Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Arbeitseinsatz

Door Bep de Haan-Appel

Binnen de gemeente Opmeer zijn er veel inwoners die moeten leven met een oorlogsverleden. Voor sommigen onder hen is het een herinnering die hen altijd bezig houdt, vooral wanneer ze dagelijks nog de gevolgen van een slechte gezondheid voelen. Dwangarbeid verrichten in Duitsland was voor heel veel mannen een bijzonder zware periode. Het verhaal van Niek Feld willen wij in deze uitgave weergeven.

Niek Feld

 

Dwangarbeid

Mei 1940. Nederland werd bezet door buurland Duitsland, waar op dat moment al een groot gebrek aan arbeidskrachten was. Het grootste deel van de mannelijke bevolking was onder de wapenen geroepen, maar de wapenindustrie mocht niet stagneren en in de landbouw moesten er voldoende mensen zijn voor de voedselvoorziening. Vanuit alle bezette landen werden mannen onvrijwillig op transport gesteld naar Duitsland. Diegenen onder hen die bij particulieren werden ondergebracht hadden het vaak wel goed, maar zij die in barakken werden gehuisvest hadden het bijzonder slecht.

De reis vanuit De Weere naar Duitsland

In 1943 kreeg Niek Feld een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hij was toen 18 jaar oud en had nog maar weinig van de wereld gezien. Samen met zijn dorpsgenoot Nars Molenaar begonnen ze op 19 juni 1943 aan de treinreis, die in Obdam begon en als eindbestemming Hannover had. Niek wist dat er een oponthoud in Oldenzaal zou zijn van ongeveer anderhalf uur. Bij hem was het plan opgekomen om daar, op dat overvolle perron, zo onopvallend mogelijk te vertrekken en vandaar naar Friesland te gaan. Daar woonde zijn zus, waar hij wilde onderduiken. Maar zijn reisgenoot Nars Molenaar durfde dat niet aan en toen vond Niek dat ze bij elkaar moesten blijven, mede omdat de vader van Nars gevraagd had om toch vooral bij elkaar te blijven als dat mogelijk was. En dus stapten ze dan toch in de trein die hen de grens overbracht naar Hannover in Duitsland. Bij aankomst in Hannover werden ze eerst in een groot opvangcentrum ondergebracht. Daar werd dan afgeroepen waar men arbeiders voor nodig had. vroeg men werkvolk voor boerderijen, tuinderijen en kassen. Wie daar niet voor koos ging naar een fabriek. Niek was wel graag de kassen in gegaan, maar Nars zag dat niet zo zitten. Aangezien Niek bij Nars zou blijven, werden ze vanaf die dag fabrieksarbeiders.

Voorlopig onderkomen in Hannover-Linde

Niek werd ‘te werk gesteld’ in de fabriek van de D.E.W. (Deutsche Edelstahl Werke) in Hannover-Linde. Je naam werd je hier direct ontnomen; daarvoor in de plaats kreeg je een nummer. Het nummer van Niek was: 3894. Dit nummer zal hij zich tot aan zijn dood herinneren. Eerst werkten ze nog in drie ploegen, maar na een korte tijd werden ze ingedeeld in twee ploegen, van ‘s morgens zes uur tot ‘s avonds zes uur. Ze waren gehuisvest in een Lager, dit was een heel groot complex waar verschillende nationaliteiten ondergebracht waren. Er waren 16 personen op een kamer. Er was wel een douche, maar die gaf uitsluitend koud water.

Het eerste bombardement

Van bombardementen had men daar in Hannover-Linde nog niet veel last gehad. Men hoorde de vliegtuigen wel overgaan, maar deze gingen dan naar Berlijn. In de nacht van 9 op 10 oktober 1943 overkwam hen echter een verschrikkelijk bombardement. Bij het Lager was een schuilkelder, waar men naar toe kon vluchten. De afspraak was, dat er altijd een persoon op de kamer zou blijven om in geval van brand de koffers uit het raam te gooien. Zo hoopte men niet alles kwijt te raken. Niek had deze nacht de taak om op de kamer te blijven en zo nodig de koffers uit het raam te gooien. Het bombardement was zo hevig dat het hele dak in een keer weggeblazen werd. Er werden fosforbommen gegooid. Verspreid over de hele vloer van de kamer waren vlammetjes. De koffers waren niet meer te redden. Niek schoof op zijn buik over de vloer met alleen een klein koffertje in zijn hand. Zijn jasje was aan de voorkant helemaal verbrand, maar verder kwam hij er goed van af en zijn kleine koffertje heeft hij kunnen redden. Datzelfde koffertje wist hij tot aan het einde van dit alles bij zich te houden. Opvallend bij dit bombardement was, dat alle barakken waren getroffen maar de fabriek niet. Meerdere malen had hij horen zeggen, dat het de geallieerden vooral te doen was om de bevolking zo veel mogelijk te treffen en de fabrieken in stand te houden. Na dit gebeuren was iedereen alles kwijt, vooral kleding. Het werd winter en nieuwe kleding werd niet verstrekt, waardoor ze zelfs met lappen om liepen. Niek had naar huis geschreven om zijn winterjas op te sturen, maar toen het pak was aangekomen mocht hij wel betalen maar de jas was al weg (ingepikt). Wel hadden ze hier de vrijheid om op zondag de stad in te gaan en nog wat etenswaren te kopen, maar zonder bonnen werd dat later ook al moeilijker.

Op de vlucht

In november 1943 hebben Niek Feld en Peter van Baakel een vluchtpoging ondernomen. Niek had dit eerst met Nars Molenaar besproken, tenslotte was er nog altijd de afspraak die met vader Molenaar was gemaakt. Maar het risico dat je nam bij een vluchtpoging was voor Nars niet aanvaardbaar. De straffen waren ook bijzonder zwaar wanneer je gesnapt werd. Nars ging niet mee. Maar Niek wilde weg uit alle ellende en had in Peter van Baakel een maat gevonden. Een Duitse jongen had voor hen een treinkaartje gekocht en zo stapten de mannen in de trein richting de Nederlandse grens. Bij een pascontrole werden ze gesnapt door de S.D. Heel veel mannen zaten in diezelfde trein en allemaal wilden ze maar een ding: weer naar Holland, weer naar huis. Nadat ze enige dagen in de gevangenis hadden gezeten werden ze op een scheepswerf te werk gesteld in Minden aan de Wezer. Daar heerste een heel andere mentaliteit en al was het werk wel zwaar, het eten was veel beter. Maar na enige tijd eiste de fabriek van de D.E.W. hen weer op en begon daar het zware leven weer.

EssersHausen

Nadat Niek weer enige tijd bij de D.E.W had gewerkt werd hij op transport gesteld naar Essershausen. Zelf denkt hij, omdat hij niet altijd even onderdanig was, dat hij en nog vele anderen voor straf daarheen verbannen werden. Het lag diep in het bos, vluchten was onmogelijk. Hun werk was hier om machines vanuit de fabrieken onder te brengen in mijnschachten. Via rollerbanen moesten die naar beneden worden getransporteerd. Het werk was er zwaar en het eten nog slechter dan men in Hannover-Linde kreeg. Het broodrantsoen was maar anderhalf brood in de week en als warm eten kreeg men kool of koolsoep. Er werd voortdurend honger en kou geleden. Een kachel was er wel, maar brandstof was er niet. Hier was het ook beslist onmogelijk om in een dorp of stad enige etenswaren te kopen. Er was ook een Lager waar Russen in ondergebracht waren. Die mannen hadden het nog veel slechter, zij kregen bijvoorbeeld het aftreksel van die koolsoep. Om bij de mijnschachten te komen moesten ze een heel stuk over een bospad lopen, want huisvesting en werk lagen heel ver uit elkaar. Alle dagen werd er appèl gehouden voordat het werk begon. Niet je naam, maar je nummer werd dan afgeroepen en was je niet op tijd aanwezig, dan ging men je zoeken. Soms waren er personen die een ander bospad hadden genomen. Niek heeft met eigen ogen gezien dat zij ter plekke werden doodgeschoten.

De bevrijding is in zicht

In april 1945 hoorden ze geruchten dat de Amerikanen steeds dichterbij kwamen. Op een morgen waren ze enige tijd aan het werk, toen ze weer terug moesten naar de barakken. Rond het middaguur begonnen de Duitsers door de barakken te schieten en werd er bevolen om naar buiten te gaan en werden ze in een grote colonne richting het oosten gedirigeerd. De S.S-ers liepen achter hen met een geweer in de aanslag. Toen het avond was werden ze in schuren ondergebracht, zonder eten of drinken. Men bemerkte wel dat de S.S behoorlijk nerveus begon te worden. De volgende morgen werden ze weer verder gedreven, maar plotseling hoorden ze een pantseralarm. Dat duidde erop dat de Amerikanen op minder dan 5 kilometer afstand waren. Des te dieper men zich in het bos bevond, des te groter en hoger werden de varens. Niek Feld, samen met Cor Molenaar uit Hoogkarspel, schatten hun kansen op een ontsnapping in en waagden het er op. De Duitsers zelf gingen steeds meer vooraan in de stoet lopen en letten er niet meer zo duidelijk op of iedereen volgde. Op een goed moment wisten zij zich bliksemsnel onder de varens te verstoppen. De mannen zijn een poosje doodstil blijven liggen en toen er niemand kwam om hen te zoeken zijn ze gaan lopen want ze hoopten vrijheid en eten te vinden.

Bevrijd

Dat lukte gelukkig, ze kwamen bij een café waar een Franse vrouw was. Zij vertelde dat de Duitsers, die in het café waren ingekwartierd, net op de vlucht waren geslagen. Ze had wat eten en drinken en een bed voor hen. Dankzij haar goede zorgen konden de jongens even op verhaal komen. Niek had nog steeds het kleine koffertje bij zich en daar had hij wat zeep in zitten. In Essershausen had hij een Duitser moeten helpen met het verkassen van heel veel scheerzeep en karneizeep, terwijl niemand nog zeep had, maar de S.S. wel. Toen de Amerikanen steeds dichterbij kwamen wilden zij hun voorraad veiligstellen. Met een handkar moest alles worden verhuisd. Niek had tegen die Duitser gezegd: ‘Ik heb jou geholpen en dan krijg ik van jouw natuurlijk wat zeep voor mijn kamergenoten’. Hij kreeg inderdaad wat zeep, zodat hij aan zijn kamergenoten kon uitdelen. Wat overbleef had hij in zijn koffertje gedaan. Nu kon Niek deze Franse vrouw ook wat geven als dank voor onderdak en eten. De vrouw vertelde hun ook hoe ze bij de Amerikanen konden komen. Deze bevonden zich aan de andere kant van een heuvel. Met de handen omhoog zijn de jongens er op af gegaan. Dat moment vergeten ze nooit meer. Daar hebben ze voor het eerst op een Amerikaanse tank gezeten en kregen ook een grote sigaar van één van hen, waar ze allebei doodziek van werden. De Amerikanen gingen verder richting Berlijn, terwijl Niek en Cor zo snel mogelijk naar huis wilden. Lopende zijn ze toen naar Warendorf gegaan. Daar hebben ze veertien dagen over gedaan. In een kamp van de Amerikaanse M.P. (Militaire Politie) werden ze ondergebracht. In dit kamp werden ze ontluisd en kregen ze behoorlijk te eten. Het portret van Hitler bevond zich in Warendorf nog in alle huizen en winkels. Brood was er schaars. Er stond een heel lange rij voor de bakkerswinkel. Niek en Cor dachten: ‘We zijn in dit land steeds als uitschot behandeld, maar nu dit land de oorlog heeft verloren, mogen wij ons anders opstellen’. Ze gingen niet achteraan in de rij staan maar heel brutaal vooraan en toen hun werd gevraagd voor hoeveel personen zij brood haalden, klonk het antwoord: ‘Voor vier personen.’

Voorgoed naar huis

Ze wilden graag naar huis, maar……hoe kom je daar, zonder geld en vervoer. Amerikaanse militairen brachten hen met een jeep tot over de grens vlakbij Enschede, waarna zij in het nabijgelegen Glanerbrug werden ondergebracht. Heel veel vluchtelingen vanuit Duitsland verbleven daar. Zij moesten het geld wat ze nog bij zich hadden afgeven. Er werd beloofd dat ze dat later weer zouden terug ontvangen, maar dat is nooit gebeurd. Na een week is Niek het kamp ontvlucht. Hij kon met een zwarthandelaar mee naar Friesland, waar zijn zus woonde in Oldeholtpade vlak bij Wolvega. In Noord-Holland kon er nog steeds niet vrij gereisd worden, daarom is hij een paar weken in Friesland gebleven om aan te sterken. De kleding van zijn zwager kreeg hij voor nood aan, al was het wel enige maten te lang. Op een dag vertrok er een bus naar Amersfoort. Die bus bracht kinderen die in de oorlog in Friesland waren wegens het voedseltekort, weer naar huis. Het was inmiddels al 19 juni 1945. Niek zijn zus zei: ‘Officieel mag je niet mee, maar wanneer je bij controle onder de banken kruipt, dan moet het lukken’ (Niek had geen persoonsbewijs meer sinds zijn verblijf in Duitsland). Zo kwam hij in Amersfoort aan en kon vandaar met de trein naar Amsterdam. Daar woonde ome Teun, die handelde in porselein. De volgende dag ging hij met de trein naar Purmerend, het was dinsdag, marktdag dus, en Niek ging er vanuit dat Henk Dam daar wel zou zijn met zijn kippenhandel. Met hem zou hij dan wel naar De Weere kunnen. Maar dat lukte niet, want de pluimveemarkt was op een andere plek in Purmerend, Niek stond op de koemarkt. Wat nu? Er was echter wel boer Schilder uit Spierdijk die er met de bakwagen was en met hem kon hij meerijden tot aan Spierdijk. Daar kon Niek een fiets met antiplofbanden lenen van een oom. Op dat vervoermiddel is hij, na bijna twee jaar afwezigheid, De Weere binnengereden. De allereerste bekende die hij zag was bakker Gerrit Karsten die hem meteen herkende en ‘hêêl blaid’ riep: ‘Hoi Niek’. Hij vervolgde zijn weg naar huis, waar zijn vader bezig was in de werkplaats en hem daar begroette. En zo kwam er een einde aan de Arbeitzeinsatz van Niek Feld.

Niek bij het oorlogsmonument, voorstellende: "De omgekomen kameraden".

Niek Feld is gezond en wel weer thuisgekomen maar velen mochten het niet overleven. Er hebben 600.000 mannen dwangarbeid verricht in Duitsland en 30.000 daarvan zijn omgekomen door ziekte, ontberingen, honger, bombardementen en heimwee. In Overloon is een herdenkingsmonument opgericht voor alle slachtoffers. Een speciaal herdenkingscomité komt daar ieder jaar nog samen en zij blijven het doen zolang er nog mannen zijn die het hebben moeten doorstaan.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall