Het Engelse bos bij de Aartswouder Langereis
Door Erik Mooij
Als men de Koningspade uitloopt naar de Mienakker en het Aartswouder Groene Paadje op zou gaan, ligt om de hoek in de richting van de Langereis een stuk land met de raadselachtige naam 't Engelse bos. Die veldnaam dateert uit 1799 toen de landing plaats had gevonden bij Callantsoog tijdens de Franse bezetting, aldus wijlen Adriaan Donker in zijn manuscript over de landing van de Engelsen en de Russen in 1799. In die periode werd in onze omgeving stevig gevochten en de Langereis was gedurende enige tijd de frontlinie. De Langereis in dit artikel willen wij de naam van dit stukje weiland proberen te verklaren door de gebeurtenissen van die tijd te beschrijven. De rijkdom van Holland in de Gouden Eeuw wekt de jaloezie van de ons omringende landen. De Engelsen hebben er alles aan gedaan om de Hollanders overal in de wereld te treffen. Ook de Fransen is er veel aan gelegen om die 'saboteurs' (sabot is het Franse woord voor klomp, een saboteur is dus iemand die op klompen loopt) een les te leren. Die kans krijgt Frankrijk in 1795.
Op deze foto uit 1969 zien we op de driesprong in Aartswoud het symbool
van de nieuwe vrijheid, de vrijheidsboom. Rechts zien we nog een stuk van de
voormalige herberg De Zwarte Raaf.
De Franse Revolutie
Ideeën ontstaan tijdens de verlichting, liggen ten grondslag aan de in 1789 begonnen Franse Revolutie. Zo was er sprake van misbruik van absolute macht door de vorst, het standenstelsel (herendiensten, tienden, belastingvrijheid), financiële wanorde en een slappe koning. Alles moet anders en nadat Lodewijk en zijn vrouw Marie Antoinette sneuvelen onder de guillotine grijpt Napoleon de macht en roept zichzelf uit tot keizer. Hij start een veldtocht om de revolutie en haar zegeningen over de Europese landen te verspreiden. In 1795 is ons land, de vrije Republiek der Zeven Provinciën, aan de beurt. Tegenstand wordt nauwelijks geboden en de zwakke vorst, stadhouder prins Willem V van Oranje, vlucht naar Engeland. De revolutionairen, de patriotten, zagen hem, in tegenstelling tot de prinsgezinden, liever gaan dan blijven. Ons land wordt geliquideerd en vervangen door de Bataafse Republiek, een Franse vazalstaat. Idealen van de patriotten zijn: een grondwet en vrijheid van godsdienst. Als symbool van de nieuwe vrijheid wordt overal een vrijheidsboom geplaatst, waaromheen het volk danst. In Hoogwoud heeft deze boom gestaan op de viersprong bij wat heden ten dage café Het Witte Huis is. In Aartswoud staat hij nog bij de driesprong waar voorheen Herberg De Zwarte Raaf gevestigd was. Op 22 januari 1798 pleegt de Nederlandse luitenant-generaal Herman Willem Daendels een staatsgreep, die tot gevolg had dat van iedere functionaris voortaan een eed van onveranderlijke afkeer van stadhouderschap, federalisme, aristocratie en anarchie werd geëist. De uitvoerders van Daendels benoemden een nieuwe municipaliteit (gemeentebestuur). Veel van wat wij nu gewoon vinden, dateert uit deze periode. Bijvoorbeeld het ambt van Burgemeester, gemeenten maar ook de eenheid in maten.
Mislukte restitutie van kerkelijke goederen te Hoogwoud
De komst van de Fransen in 1795 bracht voor de katholieken vrijheid en gelijke rechten. In 1798 kwam de eerste grondwet van ons land tot stand. Hierin werd bepaald dat de oude kerken en pastorieën binnen drie jaar onder de kerkgenootschappen in evenredigheid naar het aantal gelovigen verdeeld moesten worden. Volgens de regels moest de oude kerk van Hoogwoud aan de katholieken worden gegeven, omdat zij in de meerderheid waren en omdat de hervormden geen eigendomsbewijs konden overleggen. Op 2 april 1799 werden die eindelijk gedwongen mee te werken met onafhankelijke taxatiecommissie, zodat deze op 9 april aan de slag kon gaan. De municipaliteit van Hoogwoud gaf op 27 april een schikking uit, waaruit bleek dat de katholieken recht hadden op het kerkgebouw en de pastorie. Op 20 mei 1799 schreef het katholieke kerkbestuur aan de municipaliteit dat ze toepassing van de staatsregeling wenste en met de schikking instemde. Aanhoudende vertragingstactiek en oppositie van hervormde zijde, alsmede de hoge kosten van overname en restauratie van de oude gebouwen, resulteerde in het niet uitvoeren van de schikking voor het begin van het jaar 1801. Daarom kregen de katholieken geen hoge dunk van de geïntroduceerde vrijheid en gelijke rechten.
Geen aanspraak op restitutie kerk en pastorie van Aartswoud
Wij ondergeschreeve Leede der Municipaliteid verklaare by deesen als dat Niemand, der ondergescheyde gemeentens of Kerkgenootschappe is opgekoome en op de Kerk der Hervormde ter deeser Steede, geen aanspraak is gedaan - en diensvolgens de publicatie van het uytvoerend bewind der bataafsche Republiek in dato 11 October 1798 het hervormt Kerkgenootschap de Kerk en pastorie huijs ongestoord blijven bezitten, en dat andere gemeentens volgens Evengem: public van haar aanspraak op dezelve afstand gedaan hebben. Actum Aarswoud den 2e Maij 1799 Reylof Slyksteeg Gijsbert Rooker Klaas Vel Corn- Buijs Zwart In Kennesse Van Mij Als Secretaris A Heymans N.B. de datum 11 October 1798 heeft in het boek eerst als 1799 gestaan, is er gecorrigeerd?!
Engelse inval
Behoudende krachten probeerden deze gebeurtenissen te keren vanuit die delen van het buitenland waar de Revolutie niet had vlam gevat. Met name Engeland laat zich dit niet over zijn kant gaan en komt in oorlog met Frankrijk. Holland is zo verzwakt dat de Engelsen zonder problemen onze koloniën kunnen bezetten. In de zomer van het vierde jaar van deze Bataafse Republiek, zomer 1799, heeft erfprins Willem Frederik van Oranje-Nassau in Londen gezegd dat het tijd was om een einde te maken aan de Bataafse Republiek. Daarvoor had hij kontakten gezocht met Engelsen en Russen om een inval te doen in de Nederlandse gewesten. In de nacht van 27 op 28 augustus 1799 ging een Engels leger, 12.000 man sterk, aan land tussen Callantsoog en Huisduinen. De totale sterkte der Engelsen bestond uit 27.000 man. De landing verliep des te gemakkelijker, omdat reeds tijdens de slag bij Camperduin op 11 oktober 1797 de Nederlandse zeemacht door de Engelsen was verslagen.
Luitenant-generaal Daendels,
commandant van de eerste Bataafse divisie.
Een dag eerder, op maandag 26 augustus, hadden de garnizoenen van Enkhuizen, Hoorn en Medemblik het bevel gekregen zich bij het leger van opperbevelhebber Daendels te voegen. Alle paarden en wagens werden gerequireerd en de posten overgenomen door de Burgerwacht. Ook in Nieuwe Niedorp en Winkel was een Burgerwacht aanwezig. De bevolking stond daar niet van harte achter, omdat in de gehele omtrek geen Burgerwacht aanwezig was zodat daar, in tegenstelling tot in Niedorp en Winkel, geen contributie voor hoefde te worden betaald. De landing van de Engelsen slaagde aanvankelijk goed doordat Daendels zich vrij snel met zware verliezen terugtrok achter de lijn Avenhorn-Alkmaar. Den Helder werd bezet en de Bataafse vloot gaf zich over.
September 1799
De noordelijkste voorpost van het Frans-Bataafse leger was medio september in Oudkarspel gevestigd, een strategisch punt. Het Bataafse leger onder Daendels was teruggedreven en wilde zich al tot Haarlem terugtrekken, maar de Fransen verboden dat en stuurden een eigen legeronderdeel onder leiding van generaal Le Brune. De Langedijk werd door de Fransen in een vesting veranderd. In elke woning moest ruimte worden gemaakt voor de inkwartiering van een aantal soldaten, in totaal 2.500 man en 150 paarden. Sommigen hadden twintig of vijfentwintig en ook dertig man in kwartier en niemand durfde bijna van huis. Bovendien moesten de burgers verdedigingswerken maken, zoals batterijstellingen, en huizen die in de weg stonden neerhalen. Het inkwartieren van de Franse militairen bij burgers vond plaats tegen een vergoeding van één gulden per week.
Op dinsdag 10 september vindt »een schrikkelijke slag« plaats, namelijk de aanval van de Frans-Bataafse legers, onder bevel van generaal Le Brune, op de Engelse stellingen en wordt er gevochten in Sint Maarten, Harenkarspel en Schooreldam. De Engelsen veroveren Medemblik en bezetten Hoogwoud en Aartswoud. De uiterst rechtse vleugel der Engelsen rukt over Winkel en Aartswoud op naar Hoorn.
De Russen verschijnen pas tussen donderdag 12 september en zondag 15 september ter rede van Den Helder. De totale sterkte der Russische troepen is 20.000 man; tezamen met de Engelse troepen wordt de totale sterkte van de verenigde armee dus 47.000 man. De Russen slagen erin via Groet en Schoorl tot Bergen door te dringen. De troepen trekken langs de duinen naar het zuiden, zodat Schagen van vernielingen verschoond blijft. Schagen kreeg op 30 augustus een Engelse bezetting die twee hele maanden zou duren. De hervormde kerk werd ingeruimd voor de troepen; ook het Slot kreeg wederom bewoning. Graan werd opgeslagen in de scholen en in de Roomse kerk. Bekend is dat de Engelsen onder meer in de hervormde kerk grote vernielingen hebben aangericht. Het orgel dat totaal onbruikbaar was geworden werd in 1852 aan de gemeente Hoogwoud verkocht voor f. 350,-.
De veldslagen in oktober
Ondertussen heeft het Engels-Russische invasieleger succes en rukt op tot Alkmaar. Alkmaar is van donderdag 3 tot en met dinsdag 8 oktober door het invasieleger bezet. De leider van de Engelse troepen, generaal Frederik van York, staat tegenover de gecombineerde macht van Hollanders en Fransen, onder bevel van Daendels en Le Brune. De situatie is begin oktober zo dat het invasieleger is opgerukt tot een lijn die loopt van Bergen, benoorden Alkmaar langs en verder tot aan Medemblik. De Bataafse regering en een groot deel van de bevolking verwachten dat het tegenwoordige Noord-Holland binnen enkele weken in Engelse handen is. In diverse plaatsen beginnen de Prinsgezinden al rumoerig te worden. Er wordt in die weken in het Noorderkwartier op vele plaatsen flink slag geleverd. De slagen bij Bergen (donderdag 19 september), Alkmaar (woensdag 2 oktober) en Castricum (zondag 6 oktober) overtuigen de Engelse bevelhebber York, dat hij beter kan retireren. Maar in feite was met de slag bij Bergen het pleit beslecht. De Franse overwinning tijdens deze slag wordt uiteindelijk het definitieve keerpunt en luidt de mislukking van de Engels-Russische invasie in.
De aftocht van de Engelsen en Russen uit Alkmaar vindt plaats op dinsdag 8 oktober 1799. Op woensdag 9 oktober 1799 marcheren Daendels troepen Hoorn weer binnen om daarna stelselmatig West-Friesland te heroveren op de daar gelegerde troepen. De toevoerwegen tussen Alkmaar en Medemblik worden alle doorgraven of op andere wijze onbruikbaar gemaakt. De Heerhugowaard en de Beemster zijn voor een groot deel onder water gezet.
Het Engelse bos en de loden kogeltjes
Op donderdag 10 oktober trekken Daendels troepen op naar Winkel dat door een talrijke macht onder leiding van prins William van Gloucester wordt verdedigd. 's Middags om drie uur staan de Bataafse troepen voor de Langereis. De bruggen over dit water zijn afgebroken terwijl de toegangen westelijk achter de dijk worden verdedigd met onder andere enkele stukken geschut. Na enkele lichte gevechten slaan de Engelsen spoedig op de vlucht waarbij ook Winkel wordt ontruimd. 's Avonds om acht uur wordt Winkel bezet door de Bataafse troepen. Op zaterdag 12 oktober laat Daendels versterkingen aanleggen op de nieuwe frontlijn Lutjewinkel-Boerensluis. Terwijl in de periode van zondag 15 september tot donderdag 10 oktober 1799 Engelse soldaten bij boeren maar ook in de kerken, weeshuis enz. van Niedorp en Winkel waren ingekwartierd, bij Jan Langedijk aan de Dorpsstraat te Nieuwe Niedorp verbleven drie weken lang 80 Engelse soldaten, verbleven in deze dorpen van donderdag 10 oktober tot zondag 24 november de Bataafse troepen. Generaal Daendels had tijdelijk zijn hoofdkwartier in het raadhuis te Nieuwe Niedorp gevestigd.
Tot donderdag 10 oktober 1799 moet de Langereis dus de frontlijn zijn geweest tussen Engelsen in het westen en Fransen in het oosten. Een uitzondering moet bestaan hebben ter hoogte van de Mienakker, waar het perceel met de naam 't Engelse bos ligt. Blijkbaar zijn de Engelsen, die ook in Aartswoud waren gelegerd, aldaar ten oosten van de scheidslijn gearriveerd. Vermoedelijk had het als functie de verdediging van de wegen die vanuit Hoogwoud voor de troepen van Daendels toegang konden bieden tot Winkel, de Oosterweg, heden Ooievaarsweg genaamd en de Winkelsweg, heden Limmerschouw genaamd.
Adriaan Donker schrijft in verband met 't Engelse bos over de Engelsen en de Fransen in Hoogwoud het volgende: De Engelsen achtervolgden de Fransen tot aan de Langereis. Maar zij kwamen halt te staan voor deze ringsloot. Want daarachter lagen de Fransen met hun Leger. Dezen waren ondergebracht in boerderijen in Aartswoud en in het Noordeinde van Hoogwoud. Ook hadden ze geld mee, dat was ondergebracht, waar ze waren ingeburgerd. De strijd is fel geweest. Zelf heb ik de loden kogeltjes waarmee was geschoten in mijn opgravingskast liggen die daar zijn gevonden. Volgens overlevering moest er nog een pot met munten overgebleven zijn. Er is inderdaad zo’n pot gevonden, in een afbraak van een boerderij waar vroeger de fam. Koorn woonde. Deze familie heeft indertijd een grote rol gespeeld en had veel zeggenschap. Ze spraken in die tijd van gelijkheid, vrijheid en broederschap. Je had in die tijd de Patriotten en de Prinsgezinden. Een stenen pot met zilveren munten is toen gevonden; of die munten uit die tijd komen kan ik niet zeggen. Zie Noot.
Adriaan Donker in een prachtige sfeerimpressie. (Foto: Paul Huf 1972).
Slag bij Opmeer
Op donderdag 10 oktober heeft de slag te Opmeer plaatsgevonden nabij de wipbrug. In Kronijk of ware Beschrijving een dagboek van een Opmeers koopman wordt de slag te Spanbroek en Opmeer in 1799 als volgt beschreven: O mensch ik kan den dag, Nog duidelijk voor mij halen, Dat ik een leger zag, Al tot zijn vijand dalen. Daar lag toen in Hoogwoud, Nog menig Engelschman, Die dachten zonder fout Hier komt geen vijand an. Toen kwam er in Spanbroek Het regement van Daendels, Die keken om de hoek, heel vlug met vlag en vaandels. Zij raakten aan den slag, Te Spanbroek en Opmeer. Nog op dienzelfden dag, Toen nam het haast een keer. Die slag die duurde kort, Het ging enkel met geweren, Den Engelschman ging vort, En moest spoedig retireren, Een jager trof het lot, En raakten in den nood, Een kogel in zijn strot, Hij was heel spoedig dood. Dan nog een Engelschman, Die den dood moest pesten, Zooals ik u schrijven kan, Nog zeventien gekwetsten, lk liep aan alle kant, Het slagveld in het rond, Met mijn vader aan de hand, Totdat ik het einde vond. lk zag ook nog een hek, Zeer veel met bloed bespoten, Een huis met menig vlek, En kogels doorgeschoten, Tot dat ik eindelijk vond, Een man in zware nood, Hij lag zeer zwaar gewond, En nog twee paarden dood. Op 11 oktober verlaten de Engelsen Enkhuizen. Op maandag 14 oktober is Daendels in Enkhuizen. Hij herstelt de municipaliteit in het gezag en gelast de arrestatie en op transportstelling van de leden der tussenregering naar het hoofdkwartier van Le Brune in Alkmaar. Zij worden spoedig vrijgelaten. Op woensdag 16 oktober wordt in Enkhuizen opnieuw de vrijheidsboom geplant en worden er feestelijkheden georganiseerd, die op hoog bevel voortaan ieder Jaar het vertrek der Engelsen moeten doen gedenken. Op maandag 18 oktober wordt in Alkmaar een overeenkomst gesloten waarbij de invallers vrije aftocht krijgen. De vrije aftocht van de Engelsen en Russen van Den Helder vond plaats op vrijdag 29 november 1799.
Algehele malaise in Noord-Holland-Noord
In die tijd zijn er vreselijke vernielingen gebeurd, schrijft Adriaan Donker. Zo had de Engelsman Abercrombie zich vrijdag 4 oktober in Egmond aan Zee genesteld en daar geducht huisgehouden. »Ons geheele dorp is nagenoeg een puinhoop van verwoesting en tot zulck een ellende gebragt, dat de beklaagenswaardige ingezetenen van gebreck zullen moeten omkomen«, meldt een ooggetuige. Met de handel ging het anders dan gebruikelijk. In 1799 tijdens het strijdgewoel in de provincie was de aanvoer op de Alkmaarse kaasmarkt gering en bedroeg 1.535.898 hedendaagse ponden tegen 5.053.524 pond kaas in 1888. De Engels-Russische invasie had er aan bijgedragen, dat vooral in het noorden de toestand slecht was. Zonder vergoeding werd men verplicht tot inkwartiering van soldaten, het afstaan van paarden, wagens en karren, het slachten van koeien, schapen en varkens, het beroofd worden van etenswaren, dekens en linnengoed, zilver en goud en contanten. De Engelsen legden aan de dorpsbesturen op, zonder ze af te gaan zetten, om voor het onderhouden van de troepen zorg te dragen. Bovengemelde Opmeerse koopman vertelt uit eigen ervaring: Toen kwam er een rapport (Zij komen om de koeyen), De boer die riep: „0, God, Wat moet hier nog uit broeyen, Het was wel betreurendswaard, Zooals ik u schrijven kan, Dan kwam men om een paard, En dan weer om een man. In 1799 waren de Engelsen ook te Aartswoud gelegerd. Onder de uitgaven van dit jaar is verantwoord: Geld der gerequireerde paarden door de Engelschen, onkosten f 6-13. Aan rijloon ten dienste der Engelschen van den 23 September tot 14 October aan diverse personen ….. f 58.- En nog onder de uitgaven van 1801: Aan Pieter Lakeman en Elber Boer, voor gerequireerd en voor de vijanden afgeperste paarden in 1799, betaald f 250.
Straf voor collaboratie met de Engelsen
Zeger Davidson, naar verluidt familie van de Hoogwouder Jan Davidzon, was een van Schotse adellijke afkomstige Venhuizer, Hij begaf zich op zaterdag 14 september 1799 met paard en sjees naar Medemblik. In herberg 'De Valk' had hij een onderhoud met een zekere baron Von Ungerenstein, een Duitser in Engelse dienst, die hem daarbij een contract overhandigde voor levering van hooi, rogge en haver aan het Engelse Leger in Oudesluis. Vervolgens vertrok hij naar Enkhuizen, waar hij die avond in herberg De Roskam werd gearresteerd op verdenking van illegale leveranties aan de vijand. Op woensdag 18 september 1799 werd hij voor de Krijgsraad te Alkmaar geleid. Na een aantal verhoren werd hij op woensdag 25 september 1799 ter dood veroordeeld. Hij werd een dag later blijkens de Naamlijst van Arrestanten te Sint Pancras gefusilleerd. Een dergelijk zich schuldig maken aan een misdadig opzet, verzeld van de nadrukkelijkste poogingen om den vijand van dit Gemeenebest, terwijl dezelve zich met de daad op den Bataafschen grond bevint, op het krachtdadigste te ondersteunen; welke diensvolgens in een land van goede Justitie niet kan worden geleden, maar in tegendeel, anderen ten afschrik, volgens de gestrengheid der wet behoort te worden gestraft.
Het raadhuis van Hoogwoud waar recht werd gesproken en schuldigen
werden bestraft. Deze foto is gemaakt rond 1900.
Hoogwoudse berechting van wie de pineut én dwars was
Klaas de Maijer (overleden 01-11-1810) woonde op de plek waar omstreeks 1930 een stolpboerderij moest wijken voor de aanleg van de Nieuwe weg, die omstreeks 1945 de naam A.C. de Graafweg werd gedoopt. Op zaterdag 21 september 1799 was tijdens de invasie Klaas de Maijer, aan de Langerijs bij het Sniphuys door eenige engelse soldaaten in requsitie genomen, dat wil zeggen, hij moest diensten verlenen aan Engelse soldaten. Bij deze gelegenheid had hij de municipaliteit zwaar beledigd met onbehoorlijke uitdrukkingen. Hij had gezegd: Die donderse municipaliteijt Ik word hier gereqiereerd om te reijen en het is mijn beurt niet ik ben N°14 dat kan ik niet inschikken die donderse municipaliteit zoekt ons alân de kop onder te drukken, de heele municipaliteyt bennen maar !appen die bij hange En: Eer drie dagen om bennen zulle wij maken dat die donders alle uytgeplunderd worde Dat zweer ik uw In het raadhuis van Hoogwoud eiste de baljuw voor het gerecht geseling en verbanning voor de tijd van 25 jaar uit het voormalige gewest Holland. Nadat de gedetineerde berouw had getoond voor zijn onbehoorlijke uitdrukkingen en gratie vroeg, straften de schepenen hem met drie agtereenvolgende en eerstkomende dagen en nachten te water en te brood in het cachot geleid te worden en de Municipaliteit in de volle vergadering Excuus te vragen, condenneerden wijders den gedetineerde in alle kosten en misen der Justitie mitsgaders der procedures. Op den Raadhuise der Steede Hoog en Aarswoude den 9e december 1799. Uit de boekhouding van het bestuur van Hoogwoud blijkt dat Klaas de Maijer in 1799 f. 9,- aan onkosten betaalde.
Le Brune als bruut jegens boeren
Met het te hulp roepen van de Fransen raakte men van de wal in de sloot. Na het vertrek van de Engelsen boterde het niet meer tussen de Hoogwouders en Fransen. Terwijl men in de nationale vergadering zei dat Le Brune ‘n bevelhebber was minder prijs stellende op vermeerdering van eigen roem dan om edelmoediglijk derzelve te helpen, zagen de Hoogwouders in hem een niets ontziende plunderaar, die het laatste wat er bij de boeren was overgebleven, kaalgevreten heeft. Het wantrouwen jegens de Fransen blijkt ook uit het volgende. De Rooms-Katholieke parochie Hoogwoud had van 1792 tot 1820 een pastoor met een Franse achternaam: Coenradus Petrus la Grange. Hij was een goeierd, maar kon zich als vreemdeling niet goed aanpassen. Daarnaast dacht men dat hij op de hand van de Fransen was. Voor hun oorlogsmachine, waardoor de handel was vastgelopen, moest men veel in natura opbrengen. Verschillenden voorzagen de hierdoor ontstane schaarste en armoede en namen daarom extra maatregelen. Zo liet Catharina Stuit, overleden in 1797, 3_ bunder land aan de kerk na, echter met deze omschrijving: dat een groot gedeelte der gelden moeten worden aangewendt tot onderstandt van de behoeftigen en noodlijdenden die in der tijd onder de familielje en nakomelingen van haar overleden vader Jan Stuit gevonden mogten worden. Omdat men de pastoor op dit punt niet vertrouwde, werd hij uitdrukkelijk van de uitvoering van deze handeling uitgesloten.
Franse oorlogsbelastingen ontduiken
Door de oorlog was de schatkist leeggeraakt. Opdat de overheid aan geld kwam, moest iedereen de helft van zijn bezittingen inleveren: daarvoor zou men recepissen of schuldbekentenissen ontvangen. In november 1799 werd door de municipaliteit aan den medeburger bekend gemaakt dat op last van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek zal moeten worden opgebracht: Een van elke honderd Guldens ter waarde van Uwe bezittingen en Eigendommen, waarvan ten minsten de eene Helft zal moeten worden opgebragt voor of uiterlijk op den 30en dezer maand November en de wederhelft voor of uiterlijk op den 15en Januari van den Jaare 1800; waarvoor Gij zult ontvangen Recepissen of Schuld-Bekentenissen op naam of in blanco naar goedvinden van welken Jaarlijks aan Intrest 3_ ten honderd zal betaald, en de geheele schuld binnen 25 Jaaren afgelost worden. Het Vaderland door een geduchten Vijand aangevallen, vordert opofferingen van elk Burger. Aan het hoofd van de brief stond: Gelijk, Vrijheid maar geen Broederschap. De brief eindigde met: Het vijfde Jaar der Bataafsche Vrijheid. De bevolking ging zogezegd meebetalen aan wat de Fransen bevrijdingsoorlogen noemden. De walvisvaart en de handel waren door de afsluiting van de zeven volkomen lamgelegd, zodat armoede en werkloosheid het gevolg waren. Op het platteland had men er direct geen last van, maar Hoogwoud moest nog de schade van een oorlog tussen Engelsen en Fransen in gaan halen. Daarom spande men zich in Hoogwoud en Aartswoud in om deze belasting te ontduiken, Volgende jaren leest men echter met betrekking tot Aartswoud gedurig uitgaven voor inkwartiering van miliciens, vertering door soldaten met hun vrouwen, contributie voor de gewapende macht, vervoer van militairen naar Schagen, enz., enz., zodat Aartswoud wel zijn deel kreeg van de onkosten in die roerige tijden. Dat inwoners van Hoogwoud en Aartswoud in de Franse tijd hebben gecollaboreerd, door werkelijk zelf dienst te nemen in het Franse leger, lijkt gezien de anti-Franse stemming niet voor de hand liggend.
Adriaan Donker over de Franse tijd
Adriaan Donker heeft een aantal stukjes geschreven over de gebeurtenissen in de Franse tijd die we hieronder publiceren:
De eerste boerderij van het Noordeind waar de arme Arie Groot toen woonde - nu Herenweg 104 te Hoogwoud – daar heeft men een skelet gevonden met mensenbeenderen en daarbij een van paardenbeenderen, waarschijnlijk uit die tijd. En de boerderij waar vroeger de rijke Arie Groot woonde – nu Herenweg 98 te Hoogwoud - een heel mensengeraamte onder het straatje vlak voor de deur waardoor men naar binnen ging. Dit kwam aan het licht door aanleg van de waterleiding; of er andere overblijfselen zijn is me niet bekend. Wel dat de familie Groot na de Franse overheersing zo'n zes á zeven boerderijen heeft laten bouwen, die alle eenzelfde gevelsteen hebben met de namen Groot en Konijn. Omdat het echtpaar Groot-Konijn van de zeven boerderijen die zij volgens Adriaan hebben laten bouwen, de zevende slechts heeft verbouwd - namelijk Herenweg 98 -, is in Adriaans tekst het woord zeven vervangen door de woorden zes á zeven. Deze zeven boerderijen zijn besproken in Hoe het vroeger was! van de Stichting Hoochhoutwout door Martien Hoogland, p.23-39.
De vuurblazer zoals die aangetroffen kan worden in de
museumboerderij West-Frisia aan de Koningspade
in Hooogwoud.
Franse fratsen
Er werd in die tijd veel Frans gesproken en de mode was aangepast. En in Winkel had je de Franse school die door de welgestelden werd doorlopen. Mijn vader heeft die school ook doorlopen. De Franse boekjes met zijn naam erin heb ik nog. Na de bevrijding werd er een vrijheidsboom geplant in Aartswoud op de driesprong. Gelukkig weet men die in leven te houden. Ook in Hoogwoud werden twee lindebomen geplant; daar danste men om heen toen die geplant waren als een vreugdedans dat men bevrijd was.
De vuurblazer
In die tijd dat de Fransen ons bezetten mochten de Franse soldaten de vrouwen en meisjes geen kwaad doen. Dat zei mijn overgrootvader wonende te Winkel, zo mijn grootmoeder me vertelde. Eens wilden ze bij hem thuis schapen vorderen voor de slacht; de boerderij uit 1611 waarin mijn voorgeslacht geleefd heeft, stond naast het voormalige raadhuis te Winkel. Daar liep een sloot die was genaamd De Zwet. Achter de boerderij lag een brug waar de schapen over moesten. Maar de dienstbode ging op die brug staan en hield de schapen tegen. Woedend vertrokken ze. Volgens overlevering werd daar niet veel over gesproken. Een andere keer kwam een soldaat een koe vorderen voor de slacht. De dienstbode was het vuur in de slofter aan het rekelen. Welke wil je, sprak ze. Die, zei de Fransman. Ze nam de ijzeren vuurblazer. En gaf hem van achteren een harde klap op zijn hoofd: hij was dood. De soldaten zochten de eigenaar van de boerderij. Maar die was er al lang van door, is toen ondergedoken geweest in Twisk bij de familie. Deze vuurblazer hangt bij mij in de museumboerderij in de kamer in de schouw.
De gekste namen en een natte neus
Ook zijn er in die tijd soldaten geweest die niet terug zijn gegaan naar hun eigen land tijdens de aftocht van de Russen en Engelsen bij den Helder. Ook zijn er veel Franse woorden en gezegden overgebleven. En de bemanningen van enkele geslachten die in het Westfriese volk zijn opgelost vindt men terug in de Burgerlijke Stand en de verening van onze Westfriese families. In de Franse tijd heeft Napoleon de Burgerlijke Stand ingevoerd: eenieder moest een achternaam hebben; daarom de gekste namen. Ook heeft die toen de soldaten knoopjes op de mouwen van de overjassen laten maken; dit werd verplicht. Als de jongens een natte neus hadden vonden ze het niet zo leuk om hun neus er aan af te vegen. De knopen van de sluiting van de heren is van rechts naar links. Van de dames van links naar rechts. Napoleon had ook zijn goede kant. Napoleon die op het eiland Sint Helena gevangen zat is na zijn overlijden in enige kisten in een marmeren graftombe in Parijs bijgezet. In het Palais des Invalides.
Noot
Donker, vel 39-40. De pot uit 1799, die in de overlevering ter sprake komt, moet nog worden gevonden. De gevonden pot dateert niet van 1799, maar is waarschijnlijk verborgen tussen 1512 en 1521. enkele eeuwen eerder begraven. Dit wordt aangetoond in een aflevering van het regionaal-historisch tijdschrift Holland, uit de jaren '80. Zie ook de publicatie over deze vondst: Smit (1990), p.19-21. Een plattegrond van de afgebroken boerderij, op welks erf (ten zuiden van een andere, XV-XVI eeuwse boerderij) deze pot in 1949 is gevonden, is afgebeeld in Brandts Buys p.144; de plattegrond van deze Langhuisstelp is gemaakt naar een opmeting van K. Uilkema uit 1921. Een foto van de gevonden pot is (ook) afgebeeld in Voets, Een kijkje (1977), p.65.
Bibliografie
- G.C. van Balen Blanken, 'Opmeer', in: West-Frieslands Oud en Nieuw [hierna WFON] 6 (1932)
S.P. Borst, 'Het Niedorper Verlaat' in WFON 49 (1982)
P.J. Broers en R.H. Pannekeet, DTB 6, Blokker/Hoorn (1997)
P. Bossen, Kroniek van de dorpen Aartswoud en Hoogwoud Alkmaar (1938)
P. Bossen, Bijdragen tot de geschiedenis van West-Friesland (speciaal van de dorpen Aartswoud
en Hoogwoud), Alkmaar (1941)
- L. Brandts Buys, De Landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier, Arnhem (1974)
C.M.R. Davidson, Westfriese Geslachten VIII: Helder, Hoorn (1969)
Adriaan Donker, Manuscript, in: Museumboerderij West-Frisia, inv.nr. 0777, vet 39-43.
R.P. Goettsch, Enkhuizen in de Franse periode van 1795-1800, in: WFON 40 (1973), p.16-23.
Holland, regionaal-historisch tijdschrift, artikel uit de jaren '80 over alle tot dan toe gevonden
munten in Noord- en Zuid-Holland.
- Jac. P. de Jong, Bouwstenen uit het verleden. St. Jans Geboorte Hoogwoud 1865-1990, Hoogwoud (1990).
Henk Komen, Droge voeten op vrije grond, Heerhugowaard (2001)
Maarten Kuiper, Een kijkje in de geschiedenis van Langedijk (Stolphoevereeks XI van het Historisch
Genootschap Oud WestFriesland'), Hoorn (1980).
- H. Langendijk, De slag te Opmeer in 1799, in: WFON 9 (1935), p.131-132.
- T.de Maijer-Poel, Den Jaere 1743-1993 (brochure over het jubilerende raadhuis van Hoogwoud), Hoogwoud (1993).
- L.Th. van Meer, Typoscript.
W. Middelbeek, De Alkmaarse kaasmarkt, in: WFON33(191:6)p 105-107, bepaaldelijk p. 106.
Moderne W.P. in kleuren (Elsevier), Amsterdam etc. 197, p.585-586.
J. Smit, Een muntvondst te Aartswoud uit 1949, in: Informatieblad Stichting 'Historisch Niedorp', nr.15,
Niedorp (dec. 1990).
- De Speelwagen 4 (1949) p.299 vgl, 302, 334-335.
- C. Stapel, Twee munten uit Aartswond, in: Westfriese Families 33 (1992) no.2, p.56-58.
Outjert Visser, Zeger Davidson: gefusilleerd op 26 september 1799 in Sint Pancras, in: WFON 49 (1982).
B. Voets, Een kijkje in de geschiedenis van Hoogwoud en Aartswond, Hoorn (1977).
- B. Voets, Ontzien in verwondering. Een verhaal van de katholieke gemeenschap van Hoogwoud, Hoorn (1977).
- L.C. Vonk, Geschiedenis der Landing van het Engels-Russische leger in Noord-Holland; alsmede der krijgsbedrijven in
Vriesland en Gelderland in 1799, Haarlem (1801), deel 1 en 2.
Aat Wit, Historie van de Niedorpen en Winkel, Wieringerwaard/Niedorp (1982).
- Jan Zeeman, De doodslag van een Zwitserse deserteur op een Franse soldaat in 1799 in Langedijk in: WFON 44 (1977),
p.96-98.
Foto’s:
- Collectie Cees Modder
- Collectie Kees Mooij
- Collectie Hoochhoutwout
- Han Kock