Het Schapenwassen
Door Cees Modder
Het schapenwassen gebeurde meestal op centrale punten in de gemeente Hoogwoud en veelal door mensen die in de handel zaten. Een daarvan was Piet Silver van de Gouwe. Piet Silver was boer, tuinder, handelaar, had een boomgaard en was tevens noodslager. Vroeger werd dat ook wel 'krengenslager' genoemd. Het waren slagers die veel, zowel groot als kleinvee slachtte, die door ziekte of door een ongeval niet meer naar de markt konden en dan direct geslacht moesten warden. Ook vee dat bij de boer al dood was, bijvoorbeeld door onweer of door verkeerd afkalven, wat vroeger veel meer gebeurde dan tegenwoordig, ging daar heen. Het werd geslacht, het vlees werd gekeurd en was het goed, dan verkocht men het als vrijbankvlees. Later nam zoon Jan Silver de zaak over en ging op dezelfde voet verder. ook schapenscheren en schapenwassen deden de Silvers. Schapenwassen was een zomergebeuren. Het waren vooral de lammeren die gewassen werden.
Waarom schapen of lammeren wassen?
Schapen hebben vaak luizen en als die er in vele getale zijn is het lastig voor de schapen en groeien ze minder of helemaal niet. Een ervan, de grote schapenluis of schapenteek, is ongeveer een halve centimeter groot. Komt veel voor, vermenigvuldigt zich langzaam en leeft van bloed en huidschilfers. De andere is 2 a 3 mm, verplaatst en vermenigvuldigt zich snel en leeft vlak op de huid en voedt zich met bloed. Vooral dat bloed zuigen geeft de dieren enorme jeuk. Schapen en lammeren schuren zich aan palen, hekken en over de grond. Het laatste met gevolg dat ze daardoor ook op de rug komen te liggen en dan niet meer overeind kunnen komen.
Waarom schapen vaak niet werden gewassen en lammeren wel?
Eigenlijk is dat heel eenvoudig. Schapen werden in juni of juli geknipt en daardoor ging veel van dat ongedierte met de vacht mee en de overgebleven diertjes voelden zich op een kale huid niet erg thuis. De lammeren hadden er dan des te meer.
Waar was het wassen?
Het wassen gebeurde bij Piet en Jan Silver op het erf aan de Gouwe, nu nr. 51, en altijd op woensdag of vrijdag. Dit in verband met de marktdagen. Maandag de boeren langs voor de handel, dinsdag de markt in Purmerend, donderdag de markt in Schagen, zo bleven de woensdag en de vrijdag over. Het was dan een heel geregel om goede afspraken te maken. Als je dan dacht: ' het is voor elkaar' en het weer werd slecht, dan was je weer in de weer om alles af te zeggen. Toen de telefoon zijn intrede deed, ging het wat eenvoudiger, maar een geregel bleef het.
Het vervoer.
Dit ging niet per wagen, nee, dit ging gewoon lopend en natuurlijk over de weg. Dus daar waren ook al die afspraken voor nodig. Je moet er toch niet aan denken dat twee koppels elkaar tegen zouden komen. Alles ging dus via de weg. Maar hoe ging dat dan met al die erven en stukken land aan die weg? Nou dat was toen heel eenvoudig. leder erf had wel een hek of een poort en die deed je als je erdoor ging altijd achter je dicht. Tegenwoordig zie je de hekken en poorten weer terug komen, maar ze staan meestal open. Ook de kleinere bruggen hadden vaak een poortje. Het schapen drijven langs de weg werd gedaan door twee of drie personen. Boeren hadden vaak een knecht of een paar jongens die hielpen. Al blatend ging dat langs de weg. Ouderen, die er wel eens over vertellen, vonden dat dan een gezellige tijd, maar ook wel eens een heksenketel. Want, was er een misverstand, dan kwam je elkaar wél tegen.
Een koppel lammeren op weg naar de wasplaats.
Het vat.
Het vat, waar de dieren in gewassen werden, was gevuld met water en een verdelgingsmiddel. Dit middel was vrij sterk, want bij schapen met schurft was het na eenmaal wassen vaak over. Nu is het beslist tweemaal met een tussentijd van 8 a 10 dagen, dit om de eventueel uitgekomen eitjes ook te doden. Het middel dat vooral Jan Silver gebruikte was van Lemkes & Tuyn's uit Zaandam en was in 1871 al bekend. Dit middel is diverse malen bekroond door verschillende Maatschappijen van Landbouw. Nu is het niet meer in de handel, maar een goed verdelgingsmiddel was het wel.
Jaap Raven en Jan Silver dompelen de schapen onder.
't Vocht mocht niet in de ogen komen.
Het wassen.
Bij Silver aangekomen werden de schapen in een opvanghok gedreven. Zo krap mogelijk, dit om het pakken van die dieren zo gemakkelijk mogelijk te maken. Silver en zijn compagnon stonden bij het vat. En dan was het lammeren pakken, optillen, uit laten druipen, anders is het vat zo leeg en dan werden ze op een beun gezet die iets omhoog ging om toch wat water op te vangen en dat later weer terug te storten in het vat. Dit was zwaar werk, want een lam optillen terwijl zijn vacht vol water zit is geen pretje. De knecht of jongens die mee waren hielpen de wassers een handje om schapen of lammeren aan te geven, terwijl de eigenaar vaak bij de vrouw des huizes een koppie ging halen. Mevrouw Silver-de Waard zei: `Het kostte veel koffie, maar het was erg gezellig.' Tijdens het wassen kwam er natuurlijk weer een nieuwe groep lammeren die in andere hokken werden opgevangen. Zo hadden de wassers eigelijk constant werk en reken maar dat deze mensen 's avonds hun armen konden voelen.
Piet en Jan Silver.
Bronnen:
- Wat iedere schapenhouder moet weten
- Mevrouw J. Silver-de Waard
Foto’s:
- Collectie Cees Modder