Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Dwangarbeid is niet niks!

Door Jeanet Appel-van den Berg

Twee jaar dwangarbeid is niet niks. Natuurlijk wilde ik niet naar Duitsland om daar te gaan werken. Ik had hier immers werk. Zo tekende Jeanet Appel-van den Berg de woorden op uit de mond van Jan van den Berg op 27 juli 1997.

 

Jan van den Berg, geboren 24-11-1922, was net 20 jaar en werkte als kaasmaker in de melkfabriek Aurora te Opmeer. In het voorjaar van 1943 werd ook hij opgeroepen zich te melden voor de arbeidsinzet, wat betekende: werken in Duitsland. Daar had niemand in die tijd idee in en velen probeerden onder te duiken om aan de Duitse oproep te ontkomen. Ook Jan liep met dergelijke plannen rond. Hij ging om raad bij de boekhouder van Aurora, de Heer de Bruin (de latere N.S.B. Burgemeester van Spanbroek) en vertelde van zijn plan. Die raadde het hem af, om reden zo zei hij:
‘Als jij niet naar Duitsland gaat, dan halen ze je vader op’. Jan had geen keus en meldde zich voor transport. Zijn ouders in verdriet en spanning achterlatend. Met vele anderen werd hij op transport gesteld. Na een lange treinreis kwam hij in het plaatsje Sieltigheim aan. Het was in de buurt van Straatsburg in Duitsland. Hij vertelde over die verschrikkelijke tijd die hij daar heeft meegemaakt. Zoals het werken in een staalfabriek.

Jan vertelt:

Vooral het eerste jaar bij de Commessa in Sieltigheim was verschrikkelijk. Ik moest bij ‘n gloeiend hete oven de witgloeiende staven metaal uit de oven trekken. Deze staven werden in stukjes gezaagd om daar even later grote granaathulzen van te stansen. Door de dampen en de hete gassen kreeg ik een enorme keelontsteking. Gezondheidszorg was er niet.

Na ongeveer een jaar werden we overgeplaatst naar Reinfelden tegen Zwitserland aan. Dit was een aluminiumfabriek en mijn werknummer was 1448. En ook daar sliepen we, net als in de vorige plaats, met 18 man in een barak. En ook hier was verschrikkelijk weinig eten en het was heel slecht van kwaliteit. Om toch goed te blijven eten, gingen de mannen om beurten de bergen in om voedsel te stelen. Daar woonden boeren met veel loslopend kleinvee. Menig konijn of kip werd geslacht en gebraden en verdeeld onder de aanwezigen. Dat waren jongens uit Zeeland en Scheveningen. Ook Italiaanse krijgsgevangenen werkten daar en deelden met de pot mee. Deze gevangenen kregen nooit een voedselpakket van thuis toegestuurd. Wij Hollanders waren heel blij als er een pakket voor je aan kwam. Ook deze pakketten werden verdeeld.

Dagelijks eten

Het dagelijkse eten bestond meestal uit koolbladerensoep met kartoffelen (aardappelen). Deze aardappelen waren zo glazig dat je er bijna doorheen kon kijken. Met een brok zeezout, waar we met behulp van lege flessen stukjes vanaf sloegen, probeerden we het eten wat smakelijker te maken. Het slapen ging op houten kribben, 2 hoog, je lag op een stromatrasje en een paar oude dunne paardendekens voor de warmte. De stromatrassen krioelden van de luizen. Er was wel een kachel in de barak, maar geen brandstof, dus in de winter maar vroeg in bed kruipen. We liepen op een soort houten plankjes met een of andere linnenkap erop. En de kleding was altijd een probleem.

In de aluminiumfabriek waar we werkten, werden aluminiumbroodjes gegoten. Deze werden door mij met een vrachtwagentje naar een andere locatie vervoerd. Uiteindelijk werd het eindproduct voor de vliegtuigindustrie gebruikt. Het werk was zwaar en ongezond, velen werden daardoor ook ziek. Joop Mak uit Bergen, m’n kameraad kreeg een andere baan, hij kwam bij een slager te werk. In het plaatsje Chemig am Rhein. Ongeveer 10 km van Straatsburg. Ik wilde ook weg. Door de vele bombardementen op de spoorlijnen kwam de Bauxiet niet meer aan. Door het gebrek aan grondstoffen was het werk in de aluminiumfabriek bijna gedaan.

Melkerij

Joop Mak had een baantje voor mij gevonden in een kleine melkerij. Daar kon ik mijn beroep als kaasmaker weer uitoefenen, dat stond mij aan. Nu nog vragen of ik wel weg mocht, en ik zei er bij, dat ik een andere baan had gevonden. Ze lieten mij niet gaan. Met het vrachtwagentje bracht ik ook eten rond, zo kwam ik terecht in het kantoor van een hoge Piet. Snel zocht ik naar m’n paspoort die ik in een lade van zijn bureau vond. Vervolgens ging ik naar het station om een kaartje te halen. Wonder boven wonder ben ik niet gesnapt en per spoor in Chemig am Rhein aangekomen. Mijn grootste zorg was om snel aan geldige papieren te komen. Als uit de hemel gevallen, stond daar opeens Joop Mak voor me. We waren in goede handen. De baas van Joop zorgde voor de nodige papieren. In no time had ik de vereiste documenten van het arbeidsbureau. De volgende morgen werd ik inderdaad opgehaald. Het bureau maakte uit waar je te werk werd gesteld, en zo kwam ik toch nog op de melkerij waar ik kaas kon maken. Dit heb ik tot aan de bevrijding gedaan.

Na de oorlog kwam die streek, waar wij werkten, in de Franse sector te liggen. Door de vele bombardementen was er nog maar één treintraject open en deze had verbinding met Parijs. In 1945 werd ik zo mager als een lat gerepatrieerd naar Parijs. Het Franse bezettingsleger zorgde voor het vervoer. Met legertrucks werden we naar Lille vervoerd, daar kregen we wat te eten. Dan door naar België, waar we na verblijf van een week naar Amsterdam werden gebracht. Bij aankomst daar werden we ontluisd door het Rode Kruis, toen pas mochten we eindelijk naar huis. Het was eind Mei 1945.

Jan van den Berg is overleden op 23 Februari 2005.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall