we wel een bovenkant hiervan gevonden, maar er was te veel materiaal weg om hem te restaureren. lk heb onlangs tijdens de verkaveling in de Gouwe, bij het graven van een sloot, een praktisch complete vuurklok gevonden die was te restaureren. Noord-Hollands slibaardewerk is altijd onderschat, de beroepsarcheologen vonden het materiaal te jong maar dankzij de studie van stichting Noord-Hollands slibaardewerk heeft men zich nu gerealiseerd dat het een wereld van schoonheid en cultuurhistorische betekenis is.

Volksaardewerk

Volksaardewerk is voornamelijk alledaags aardewerk wat door onze voorouders werd gebruikt. Wat techniek van het vervaardigen betreft behoren deze zacht gebakken kleiproducten tot het eenvoudigste soort ceramiek dat wij kennen. Het zijn in het algemeen functionele gebruiksvoorwerpen gevormd uit roodbakkende klei. In mindere mate is in sommige plaatsen ook geel of witbakkende klei verwerkt. Wat op het erf van de boerderij is gevonden is hoofdzakelijk roodbakkende klei. Tot aan het einde van de negentiende eeuw vervulde dit pottenbakkersgoed een belangrijke functie in het Leven van alledag, ongeacht de maatschappelijke status van de eigenaars.

Een compositie van gebruiksaardewerk gevonden op de boerderij.
2 groene steelpannen, materiaal witbakkende klei, koperoxide
loodglazuur ± 1650. Grote schotel Ø 40 cm nederrijn met
ringeloorversiering ca. 1750-1800. Een steelpannetje en melkpotje
ca 1700. 7 zalfpotjes waarvan 1 van majolica met blauwe
strepen ± 1600 en een blauw mosterdpotje ± 1610. Een
z.g. bodemtegel van een nis 18½ * 18½ cm (zeldzaam) en tinnen
lepels ± 1600 en enkele kleipijpen.

Hoewel in de loop der tijd door onze vaderlandse pottenbakkers enorm veel aardewerk is geproduceerd blijkt onder meer uit bodemvondsten dat veel gebruiksgoed in ons woongebied moet zijn ingevoerd.

Rustende potverkoper uit Westfalen. Daar kwam het 
meeste volksaardewerk vandaan wat wij gevonden hebben.

De op de boerderij gevonden buitenlandse gebruiksgoederen komen hoofdzakelijk uit Duitsland o.a. baardmankruiken uit de omgeving Köln en Westerwald en Rijnlands aardewerk. Men kocht dat van de pottenhandelaar die langs de deur kwam of van de zog. 'Potschippers', die met schepen vol uit Duitsland kwamen, De producten uit de Nederrijnse werkplaatsen waren beter van kwaliteit dan hetgeen vele Nederlandse bedrijven maakten. Dit zat hem hoofdzakelijk in de kwaliteit van de gebruikte klei. Uitzondering waren enkele bakkerijen in Friesland, Tegelen, Bergen op Zoom en Gouda die volwaardige producten afleverden, De handel vanuit Duitsland ging per kar over hobbelige wegen en soms te voet. Voor deze laatste pottenkerels waren er de speciaal naar hen vernoemde voetwegen (Pottkerpatte). Een van de bekendste was het pad dat via Bentheim en Nordhorn en Coevorden ons land bereikte.

De pottenverkopers droegen een grote mand op de rug, waarin zich hun aardewerk bevond. In veel gevallen werd betaald in natura. Voor wat goede stevige kannen of inmaakvaten gaf de boerenvrouw graag een paar kippen. In het bijzonder in de herfst en gedurende de wintertijd, wanneer het boerenwerk voor een belangrijk deel stil lag, waren de pottenkerels graag geziene gasten op het platteland. De boerenvrouw maakte van het bezoek graag gebruik om allerlei nieuws te horen en bood harerzijds vaak gelegenheid om mee te eten of verschafte onderdak voor de nacht. De pottenverkopers bezochten de markten in de grote steden waar ze het gebruiksaardewerk verkochten of ruilden tegen waardevolle artikelen van klein formaat zoals knopen van metaal, tabaksdozen en rookpijpjes die zij elders weer verhandelden. Het meegebrachte aardewerk bestond hoofdzakelijk uit kook- en braadpannen, schotels en borden, kommen en vergieten. We hebben op de boerderij diverse kookpannen en braadpannen opgegraven en twee vergieten wat zeldzaam is omdat daar meestal niets van over blijft. Diverse soorten testjes waarop gekookt werd. Er zijn een groot aantal van deze gebruiksvoorwerpen gevonden zodat je vanaf 1600 — 1850 een goed overzicht kan krijgen hoe er eten werd klaar gemaakt en waaruit werd gegeten en gedronken. In Maastricht werd in 1836 door Peter Regout een fabriek opgericht die Engels aardewerk ging maken, dat vanaf 1850 een grote concurrent werd van de oude ambachtelijke pottenbakkerijen in Limburg. Een andere schadepost was het geëmailleerde metaalwerk dat in de mode kwam en het was afgelopen met het gebruiksaardewerk. Ondanks dat er veel aardewerk is geproduceerd, is er niet veel bewaard gebleven. Het was niet aantrekkelijk voor verzamelaars dus bleef het in de grond of werd het pad ermee verhard.

Een Westfaalse kramer biedt zijn waar te 
koop aan op de deel van een boerderij.

Boeren Delfts

We hebben ook verscheidene Delfts blauwe borden gevonden, het zogenoemde Boeren-Delfts, een grovere uitvoering van het fijnere Delfts Blauw. In de 18e eeuw heeft dat Boeren-Delfts een periode van bloei doorgemaakt.

6 stuks delftse borden waarvan de bovenste en onderste links 
prachtige plooischotels zijn n.l. met gegolfde rand van ± 1640.
De andere 4 zijn van een latere datum ± 1750-1800 Ø 22 cm.

Ook daarin zijn verschillende werken van goede kwaliteit. Op de boerderij hebben wij 6 borden met een diameter van 35 cm. gevonden die nog praktisch compleet waren en diverse kleinere bordjes en kommetjes. De naam Boeren-Delfts moet wel in zwang gekomen zijn door het gebruik, dat van dit Delfts gemaakt werd. In de zomer, wanneer het vee naar de wei was gebracht en de stallen op de boerderij keurig waren schoongemaakt, sierde de boer de stal met kleurige borden langs de grond en tegen de muur. Men zou kunnen zeggen dat zij met de tegels de voortzetting van de Oudnederlandse majolica industrie zijn. Ook in de motieven grijpt het Boeren-Delfts menigmaal naar de majolica versiering terug.

In de zomer, wanneer het vee naar de wei was gebracht en de 
stallen op de boerderij waren schoongemaakt, sierde de boer de

stal op met kleurige borden langs de grond en tegen de muur.

Tegels

We hebben niet veel tegels gevonden die compleet waren. Wel veel stukken die niet te restaureren waren. Deze tegels werden veel gebruikt voor erfverharding en dan blijft er niet veel van over. Maar toch wel wat bijzondere tegels die we vonden zijn de zogenaamde nistegels. Deze werden gebruikt voor kaarsnisjes. De nisjes zaten in een tegelschouw, aan elke kant van de schoorsteen een, en werden voor verlichting gebruikt. Dergelijke nisjes werden voornamelijk toegepast in boerderijen in het gebied tussen Hoorn, Medemblik en Enkhuizen. De nis werd rondom betegeld met geschulpte tegels en een complete nis is te bezichtigen in het West-Fries museum in Hoorn.

Ook op onze boerderij moeten nisjes gezeten hebben, er zijn diverse nisrandtegels gevonden en een bodemtegel van 18 x 18 cm. waarop een mooie fruitschaal afgebeeld staat. We hebben alleen te weinig tegels gevonden om een nisje te reconstrueren. Op een boerderij in Wognum hebben ze een schouw met nissen kunnen opmeten. Alle tegels waren al wel 60 jaar geleden verwijderd, maar aan de hand van de afdrukken in de kalkspecie kon men redelijk goed vaststellen hoe de tegels in de schouw gesitueerd moeten zijn geweest.

Restaureren van aardewerk

Wat doe je met de scherven die uit de grond komen. In hun kapotte staat kunnen ze bezwaarlijk opgehangen of neergezet worden. Het is dan ook begrijpelijk, dat de eigenaar de mooiste en meest gave stukken zo goed mogelijk wil herstellen, opdat hij optimaal van zijn nieuw verworven bezit kan genieten. De meeste verzamelaars willen door restauratie de totaliteit van het voorwerp en daarmede ook het onderdeel beschildering volledig zien en beleven, vooral omdat de spanning en de geladenheid, van gave ornamenten alleen maar door de plateelschilder bepaalde omtrek van de decoratie ten volle tot hun recht kunnen komen.

Hoe en hoever een restauratie kan gaan met een zo groot mogelijk behoud van originele vorm, het karakter en de spontaniteit van de versiering, ligt aan de opvatting, handigheid en kennis van zaken van diegene die het werk uitvoert. Het is natuurlijk het mooiste als de eigenaar zelf de gevonden voorwerpen kan restaureren. Door te lezen, vragen en kijken bij collega's en oefenen op de mindere stukken heb ik mijzelf het restaureren aangeleerd. Als het materiaal uit de grond komt kun je de stukken niet zomaar aan elkaar lijmen. Want doordat het materiaal honderden jaren onder de grond ligt, krijg je bevuiling en verkleuring.

Het materiaal wat we op de boerderij gevonden hebben, kwam wonderlijk mooi van kwaliteit uit de grond. Om te beginnen hebben we de stukken een tijd lang in lauw water met wat soda gezet. Om verkleuringen en de breuklijnen goed schoon te krijgen, gebruiken wij waterstofperoxide. Na deze behandeling goed met water naspoelen. Na het drogen, wat wij op de radiator deden, kunnen de stukken aan elkaar gelijmd worden. De lijm wat wij hiervoor gebruiken is Bison-coll wat in alle doe-het-zelf winkels te krijgen is. Het voordeel van deze lijm is dat mochten de stukken niet goed aan elkaar zitten je ze door in water te leggen weer los kan weken, dat lukt met 2 componenten lijm niet.

Als alles perfect aan elkaar zit, moeten de ontbrekende stukken opgevuld worden. De meeste restaurateurs doen dit met gips en dit werkt perfect. Uit klei maken we een mal voor ontbrekende stukken en dat wordt met gips aangegoten. Als het gips hard is en de klei verwijderd, dan met schuurpapier de vorm perfectioneren. Daarna het bijschilderen, alleen de ontbrekende stukken die er met gips ingezet zijn worden bijgeschilderd. Hiervoor hebben wij iemand gevonden die dit voor ons doet, dit is zeer specialistisch werk en er zijn niet veel verzamelaars die dit zelf kunnen doen.

Het is altijd weer spannend als de restauratie gereed is, hoe het bord of kommetje er weer uit ziet. En het geeft grote voldoening als het honderden jaren oude materiaal weer in zijn oude staat is teruggebracht. Zo geeft de Gouwe langzamerhand zijn geheimen prijs en we kunnen rustig stellen dat door prehistorische vondsten en door het gevonden aardewerk vanaf ongeveer 1560 op de boerderij en elders op de Gouwe het een uniek gebied is.

Geraadpleegde bronnen:

Nederlandse majolica: Dingemans Korf

Slibaardewerk: Hoorn des Overvloeds, de bloeiperiode van het Noord-Hollands slibaardewerk (ca. 1580-1650), Hans van Gangelen, Peter Kersloot en Sjek Venhuis

Volksaardwerk in Nederland: J. de Kleijn

Fries majolica: Harlinger Aardewerk Museum, de heer M. van den Akker

Fotografie: Han Kock

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall