Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Short Stirling crasht bij Opmeer

Door Erik Mooij

In onze uitgave van 1995, Herinneringen aan de bezettingstijd, staat een ooggetuigenverslag van de crash van de Short Stirling in Opmeer. In september 2003 heeft de berging plaatsgevonden van het wrak en de bemanningsleden. Op 11 mei 2004, exact 63 jaar nadat hun bommenwerper was neergeschoten, zijn de vier Britse en twee Nieuw-Zeelandse bemanningsleden van het toestel begraven. Zes militairen van de RAF droegen de resten van hun gesneuvelde collega’s in één kist naar hun laatste rustplaats op de begraafplaats voor geallieerden in Bergen.

11 mei 1941

De bommenwerper Short Stirling N3654 van het number 15 Squadron vertrekt uit Alconbury in het Engelse graafschap Cambridgeshire. Het doel: Berlijn. Aan boord een paar zware bommen, die boven de hoofdstad van het Derde Rijk gedropt moeten worden. Maar het gaat mis. In dat jaar is de Luftwaffe nog oppermachtig. De geallieerde luchtvloten lijden zware verliezen. De Stirling heeft nog maar net het Europese vasteland bereikt of het krijgt de volle laag van een Duitse nachtjager. Vlakbij Opmeer boort het toestel zich in een weiland. Alleen het lichaam van de 33 jarige piloot Herbert Dale wordt geborgen. Hij wordt begraven in Bergen.

Joh. Mooij

Ooggetuigenverslag

Joh Mooij schrijft aan zijn Heerbroer in Brazilië een brief waarin hij een ooggetuigenverslag geeft van het neerstorten van de Short Stirling. Hieronder geven we dit verslag weer:

‘Met de zaak werd het steeds minder en in december 1940 kwam ik in dienst van de gemeente Spanbroek bij de luchtbeschermingsdienst. Deze dienst bestond uit 4 man personeel, de werktijden waren van ’s avonds 8 uur tot ’s morgens 7 uur, om de 3 dagen was ik een avond vrij. Onze standplaats was in de O.L. school (nvdr: deze OLS van Opmeer bevond zich bij de kerk van Opmeer nabij de AC de Graafweg, dus vlakbij het terrein waar de Short Stirling is neergestort), om beurten 1 man binnen en 2 op straat. Later mochten we na 12 tot 4 uur niet meer op straat. We moesten letten op de neervallende vliegtuigen of bommen. Er zijn verscheidene vliegtuigen in deze omgeving gevallen.

Op 11 mei viel dicht bij ons huis (Middelweg 1, nvdr) een brandend vliegtuig neer. Achter de school (nvdr: bedoeld wordt de voormalig R.K. school van Hoogwoud, thans in gebruik als jongerencentrum Pardoes) lag een vleugel, achter ons huis op het land van Wijnker een brandende motor en het vliegtuig zelf op het land van K. Huiberts (tegenover C. Scholten). Ik had die nacht dienst en stond bij Mr Bank, toen we hoorden dat er een vliegtuig aangeschoten werd ongeveer boven Medemblik. Het vliegtuig stond spoedig in brand heel hoog in de lucht, even daarna werden bommen uitgeworpen en het vliegtuig kwam al meer en meer op ons af. En zoals ik al schreef eerst een vleugel brandend naar beneden, hierdoor zwenkte het vliegtuig naar links om en het stortte met een geweldig lawaai neer en een geweldige vuurzee was het einde van dit grote Engelsche vliegtuig.

De volgende dag werd er op het land dicht bij ons (is Middelweg 1, nvdr) een dode piloot gevonden en op het land van Huiberts vonden we verschillende lichaamsdelen in kleine stukjes. De piloot is naar Alkmaar vervoerd en begraven en de delen op het land van Huiberts. Wij, de mensen van de luchtbeschermingsdienst, hebben er een heel werk aan gehad. Eerst hebben de moffen het vliegtuig eruit gehaald en wij moesten het gat dichten; een graf maken en er is een kruis op geplaatst.’

Short Stirling bommenwerper

The Stirling was het eerste viermotorige vliegtuig dat speciaal ontworpen was als bommenwerper. Het was een grote machine met een spanwijdte van 30 meter. De spanwijdte werd gelimiteerd door de eis van de Engelse regering dat het toestel moest passen in de grootste RAF hangars, en die waren niet breder dan 30 meter. Dit hield tevens in dat de vleugels dikker moesten worden om genoeg lift te genereren om het toestel plus 7.700 kg aan bommen te tillen.

Short Stirling

Om er zeker van te zijn dat de Stirling kon opstijgen vanaf de kortst mogelijke startbanen was het onderstel ongewoon lang. Als de piloot op zijn stoel zat was zijn afstand 29-ft boven de grond. De Stirling kon een gemiddelde snelheid halen van 400 km/h op een hoogte van 5.000 meter met een bereik van 3.750 kilometer. Dit maakte het mogelijk om diep te penetreren in het territorium van de vijand.

De bemanning bestond uit de piloot, de flight engineer/ co-pilot, de navigator/bommenafwerper, de radio operator, de voorschutter, de topschutter, en de staartschutter. In totaal een 7 hoofdige bemanning.

Opvallend is de lichte bewapening van dit type toestel. De machinegeweren met een kaliber van 7.62 mm is vergelijkbaar met een geweer. Het lijkt erop dat de Engelsen dachten dat als ze ’s nachts vlogen ze niet ontdekt zouden worden. De Duitse tegenstanders hadden twintigmillimetergranaten, die brandden door het metaal van een vijandelijk vliegtuig en explodeerden dan.

Gegevens Short Stirling

Type                    : Mk 1

Functie                : Bommenwerper

Bouwer                : Short

Motor                   : 4x Bristol Hercules X1

Stuwkracht           : in totaal 1.600 pk

Lengte                 : 26,59 meter

Hoogte                : 6,93 meter

Gewicht               : 21.292 kg (leeg) 31.780 (max beladen)

Max hoogte          : 5.029 meter

Snelheid               : 410 km/h

Spanwijdte           : 30,2 meter
Vleugeloppervlak  : 135,63 m2

Bereik                   : 3.750 km

Bemanning            : 7

1e operatie            : 10 februari ’41 bij nachtaanval op olietanks bij Rotterdam 

Bewapening           : 2 x 7.62mm machinegeweren in de neuskoepel, 2 x 7,62mm machinegeweren in de rugkoepel, 4 x 7,62mm machinegeweren in de staartkoepel, 7.700 kg bommen

Op de website http://indeks.bravepages.com/inhoud.htm kunt u meer informatie vinden over dit type vliegtuig.

De in Opmeer neergestorte Short Stirling N3654 maakte deel uit van het XV Squadron van de RAF met hun standplaats in Wyton. Dit squadron had haar eerste Stirling bommenwerpers ontvangen op 11 april 1941 en was pas het tweede squadron dat de nieuwe bommenwerper in gebruik nam. In de nacht van 30 april waren 10 nieuwe Stirlings vertrokken richting Berlijn. Slechts 3 toestellen haalden het doel, de andere waren al eerder afgehaakt wegens technische problemen. Sommige wisten toch nog bommen te werpen op Kiel en Hamburg als alternatief, maar alle toestellen keerden veilig terug naar Wyton.

Een aantal crews was niet onder de indruk van de Stirling. Zij vonden het een bij elkaar geraapt toestel, een combinatie van technieken van verschillende toestellen. Het opstijgen ging erg langzaam, de plafonds waren laag en er waren veel problemen met de brandstofsystemen voor de motoren.

De bemanning

De bemanning van vlucht N3654 bestond uit de volgende bemanningsleden:

  • Herbert Reginald DALE, piloot, 33 jaar en lid van de RAF.
  • Peter Reginald Stephenson BIRD, flight engineer/copiloot, 20 jaar en lid van de RAF.
  • Daniel McLean CAMPBELL, navigator, 25 jaar en lid van de RNZAF.
  • Norman Howarth NUTTAL, radio operator, 20 jaar en lid van de RAF.
  • Stanley Philip PLUMP, front gunner, 23 jaar en lid van de RAF.
  • Frank Augustus Sidney SMITH, dorsal gunner, 21 jaar en lid van de RAF
  • Eric Russel LUCAS, rear gunner, 26 jaar en lid van de RNZAF.

RAF = Royal Air Force (Engeland)
RNZAF = Royal New Zealand Air Force (Nieuw Zeeland)

Daniel McLean Campbell

De jager

Prins Egmont zur Lippe-Weissenfeld maakte deel uit van de Oosten-rijkse royalty. Hij werd geboren in 1918 als oudste kind en enige zoon van prins Alfred en gravin Anna von Goess. Hij had drie jongere zusters. Hij is nooit getrouwd en had geen kinderen.

Prins Egmont zur Lippe-Weissenfeld

Twee maanden nadat hij vlucht N3654 neerschoot claimende hij een ander slachtoffer, een Wellington bommenwerper R1502 van het 115de squadron. Hij schoot dit toestel neer op een vergelijkbare manier als N3654 en het stortte neer bij Onderdijk, vlakbij Medemblik. De tweede piloot, sergeant Fred Tipper, was omgekomen tijdens de crash maar de rest van de bemanning kon tijdig het toestel verlaten. Lippe-Weissenfeld bracht een bezoek aan de bemanning in het ziekenhuis en betuigde zijn spijt dat een van de leden van de bemanning was gedood. Hij zei dat hij er alleen op uit was om het toestel uit te schakelen en niet op de bemanning te doden.

Op 12 maart 1944 vloog majoor Lippe-Weissenfeld, bij daglicht, in de Ardennen toen hij de grond toucheerde, crashte en verongelukte. Hij had in totaal 51 nachtelijke overwinningen op zijn naam gebracht.

Confrontatie

Op zaterdag 10 mei 1941 was de lucht boven Engeland helder en het was volle maan toen de Stirling zich aan het voorbereiden was om de andere toestellen te gaan vergezellen op hun missie. De Luftwaffe was bezig met de laatste aanvalsgolf van hun Blitz Krieg op Londen. Het was een van de ergste bombardementen op Londen en er ontstonden enorme branden vergelijkbaar met de Grote Brand van Londen. Omdat het volle maan was stond het water in de rivier de Theems op het laagste punt ooit en de brandweermensen hadden enorme problemen om genoeg bluswater op te pompen.

Om 22.35 uur stijgen vlucht N6018 met piloot Raymond en vlucht N3654 met piloot Dale op vanuit de RAF-basis Wyton en vliegen naar het ontmoetingspunt om met de andere vliegtuigen het squadron te vormen voor de vlucht naar Berlijn, een aanval diep in het Duitse territorium. Het zou één van de eerste massale bombardementen van de nazihoofdstad worden.

Het is overigens dezelfde nacht waarin Rudolf Hess Schotland binnen vloog. Eenmaal binnen de Schotse kustlijn sprong hij uit zijn vliegtuig en claimde dat hij op een vredesmissie was. Churchill weigerde om hem te zien, Hitler verklaarde Hess voor gek en Hess zat de rest van zijn leven in de gevangenis totdat hij zelfmoord pleegde, op 97 jarige leeftijd.

De piloten Raymond en Dale vliegen hun toestellen bijna direct naar het oosten over de Noordzee totdat zij, net na middernacht, de kustlijn van Noord-Holland passeren. Om 23:54 uur op zaterdagavond pikt de Duitse radar bij Medemblik vlucht N3654 op. In de lucht zit op dat moment een tweemotorige Messerschmitt Bfl 10, gevlogen door Oblt. Prins Egmont zur Lippe-Weissenfeld. De Duitse radar zet Lippe-Weissenfeld op een evenwijdige koers van de Stirling, maar 5 kilometer zuidelijker. De radar geleidt de jager op zijn koers naar de Stirling en als de Stirling zichtbaar wordt positioneerd Lippe-Weissenfeld zich net onder de Stirling, onzichtbaar voor de achterste schutter Eric Lucas. De eerste aanval komt voor de bemanning van de Stirling als een volslagen verrassing en Eric Lucas ziet de jager niet tot de tweede aanval. Hij schiet terug maar is niet bij machte de jager te raken. Piloot Dale probeert met een aantal S-curves de jager van zich af te schudden. Na de vijfde aanval vliegt de Stirling boven het IJsselmeer en is in serieuze problemen. Navigator Dan Campbell geeft piloot Dale een koers naar het westen in de hoop dat men het haalt terug naar huis. De brandstof stroomt dan al in 3 dikke sporen uit de brandstoftanks over de vleugels.

Eric Lucas

Lippe-Weissenfeld voerde nog twee aanvallen uit en de schutters van de Stirling schoten terug maar brachten geen schade toe aan de jager. De binnenste linker motor stond in brand toen de jager zijn 8ste en fatale aanval uitvoerde. Hierna ging de jager naast de Stirling vliegen en keek toe hoe de bemanning de bommen uit de Stirling dropte vlak bij Twisk. Dit was vlakbij de Duitse radarpost, maar de bommen richten geen schade aan. Lippe-Weissenfeld rapporteerde dat de linker buitenste motor in vlammen uitbarstte en dat het toestel in een verticale duik terecht kwam, in stukken brak in de lucht en in de grond sloeg vlak bij Opmeer. Delen van het vliegtuig lagen ver verspreid over het weiland en een van de motoren kwam terecht vlakbij de Katholieke school van Hoogwoud.

Piloot Raymond, van vlucht N6018, en zijn bemanning keken hulpeloos toe terwijl het toestel van hun commandant werd aangevallen en uiteindelijk vernietigd. Zij dachten dat de bemanning zich in veiligheid had kunnen brengen. Raymond zette zijn vlucht door naar Berlijn op een hoogte van 18.000-ft waar zij een wolkendek vonden dat hen aan het oog onttrok van de vijand. Zij lieten hun bommen vallen op Berlijn maar de luchtafweer was enorm en zij werden een aantal keren geraakt. Een van de motoren vatte vlam en ze werden aangevallen door een jager. De achterste schutter wist de jager schade toe te brengen en na een duikvlucht wisten ze te ontsnappen aan de jager en de zoeklichten en keerden terug naar hun thuisbasis in Wyton.

Berging

De Short Stirling N3654 is de eerste die in Nederland werd neergehaald. Een van de redenen waarom de Duitsers direct na de crash alle bovengrondse delen van het toestel lieten afvoeren. Het lichaam van piloot Dale werd gevonden en in Bergen begraven. De overige menselijke resten werden in het gat gegooid dat het neergestorte toestel had veroorzaakt. Hierna werd het gat gedempt en er werd een monument opgericht ter nagedachtenis aan de bemanning.

In 1955 is er, volgens Sjaak Glas (voormalig eigenaar van het weiland), een poging gedaan de Short Stirling op te graven. ‘Er kwamen hier toen enkele oudijzerboeren uit Hoorn. Ze hadden veel belangstelling voor het aluminium. In ruil voor het metaal zou mijn vader tweehonderd gulden krijgen. Ze hadden een draadkraan mee. Toen ze op een diepte van twee meter alleen water zagen, vertrokken ze weer. Mijn vader had vervolgens een groot gat in het land en geen centen.’

Aircraft Recovery Group ’40-‘45

De berging van de bemanningsleden was voor de Aircraft Recovery Group aanleiding om bij de gemeente Opmeer aan te dringen op het opgraven van de Short Stirling. Na aanwijzingen van ooggetuigen van de crash graaft de Stichting Aircraft Recovery Group ’40-’45 in 1993 op het bewuste perceel. Daar ontdekte men al op een diepte van tien centimeter menselijke resten. Er werd aangifte gedaan bij de politie. De aangifte heeft de uitwerking van een claim, waarmee de Short Stirling feitelijk eigendom wordt van Aircraft Recovery Group. Stichtingsvoorzitter Johan Graas stelt dat de reactie van Opmeer daarop nogal lauw was. ‘Het probleem is waarschijnlijk dat gemeenten één derde van de totale kosten moeten dragen. In dit geval kan dat meer dan een ton zijn.’ Verder zegt Graas hierover: ‘Nederland heeft de Conventie van Genève ondertekend en hierin staat dat elk land een actief beleid moet voeren bij de berging van oorlogsslachtoffers. Maar het Rijk doet hieraan niets, het heeft hiervoor geen geld over. Het is schandalig.’

Uitbreiding De Veken

In 1999 koopt projectontwikkelaar Scholtens het weiland waarin zich de Short Stirling bevindt. Als de gemeente Opmeer een procedure start om deze grond als bedrijventerrein te kunnen exploiteren doet de stichting Aircraft Recovery Group in 2001 het verzoek om tot berging van de Short Stirling te mogen overgaan. Via de stichting schrijft ook Alan Campbell, neef en representant van de familie van de verongelukte Daniel Campbell, een brief. Hij maakt zich in Nieuw Zeeland grote zorgen. Hij spreekt in de brief zijn ongeloof uit, mede namens de familie van Eric Lucas, dat de begraafplaats van zijn oom mogelijk bebouwd gaat worden door bedrijven op het bedrijventerrein. Ook de broer van Frank A. Smith vraagt de gemeente tot berging over te gaan, zodat er in Nieuw Zeeland een gedenkteken kan worden opgericht.

Het gat in het land van Huiberts na de crash van de Short Stirling.
Achter mevrouw Wit-Govers. Voor Marie Avis-Wit, A. Wit (11 jaar) en
Dirk Huiberts (de zoon van Klaas Huiberts).

De gemeente Opmeer stelde daarop dat er binnen acht weken een nadere reactie zou komen. Toen die uitbleef, meldde de stichting zich weer bij de gemeente. Namens de stichting liet Graas weten hierover ‘teleurgesteld’ te zijn. ‘We kunnen dan ook weinig begrip op brengen voor deze handelswijze’, staat in zijn brief. In een reactie hierop in een krantenartikel van 21 juni 2002 lezen we dat wethouder Hoogkamer aangeeft dat het college van Opmeer in de begroting van het jaar 2003 voor de berging van het wrak veertigduizend euro wil opnemen. Graas reageert verheugd over het feit dat Opmeer genegen is medewerking te verlenen.

In januari 2003 blijkt dat Opmeer aanzienlijk meer geld moet uittrekken voor de berging. Was men in de begroting uitgegaan van ruim twintigduizend euro, dit in tegenstelling tot de door Hoogkamer genoemde veertigduizend, uit de vier opgevraagde offertes bleek dat de kosten voor de werkzaamheden veel hoger liggen. Het totaal bedraagt bijna driehonderdduizend euro. De gemeente hoeft dit bedrag slechts voor te financieren, want tachtig procent daarvan komt voor rekening van het Rijk. Opmeer is wel het drempelbedrag (€ 2,50 per inwoner) van ongeveer € 28.000 kwijt. De gemeente gaat er vanuit dat projectontwikkelaar Scholtens, als eigenaar van de grond waar het wrak ligt, het resterende bedrag van ruim veertigduizend euro voor zijn rekening neemt.

Voorlichting

Op 25 juni 2003 wordt in sporthal De Weyver een voorlichtingsavond gehouden over de berging van de Short Stirling. ‘De oogst van het verleden’ noemde majoor R. de Jong, voorlichter van de Koninklijke Luchtmacht, de overblijfselen van het tussen Hoogwoud en Opmeer neergestorte toestel. Majoor De Jong gaf informatie over het toestel, over de mogelijk aanwezige bommen en de zes vermiste bemanningsleden. Bewoners binnen een straal van 225 meter dienen tijdens de berging te worden geëvacueerd. Mensen die binnen een straal van zeshonderd meter wonen of werken moeten binnenblijven en ramen en deuren openzetten. Het demonteren van een bom zal in principe in het weekeinde gebeuren. ‘Kunnen we op het terrein kijken?’, wilde iemand weten. ‘Dat is dagelijks mogelijk na half vijf’, antwoordde De Jong. ‘Ook zal er ter plekke een informatiecentrum worden ingericht.’

Vanaf 1 september 2003 zal de plaats van de crash zorgvuldig in kaart gebracht worden. Er wordt een hek geplaatst en, na bronbemaling, wordt de grond laag voor laag weggeschraapt, gezeefd en onderzocht. Waarom vindt de berging nu pas plaats, vroeg een inwoner. Door de groei van het industrieterrein De Veken en het bedrijf Schipper Kozijnen worden er steeds meer werkzaamheden verricht in de buurt van de crashplek, stelde waarnemend burgemeester Cornelissen. ‘Veiligheid staat bij ons voorop en bovendien kwamen er bij de gemeente brieven binnen van organisaties die aandrongen op berging.’

Definitieve Berging

Op 8 september 2003 wordt een begin gemaakt met de berging van de Short Stirling. Bergingsofficier Hans Spierings meldt dat het toestel op twee tot vijf meter diepte ligt. Laagje voor laagje wordt met een gepantserde kraan de grond op een oppervlakte van dertig bij dertig meter weggehaald. De afgegraven grond wordt op de locatie in een enorme zeefmachine gestort. Handmatig worden de menselijke resten van de vliegers, de munitie en vliegtuigonderdelen gesorteerd. Deze worden vervolgens in een aparte container schoongespoten. Munitie wordt door de militairen in een aparte container verzameld.

Met een lengte van 26 meter was de Short Stirling de grootste bommenwerper in de Tweede Wereldoorlog. Toch zijn er voornamelijk wrakdelen van niet meer dan tientallen centimeters gevonden. Het geeft aan met welk geweld het toestel in de grond is geboord. De klap van de crash is ook af te zien aan een stuk beplating dat als een harmonica in elkaar is gevouwen. Opvallend is een filmrol waarmee opnames van getroffen gebieden gemaakt konden worden. Relatief groot is een stuk van het landingsgestel. Dat is niet zo vreemd want onder de Short Stirling bevonden zich banden met een doorsnede van bijna twee meter. Grote stukken die verder zijn gevonden zijn de twee motoren en een propellerblad.

Een van de twee geborgen motoren.

Spierings is teleurgesteld in het besluit dat de Gravendienst van de landmacht niet bij de berging is betrokken. Want volgens hem is de berging van de omgekomen vliegers een taak van deze dienst. ‘In feite zoeken wij naar explosieven en saneren tegelijk de grond. Het zoeken naar explosieven is ook het breekijzer om de stoffelijke resten te kunnen bergen.’

Al op de derde dag van de werkzaamheden worden de eerste stoffelijke resten geborgen. Dit gebeurde op de dag dat ook ambassadeur Payton van Nieuw Zeeland en Alan Campbell, als vertegenwoordiger van de nabestaanden, een bezoek aan de bergingsplaats brachten. Zij hoorden dan ook als eersten dat er stoffelijke resten waren geborgen. Daarna zijn de nabestaanden van de tot vorige week vermiste bemanningsleden op de hoogte gebracht.

De dood van Daniel McLean Campbell kwam onomstotelijk vast te staan doordat bij de bergingswerkzaamheden een zijden binnenhandschoen met daarop ‘P/O M.D. Campbell’ is gevonden. Opmerkelijk omdat zijn oomzegger Alan Campbell tijdens de opgraving geruime tijd in Opmeer verbleef.

Een van de twee geborgen motoren.

Bommen

Bij de berging zijn drie bommen geborgen. Het gaat om zogenaamde vijfhonderdponders. Met de vondst van de bommen door de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) van de Luchtmacht is er in feite ook een rechtvaardiging voor de gehele bergingsoperatie gekomen. Op woensdagavond 24 september 2003 zijn de bommen onklaar gemaakt en naar Den Helder afgevoerd. Het werk startte omstreeks tien over zeven en even na acht uur kwam de mededeling dat de laatste bom van zijn ontsteker was ontdaan.

Het veiligstellen van de bommen is uitgevoerd door zes mannen van de EOD. Tijdens de werkzaamheden werd het verkeer op de A.C. de Graafweg omgeleid. Ook het luchtruim boven de plek van de bommen was verboden terrein. Niettemin kwam er juist op het moment dat de mannen met de bommen aan het werk waren een luchtballon over. Het lukte de medewerkers van de luchtmacht niet om in contact te komen met de ballonvaarder. ‘We hebben daarom maar even het werk stilgelegd tot hij buiten de gevarenzone was gekomen’, zei P. Alting, die meehielp met het veilig stellen van de bommen. Ook werd het werk even gehinderd doordat een paar lama’s, die in het weiland naast de bommen rondliepen, op een gegeven moment te dichtbij kwamen.

Spannende klus

Met speciaal gereedschap werden de drie ontstekers losgedraaid van de bommen. ‘Dat is altijd een spannende klus’, zegt Alting. ‘Als het mis was gegaan, hadden we het niet na kunnen vertellen. Maar dat is inherent aan dit werk, geen enkele actie is zonder gevaar.’

Tien kilometer te westen van Julianadorp zijn de drie bommen tot ontploffing gebracht. Op het duikvaartuig Nautilus werden de explosieven voorzien van drie keer achttien kilo springstof. Vervolgens lieten bemanningsleden de lading afzinken naar een diepte van vijftien meter waar zijn tot ontsteking werden gebracht. Burgemeester Cornelisse van Opmeer, Nieuw-Zeelands ambassadeur Payton en Alan Campbell, oomzegger van de verongelukte vlieger Dan Campbell, keken vanaf de mijnenjager Makkum toe. Zij zagen na de klap een vloedgolf met een hoogte van ongeveer tien meter. Opvallend was de aanwezigheid van een filmploeg uit Londen die in opdracht van de omroep in Nieuw-Zeeland opnames maakte.

Identificatie

Pas na kritiek in diverse dagbladen over het ontbreken van de bergings- en identificatiedienst van de landmacht komt deze in actie. Pas vier weken na de start van de opgravingen meldden zij zich. Doordat de dienst nog meer één expert in dienst heeft, die in Groningen zestien vermiste verzetsstrijders moest identificeren, kon men niet eerder aanwezig zijn. Het was natuurlijk niet toevallig dat adjudant Swerissen daags na de publicaties aanwezig was. De identificatie is in vier maanden afgerond door uitmuntend werk van het team onder leiding van adjudant André Swerissen. ‘We hebben onder andere zes kaakhelften gevonden. Omdat we van de beide Nieuw-Zeelandse bemanningsleden de gebitsgegevens van de autoriteiten in bezit kregen, is individuele identificatie van staartschutter Eric Lucas en navigator Daniel Campbell eenvoudig. We hebben de Britten laten weten dat we ook de vier Engelse vliegers individueel zouden kunnen identificeren.’ Maar vanaf de Royal Air Force basis in Glouchester werd hem te verstaan gegeven dat de Engelsen de resten van alle zes lichamen in één kist willen begraven, conform het beleid van de Bitse regering. Hoewel dit besluit stuit op onbegrip bij de nabestaanden en veel betrokkenen is de Royal Air Force niet te vermurwen. Sue Raftree van de RAF: ‘Ons beleid is heel duidelijk. Die mannen vlogen als één bemanning. Daarom moeten ze ook als bemanning begraven worden. Dus gezamenlijk in een kist. Wel is het zo dat alle vliegers daarnaast een eigen steen krijgen.’ Hiermee wordt het fantastische werk van de Koninklijke Landmacht teniet gedaan. Iedereen was snel klaar geweest als die insteek van te voren bekend was geweest.

De oud-strijders worden met militaire eer begraven

Begrafenis

Exact 63 jaar nadat hun bommenwerper was neergeschoten, zijn de vier Britse en twee Nieuw-Zeelandse bemanningsleden van het toestel, op 11 mei 2004, begraven. Zes militairen van de RAF droegen de resten van hun laatste rustplaats op de begraafplaats voor geallieerden in Bergen. Met militaire eer zijn Peter Bird, Daniel Campbell, Frank Smith, Norman Nuttall, Stanley Plumb en Eric Lucas ter aarde gesteld. Er werden wel zes aparte grafstenen geplaatst, vlakbij het graf van commandant Dale.

Tal van hoge Britse, Nieuw-Zeelandse en Nederlandse militairen legden kransen bij hun graf. Ook een flink aantal familieleden was uit Engeland, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten overgekomen om de laatste eer te bewijzen aan hun op jonge leeftijd gestorven verwanten.

Monument

Na de oorlog herinnerde nog vele jaren een eenvoudig monument aan de crash van de Short Stirling. Op dit monument stonden de namen van de, officieel als vermist te boek staande, bemanningsleden. In de eerste jaren na de oorlog werd op bevrijdingsdag (5 mei), een stille tocht gehouden naar dit monument. De tocht startte vanaf de boerderij ‘Fries en Vrij’ en werd geleid door Jacob Glas. In 1956 werd het monument opgeheven.

Op 11 mei 2004 werd een nieuw monument onthuld ter nagedachtenis aan de bemanning van de Short Stirling. Het staat pal langs de A.C. de Graafweg op een halve kilometer afstand van de plek waar het toestel in de grond verdween. Op een sokkel staat de propeller van de Short Stirling. De onthullers, air marshal P. Sturley van de RAF en ambassadeur D. Payton van Nieuw-Zeeland, zeiden dat ze zeer onder de indruk waren van wat in Nederland is gedaan om de herinnering aan de missie van deze jonge mannen levend te houden. Tijdens de onthulling vlogen twee historische vliegers over van de Edam Busters uit eerbetoon voor de vliegers.

Expositie

In het gemeentehuis van Opmeer is nog een expositie gehouden over de opgraving van de Short Stirling. In de hal kon men opgegraven onderdelen van het vliegtuig bezichtigen en de foto’s en andere documentatie over de bommenwerper. Tijdens de opgravingen was de publieke belangstelling groot. Er waren dagen waarop meer dan 150 bezoekers kwamen kijken naar de resultaten van de opgravingen. Johan Graas van de Stichting Aircraft Recovery Group was een aantal keren aanwezig om uitleg te geven wat men had gevonden en op welke plaats in het toestel het betreffende deel had gezeten. De Aircraft Recovery Group heeft een belangrijke rol gespeeld in het hele proces. De klus heeft in totaal veertien jaar geduurd.

Het monument met daaromheen de familieleden van de overleden strijders.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall