Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Verslag van ’n man die mocht blijven leven

Door Gerard Appel

In dit artikel zijn eerst de herinneringen van Ellen Mul vastgelegd over de gebeurtenissen die op 9 augustus 1944 bij hun thuis plaatsvonden. Daarna kunnen we het verslag lezen van Th. Mul zelf die na de oorlog een verklaring heeft afgelegd opdat het gebeurde nooit vergeten zou worden.

De woning van de Fam. Mul.

Herinneringen van Ellen

Het was een prachtige zomermorgen op 9-8-1944. Iedereen lag nog te slapen toen een stel Duitsers en landwachters ons huis hadden omsingeld. Ze waren via het garagedak achter op de veranda geklommen, haalden de vliegendeur weg en stonden meteen voor de bedden van 2 onderduikers. Tezelfdertijd ging de bel aan de voordeur en we schrokken allemaal wakker. Ze maakten veel kabaal en tegen de twee jongens, Piet Scholten 20 jaar oud en Kees Botman ook pas 20, werd gezegd, aankleden en MIETKOMMEN. Binnen de kortste tijd stonden ze buiten over de brug, we hadden toen nog een sloot voor het huis, ze hadden fietsen en met een paar van de landwacht naar Hoorn. Dit beeld is me altijd bij gebleven, colbert jasjes over hun pyjama en zo stapten ze op de fiets.

Ik stond boven te kijken met Joop Schertzing, die ons dienstmeisje was in die tijd. Toen gingen ze Vader ondervragen. Ze wilden weten wat hij ze kon vertellen over de ondergrondse beweging. Hij bleef alles ontkennen en als zijn antwoord hun niet beviel dan kreeg hij weer een klap. We hadden in de achter kamer aan de kastdeur een landkaart hangen van Frankrijk, België en Nederland, daarop stond het proces van de geallieerde troepen nauwkeurig aan gegeven. “hoe komt het dat hier precies staat aangegeven hoe ver de geallieerde troepen zijn?” Ja man, zei Vader, ik zit de hele dag langs de weg bij de slagers en daar hoor ik zo het een en ander. Pats, dat geloofden ze weer niet. Wel minsten een paar uur ging dit zo door, totdat ze eindelijk vertrokken met Vader naar Hoorn.

Toen de kust vrij was, werd Jan Loos gevraagd of hij met zijn schuit langs het huis kwam. Moeder en Joop Schertzing haalden radio’s uit een bergplaats en brachten die als de donder in de schuit, zodat Jan Loos ermee het land in kon. We zagen de schuit weg varen toen de volgende Duitsers weer binnenkwamen. (radio’s hadden ingeleverd moeten worden, maar Vader had er veel verborgen voor familie en vrienden) Vader is 3 dagen in Hoorn gebleven met de nodige mishandelingen, toen moest hij op de trein naar de Weteringschans in Amsterdam. Daar was hij een week of 3, toen hij met nog een groep mensen naar het Centraal station moest om op transport te worden gezet naar concentratiekamp Vught in het Zuiden. Ze stonden al ettelijke uren te wachten en er kwam maar geen trein. Het woord ging rond dat er geen treinen meer kwamen, omdat de geallieerden al bij de rivieren waren. Het Rode Kruis kwam met pakketten die ze aan de gevangenen gaven. Na nog een tijd wachten moesten ze weer terug naar hun cel in de Weteringschans. Dat was wat we later de “dolle dinsdag noemden.” Ze zaten daar dus te wachten totdat ze bevrijd zouden worden.

Er was in die gevangenis een kaartsysteem van rode en groene kaarten. Vader had eerst een rode kaart, bestemd voor mensen, die op transport moesten. Op de een of andere manier werd zijn kaart omgewisseld voor een groene kaart. Na ongeveer 3 weken werd zijn naam afgeroepen. ‘Mul hier, je kan naar huis, hier zijn je spullen’. Vader pakte alles op en zette het op een lopen, want hij was ervan overtuigd dat ze hem in de rug zouden schieten. Zo kwam hij thuis na 6 weken en hij was heel erg mager geworden. De twee onderduikers zijn allebei in Duitsland omgekomen. Tot zover de herinneringen van Ellen Mul.

Verslag van Th. Mul

In de archieven van de gemeente Opmeer vonden wij het verslag van de heer Th. Mul zelf. Na de oorlog heeft hij het aan het papier toevertrouwd, opdat het nooit vergeten mocht worden. Hieronder volgt het verslag.

Gearresteerd op de morgen van 9 Aug. 1944 door Landwacht en Feldgendarmerie en naar Hoorn vervoerd met Scholten Botman en schrijver dezes, ingesloten in het huis van de Bezetter op de kaasmarkt. Zelf ben ik alleen opgesloten in een betonnen bunker in de tuin aldaar van dat bewuste perceel, 2 dagen en 2 nachten. Een paar maal werd ik eruit gehaald voor verhoor, wat afgenomen werd door Commandant Balk van de Landwacht met zijn ploeg. Dit verhoor ging mede gepaard met stokslagen, kniebuigingen maken, meerdere malen, 50 keer en een stoel aan twee poten gelijktijdig optillen. Geheel naakt en afgewisseld met hard rondlopen, totdat ik niet meer kon, alleen weet ik nog dat ik in een hoek zat en m`n kleren moest aantrekken. Daarna werd ik weer in ‘De Bunker’ gedreven door soldaten van de Landwacht met geladen geweer en bajonet.

Twee dagen na mijn wegvoering, dus op 11 Aug.1944, werd ik ‘s morgens uit ‘De Bunker’ gehaald en zag ik in de keuken door een openstaand raam m`n medelotgenoot Cornelis Dijkstra, die daar wat werken moest. Aan de Landwachter die mij bewaakte vroeg ik iets te mogen drinken, omdat ik in 2 dagen geen drinken had gekregen. Deze gaf opdracht aan Dijkstra wat water te geven. Later op de dag ongeveer 11 uur zijn wij beide, de heer Dijkstra en ik, onder bewaking van 2 Duitse Officieren per trein naar Amsterdam vervoert. Eerst naar de Enterstraat- verhoor- en daarna werden wij samen ingesloten in een cel voor 1 persoon.

Toen hebben en was het mogelijk dat wij met elkaar konden toespreken en met elkaar praten, daarvoor en tijdens de reis per trein was dat verboden. Daar kwam ik te weten van Dijkstra dat eerder vernoemde Scholten en Botman, die gelijk waren weggevoerd per fiets van Spanbroek naar Hoorn, donderdag, dus op 10 Aug. 1944, van Hoorn waren vervoerd naar Amsterdam, meer wist Dijkstra niet van hen. Van hem zelf wist hij mij te zeggen, dat zijn vrouw hem Donderdags, dus op 10 Aug, mocht bezoeken in dat Landwachtgebouw en hoorde hij Commandant Balk zeggen: ‘Morgen komt je man weer thuis Mevrouwtje’.

De heer Mul ontvangt de kerkelijke onderscheiding Pro Eeclesia et Pontifice uit
handen van de kerkmeester Arie Stam bij gelegenheid van het Zilveren huwelijksfeest
van het echtpaar Mul Schouten.

En toch was Dijkstra nu meegegaan op transport op 11 Aug. 1944. Diezelfde avond nog werden de cellen, dus ook van mede lotgenoten in de Enterstraat, door de Sicherheitspolizei leeggehaald en werden wij in een vrachtwagen vervoerd onder strenge bewaking naar de gevangenis Weteringschans. Sinds onze opberging in een cel, niet meer bij elkaar, heb ik nooit meer iets van de heer Dijkstra vernomen. Alleen, toen ik na 7 weken gevangenis en een mislukt transport naar Vught op 5 september 1945 Dolle Dinsdag weer thuis in Spanbroek kwam, heb ik later horen bevestigen, dat genoemde vriend Cornelis Dijkstra eveneens is overleden in een Duits Concentratiekamp.

Tot zover wat Th. Mul heeft geschreven.

De medelotgenoten van de heer Mul waren:

Cornelis Dijkstra, geboren 20 juni 1906 werkzaam bij de melkfabriek Aurora en betrokken bij de illegaliteit. Cornelis Dijkstra is gelijk gearresteerd met Th Mul op 9 augustus ‘44 door Landwachten en Feldgendarmerie en naar Hoorn vervoerd per fiets, met eerder genoemde Scholten en Botman. Hij woonde in die tijd in ‘De Buurt’ van Spanbroek en was werkzaam bij de melkfabriek Aurora en is thuis opgehaald evenals ‘n onderduiker J. Duivestein die bij hem in huis was. Dijkstra was betrokken bij illegaliteit en ook S. Schuurman. Deze Schuurman was tijdig gewaarschuwd en onvindbaar voor de Landwacht en Feldgendarmenie. Cornelis Dijkstra is overleden in een Duits Concentratiekamp te Neuengamme op 20 december 1944.

De heer Cor Dijkstra

 

Piet Scholten, geboren 10 april 1924 te Hoogwoud, woonachtig in Leidschendam. Hij is gearresteerd op 9 augustus 1944 ten huizen van de heer Th. Mul, waar hij was ondergedoken. Geboren in Hoogwoud is het gezin Scholten later naar Leidschendam vertrokken. Hij was in het bezit van een ‘vals persoonsbewijs’ en moest mee voor verhoor naar Hoorn. Ook had één van de twee onderduikers een brief in zijn bezit van zijn ouders waardoor het mogelijk was zijn werkelijke naam te achterhalen. Op 10 augustus is hij naar Amsterdam vervoerd, naar de Weteringschans. Volgens medegevangenen is hij later op transport gegaan naar Amersfoort en van daar naar Duitsland zoals gebruikelijk was in die droeve dagen. Overleden op 8 december 1944 te Leipzig.

Bidprentje Piet Scholten

Cornelus Petrus Botman, geboren 20 januari 1924 te Bovenkarspel. Deze Cor was evenals Piet Scholten ondergedoken bij de keurmeester Th. Mul aan de Spanbroekerweg. Ook hij was in het bezit van een ‘vals persoonsbewijs’ en moest mee met het transport naar Hoorn. Hij is vervolgens op 14 augustus naar Amsterdam overgebracht en vandaar verder naar het gevangenkamp Neuengamme in Duitsland. Daar is hij door uitputting en ziekte op 12 februari 1945 overleden.

Bidprentje Kees Botman

Jacobus Duivestein, geboren 26 april 1921. Hij zat niet bij het verzet. Hij is gearresteerd op 9 augustus ‘44 door Landwachten en Feldgendarmerie. Als onderduiker was hij aanwezig in de woning van Dijkstra en werd gedwongen mee naar Hoorn te gaan met eerder genoemde Scholten, Botman, Dijkstra en Th. Mul. Allen zijn per fiets naar Hoorn gebracht. Duivestein is overleden op 23 juni 1945 te Leipzig, Duitsland.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall