Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Klaas Groot ‘van Fien’, een levensverhaal

Door Martien Hoogland

Ergens in de zomer van 1986 ging ik voor het eerst langs bij Klaas Groot en zijn vrouw Fien ter Schure om te praten over het leven van tuinders en boeren aan het Noordeinde in Hoogwoud. Klaas werd op 7 juli 1908 geboren als zoon van Teun Groot die op dat moment boerenknecht was bij Gert Ursem aan de Koningspade 23. In 1916 nam Teun de tuinderij van zijn vader aan het Noordeinde (thans Herenweg tussen de viersprong en Aartswoud) over en Klaas werkte daar tot aan zijn trouwen in 1932. Na zijn trouwen ging Klaas als boerenknecht werken. In 1938 gingen Klaas en Fien aan het Groene Wuiver wonen waar Klaas in 1946 een tuinbouwbedrijf begon. De verhalen hebben een dermate omvang aangenomen dat we er voor hebben gekozen om het in twee delen te publiceren. Dit is deel één en dit handelt in hoofdzaak over de periode tot 1946.

 

Klaas Groot en Fien Groot-ter Schure.

Boerenknecht bij Gert Ursem

Vader Teun Groot werkte na zijn trouwen in 1906 als knecht bij Gert Ursem die aan Koningspade 23 boerde op een vorstelijke plaats van 28,5 hectare. Het gezin van Teun woonde op het randje van de boomgaard, in het kleine werkmanshuisje. Het bestond uit een eenvoudig ingerichte woonkamer, met niet meer dan een tafel en een paar houten stoelen als meubilair. In het 'achterend' van de woning stonden een wastobbe en een paar petroleumstelletjes waarop gekookt werd. Verder waren er twee bedsteden, een voor Teun en zijn vrouw en een voor de kinderen. Teun verdiende acht gulden in de week, plus de huishuur van den gulden in de week en twee kan melk per dag.

Kleine Klaas woonde in dat huisje tot hij bijna acht jaar oud was. Een paar incidenten herinnert hij zich nog. Eens gooide zoontje Cor Ursem een greep over de bietenberg, net waar Klaas stond. De greep kwam in het been van Klaas terecht en dokter Pool sr moest erbij komen. Het bleek gelukkig mee te vallen. Verder speelden Klaas en zijn oudere broer Pauw in de grindbakken die zich langs de trambaan bevonden. Met dit grind werd de fundering rondom de houten bielzen van de trambaan verstevigd. Dit grind was echter wel geteerd zodat Klaas onder de teer thuiskwam. Moeder was bloid natuurlijk.

Opa Groot stopt

Opa Klaas Groot kocht in 1891 de boerderij 'De Hagedoorn' en 1,9 hectare land uit de nalatenschap van C. Sijp. Deze boerde op Herenweg 92 en liet 42 hectare land na. Opa Groot werd in 1896 weduwnaar. Toen kleinzoon Klaas de lagere school bezocht bezat opa een bouwerij en een paar stuks melkvee. In de winter kocht hij er nog een paar zgn 'opzetters' (vee wat vetgemest werd met tuinbouwafval) bij. 'Opa deed eigenlijk al niet zoveel meer', herinnert Klaas zich. Zijn kinderen Jan en Klaas deden het werk op het bedrijf. Zoon Klaas haalde verder nog met een kettewagen de melk op voor de zuivelfabriek van De Gouwe. Deze dagfabriek liet alleen 's ochtends de melk bij de boeren ophalen. De ket (klein paardje) werd gestald in de ketteboet van de Hagedoorn. Zoon Jan begon al snel een tuinbouwbedrijf in Obdam en in 1916 trekt opa bij hem in nadat hij stopte met zijn bedrijf. De zonen Teun en Klaas namen elk een deel van het bedrijf van vader over. Klaas gaat eerst nog in het achterste deel van het renteniershuis van Ursem (Herenweg 99) wonen, maar laat na een paar jaar aan Herenweg 98 een woning bouwen. Hij is de vader van de Frinkels.

Prachtige boerderij De Hagedoorn.

Teun op de Hagedoorn

Teun kocht al in 1913 van zijn vader boerderij 'de Hagedoorn' en 0,8 hectare land voor in totaal 3.500 gulden. Deze boerderij dateerde van omstreeks 1750 en was volgens Klaas eigenlijk een bouwval. Teun bouwde geleidelijk aan zijn bedrijf uit. Dit was mogelijk omdat zijn tien kinderen allemaal op het bedrijf hielpen of bij een boerenfamilie dienden. In 1929 kocht hij voor de laatste maal een stuk land ter grootte van 3.9 hectare. Zijn bedrijf telde bijna acht hectare, waarvan de helft weiland.

Aardappelen rooien in de jaren '20 op het land van vader Teun 
Groot achter boerderij De Hagedoorn aan de Herenweg.
Vlnr. Paul, Klaas, Floor en vader Teun. Als de manden vol
zijn worden ze geleegd in zakken.

De Hagedoorn was ingedeeld zoals de meeste boerderijen in die tijd. Aan de noordzijde (rechts vanaf de weg bekeken) bevond zich de dars, waar vroeger het hooi werd binnengereden. Achterin was een paardenstal ingericht voor de werkpaarden van het bedrijf. In het midden van de Hagedoorn lag de woonkamer en links daarvan een mooie voordeur met daarachter een gang.

Aan de zuidzijde (linkerkant) van de boerderij bevond zich de koestal. Deze bestond slechts uit een zogenaamde 'lange regel' die langs de hele zijkant van de boerderij liep. Er was plaats voor maximaal achttien koeien die verdeeld waren over negen delen. De twee voorste delen van de stal waren ingericht als een keuken waar het gezin Groot in de zomer woonde, de koeien zijn dan namelijk buiten. Dit was 'het staltje' De groep (geul waarin de uitwerpselen werden opgevangen) was afgedekt met een houten beun. In de stal stond tevens het fornuis, een groot vierkante ijzeren geval dat bij Blokker in Hoorn was gekocht. De potten en pannen stonden in een paar gaten, waar de vlammen omheen lekten. Het vuur werd gestookt op steenkool dat onder in de kachel werd gedaan.

Teun Groot en zijn vrouw Antje Groot-Schaper 
op het zomerstaltje in De Hagedoorn.

's Winters woonde het gezin Groot in de woonkamer. De houten wand was geschilderd in de kleur oranje, ook wel appelenblos genoemd. In het midden stond een tafel met een pluchen kleed en houten stoelen. Tegen de wand stond een kast voor het serviesgoed en een kast voor het hout en de briketten. Deze werden gestookt in een hekkieskachel, een potkachel met een gietijzeren hek eromheen, Deze kachel stond voor een oude betegelde schoorsteen, De kachel ging uit op 1 mei en ging pas weer aan tijdens de Hoornse koemarkt op 10 of 11 november. Eerder ging hij niet aan, vast niet, ook al was het koud, herinnert Klaas zich als de dag van gisteren.

Het eten

's Ochtends ontbeet het gezin Groot om zeven uur. In de winter gebeurde dat in de kamer, die dan nog koud was ondanks dat moeder Anne al vroeg de kachel had aangemaakt. Moeder sneed het brood voor de kinderen. Dit was tarwebrood zonder gist, roggebrood of witbrood. Klaas kon niet goed tegen witbrood, hij raakte er verstopt van. Moeder bakte een paar keer in de week zelf brood en haalde de rest bij de bakker. Moeder smeerde in het voorjaar en de zomer het brood met boerenboter. Vader Teun kocht dan een stenen pot met 20 pond boter bij buurman Klaas Groot, de boer. Bovenop de boter was een laag pekel gestrooid om bederf tegen te gaan. Moeder Anne schepte regelmatig een lik boter in de botervloot. In de winter at men meestal margarine, hoewel dit minder smakelijk was. Margarine was toen nog niet van een beste kwaliteit en sommige merken smaakten zelfs als wagensmeer herinnert Klaas zich. Bij Groot at men Becel dat als het beste bekend stond en gekocht werd bij kruidenier Beemster. Op brood at men suiker, ontbijtkoek, kaas of jam die moeder elke zomer van eigen bessen en aardbeien maakte.

Vanaf september werd ook haring gegeten, meestal 's avonds. Deze werd gekocht van vishandelaar Stam uit Hoorn die eens in de veertien dagen langskwam. Hij verkocht deze gedroogde panharing per 'tal’ ofwel 144 stuks. Deze haringen werden opgehangen in de schoorsteen van 'de Hagedoorn' waar ze vlak voor de maaltijd uitgehaald werden. Stam kocht verder vodden op. Hij scheen een rijke man te zijn die in Hoorn diverse huizen bezat.

Het warme eten was om twaalf uur. Men at goed, aardappelen, groenten en vlees. Toen Klaas wat ouder was, liet vader Teun elke jaar in november een varken slachten bij slager Gert Breed. De karbonades en hammen gingen in de schoorsteen. De rest van het vlees werd in het pekelvat bewaard. Voor gebruik werd het vlees in water gewassen om het ergste zout te verwijderen. Na zes weken was al het vlees op, ook het vlees uit de schoorsteen. Daarna kocht men bij de slager. Over de aardappelen ging vet, dat in stukken van 5 of 10 pond gekocht werd bij de slager. Dit vet werd in stukken gesneden en bij elke maaltijd werd zo'n blokje gesmolten. Vader en moeder doopten de aardappelen ook wel in een kommetje met gesmolten boter. Boter ging ook over de erwten en bonen. Aan de eettafel heerste orde. Iedereen moest aan tafel zitten voordat er begonnen werd en je mocht niet zomaar weglopen. Voor elke maaltijd werd een Wees Gegroet en een Onze Vader gebeden.

Het pand waarin Freek Bosman op 17 mei 1934 zijn kapsalon 
begon. Voor hem was hier gevestigd fruithandel De Banaan.

Vader Teun was door de weeks gekleed in een manchester broek en een blauwe kiel die met een reig om zijn middel werd gehouden. Te kerk ging hij in een confectiepak. Teun schoor zich pas om de twee of drie dagen en dat kwam hem regelmatig op commentaar van zijn vrouw te staan: `wat zie je d'r uit' Teun schoor zich met het traditionele scheermes dat hij scherp hield met een wetsteen. Op zaterdagavond liet hij zich scheren door Jan Kolken, een boerenwerkman die in het begin van de Boekel woonde. Op twee avonden in de week tussen zeven en negen uur kon je je daar laten scheren voor een dubbeltje per keer. Kolken had dan een aparte inzeeper in dienst. Klaas scheerde zich in het begin ook met het traditionele mes maar daar snee jezelf gauw mee aldus Klaas. Einde jaren twintig gebruikte Klaas al de nieuwste vinding, de zogenaamde veiligheidsmesjes. Deze losse mesjes zaten in een metalen huls, om snijden te voorkomen. In 1934 begon Freek Bosman in Hoogwoud met een moderne kapsalon. Dit was een aparte ruimte met een knappe stoel en een spiegel. De mannen lieten zich daar op zaterdagmiddag scheren en bleven dan zitten: 'een kletszootje', volgens Klaas.

Water uit de pomp

In de koestal van de Hagedoorn stond een houten pomp die gemaakt was door timmerman Vlaming. De boomstammen voor deze pompen liet hij een tijd in de sloot voor zijn huis liggen zodat het hout gemakkelijk uitgehold kon worden. Deze holle boomstammen werden op elkaar geplaatst en in een gat gezet die naar een wel was gestoken. Zo'n gat was wel 5 a 6 meter diep. Vlaming controleerde elke twee jaar de pomp die vooral bij de waterlijn rotte. Het water kwam ook van het rieten dak van de boerderij en liep via de dakgoot zo naar de pomp. Dit water was wel bruinig en smerig van de vogelenstront, de torretjes en de stof. Het water werd naar boven gehaald met een emmer die via een ijzeren stang aan een zwengel was bevestigd. Deze kon je heen en weer bewegen. Het opgepompte water werd eerst nog in een filterbak gedaan waarna het goed te drinken was.

Naast deze houten pompen waren er ook al ijzeren die langer meegingen maar duurder waren dan de houten. In de jaren twintig kreeg Hoogwoud waterleiding, eerst alleen in de kern van Hoogwoud en aan het Noordeinde. Vader Teun was daar erg voor. Eerst kwam er een kraan op het aanrecht in de voorkoegang, al gauw gevolgd door een tweede. Iedereen vond het een pracht. Pas nadat Klaas in 1938 aan het Wuiver kwam wonen, kwam ook daar waterleiding. Het bedrijf Rozendaal uit Hoorn legde deze aan. Bij het graven van de geulen hielpen de bewoners van het Wuiver, Willem en Arie Bakker, Wout en Klaas Hoogland en Klaas. Ze waren in dienst van Rozendaal voor een goed bedrag per uur. Rozendaal had ook de helft werklozen in dienst, die het werken met de schop niet gewend waren. Hij was daarom blij met de tuinderzonen. Niet iedereen had in de 20er jaren trouwens een pomp. In huisjes van arbeiders werd het water opgevangen in kleine gemetselde waterbakken, maar deze raakten bij droog weer snel leeg. Op de Viersprong stond een ijzeren pomp waar huishoudens zonder pomp in de zomer water konden halen. Deze was eigendom van de gemeente. Bij langdurige droogte raakte ook deze leeg en kwam er slechts drabbig water uit. Alleen in de waterbakken van de kerken was dan voor de pomplozen nog water te halen. Waren deze bakken leeg dan liet de gemeente water uit de duinen halen. Klaas herinnert zich dat dit water met de tram bij de Lastdrager werd aangevoerd.

Greppels maken in de in 1931 drooggevallen Wieringermeer. 
Vlnr. De opzichter, onbekend, Dirk Dam, Haring,
onbekend, onbekend, onbekend, Klaas Groot en Kees Mienes.

De lamp van Sint Maarten

De dars en de koestal werden verlicht met een drietal veiligheidslampen die op petroleum brandden. De woonkamer van 'de Hagedoorn' werd verlicht met een staande lamp die op carbid werkte. Dit waren witte brokken die je kapot maakte en in het reservoir van de lamp deed. Verder deed je er water bij. Aan de lamp zat een katoenen pit die je kon aansteken. Deze pit moest je schoon houden, anders raakte de boel verstopt. Carbidlampen dienden ook als fietslamp. Ze werden op de fiets gemonteerd met een paar metalenveren. Het carbid zat in een vat die op een droge plek in de boerderij werd bewaard. Pauw en Klaas gingen gezamenlijk te Sinter Maarten. Ze gingen de huizen langs, eerst met een papieren lampion en al gauw met bovengenoemde veiligheidslamp. Ze liepen het Noordeinde en het Zuideinde (thans Herenweg van de viersprong tot de Middelweg Opmeer) tot aan Piet Wijnker (thans fam. Berkhout, Middelweg 4 Opmeer) en ook nog de Boekel. Je kreeg appels, peren, wortelen, zoetigheid zoals zoethout, spekkies, zuurstokken, maar ook centen. Een keer haalden ze wel 72 cent op.

Sinterklaas

Sinterklaas werd in Hoogwoud feestelijk ingehaald. Met zijn zwarte pieten reed hij door de Boekel waar veel mensen stonden te kijken. Hij bereed een witte schimmel die aan Jaap Klaver van de boerderij Zorgwijk toebehoorde. Waarschijnlijk organiseerde het middenstandscomité deze optocht. Ook bij huize Groot werd Sinterklaas gevierd. Je mocht een paar keer je schoentje zetten en op vijf december zette je je stoel in de kamer. Klaas sliep in de achterkeuken en kon zowat niet wachten van de spanning. Soms kwam Sinterklaas zelfs langs. Hij kwam niet binnen maar bleef achter de deur staan en rammelde met een ketting. Later kwam Klaas erachter dat dit buurman Aldert Eeken was. Op zes december vond Klaas zijn Sinterklaasspullen uitgestald op een stoel waar een rode zakdoek overheen lag. Cadeaus waren een verrekijker, een houten slee, een prikslee of schaatsen. Als twaalfjarige kreeg Klaas beste rondrijders van het merk Ruiter. Ze waren mogelijk gekocht bij fietsenmaker Simon Koorn voor niet minder dan elf gulden, wat toen een hoop geld was. Soms kwam Sinterklaas op de lagere school, de kinderen zongen liedjes als hij binnenkwam. Sommigen kinderen waren onder de indruk, andere niet. Klaas geloofde al op 11/12 jarige leeftijd niet meer in het bestaan van Sinterklaas.

Voetbal

De eerste katholieke voetbalclub in Hoogwoud was SEW. Men speelde op zondagmiddag op het weiland van Cees Schilder, achter Hannes Wagemaker (nu Kamps). Spelers waren Klaas Schilder, Anton Breed, Maarten en Dirk Hoogland en mogelijk ook meester Bak. De kleuren van het tenue waren ook toen al groen en zwart. Veel publiek kwam er niet, misschien enkele tientallen tot maximaal honderd man. Entree werd niet geheven. Het weiland was niet gelijk gemaakt, waardoor ook de greppels tot het voetbalveld behoorden. De doelpalen werden na elke wedstrijd weer weggehaald. Wie er in het bestuur zaten is onduidelijk, nog waarom SEW werd opgeheven. Dit was waarschijnlijk in 1923.

Daarna voetbalde diezelfde groep jongens nog een jaar op de boomgaard van de oude Piet Vlaar. Klaas Groot werd doelman van deze club die niet aan een echte competitie deelnam. Wel kreeg men clubs uit de omgeving (Spanbroek) op bezoek, maar men speelde zelf geen uitwedstrijden. Er was geen officieel tenue. Klaas speelde in een oud overhemd, maar hij droeg wel leren voetbalschoenen die gekocht waren bij schoenmaker Hooyboer die naast café Knijn (nu Loek) in Opmeer woonde. Hij kwam elke maandag met een zak de huizen langs om kapotte schoenen op te halen en vrijdags bracht hij ze terug. Hij was familie van Jan Hooyboer die in Hoogwoud koster was.

Middenstand en kassiesventers

In Hoogwoud woonden diverse kruideniers. Bij Teun kwamen er wel drie langs. Jan Beemster woonde in één van de vier huizen aan de viersprong, voor het huidige dorpshuis. Beemster was al oud en had een klein winkeltje. Hij ging met een hand wagen de mensen langs. 's ochtends kwam hij bestellingen ophalen die hij dan 's middags bracht. Ook Hannes Wagemaker, die een winkel en café had aan de Herenweg (later bouwbedrijf Kamps) kwam langs met vergelijkbare spullen. Hetzelfde gold voor Kees Pannekeet, kruidenier en oliehandelaar, maar hij had een luxere wagen. Hij leverde wel dezelfde spullen, zoals suiker en stroop die je in een kan haalde met een krant erover tegen de vliegen. Hij woonde in het pand waar thans Henk Kaijer woont, en was de voorganger van Commandeur. Pannekeet had op het gemeenteland aan de Koningspade een paar koeien lopen die hij elke ochtend en avond molk. Vrouw Rentenaar, met een winkel in de Boekel, kwam niet langs. Ze had een ander assortiment, net als haar opvolger Jan Pater. Ook Schotten die tegenover de katholieke kerk een winkel dreef, mogelijk waar later Cor Mol zijn winkel had, kwam niet langs.

Beeld vanaf de viersprong op het Zuideinde van Hoogwoud. Rechts de doorrijstal 
van café De Witte Valk. Links een wagen bij wagemaker Schipperijn.

Teun kreeg ook kassiesventers aan de deur. Ze verkochten van alles, scheerkwasten, haarspelden, naalden, kammetjes, zakmessen, kurk en stop. Ze kwamen lopend. Jan Stam uit het Waarland droeg een houten juk waar twee manden met spullen aan hingen. Verder was er Klaas Schuit, een oudoom uit Zandwerven, nog iemand uit Spanbroek, etc. Elke drie maanden kwam scharesliep Kooy uit Hoorn langs om de scharen te slijpen. Dit gebeurde met een groot wiel dat op een driewielde kar stond. 's Avonds liet Kooy deze wagen achter bij een particulier en ging op de fiets terug naar Hoorn om de volgende ochtend weer terug te komen.

Aan de viersprong woonde Japie Kaijer. Hij was al op leeftijd en verdiende zijn geld als loswerkman voor de polderboeren, met het zichten van graan in de Groet en Waardpolders. Hij ging er lopend heen. 'Kaijer stierf in 1922 achter de schelven' herinnert Klaas zich. Zijn zoon Rikus werkte jaren als boerenknecht voor Cees Ursem en Dirk Aartman. Rikus woonde in een huisje aan het begin van de Boekel. Naast Japie Kaijer woonde timmerman Frans Schotten. Deze kleine ondernemer `bleef net Ieven' net als Willem Luiken die de derde timmerman in Hoogwoud was. Broer Pauw werkte er nog eens, maar dat duurde niet lang. Pauw kwam de eerste week thuis met niet meer dan een gulden. Vader zei: 'nou dan kun je beter thuis helpen' De timmerlieden scherpten in de winter zagen, om wat bij te verdienen. Verder woonde wagemaker Schipperijn aan de viersprong. Ook Teun liet er zijn wagen repareren. Vooral het maken van een wiel was een hele kunst, weet Klaas nog. Het wiel moest goed rond zijn.

Tussen Swan en het latere parochiehuis woonde Jan Groot. Hij was een kleine veehandelaar. Hij had achter zijn huis wel een stal maar geen land zodat hij zijn vee altijd snel weer moest verkopen. In de winter verdiende hij zijn geld met het halen van strijkgeld bij verkopingen. Hij was 'een gokker' volgens Klaas. Zijn vrouw at veel knoflook om zo geen kanker te krijgen. De schoolkinderen noemden haar daarom het `stinkvrouwtje'. Groot had een thuishaalder, Jan Heddes genaamd. Hij richtte later het bekende bouwbedrijf Heddes op. In het huis naast Vlaming woonde later vrouw ToI. Zij was hullenplooister. Ook moeder Groot liet daar haar hullen (linnenmuts) plooien. Moeder droeg ze alleen nog op hoogtijdagen van Kerst, Pasen en Pinkster. Dit deed ze tot Klaas een jaar of 10 a 15 was, daarna niet meer.

Links café Dam (thans restaurant Lotus). Verder kijkend de straat in 
kijken we naar de viersprong met op de achtergrond het 'protestantse' café
dat we nu kennen als het Witte Huis.

Café Breed en de Kermis

Breed was het café voor de katholieken in Hoogwoud. De zonen Joop, Arie en Anton stonden achter de tap. Vader Breed had daarnaast nog een schildersbedrijf en een slagerij. Het café was op de begane grond. Daar bevond zich ook de stalling. Uitvoeringen werden gehouden op de eerste verdieping. Deze werden gehouden in de winter. Het toneelgezelschap stond onder leiding van Jan Schilder, die trouwens ook organist van de kerk was, Klaas was ook lid. De kermis duurde drie dagen, namelijk zondag, maandag en dinsdag. Elke dag was er een bandje bestaande uit een pianist, een saxofonist en een accordeonist. Breed had jarenlang dezelfde band. Waar ze vandaan kwamen herinnert Klaas zich niet. De band speelde 's middags en tijdens het eerste deuntje al vanaf 11 uur. De entree was twee kwartjes en de fietsenstalling was een dubbeltje. Je ging erheen in je 'uitloperspak'. Naar een vreemde kermis ging je netter en deed je een colbertjasje aan (naast deze kleren had je een net zwart of bruin pak).

Stand was bar erg aan de Herenweg volgens Klaas. Dit uitte zich heel sterk in de kerk maar ook in café Breed stonden tuinders, knechten en dienstmeiden nog apart van het boerenpubliek. De laatste vonden zich beter dan het gewone volk. De afstand werd echter wel minder, aldus Klaas. Je durfde de boerendochter zelfs ten dans te vragen, je hield ze voor de gek. Vooral meester Bak en Wout Hoogland waren daar goed in. Het boerenpubliek liet het over zich heen gaan. Op een keer ging broer Pauw na een paar borrels met een van de tweewielige boerenwagens die voor het café stonden aan de reed. Hij belandde in de kant van de weg. Het was een protest van de tuinderszonen tegen de vroegere heersers in het dorp. Ook bij Dam (thans restaurant Lotus) was er kermis, met een bandje, maar er was alleen volk op zondag en weinig op de andere dagen. Je ging ook wel eens naar het protestantse café (thans het Witte Huis), maar dat mocht eigenlijk niet.

Ringsteken

Vast onderdeel van de kermis was het ringsteken. Dit werd georganiseerd op de maandagmiddag van de kermis door het kermis comité onder leiding van de veehandelaar Dirk Mulder. Meestal deden zo'n 15 a 20 boeren mee die in de Boekel om een prijs streden. Ze hadden voor de gelegenheid hun tweewielige tilbury mooi opgepoetst en een jong paard getuigd. Oudere bestuurders waren meestal nog gekleed in een zwart laken pak terwijl de oudere vrouwen een lange zwarte junk droegen, en sommigen nog een kanten hul. De vrouwen probeerden de ring er met een stok vanaf te steken. Gert Ursem had altijd een van de mooiste wagens, herinnert Klaas zich. Hij was een liefhebber van paarden in de traditie van het Noordeinde. Ursem haalde dan zijn mooiste tuig uit de tuigekast en liet het leer en het metaal mooi poetsen.

Het Geloof en andere Zaken

Lagere School

Klaas bezocht tussen 1914 en 1920 de lagere school. Deze was gelegen tegenover de katholieke kerk van Sint Johannes de Doper. Er waren nog maar drie onderwijzers namelijk juffrouw De Moel, juffrouw Rood uit De Weere en natuurlijk meester Wegdam. Ze hadden elk twee klassen. Juffrouw De Moel woonde in het lange huis naast timmerman Vlaming tezamen met Ans Wester, die werkvrouw was, en Keetje Groot die een bochel had maar goed gebekt was en haar geld verdiende als oppas bij boeren tijdens kermissen, bruiloften en andere feesten. Klaas behoorde tot de eerste generatie die deze uit 1908 daterende school bezocht. Vader Teun had nog gewoon de openbare school doorlopen. De school stond pal tegenover de katholieke kerk en viel onder het gezag van de pastoor. IJsvrij werd bepaald door pastoor Van Buchem, herinnert Klaas zich. Kinderen stonden dan voor de pastorie te roepen.

Klaas ging weinig naar de schoolmis. Alleen in de maanden mei en oktober bezochten de kinderen regelmatig de ochtendmis. Het waren de Mariamaanden. Oktober was ook rozenkransmaand. De overige maanden ging hij maar eens in de maand naar de mis. De eerste communie werd al wel gevierd. Het was een feestdag waarbij de grootouders aanwezig waren. Klaas werd door koster Jan Hooyboer gevraagd om misdienaar te worden, maar hij had daar geen zin in. Het zou hem teveel binden. Op school kwam pastoor Van Buchem eens in de week een uur catechismusles geven. Het onderwijzend personeel ging dan weg. Van Buchem overhoorde de stof via het vragenboek. Wat is zonde?' ging het dan. Van Buchem was een 'edele heer' die in het dorp aanzien had. Hij was van gegoede komaf. Zijn opvolger pastoor Ruiter was van eenvoudiger komaf.

Het gezin

De katholieke kerk steunde ook het gezin, Pastoor Bitter richtte daarom in 1928 een afdeling van de Heilige Familie op. Deze vereniging bevorderde een goed katholiek gezinsleven en de goede zeden. Fijne katholieken zoals Hinke, De Jong en Schilder steunden dit soort organisaties, herinnert Klaas zich. Ze kwamen ook bij Teun aan de deur met de vraag of zijn kinderen lid wilden worden: `dat was niet nodig, ze zijn overal al lid van' was het antwoord en bij Teun werd niemand lid. De dochters van Teun werden ook geen lid van de Graal. Deze vereniging werd in 1934 opgericht voor de religieuze vorming van de jonge vrouw.

Protestanten en de zedelijkheid

Goede zeden waren belangrijk in de katholieke gemeenschap. Het naburige Aartswoud werd volgens Klaas gezien als een heidens dorp waar de bevolking een moraal had die niet paste bij de katholieken. Klaas ging met de overige jeugd van het Groene Wuiver vaak bij Aartswoud zwemmen in de Zuiderzee. Volgens de fijne katholieken was het niet gepast om bij de protestantse meiden te zwemmen want 'die waren slecht' Nadat Klaas in 1932 op Ter Diek ging wonen, werd hij lid van het zwembad 't Scarpet. Hij ging er na afloop van het werk zwemmen om op te frissen, Dit werd hem ontraden door het hoofd van het klooster, die eens per jaar op huisbezoek kwam. Volgens deze gardiaan 'steun je zo de protestantse zaak' Klaas bleef gewoon zwemmen.

Het was ook niet gepast om je kinderen bij protestanten te laten werken, Toen een dochter van Teun als meid ging werken voor een protestant in Winkel kwam hem dat op commentaar te staan: 'dat deugde niet' Teun trok zich er echter weinig van aan. Commentaar kwam er ook toen Klaas in Aartswoud ging werken bij boer Koorn: 'noh, Klaas Groot gaat bij de heidense communisten werken, dat gaat helemaal fout' Koom bleek echter een beste baas te zijn. Klaas ging als jonge gast op zondagmiddag vaak een spelletje biljarten in café de Otter aan de Gouwe. Hij ging dan met Dirk Hoogland. Eigenlijk moesten ze naar het Vesper maar daar hadden ze weinig trek in. In de Otter kwamen vooral protestanten.

Dokter Pool

Teun Groot had de protestant Pool als dokter, net zoals alle katholieken in Hoogwoud. In de jaren dertig ontstond onder hen een streven om een katholieke dokter te nemen nadat zich in Spanbroek een geloofsgenoot vestigde. Diverse fijne katholieken stapten op hem over herinnert Klaas zich. Bij Groot bleef men gewoon bij Pool, net zoals trouwens de meeste inwoners van Hoogwoud. Klaas en Fien overkwam hetzelfde toen ze in 1932 op Ter Diek gingen wonen. Dokter Hageman, die als kerkmeester verbonden was aan het klooster van Niedorp, kwam hen vragen om hun dokter te worden. Klaas en Fien zagen echter geen reden om van dokter te veranderen. Sommige katholieke moeders gingen na de geboorte van hun kind te kerkgang, als het ware om gezuiverd te worden van aardse smetten. Fien deed daar niet aan mee.

Missiepreken en aflaten

Op Ter Diek gingen Klaas en Fien te kerk in het klooster van Niedorp. Dit was in het begin van de twintigste eeuw daar neergezet, midden in protestants land. In de tijd dat Klaas er te kerk ging was het nog een paterskerk, bevolkt met kloosterlingen. Klaas had een vaste plaats in de kerk. Dirk Hoogland had er ook een plaats, evenals vader Roen Hoogland. Klaas sprak altijd af met Dirk. De paters waren volgens Klaas beter opgeleid dan de dorpspastoors en konden daarom mooier preken. Het klooster had dan ook een behoorlijke aantrekkingskracht op de omgeving. Vooral tijdens de lijdens meditaties was het er druk. Er bevonden zich enkele tientallen geestelijken die de pastoors van de omliggende parochies assisteerden bij ziekte. Ze hielden ook 'missie-preken' herinnert Klaas zich. In Hoogwoud maakte hij deze twee maal mee. Ze werden verzorgd door twee kapelaans in de periode van het veertiguren gebed. De preken gingen over Dood, Hemel en Hel en vooral over de gevaren van de zonde, ook als die slechts 'in gedachte en begeerte' werden begaan.

Deze missiepreken duurden de hele week en je behoorde eigenlijk zowel 's ochtends als 's avonds te kerk te gaan. De periode werd besloten met een biecht. Mensen kwamen soms bijna huilend de biechtstoel uit, herinnert Klaas zich. Na deze periode zou je weer helemaal gezuiverd zijn, 'als een engeltje'. Vooral met de praktijk van de aflaten had Klaas moeite. Een aflaat verkreeg je door het verrichten van een goede daad en was bedoeld om het slechte in de wereld te compenseren. De goede daad bestond vooral uit bidden. Men kon zo mensen uit het Vagevuur redden en ook het eigen verblijf in het Vagevuur bekorten. Aflaten konden onder andere verdiend worden tijdens Aller Heiligen (1 november). Het duurde de hele dag. Je bad elke keer vijf onze vaders en wees gegroeten om vervolgens de kerk te verlaten. Je liet dan het slechte achter je om gezuiverd weer binnen te komen. De fijnen aanvaarden dit maar bij Groot werd er anders over gedacht.

De duivel in de kerk

Het merkwaardige feit dat vele Hoogwouders in Nierup kerkten was een gevolg van de bekende ruzie die pastoor Ruiter had met het koor. Pastoor Ruiter die tussen 1918 en 1926 voor het altaar stond, kwam weinig bij Teun, misschien een keer per jaar. Er was afstand tot pastoor. Je nam je pet af als hij langs kwam. Bij zijn huisbezoek moest je de kamer uit. Hij kwam volgens Klaas meer bij boeren en ging dan met een kaas weg. Ruiter klaagde er in de preek herhaaldelijk over dat de leden van het koor niet ter communie gingen, herinnert Klaas zich. Ze behoorden dan vanaf 12 uur zaterdagsavond 'nuchter' te zijn en dat hadden ze er niet voor over. De koorleden wilden ook achter in de kerk op het balkon blijven zingen, omdat ze daar mooi op hun gemak in hemdsmouwen konden staan. In de kerk werd volgens Klaas gelachen om het drammerige gedrag van de pastoor. Deze werd het ongehoorzame gedrag zat en vroeg op een keer: `waar zit in deze kerk de duivel? Hij zit op het koor!' Kerkgangers riepen dat 'pastoor dat niet kon maken!' Het koor weigerde aanvankelijk verder te zingen. Hiermee was de kous niet af. Uiteindelijk besloot bijna het hele koor af te treden, op drie man na. Dit waren volgens Klaas, Swan en Scholten, die tegenover de kerk een middenstandszaak dreven en veehouder Klaas Groot van Herenweg 100. De volgende zondag zongen ze op het altaar, begeleid door een handorgel. 'Het was eigenlijk een zielig gezicht', volgens Klaas. Dit conflict had gevolgen. Enkele tientallen parochianen weigerden verder de kerk te bezoeken en gingen voortaan naar het klooster van Nieuwe Niedorp. De relatie tussen pastoor Ruiter en zijn parochianen was zo verslechterd dat bisschop Callier hem in 1925 terugriep uit Hoogwoud. Klaas herinnert zich dat Dirk Hoogland een Solex aanschafte om naar Nierup te gaan. Cees van Stralen was trouwens de eerste met een solex en iedereen aan het Groene Wuiver kwam langs om dat nieuwe vervoersmiddel te bewonderen. Ook Roen Hoogland ging na de ruzie naar Nierup. Normaal zong hij 's middags om twee uur in Hoogwoud tijdens het Vesper. Hij had een mooie stem. Vader Teun ging er weinig heen. Hij ging alleen naar de vroegmis en was inderdaad minder kerkelijk dan Hoogland.

Het interieur van de katholieke kerk.

De kerk en de plaatsen

In de kerk was het onderscheid tussen boeren en burgers nog heel duidelijk. Boerenfamilies gingen zondagochtend trots te kerk in hun paard en wagen. Vooral de vrouwen waren op hun best gekleed, met gouden oorijzers en kettingen om de hals. In deze tijd zaten vrouwen nog voor in de kerk en de mannen achterin. De preekstoel stond in het midden en als pastoor preekte draaiden de vrouwen zich om. Moeder Groot zat op de één na laatste rij van de vrouwenbanken. Vader Groot zat op de laatste rij van de mannenbanken, helemaal achter in de kerk. Naast hem zaten Henk Dam en Teun Jonker, familie van de Jonkers uit Opmeer. De plaats van vader kostte weinig. De kinderen zaten in de zijbankjes, de 'zwarte bankjes'. Deze banken hadden geen leuning, alleen een plank waarop je kon knielen. De plaatsen werden op Tweede Pinksterdag openbaar verkocht. Toen Klaas in 1937 uit Ter Diek terugkwam kocht hij geen plaats. Hij bleef vooral kerken in het klooster van Niedorp. Klaas herinnert zich wel dat Klaas Klaver van Zorgwijk 1.600 a 1.700 gulden voor twee plaatsen betaalde. Dit was in 1943, na het overlijden van vader Krelis Klaver. Zoon Klaas Klaver verhuisde toen van Barsingerhorn naar Zorgwijk.

De Stille Omgang

Klaas nam ook deel aan allerlei bedevaarten zoals de Stille omgang en het bezoek aan onze Lieve Vrouwe ter Nood in Heiloo. Klaas heeft de beste herinneringen aan de Stille Omgang die elk jaar in Amsterdam gehouden werd. De bedevaart werd georganiseerd door de fietsclub die in 1921 in Hoogwoud werd opgericht. Klaas ging voor het eerst mee op 16/17 jarige leeftijd. De bedevaart was toen al populair, met zo'n zestig deelnemers. Ook toen Klaas op Ter Dick als boerenknecht werkte ging hij regelmatig mee. Vooral jongeren namen deel. Verder was het vooral het werkende volk en niet de boeren. Zo was G. Klaver, van de groothandel in zuidvruchten AKZO, uit Opmeer voorzitter en zaten de aannemers Hannes de Boer en N. Kuin en timmerman N. Hooyboer in het bestuur. Later kwam Dirk Jonker in het bestuur (red: een deel van dit materiaal is van hem afkomstig).

De groep verzamelde zich 's avonds om 18.30 uur voor de katholieke kerk in Hoogwoud. Na een bidstonde en een zegening uitgesproken door de pastoor vertrok men. Onderweg sloten zich groepen uit vele dorpen aaneen zodat een lange rij van fietslichten ontstond. Fietsenmaker J. Groot fietste met Dirk Jonker achteraan de groep om te assisteren bij pech. Klaas zag het als een uitje. Het was gezellig en er heerste een goede sfeer in de groep. Deelname werd verder gezien als een goede daad en er heerste een sfeer van devotie. Aan het hoofd van de stoet zette de voorganger regelmatig een gebed in. Bij het passeren van een katholieke kerk werd een groet gebracht. Tijdens de rit heerste er bovendien een strenge orde. Niemand mocht zonder toestemming de groep verlaten en het was verboden passerend publiek toe te spreken. Om halfnegen was er lof in Purmerend, met tevens een koffiepauze. De groep arriveerde voor middernacht bij het IJ en stak met de pont het water over. Om een uur word deelgenomen aan de Heilige Mis waarna de Stille Rondgang door de Amsterdamse binnenstad volgde. Al voor de afloop van de Omgang zetten enkelen de fiets van de hele groep klaar, zodat men snel weg kon. De fietsen waren met een touwtje om de bagagedrager herkenbaar gemaakt. Ook op de terugweg werd weer opgestoken voor koffie. 's Ochtends kwam de groep gelouterd weer in Hoogwoud aan.

De bedevaart in Heiloo

Klaas ging ook naar Heiloo waar de heilige maagd Maria werd geëerd. Katholieken gingen erheen om steun te vragen voor het bedrijf of voor het gezin. Maria werd daarom ook wel onze Lieve Vrouwe Ter Nood genoemd, of Moeder van de Zeven Smarten en Troosteres der Bedrukten. Klaas ging voor het eerst naar Heiloo op ongeveer tienjarige leeftijd. Hij ging met vader en moeder op de bakwagen. Vader ging er later niet meer heen. Klaas ging niet regelmatig, ook niet toen hij tussen 1932 en 1946 boerenknecht was. Je kreeg geen vrij van de boer. Klaas stond ook niet achter het boetekarakter die de bedevaart in de jaren dertig kreeg. In Heiloo kon je zogenaamd boete doen om zo een einde te maken aan de crisis waarin ook het agrarisch bedrijf onderhevig was. Toen Klaas vanaf 1946 een eigen bedrijf had, ging hij wel maar ook niet elk jaar. De bedevaart werd georganiseerd vanuit de afdeling Hoogwoud van de Land en Tuinbouw Bond (LTB). De bedevaart kreeg in deze naoorlogse jaren het karakter van een oogstdankdag waar dank werd gebracht voor de oogst van het afgelopen seizoen.

Fien als meid bij Groot

Fien was geboren in 1905 als dochter van een boer uit Steenwijkerwold. Haar familie was van gegoede komaf en had zelfs nog een beetje adellijk bloed. De familie was echter in financiële moeilijkheden geraakt. Fien ging nog een korte periode naar de kostschool in De Kuindere, ondanks dat dit nauwelijks betaald kon worden. Ze was er niet tevreden omdat ze zich aan allerlei regels moest houden. Ze verliet de school en vertrok naar haar tantes Nel en Nol in de Goorn. Deze stonden daar voor de klas van de lagere school. Na een tijdje kwamen ook haar ouders naar West-Friesland om uiteindelijk in Oudendijk te belanden. Vandaar kwam Fien in 1924 als inwonende meid in Hoogwoud terecht bij boer Arie Groot aan de Herenweg 104. Fien begon met 3 gulden en eindigde in 1929 met 5 gulden per week. Van de vijf gulden die ze verdiende droeg ze er vier af aan haar ouders. Haar opvolgster begon weer met 3 gulden.

Dirk Hoogland en Klaas Groot met de fiets bij Duinvermaak 
in Schoorl tijdens het Pinksterfietsen.

Ze moest van Arie Groot 'baas' zeggen, maar Fien weigerde dit. Ze zei: 'boer, wat moet ik doen?' Fien sliep in een bedstee op de koestal. 's Ochtends begon ze tussen 4 en 5 uur, op een nuchtere maag. Samen met Arie, Jan en de knecht voerde en molk ze de koeien. In de zomer haalde ze de koeien op, als deze achter in het land liepen. Ze werden vlak bij de boerderij gemolken. Daarna boende ze het melkgoed. Het boenhok stond aan de slootkant, maar het water kwam uit een pomp. Het melkgoed werd te drogen gelegd op het emmerrek. Over de tijdstippen van het aanlijnen van de koeien bestond het volgende rijmpje:

na sint Katrijn gaan alle koeien aan de lijn, 
wie dan is nog niet klaar, wacht tot nieuw jaar, 
wie dan nog heeft gewacht
wacht tot sint Ann

De boerderij van Arie Groot (thans bezit van de familie K. van Berkel).

Omstreeks halfnegen dronk Fien koffie samen met de twee zusters. Fien kreeg dan een bord met brood dat op de schoorsteenmantel gezet werd. Ze kreeg veel brood en weinig kaas. Bij Arie was het net andersom. In de vastentijd kreeg Fien 's ochtends niet meer dan twee sneeën brood. Moeder Groot kreeg bij boer Jan Wiering uit Zwaagdijk in de vastentijd zelfs tot twaalf uur geen eten. 'Ze had er dan ook de buik van vol', volgens Maas. Haar kinderen dienden dan ook niet als inwonende meid. Om half één werd warm gegeten. De zusters maakten het eten klaar en schepten het op. Zij aten aan tafel, Fien at alleen op stal. De dag eindigde om zeven uur 's avonds. In het voorjaar kon ze ook 's nachts nog opdraven om de wacht te houden bij de koeien of schapen die moesten jongen. Fien had nooit een vrije dag. Een enkele keer mocht ze op zondag tussen negen en vier uur 's middags naar haar ouders.

Fien deed ook het huishoudelijke werk, zoals het verstellen van de kleren. De vrouwen waren dames, ze deden niks. Ze waren niet deftig gekleed. Wel droegen ze tijdens speciale gelegenheden nog de traditionele kanten kap met de oorijzers. Alie van Berkel was wel deftig gekleed. Arie Groot had slechts twee pakken en een overjas. Deze waren gemaakt van laken, goede stof, gekocht bij een kleermaker in Hoorn (of Spierdijk). Broeken werden gekocht bij de Hoogwouder kleermaker Piet Bas. Het meubilair was gewoon, houten stoelen zonder bekleding. Vervoer gebeurde met een brik en een sjees. De werkman maakte elke zaterdag de stal schoon. Hij schrobde de koeien, waste hun staarten en schrobde de koegang. In het voorjaar werd de hele stal grondig schoongemaakt. De koeien gingen de weide in. Ze werden geweid met een wijwatertak. De stal werd bedekt met witte en blauwe schelpen die gedoopt werden in blauwselwater. Ze werden in de vorm van een ster neergelegd. De blauwe schotten werden geboend en de muur werd versierd met blauwe borden. Het was een mooi gezicht, aldus Fien. De werkman kreeg alleen koffie wanneer in het voorjaar de stal schoongemaakt werd. De rest van het jaar nam hij zelf koffie of water mee dat op de stal of in het land opgedronken werd. Groot had een aparte pronkkamer waar de mooie spullen van de familie stonden. Deze waren grotendeels geërfd van vorige generaties en het was het beste wat er was. De muren waren versierd met 32 Delftsblauwe borden. In een hoekkast stond het 24-delige porseleinen serviesgoed. Het was van het merk Wedgewood uit Engeland. Dit servies omvatte een hele verzameling platte en diepe borden, soep- en dessertborden, vlees- en dekschalen, groenteschalen etc. In een enorme pronk kast lagen de sieraden uitgestald. Zelfs de handvaten van de kast waren van zilver. Het couvert was 36-delig en van zilver. De drankfles had een zilveren voet en een zilveren knop op de fles, etc. Een paar keer per jaar poetste Fien en een hulp deze sieraden. Ze waren twee dagen met dit karwei bezig.

Fien Groot-ter Schure aan het werk.

Naar Ruiter in Hauwert

In 1929 vertrok Fien naar Ruiter die in Hauwert boerde. Fien verdiende tien gulden in de week. Ruiter was een topfokker die kopers uit het buitenland op zijn erf kreeg. Hij was een heer en een redelijke baas. Je moest echter wel doen wat ze zeiden. De vrouw des huizes was echt 'mevrouw'. Ze had op een kostschool gezeten en ze praatte netjes. Overdag las ze in een boek of borduurde ze. Ruiter was minder rijk dan Groot. Hij had bijvoorbeeld geen aparte pronkkamer. Het serviesgoed was 24-delig, gemaakt door Regout en gekocht in een Hoornse zaak voor deftig publiek. Fien ging erheen als er iets vervangen moest worden. Er heerste een andere sfeer bij Ruiter. Ze waren moderner en chiquer gekleed. Ruiter had drie pakken, een zwart laken pak voor vergaderingen, een tweede kleermakerspak voor de kerk en een confectiepak voor de markt. Zijn vrouw had niet minder dan zes jurken. Ze droeg geen oorijzers maar nog wel de kanten kap, haarspelden, broches en zwart koralen kettingen.

Fien begon om vijf uur. De koeien werden gemolken en het vee werd gevoerd. Dit gebeurde met de boer en de werkman, De kalven kregen goed voer, soms zelfs meelpap met geklutste eieren. Na het melken werd het melkgoed omgeboend en op het emmerrek te drogen gezet. Om halfnegen was het tijd voor koffie met brood. Men at gezamenlijk en nam er de tijd voor. Je hoefde niet op te schieten. Fien mocht zelf haar brood smeren. In de vastentijd mocht je voldoende eten maar geen suiker in de koffie doen. Fien vervolgde met huishoudelijk werk zoals bedden opmaken en afwassen. Zaterdags was er een werkster voor het lappen van de ramen. Fien hielp niet met hooien. Tijdens het hooien was er een extra hooier, terwijl de boer ook hielp. Op de dars werd koffie en goed brood geserveerd.

Theevisities en gastdagen

Zowel Groot als Ruiter hielden theevisites en gastdagen. Bij Groot was het gebruikte serviesgoed en het zilverwerk van een betere kwaliteit, maar verder was het minder deftig dan bij Ruiter. Op theevisites kwamen de gasten om twee uur. De gasten kwamen met paard en wagen. De heren droegen het zwarte kleermakerspak en bij Ruiter droegen ze hoge hoeden, met aan de binnenkant hun initialen erop genaaid. De dames waren bij Groot nog traditioneel gekleed, in het zwart met de oorijzers op. Bij Ruiter droegen de vrouwen, geloof ik, al kleding van een lichtere kleur. Bij Ruiter moest Fien serveren. Ze had dan haar zondagse jurk aan met een wit schort voor. Bij het presenteren stond ze links van de gasten. Bij Groot deden de vrouwen een groter deel van het werk. Men begon met thee met iets lekkers, zoals bruidsuiker. Deze werden gepresenteerd van kristallen schalen met zilveren handgrepen. Daarna volgde een borrel uit kristallen glazen. Vervolgens was er koffie met koek zoals bokkenpootjes of botersprits, gekocht bij een banketbakker uit Hoorn. Omstreeks zes uur werd een uitgebreide broodmaaltijd opgediend. Het ging om tulband, puntbrood, krentenbrood, twee rollades, ham, rookvlees. De gasten vertrokken om tien uur 's avonds. De vrouwen gaven een fooi, bij Groot een kwartje per echtpaar, bij Ruiter een gulden.

De gastdag begon al om half tien 's morgens. De gasten dronken koffie uit porseleinen serviesgoed. Verder was er gebak dat meestal gekocht was bij een goede banketbakker uit Hoorn, Tussen elf en twaalf uur werd een borrel gedronken, jenever of boerenjongens voor de heren en advocaat voor de dames. Rond half een werd een eenvoudige maaltijd geserveerd, bestaande uit soep met brood, Na de maaltijd maakten de heren bij goed weer een wandeling in het land. De kwaliteit van het vee was vooral bij Ruiter een onderwerp van gesprek. Omstreeks drie uur werd weer koffie gedronken met iets lekkers erbij. De heren rookten sigaren uit kisten van 50 of 100 stuks. Om zes uur volgde een uitgebreide warme maaltijd, bestaande uit aardappelen, drie soorten groenten en drie soorten vlees zoals biefstuk, karbonade en rollade. De maaltijd werd besloten met pudding. Na afloop van de maaltijd volgde weer koffie. Bij Groot ging men al om 8 uur weg, bij Ruiter pas om 12 uur. Tussen tien en twaalf uur namen de gasten dan nog een borrel. De avond werd besloten met brood. Fien reikte de jassen aan en ontving van elk echtpaar een fooi. Bij Ruiter ontving ze wel eens vijftien gulden, wat een enorm bedrag was.

Verkering met Fien

Klaas leerde Fien kennen op de Hoogwouder kermis in café Breed. Klaas was 18 jaar en Fien drie jaar ouder. Het eerste jaar raakte het echter al gauw weer uit omdat Klaas liever aan de tap hing met de andere jongens. Fien stelde dat natuurlijk niet op prijs: 'ze was mopperig' Het volgende jaar raakte het echter weer aan en wel op de dinsdag van de kermis bij Breed. In 1929 ging Fien weg bij boer Groot en ze dachten er zelfs over om te trouwen maar Klaas was nog maar 20 jaar en vond zich nog te jong. Klaas bezocht Fien om de 14 dagen op de fiets, eerst twee jaar naar Hauwert en daarna naar Oudendijk waar Fien weer bij haar ouders woonde. Klaas ging er toen elke zondagmiddag om twee uur 's middags heen en was dan om 11 's avonds weer thuis. Hij fietste via Zandwerven en Spierdijk. Er lag nog slechts een paarden pad dat met basaltblokken was verhard. Het was moeilijk fietsen en je had vaak een lekke band.

In het voorjaar van 1931 besloten Klaas en Fien om zich te verloven. Dit werd niet bijzonder gevierd. Op zondagmiddag dronken ze een koppie thee. Vervolgens fietsten ze naar Alkmaar om daar bij juwelier Visser aan De Laat twee ringen te kopen. Dit waren gouden ringen met het monogram van Klaas en Fien aan de binnenkant. De ringen kosten ongeveer 48 gulden per stuk. Verder lieten Klaas en Fien zich op de foto vereeuwigen bij de fotograaf in de straat. Dit kostte nog een gulden. Het gebeurde wel meer dat de verloving uit raakte. Men gaf de ringen dan terug. Goud was nog belangrijk. Moeder Groot droeg een kruis en ketting van goud.

Trouwen

In het voorjaar van 1932 besloten Klaas en Fien te trouwen. Iedereen trouwde toen in april of mei. De trouwdatum werd eerst gepland op 17 april maar door ziekte van Fien werd deze verplaatst naar 17 mei. Klaas kocht bij Berrevoets een bruidegomspak voor 19 gulden en een blauw trouwerspak voor 29 gulden. Het was natuurlijk confectie en geen kleermakerspak van linnen zoals dat door boeren nog wel werd gedragen. Het trouwerspak heeft Klaas nog vele jaren gedragen. Er waren geen bruidsdagen zoals bij boeren wel het geval was. Klaas en Fien gingen alleen met de ouders Groot te gastdag bij oom Jan die aan de Kaag woonde. 's Middags gingen ze er met de kapwagen van Jaap Eeken heen. ’s Avonds werd er goed brood gegeten en om tien uur was men thuis. Fien had wel een bescheiden uitzet bestaande uit lakens en ondergoed.

Klaas Groot aan het werk.

Op de trouwdag ging het bruidspaar eerst naar het gemeentehuis van Hoogwoud om daar voor de wet te trouwen. Burgemeester Hoogenboom hield een korte toespraak. Vervolgens gingen ze met de kapwagen van Klaas Ursem naar de Rozenkranskerk in De Goorn waar ze trouwden. De mis duurde van 10 tot 11 uur. Daarna werd in 'de Hagedoorn' een gastdag gehouden voor de familie. Naast de broers en zussen waren alleen ome Jan en ome Klaas aanwezig. Men begon met een goede warme maaltijd bestaande uit soep, groenten en een goed stuk vlees. In de loop van de middag volgde koffie met gebak (afkomstig van bakker Van Diepen), bonbons en bruidssuikers. De zusters van Klaas deden nog een wensje. 's Avonds werd goed brood gegeten. De avond werd besloten met een borrel. Om elf uur 's avonds fietsten Klaas en Fien naar Ter Diek. De volgende dag begon het werk gewoon om zes uur weer!

Werken als Boerenknecht

Toen Klaas en Fien in 1932 trouwden was het crisistijd en de prijzen waren bar slecht. Vader Teun zei dat het geen tijd was om nu met een eigen bedrijf te beginnen: 'ga eerst maar eens wat geld verdienen'. Klaas kwam terecht bij Arie Groot die op Ter Diek een boerderij van het Maagdenhuis huurde. Klaas verdiende in totaal 17 gulden bruto in de week. Hierbij was de huishuur van twee gulden inbegrepen. Verder kreeg hij nog twee kan melk per dag. Het werkmanshuisje zag er redelijk uit met een schuurtje erachter. Klaas ging te werk en zijn vrouw Fien deed het huishouden. Je moest het eerste jaar nog wel aan elkaar wennen', herinnert Klaas zich. 'Tot dan toe zag je mekaar slechts op een zondagmiddag' Klaas was de enige werkman op het bedrijf dat 20 ha telde. Het bestond uit 8 ha weide, ongeveer 17 koeien, 200 mestvarkens en 12 ha bouwland. Daar werden kool en suikerbieten verbouwd, die deels voor de koeien bestemd waren. Overige producten waren bruine bonen en mosterd. De bruine bonen brachten niet meer op dan zeven gulden de mud. Verder zette Groot ook nog eens 6 ha bouw om in grasland omdat de bouw niks opleverde. Hij ging bieten kopen als veevoer en hield er 6 koeien extra bij. Groot adviseerde Klaas om naar een ander baas om te kijken. Klaas leerde de oudste zoon Jaap nog ploegen. Na twee jaar vertrok Klaas omdat de twee kinderen van zijn baas gingen meehelpen in het bedrijf.

Klaas kwam terecht bij Theo Borst eveneens woonachtig op Ter Diek. Borst huurde 22 ha land waarvan 2 ha bouwland. Hij had 24 koeien, ruim twintig schapen en zes zeugen. Een deel van de biggen werd verkocht terwijl een stuk of dertig biggen tot vette varkens werden gemest. De lonen waren verder gezakt. Klaas verdiende niet meer dan 15 gulden bruto in de week (13 gulden plus de huishuur). Borst zat financieel niet licht. Hij huurde de boerderij van Klaas Over, een rentenier uit Alkmaar. De hele inventaris plus veestapel had hij gekocht met geld van zijn vader. Deze verlangde met kerst wel 'interest' over dit geld, zodat er voor Theo niet zoveel overbleef.

Deze foto geeft een goed sfeerbeeld van het hooien in vroeger tijden. (Op deze foto 
uit 1960 aan de Koningspade in Hoogwoud staan afgebeeld vlnr. Cor van Dolder
en op de wagen zijn vader Daan van Dolder.)

Klaas en Fien woonden in een van de twee boerderijen die op het land stonden. Er was nog geen elektrisch licht zodat je een petroleumlamp moest gebruiken. Verder was het een tochtig hok. Klaas drong er bij Borst nog op aan de vloeren dicht te maken en om stroom aan te leggen, maar tevergeefs. 'Als werkman had je weinig te vertellen' Klaas was er vooral voor de bouw, maar hielp ook met hooien en het melken van de koeien. De melk deed niet meer dan twee cent de liter en een bus melk niet meer dan een gulden. Soms leegde Klaas de melkemmer niet eens maar liet hij de melk gewoon over de rand van de emmer lopen. Eigenaar Over stelde allerlei eisen aan de huurder. Het hooi mocht alleen met de vork de hooiberg ingestoken warden. Het gebruik van een 'opjaag' waarbij het hooi met een 'ling' de berg ingetrokken werd, was verboden. Het hooien duurde zes weken. Klaas maakte vooral in de zomer lange werkdagen, van vier uur in de ochtend tot soms wel negen uur 's avonds. Klaas had er geen bezwaar tegen. Hij ging 's avonds zelfs voor zijn plezier nog mee om een wagen hooi binnen te halen. Borst bezat een maaibalk, een wier en een hark. Het hooi werd al op roken gedroogd.

Terug naar Hoogwoud

Het was tijd om naar Hoogwoud terug te gaan. De kinderen werden groter en moesten naar de lagere school. Er was een lagere school bij het klooster in Niedorp maar dit was een eind lopen. Nu was net de werkman van Arie Groot, de voormalige baas van Fien, vertrokken. Maas vroeg daarop Groot om werk. Op de achtergrond speelde mee dat Arie Groot al op leeftijd begon te raken en een 'hoop land' had. Fien dacht dat hij misschien wel een paar hectare land aan Klaas zou willen verkopen. Daar kwam natuurlijk helemaal niets van in: 'kon je bedenken', aldus Klaas, 'een boer die land verkoopt aan een tuinder’!

Klaas kwam in mei 1937 in dienst bij Arie Groot. Hij ging met zijn gezin in het werkmanshuisje Herenweg 102 wonen. Op dat moment werkte er een broer van Alie van Berkel en een inwonende meid, Griet Kaijer. Groot molk ongeveer 22 koeien. Daarnaast had hij 20 schapen en kocht hij op de voorjaarsmarkt in Hoorn nog ongeveer 100 schapen en lammeren voor de mest. Deze werden in de herfst verkocht in Schagen. Groot was conservatief en haalde weinig van zijn land. Kunstmest en een ierkelder waren er niet. De ier liep zo in de sloot zodat het water bruin zag tot aan de Gouwe. Groot liet het gras te lang worden waardoor het hooi van een slechte kwaliteit was. Machines had Groot niet. Een familielid maaide het gras. Het vee gaf weinig melk. In de meimaand molk hij niet meer dan ruim drie bussen melk en in de winter niet meer dan een bus. Hij rentenierde, meer niet, aldus Klaas. In het kadaster lezen we dat Groot van hele rijke komaf was. Grootvader Arie Groot liet bij zijn overlijden in 1881 niet minder dan 110 hectare land achter. Zijn totale bezit werd geschat op zowat 350.000 gulden.

Het loon en andere conflicten

Klaas had van tevoren onderhandeld over het loon. Boer Groot wou eerst niet meer dan twaalf gulden geven, maar dat vond Klaas veuls te weinig. Met veel spul en moeite kreeg hij veertien gulden, plus wat melk, de huishuur en een hoekie land dat ‘je 's nachts kon bewerken' Klaas wilde het volgende jaar vijftien gulden en begon daar al in januari 1938 over. In maart had Groot nog geen antwoord gegeven. In het voorjaar van 1938 zei Groot dat de haag naast het huis van Klaas gesnoeid moest worden. Klaas weigerde dit omdat deze haag het huis en de wc tegen de wind beschermde. Op een middag kwam Klaas thuis van zijn werk en trof hij Groot aan die bezig was om de haag te snoeien. Klaas werd zo kwaad dat hij Groot pardoes in de sloot gooide. De wijkverpleegster fietste net langs en zag het voorval gebeuren. De oude dokter Pool kwam erbij, evenals de dorpsagent, een stevige kerel, wiens naam Klaas is ontschoten (waarschijnlijk IJsbrand Bood, nvdr). Klaas legde het voorval uit aan de agent en zei ontdaan: 'neem me maar mee, zo kan het niet meer' Zo ver kwam het natuurlijk niet. De agent zei dat hij gewoon weer aan het werk moest gaan. Pool zei dat hij eigenlijk te goed was voor dit werk. Klaas had geen trek om weer aan het werk te gaan en bleef zowat een week thuis. Hij moest toch weer aan de slag, anders dreigde hij bij de gemeente in de werkverschaffing te raken, wat niet meer dan elf gulden opleverde.

De verstandhouding met Groot was er natuurlijk niet beter op geworden. In de winter van 38/39 moest Klaas met een kleine schaar de sierbomen voor de boerderij snoeien, terwijl het stevig vroor. Dat ging natuurlijk helemaal niet. Na protest van Klaas kon hij met dat werk ophouden, maar moest hij wel oude kromme spijkers recht slaan. Deze werden in een oude oproombak bewaard. In dezelfde winter moest Klaas de sloot uit beugelen, ook als er ijs lag. Hij nam een stok mee om het ijs kapot te maken. Daarna kon hij met een modderbeugel aan de slag. Deze was echter zo oud en versleten dat het net om de haverklap kapot ging. Klaas had daarom een rolletje touw op zak om het net te herstellen. In het voorjaar werd de doorgevroren bagger met een trog over het land gereden en vervolgens met een weidesleep fijn gemaakt.

Klaas was vaak in het land aan het werk om molshopen of stront te slechten. Dit gebeurde wel driehonderd dagen per jaar. Je moest in het land je boterham opeten, naar huis of de boerderij gaan mocht niet. Klaas ging dan in de schapenboet zitten en zette dan de lammerenbeun omhoog als bescherming tegen de wind. Weer commentaar natuurlijk. Alie van Berkel was trouwens wel een goede vrouw. Ze gaf altijd een goede koppiesstik mee voor koppiestijd. Dit was een snee brood met goed kaas. Eens kwam er iemand langs om te collecteren voor de missie. Arie zei tegen zijn vrouw: 'vrouw, wat je geeft moet je zelf weten, maar weet wel: alles wat je geeft ben je kwijt’.

Klaas wilde natuurlijk weg en kocht in 1938 voor 750 gulden het huis van Arie Bakker gelegen aan het Groene Wuiver. Klaas had echter nog geen ander werk en Groot moest hem dat natuurlijk duidelijk maken. Tijdens de koppiestijd voor het middagmelken zei hij een keer: 'zo wel een huis en nog geen werk, demie gaat dat verkeerd' Dit schoot Klaas in het verkeerde keelsgat: 'waar bemoei je je mee', zij hij scherp, 'Ik heb twee handen en ik kan heel goed voor mezelf zorgen'. Alie van Berkel schrok ervan.

Klaas kreeg bezoek van mensen van de landarbeider bond van de afdeling De Weere. Ze vroegen hem om lid te worden voor 60 cent; Klaas vond het echter te duur. Na het overlijden van Arie in 1946 kwam Trien van Berkel een bidprentje bij Klaas brengen. Klaas wilde echter niks met Groot te maken hebben en verscheurde het bidplaatje en gooide het in de kachel. Dat viel niet goed bij Trien. Ook bij opa Roen Hoogland lag 'boertje' Groot niet best. Roen kocht in het najaar regelmatig kroos van hem voor een gulden per wagen. De kroos werd door de zoontjes Hoogland in de winter als mest onder het land gespit. Op een keer was Roen een dag te laat met betalen. Hij kreeg prompt te horen dat hij niet meer om kroos hoefde te komen. Het was over! Bekend is ook het verhaal van de knecht van Groot die in de winter de sloot moest uitbeugelen, terwijl het ijs dik in de sloot lag. De buren De Jong zagen dit en zeiden tegen de knecht dat hij maar naar huis moest gaan, omdat het zo toch echt niet kon! Op een hele koude winterdag bracht de vrouw van de werkman van Groot warme koffie aan haar man, die in het land aan het werk was. De werkman zei toen tegen zijn vrouw dat ze dat niet meer moest doen, omdat de baas dat eens mocht zien!

Het tuindersspulletje aan het Groene Wuiver in Hoogwoud waar Klaas Groot 
en zijn vrouw Fien ter Schure hebben gewoond van 1946 tot 1985.
Inmiddels staat op deze plek het huis van de familie D. Danenberg.

Overige bazen

In het jaar 1939/40 werkte Klaas bij Jaap Groot aan Herenweg 40. Groot molk 24 koeien en mestte zowat 40 varkens. Vrouw Anne Groot-Klaver was geen mevrouw, ze werkte mee in het bedrijf. De boerderij had ook geen pronkkamer. Men had een werkman, Borst genaamd, en een bode in dienst. De vorige knecht Jan Koenis, een zwager van Klaas, verdiende 22 cent maar Klaas kon niet meer dan 21 cent krijgen. Dat was in de zomer goed voor 18 gulden maar in de winter niet meer dan 10,50. Een knecht kon immers weggestuurd worden wanneer er geen werk was. Het tweede jaar wilde Klaas 25 cent in het uur, maar hij kreeg niet meer dan 24 cent. De oude Krelis woonde nog bij zijn dochter en zal zich wel met het geld bemoeid hebben, dacht Klaas. (Klaver sr liet bij zijn overlijden 1943 65 ha land na, de boerderijen Herenweg 40, Zorgwijk en een plaats in Barsingerhorn. Hij was de rijkste boer in Hoogwoud). Klaas besloot te vertrekken. Achteraf speet dat Anne Klaver eigenlijk: Je had moeten zeggen dat je dan weg zou gaan' Klaas werd opgevolgd door Hil Groot.

Klaas ging in mei 1940 van Jaap Groot naar Dirk Koorn. De knechten veranderde in januari van baas; de meiden in februari en de werkmannen in mei. Hij fietste om 4 uur naar zijn nieuwe baas toen ouwe Klaas Groot van Herenweg 100 tegen hem zei dat het oorlog was. Groot was bezig de koeien te melken. Zwager Jan Koenis werd diezelfde dag opgeroepen en heeft het bombardement van Rotterdam meegemaakt. Dirk Koorn was een boer op leeftijd in Aartswoud. Het was een vergaderboer die o.a. in het bestuur van Aurora heeft gezeten. Hij molk een koe of zestien. Klaas zei wat hij wilde verdienen: 18 gulden plus melk. Dat was goed. Klaas had ook inspraak in het werk: 'wat zal ik doen vandaag? Nou wat denk je er zelf van?', antwoordde Koorn dan. Klaas zei dat hij geen schapen wilde melken, want daar hield hij niet van. Dat was jammer wat die melk kon mooi aan de kalveren gevoerd worden. Toch vond Koorn het goed, hij deed het een tijdje zelf en liet vervolgens de schapen opdrogen. Klaas kreeg ook fruit en brandhout uit de boomgaard. Koorn was een goede baas, toch ging Klaas na drie jaar weg. 'Waarom?' vroeg Koorn. Klaas was het melken helemaal zat, hij wilde ’s zondags gewoon vrij hebben. Koorn begreep dat. Daarna nam Klaas twee bazen namelijk P. Kuiper, een Boer en bouwer aan de Langereis en Klaas Klaver van Zorgwijk. Klaas was er voor de bouw en verdiende bij elk 16 gulden voor drie dagen. Een deel van het grasland was in deze oorlogstijd verplicht omgezet in bouwland (bonen, etc). Bij Kuiper leerde Klaas nog hoe gekeurde aardappels te selecteren. Hij liep hiervoor een paar keer mee met keurder P. Klaver. Klaver was een goede baas, die nog schapenwol gaf waarvan Fien kleding maakte.

Het laatste oorlogsjaar werkte Klaas in de Wieringermeer. Hij werkte losse periodes bij een akkerbouwer. Het werk aan het vlas, de tarwe en de haver gebeurde al machinaal, maar het werk aan de aardappelen en de bieten gebeurde deels nog met de hand. Het dunnen en rooien van de suikerbieten gebeurde bijvoorbeeld nog met de hand. Ook het rooien van de aardappelen was nog handwerk. Klaas kreeg een gulden per uur, bij regen werd niet uitbetaald. Soms nam hij werk aan.

Tot zover deel 1. Het volgende deel zal vooral gaan over de tuinders aan het wuiver en hoe zij zich moesten zien te redden.

Foto's:

- Familiearchief Groot

- Familiearchief van Dolder

- Familiearchief van Berkel

- Collectie Kees Mooij

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall