Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Dominee Cramer in Hoogwoud 1960-1964

Door Martien Hoogland

Dominee Cramer was dominee in Hoogwoud van 1960 tot 1964. Het was een tijd waarin het traditionele leven aan sterke veranderingen onderhevig was. Vele nieuwe initiatieven werden opgestart in deze periode. Cramer zag dat er in Hoogwoud en Aartswoud op maatschappelijk gebied vooral iets te bereiken was door het bevorderen van samenwerking tussen protestant en katholiek. De gezinszorg of het jeugdwerk waren in deze kleine gemeenschap nog georganiseerd in gescheiden organisaties. Dominee Cramer heeft Martien Hoogland hierover in een aantal interviews verteld. Tegenwoordig woont hij in Schagen.

Landbouwvoorlichter of Dominee?

Een jonge Dominee Cramer

Mattheus of Tim Cramer werd geboren op 19 oktober 1929 in Rotterdam. Na de middelbare school ging hij naar de Tropische Landbouwschool in Deventer met de bedoeling om naar Nederlands Indië te gaan. Door de politionele acties ging dat voornemen niet door. In plaats daarvan kwam hij in 1951 terecht bij de landbouwvoorlichting in de Peel. Hij werkte o.a. op de proefvelden en in het lab van het proefstation. Het was een interessante tijd omdat de Peel net werd ontgonnen. Toch wilde hij dit werk niet zijn hele leven doen en daarom ging hij in Groningen theologie studeren. Dit gebeurde trouwens niet uit vroomheid maar om mensen te helpen bij de inrichting van en om antwoord te geven op fundamentele vragen in het leven. Deze opleiding bestond uit een wetenschappelijke basisopleiding, gevolgd door een kerkelijke opleiding. Na zijn afstuderen in 1959 volgde hij een cursus van drie maanden op het seminarie in Driebergen. De toenmalige conrector Joop de Jong adviseerde hem om naar West-Friesland te gaan. De mensen daar zouden niet geïnteresseerd zijn in diepzinnige theologie, maar stelden het contact tussen mensen voorop. Ook gezelligheid was voor hen belangrijk. Conrector De Jong kende het geestelijke leven in Noord-Holland omdat hij getrouwd was met Nel Schermerhorn. Zij was familie van de bekende PvdA politicus en dominee Schermerhorn die in Stompetoren voor de gemeente stond. Cramer had ook de mogelijkheid om naar Friesland te gaan maar zag daar vanaf omdat hij minder verwantschap voelde met het strenge orthodoxe geloofsleven. Een praktische belemmering was dat hij het Fries zou moeten leren. Cramer had op de tropenschool al vijf Indische talen geleerd en in Groningen het Hebreeuws en hij had geen zin om nog een taal te leren.

Naar Hoogwoud

In Hoogwoud kwam een plaats vrij nadat de toenmalige dominee Eikema met emiraat ging. De kerkenraden van de Hervormde gemeentes van Hoogwoud en Aartswoud (toen nog apart) informeerden binnen de Hervormde kerk in Nederland welke dominee vrij was. Cramer kreeg een uitnodiging om langs te komen voor een kennismaking: je werd ‘beroepen’. Cramer had het gevoel dat hij de eerste kandidaat was. Normaliter bezocht de kerkenraad een dominee om te kijken hoe hij preekt. Bij Cramer kon dat niet omdat dit zijn eerste gemeente was. Hij werd ontvangen door de kerkeraadsleden van Hoogwoud in de consistorie die naast de Hervormde kerk stond.

Kerkeraadsleden waren onder andere Klaas Braak, Louw Glas en Cor Klomp, de postbode. Cramer overnachtte bij de familie Klomp waar hij plezierig werd ontvangen. ‘Ze keken helemaal niet op tegen een dominee’, herinnerde Cramer zich, ‘je moest je gewoon bewijzen’. In Aartswoud werd hij ontvangen in de kerk, in een ruimte naast het orgel. Kerkvoogden waren Klaas Helder en Veerman. Hoewel de gesprekken Cramer niet meer duidelijk voor de geest staan, kwamen waarschijnlijk twee dingen aan de orde. Belangrijk was of zijn theologische beleving aansloot bij die in Hoogwoud en Aartswoud. Gekeken werd naar de gewone menselijke dingen, of hij in staat was om in de gemeenschap en het verenigingsleven te functioneren. Theologische zaken zoals in de Betuwe waren duidelijk minder belangrijk en vroomheid kwam niet op de eerste plaats.

Dominee Cramer moest het ook eens zijn met het huis en met een bescheiden traktement. Cramer ging gewoon op de fiets de mensen af. Wel zouden hij en zijn gezin gaan wonen in het domineeshuis dat eigendom was van de Hervormde gemeente. Dit was een mooi symmetrisch gebouw aan de
Burgemeester Hoogenboomlaan (waar zich nu de Spar bevindt), herinnerde Cramer zich nog. Na hem heeft alleen zijn opvolger Oosterhof er nog gewoond, voor het gebouw in 1967 werd gesloopt.

Markante personen

Het bestuur van de Hoogwouder Hervormde kerk bestond volgens Cramer uit een bont geheel van personen. Zitting had een meerderheid van veehouders, maar ook enkele fijnen uit andere delen van Nederland en Ide Zwaag een Hoogovenarbeider. Er heerste algemeen gesproken een vrijzinnig klimaat, met bijvoorbeeld slechts eenmaal per jaar een avondmaal. Ook was er sprake van een behoorlijke mate van gelijkheid en er was volgens Cramer geen boerenbewustzijn. Veehouder Klaas Braak was oecumenisch ingesteld evenals Louw Glas. Diaken Jan Glas (een boer en fruitteler aan de Gouwe, die tevens voorzitter was van het bestuur van Aurora) zei tegen Cramer: ‘als ik geen diaken meer ben dan kom ik niet meer in de kerk’. Op de vraag naar het waarom antwoordde Glas: ‘omdat er nog zat andere dingen zijn om op zondag te doen, zoals het bezoeken van mensen die aandacht behoeven’. Notaris Bijlsma was een fijnere hervormde dan de gemiddelde West-Fries. Daarnaast waren er mensen uit andere delen van Nederland zoals Arissen die werkman was bij Jan Glas van de Gouwe.

Klaas Braak, zijn vrouw en burgemeester Dirk Breebaart. Klaas Braak krijgt de koninklijke 
onderscheiding ridder in de orde van Oranje-Nassau opgespeld.

Arissen kwam uit Houten en was streng hervormd. Het was volgens Cramer eigenlijk een wonder dat hij in de hervormde kerk kwam. Cramer heeft Arissen erbij gehaald, wat niet zo gemakkelijk was. Het was laveren tussen de theologische strengheid van Arissen en de vrijzinnigheid van de West-Fries. Hij was een fijne maar hij wilde zich toch niet in zijn zuil isoleren. Streng in de leer was ook Verhulst, een Zeeuwse boer die tijdens de drooglegging van de Wieringenmeer naar Aartswoud verhuisde. Hij ging soms naar Opperdoes te kerk. Een conservatief was Gert Fijn die naast slager Davidson rentenierde. Hij zag een keer hoe dominee Cramer in zijn werkkamer aan een preek werkte: ‘dominee waar heb je eigenlijk voor geleerd, alle preken zijn toch al geschreven, je hoeft ze toch alleen maar op te lezen’.

De domineeswoning.

Ouderlingen, diakenen en kerkvoogden

Het bestuur van de Hervormde kerk bestond uit een kerkenraad die samen met de dominee verantwoordelijk was voor de geestelijke zaken in de gemeente. De leden werden ouderlingen genoemd. Onderdeel van de kerkenraad was de diaconie, met diakenen, die verantwoordelijk was voor een aantal maatschappelijke organen in het dorp, zoals de armen en ouderenzorg, de gezinszorg, de bibliotheek, etc. Verder was er de kerkvoogdij (met kerkvoogden) verantwoordelijk voor de financiële middelen van de kerk, zoals de betaling van het traktement van de dominee, het onderhoud van de kerk, en de afdrachten aan de provinciale en nationale Hervormde kerk. Voorzitter van de kerkvoogdij (de president kerkvoogd) in 1960 was Klaas Braak. In Hoogwoud waren kerkenraad en kerkvoogdij gemengd en zaten dus de kerkvoogden in de kerkenraad. De Hervormde kerk bezat land en verpachtte dat. Verder beschikte men over levend geld afkomstig uit erfenissen, hoewel deze schenkingen in Cramers tijd al niet meer voorkwamen, en uit de jaarlijkse bijdrage van de kerkenleden. Deze was vrijwillig, maar wel werd er een richtlijn gegeven die afhankelijk was van het inkomen. De kerkbezoekers waren trouwens niet gewend veel geld voor hun kerk uit te trekken. Men droeg wel geld af aan de provinciale en Nederlandse Hervormde kerk maar dit ging niet van harte en was regelmatig een twistpunt. Men liep er niet warm voor.

 

Kerkbezoek en Sacramenten

West-Friesland was volgens dominee Cramer een vrijzinnig protestants gebied waar men niet goed op de hoogte was van wat er in de bijbel stond en waar men ook niet stond te dringen bij de sacramenten. Het kerkbezoek was laag en de dominee die naar West-Friesland ging werd daar op voorbereid. Dit bepaalde ook de kwaliteit van de dominees die erheen gingen. De kerkdienst werd afwisselend in Hoogwoud en Aartswoud gehouden en werd bezocht door ongeveer tien a twintig mensen. Cramer verzorgde op een zondag ook diensten in gemeentes die al niet meer over een eigen dominee beschikten. Soms deed hij wel 3 of 4 diensten per zondag. Het was een woorddienst. Een heilig avondmaal, met wijn en brood, werd slechts eenmaal per jaar gehouden en wel als voorbereiding op Pasen. De vrijzinnigheid bleek ook uit de sacramenten. Gedoopt werden alleen kinderen uit de fijne gezinnen, zoals van Arissen. Kerkelijke huwelijken waren op de vingers van een hand te tellen en Cramer heeft in Hoogwoud en Aartswoud elk waarschijnlijk niet meer dan vier huwelijken gesloten. Het waren de fijn gelovige mensen of personen met een speciale persoonlijke band met de dominee. Ook de begrafenissen gingen meestal niet vanuit de kerk. Alleen mensen met een belangrijke sociale functie, en dus met een aanhang, deden dit zoals Klaas Helder. Het hing ook niet af van sociale groep. Wel ging dominee Cramer bij mensen langs om de betekenis van dood en leven te verwoorden en mensen weer perspectief te geven. Dominee Cramer ging bij mensen op huisbezoek als er iets speciaals gebeurde. Dit was meestal op eigen initiatief en een enkele keer op aangeven van een ouderling. Het gebeurde minder dan eens per jaar.

De NH-kerk van Hoogwoud.

Protestant en Katholiek

Belangrijk was het maatschappelijke gebeuren, iets wat zoals gezegd, aanvankelijk vanuit de diaconie was geregeld. Veel hing daarbij af van de inzet van de dominee. Cramer zag dat er in Hoogwoud en Aartswoud op maatschappelijk gebied vooral iets te bereiken was door het bevorderen van samenwerking tussen protestant en katholiek. De gezinszorg of het jeugdwerk waren in deze kleine gemeenschap nog georganiseerd in gescheiden organisaties. Deze verzuiling bemoeilijkte ook het opzetten van nieuwe diensten, zoals een dienstencentrum. Nu bestond er in Hoogwoud enige spanning tussen protestant en katholiek en op diverse plekken kende men elkaar zelfs niet. Een oorzaak hiervan was de achteruitgang van het aantal protestantse middenstandszaken en agrarische bedrijven wat zelfs had geleid tot de oprichting van het Protestants Belang door Piet Langedijk. Deze spanning moest volgens Cramer niet worden overdreven. Op vele terreinen heerste een goede sfeer, bijvoorbeeld tussen buren. Wel moest er een eerste zet gedaan worden.

Pastoor Leenders

Leenders, Cramer en de Eerste Zet

Dominee Cramer zag een werkterrein voor zich weggelegd op het gebied van de gezinszorg, de bibliotheek, het jeugdwerk, de bijbelcolportage en het dienstencentrum. Hij kreeg in deze geen opdracht vanuit de kerkenraad. Wel werkte hij hierbij nauw samen met pastoor Leenders. Hun eerste contacten vonden plaats bij een van hen beiden thuis, Cramer vergeten is bij wie. Tussen Cramer en Leenders bestond een goed contact. Ook Leenders stelde prijs op contact tussen katholiek en protestant en wilde niet dat beide groepen geïsoleerd van elkaar leefden. Het waren collegiale contacten met de bedoeling om ervaring uit te wisselen over gemeenschappelijke zaken. In het maatschappelijke gebeuren van een dorp was volgens Cramer de opstelling van zowel de dominee als van de pastoor van wezenlijk belang. Centrale beslissingen liepen via hen. Belangrijk was dat de dominee tevens voorzitter was van de gezinszorg (vanuit de historische band met de diaconie), zodat hij direct kon handelen. De voorganger was zeker belangrijk bij de katholieken. Als de pastoor het met een mogelijke samenwerking niet eens was dan ging het niet door. Cramer gebruikte in dit verband de bekende term: ‘Nihil Opstat’ ofwel ‘niets staat in de weg’. Aan de andere kant was de pastoor, voor zover Cramer het zich kon herinneren, geen voorzitter van maatschappelijke organisaties, zodat hij altijd via een tussenpersoon moest handelen. De centrale rol van de voorganger bleek in De Weere waar pastoor Von Visenne geen initiatieven nam. Hij behoorde tot de orthodoxen op het gebied van samenwerking tussen protestant en katholiek.

Samenwerking bij Leken

Ondanks dat het initiatief in de meeste gevallen van Cramer en Leenders uitging, werden ook vanuit de basis signalen gegeven. Bijvoorbeeld in het geval van de gezinszorg deden Mien en Tiny Kaijer mogelijk suggesties over de wenselijkheid van samengaan. Zij waren volgens Cramer ‘de handvatten naar de RK parochie’. Volgens Mien Kaijer was het van belang dat ze in Hoogwoud een winkel dreven en dus eigenlijk met iedereen goede relaties behoorden te onderhouden. Maar dat was niet het enige. Er bestond een goed contact tussen het gezin Kaijer en pastoor Leenders. Hij kwam bij hen thuis. Een keer zei hij tegen moeder Kaijer (die op dat moment bedlegerig was) dat hij eigenlijk toe was aan vakantie, maar hij niet goed wist hoe hij dat moest aanpakken. Nou zei moeder Kaijer dan ga je toch gewoon met de meiden mee. Zo gezegd zo gedaan. De eerste keer gingen ze naar de Canarische Eilanden. Pastoor Leenders zat in een ander hotel dan de vier zussen, maar ze gingen gezamenlijk naar het strand. Pastoor ging diverse jaren met de Kaijers op vakantie, meestal veertien dagen.

Mien en Tiny Kaijer.

Ook tussen de Kaijers en dominee IJkema bestond trouwens contact. IJkema had een jonge vrouw met drie kinderen en zijn gezin had eigenlijk onvoldoende hulp. De zusters Kaijer hielpen ze daarom, ‘s avonds en in het geheim want eigenlijk kon het niet dat ze van katholieke kant geholpen werden. Ook dominee IJkema stond achter het idee van toenadering tussen de beide geloven. De houding van de zusters Kaijer kon afgelezen worden aan hun bijdrage in het organiseren van een samenzang met Kerst, voor protestant en katholiek. Dit gebeurde dus al voor 1964. Ook de positie van dokter Pool was van belang, aangezien hij ook een ondersteunende rol speelde in de katholieke EHBO en gezinszorg.

Bij de hervormden waren de heren Muntjewerf en Bijlsma en een leek als Nel Jansma belangrijk. De laatste was de vrouw van de eerste ambtenaar ter gemeentesecretarie G. Jansma. Zij was van doopsgezinde oorsprong en actief in de gezinszorg. Leden van de oudere generatie zoals Klaas Braak en Glas waren al uit het bestuur gestapt. Cramer herinnerde zich de jaren 1960 tot 1964 als een dynamische periode, ook door de verbouwing van de Hervormde kerk door architect Fledderus.

Jeugd

Het jongerenwerk was nog gescheiden in deze periode. De vorming van de katholieke jonge vrouw was in handen van de Katholieke Actie. Deze huisde in het parochiegebouw tegenover de katholieke kerk. Men kwam bijeen onder leiding van pastoor Leenders die moderator was, terwijl ook de paters Franciscanen uit het klooster te Niedorp assistentie verleenden. Mien zat in het bestuur van de Katholieke Actie. De boodschap was dat het traditionele onderscheid tussen arm en rijk, tussen boeren, burgers en arbeiders plaats behoorde te maken voor samenwerking. Alle mensen behoorden samen kerk te zijn en het geloof mocht geen wig zijn tussen protestant en katholiek. Dit was ook de mening van Leenders. Hij was ruimdenkend volgens Mien en voelde aankomen dat de geloven in West-Friesland zouden samengaan.  Deze ideeën werden gesteund vanuit het vormingscentrum Dijk en Duin in Hoorn. Dit Franciscaner klooster werd geleid door gardiaan Koper. Het bestuur van de Katholieke Actie bezocht dit klooster, aangemoedigd door pastoor Leenders. Men ging er een avond of een dag heen, soms enkele dagen. Mien had in 1955 haar rijbewijs gehaald en kon op een avond heen en weer. Dijk en Duin dateerde trouwens van de periode Leenders en was er nog niet ten tijde van zijn voorganger pastoor Bitter. Voor de Hervormden was er het streekcentrum Binnenwijzend, het centrum voor het vormingswerk voor de Classis Hoorn. Directeur Polter riep allerlei mensen uit de hervormde wereld in deze streek bijeen om te praten over maatschappelijke zaken. Het waren niet alleen dominees (die hun eigen overlegcircuit hadden in de Classis en de Ringen) maar ook kerkenraadsleden en vogels van allerlei pluimage.

In beide arena’s werd ook het jeugdwerk aan de orde gesteld. Men ondernam pogingen om het protestantse en katholieke jeugdwerk bijeen te brengen en nodigde protestantse en katholieke jongeren uit om bijeen te komen. Uit Hoogwoud waren dit volgens Cramer waarschijnlijk de kinderen van Donker van de Koningspade, van de Zwaag en Bijlsma. Tot samenwerking in de jeugdzorg kwam het echter in deze vroege jaren zestig niet. Men stuitte op een veelheid aan organisaties, die nog niet klaar waren voor samenwerking. Zo was er bij de protestanten de vrijzinnig christelijke jeugdcentrale en het orthodoxe christelijke jongerenverbond. Verder waren er de jeugdafdelingen van de agrarische standsorganisaties, de Land en Tuinbouw Bond en de Hollandse Mij van Landbouw. In Hoogwoud zou eind jaren zestig wel de legendarische Hooiberg opgezet worden, waar protestantse en katholieke jeugd samenkwamen. Deze jeugdclub stond volgens Cramer echter los van bovenstaande ontwikkeling. De Hooiberg was een onkerkelijke en zuiver plaatselijke jongerenclub die typerend was voor de provotijd van de jaren zestig en zeventig. (zie hiervoor de uitgave "Wat voorbij ging" van Stichting Hoochhoutwout).

Gezinszorg

Samenwerking tussen protestant en katholiek gebeurde in Hoogwoud het eerst in de gezinszorg. De protestanten hadden hiervoor het Witte Kruis. Deze stond al los van de diaconie, maar dominee Cramer was nog wel voorzitter. Het katholieke Wit Gele kruis was georganiseerd vanuit het dekenaat Wognum, met zuster Portegies uit De Weere als wijkverpleegster. Aardig is dat er samenwerking bestond tussen de Katholieke Actie en het Wit Gele Kruis. Jonge vrouwen gaven aanvullende hulp aan gezinnen met zieken of kinderen. Cramer en Leenders kwamen overeen dat een samengaan van beide diensten wenselijk was. Cramer herinnerde zich echter niet meer welke stappen daarna genomen zijn en wie naar wie toe stapte. Deze samenwerking ondervond van de kant der hervormden geen weerstand, maar bij de Rooms Katholieken waren er `bezorgheden’ om het RK karakter. Ze waren bang iets kwijt te raken. Dit zal zeker gegolden hebben voor de gezinszorg, gezien de speciale katholieke ideeën over het gezin. Maar ook de protestanten gingen volgens Cramer niet voorbij aan waarden. Bij de aanstelling van een gezinsverzorgster, een vrijzinnig iemand uit Schagen, werd deze kerkelijk ingezegend door Cramer. Zij behoorde een kerkelijke opdracht aan mensen te hebben, evenals een antenne voor het religieuze gevoel binnen een huishouden. Cramer vroeg zich dus wel af wat deze functie met het geloof te maken had.

Bibliotheek

Samenwerking was ook wenselijk in het bibliotheekwezen. De hervormde bibliotheek was ondergebracht in de consistorie bij de kerk en de uitleen was in handen van een aantal vrouwen, mogelijk de vrouw van timmerman Snel. De katholieke bibliotheek bevond zich waarschijnlijk in het parochiehuis tegenover de kerk. Het openbare provinciale bibliotheekorgaan was gevestigd in Alkmaar en de katholieke tegenhanger zat in Haarlem. In deze periode namen de openbaren initiatieven om in Noord-Hollandse dorpen bibliotheken op te zetten. Cramer had zitting in dit bibliotheekorgaan, waar juffrouw Van Beuningen directrice was en Cees Egas in het bestuur zat. Van Beuningen was waarschijnlijk afkomstig uit Rotterdam, waardoor Cramer goed met haar overweg kon. Gezamenlijk gingen zij op excursie in andere delen van Nederland om te zien hoe het bibliotheekwezen daar ten plattelande georganiseerd was. Dit gebeurde via de bibliotheekbus en waar mogelijk via het opzetten van een dorpsbibliotheek. Cramer zag hiertoe mogelijkheden in Hoogwoud. Begin jaren zestig nam het aantal klassen in de openbare lagere school van hoofdmeester Slooten af van drie naar twee. Er kwam dus een klaslokaal vrij. Na overleg met Leenders werd besloten om te komen tot één gezamenlijke bibliotheek. Deze was tevens de eerste dorpsbibliotheek die vanuit het provinciale bibliotheekorgaan in Noord-Holland gevestigd werd. Bij de praktische uitwerking was burgemeester Dirk Breebaart belangrijk. Het stond Cramer niet meer helder voor de geest hoe deze bibliotheek in de praktijk functioneerde. Was er eigenlijk wel een bestuur of was het slechts een uitleenpost en hoe keken protestant en katholiek eigenlijk aan tegen de keuze van boeken. Opvallend is dat de samenwerking in het bibliotheekwerk zich eerst onderop ontwikkelde, namelijk dorpen als Hoogwoud, terwijl pas later de beide provinciale organisaties gingen samenwerken. Hoogwoud speelde hier dus een voortrekkersrol.

Ook op het terrein van aandacht voor de bijbel, de zogenaamde bijbelcolportage, werden gezamenlijke initiatieven genomen. Bij de Hervormden had je het Nederlandse Bijbelgenootschap dat o.a. via een rondreizende bus de bijbel onder de aandacht probeerde te brengen. Bij de katholieken was er de Sint Willibrordusvereniging, maar deze was in West-Friesland weinig actief. De interesse voor de bijbel was gering en een lokale organisatie was afwezig. Cramer had contact met het katholieke vormingscentrum genaamd Kijk en Duin in Hoorn, waar gardiaan Koper aan het hoofd stond. Gezamenlijk brachten Koper, Cramer, Leenders en de gezusters Kaijer de vraag naar voren hoe de bijbel onder de aandacht van de bevolking gebracht kon worden. Besloten werd om in het gebied van Obdam tot Hoogwoud gezamenlijk actie te ondernemen. De colportages werden afgesloten met een instructieve filmavond in het Dorpshuis in Hoogwoud.

Het dienstencentrum

Dienstencentrum

Dominee Cramer proefde ook de behoefte aan een bejaardencentrum in Hoogwoud. Tot dan toe woonden de hervormde bejaarden nabij de hervormde pastorie en de katholieken bejaarden rondom de Johannes de Doperkerk. Samen met Leenders ontwikkelde Cramer het idee van een dienstencentrum. Dat zou allerlei diensten leveren, zoals een gezondheidsdienst, een aula en een keuken zodat bejaarden langer zelfstandig konden wonen. Bij deze voorbereiding waren Cramer en Leenders het grotendeels eens. Er waren ook geen belangrijke verschillen van mening met de rijksoverheid die het zou gaan financieren. Dominee Cramer kreeg het advies van dhr Koenders van het provinciaal Hervormd orgaan in Alkmaar om eens met mevrouw Blonk van het ministerie van CRM in Den Haag te gaan praten. Cramer toog naar Den Haag compleet met een opzetschets van het toekomstige gebouw. Mevrouw Blonk vond het idee interessant en vroeg hoe Cramer eraan kwam. Volgens haar vonden er op dat moment in Nederland identieke ontwikkelingen plaats in Leeuwarden en Heerlen, maar een dienstencentrum zou in de praktijk nog nergens functioneren. Vanuit het ministerie waren ze zelfs naar Zweden geweest om het idee in de werkelijkheid te aanschouwen. Daar bestond al het idee dat bejaarden in hun woning behoorden te blijven maar verzorgd zouden worden vanuit een centrum. Al in 1963 of 1964 werd in Hoogwoud een stichting opgericht om dit idee te verwerkelijken. Cramer had nog contacten met de architect Schipper uit de Zaanstreek, maar de verdere uitwerking kwam in handen van burgemeester Dirk Breebaart, (Dirk de Doener,) die het naar zich toetrok. In de stichting zaten verder leken als Arissen van de Gouwe. Cramer maakte de opening niet mee omdat hij in augustus 1964 naar Drente verhuisde.

Een recente foto van dominee Cramer

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall