Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De Nederlandse Arbeidsdienst

Door Bep de Haan-Appel

De Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) is door de Duitse bezetters opgericht op 23 mei 1941. De N.A.D. ressorteerde onder de secretaris-generaal van het Nederlandse Departement van Algemene Zaken, aan wie de commandant rechtstreeks ondergeschikt was. Het doel van de NAD was ‘de Nederlandse jeugd te doordringen van de ethische waarde van de arbeid in het algemeen en haar in het bijzonder de vereiste waardering van de handenarbeid bij te brengen’. Om dit te verwezenlijken zouden door de Arbeidsdienst ‘tot algemeen nut strekkende publieke werken worden verricht’.

De Nederlandse Arbeidsdienst

‘Koenraad, die zich vrijwillig aanmeldt voor de arbeidsdienst’, die aanplakbiljetten kunnen veel ouderen zich nog wel voor de geest halen.

Het NAD kreeg de beschikking over ± 50 werkkampen en hiervoor werden alle 18- tot 24-jarigen opgeroepen die bij de overheid of bijzonder onderwijs werkzaam waren of geheel niet of gedeeltelijk in een bedrijf of beroep werkten. De duur van de arbeidsdienstplicht was vijf en een halve maand en werd in april 1942 ingevoerd. Aan de leden van de NAD werd vrije inwoning, kost en dienstkleding toegezegd.

Gedurende de eerste jaren van zijn bestaan heeft de NAD zich, voor wat de arbeidsprojecten betreft, uitsluitend bezig gehouden met zuiver Nederlandse werken, zoals ontginningswerken, aanleg van sloten en paden, medewerking aan droogleggingen en ruilverkaveling en incidentele oogsthulp, bijv. bij het rooien van aardappelen. Hierbij werd onder meer samengewerkt met de Heidemaatschappij en de Rijksdienst voor de Werkverruiming.

Toon Smit 18 jaar

Toon Smit

Toon Smit (geboren op 1 februari 1925 in De Weere) zoon van de plaatselijke smid Jaap Smit, kreeg in de zomer van 1943 een oproep thuis. Toon was toen 18 jaar oud en werkte bij zijn vader in de smederij. Het beslaan van paarden behoorde tot hun vakgebied en er werden fietsen verkocht en gerepareerd. Hij moest zich melden bij het keuringslokaal in Hoorn, samen met zijn dorpsgenoten Jan Langedijk Jzn. (Harderwick) en Niek Oud.(zn. van bakker Oud). Toon Smit kreeg als standplaats: Kamp 221 NAD in Gaasterland in de omgeving van Balk. Zijn ervaringen met de Nederlandse Arbeidsdienst zijn hieronder weergegeven.

Discipline

‘Orde, Netheid, Reinheid en Discipline waren de belangrijkste zaken waar het om draaide. De leiding was ingedeeld in meerdere functies. Van hoog naar laag waren dat: hopman, onderhopman, hoofdopzichter, opzichter, onderopzichter, werkmeester, voorman. Veel van onze meerderen kwamen uit het Nederlandse leger en hadden de verwachting: ‘Wanneer we eenmaal onder deze bezetting uitkomen, dan hebben wij een gedisciplineerde groep waarmee wij een leger kunnen opzetten’. Later heb ik, Toon Smit, begrepen dat er ook leden van de ondergrondse bij waren. Maar er zaten ook echte nazi’s bij.

We sliepen in barakken, daarvan stonden er vier op het terrein. Drie slaapzalen in een barak waar 16 personen waren gehuisvest. Elke week moest je douchen en dat was voor de meeste jongens een onbekend gebeuren. In die jaren wasten de mensen zich nog met een waskom in de keuken bij het aanrecht. Er werd ook streng op toegezien dat je jezelf goed waste. Op commando moest je je eerst met warm en daarna met koud water afsproeien. Wanneer je ‘s avonds naar bed ging moest de hele kamer gereinigd zijn, maar dan ook werkelijk alles! Ook de kasten moesten keurig geordend zijn. Vervolgens moest je je ontkleden: de koppel over een krukje, daarop je werkkleding keurig gevouwen, daarop je sportkleding en daar bovenop je ondergoed. Je sliep uitsluitend in een wit lang nachthemd en wanneer je ‘s nachts naar de wc moest, mocht je niet in dat hemd gaan maar moest je je werkkleding aantrekken en daarna weer keurig gevouwen terugleggen. Als het hoge nood was en dat gebeurde nog al eens om dat er veel kool op het menu stond, dan was het moeilijk om tijdig de wc te bereiken. Het is eens gebeurd dat een persoon dacht: “Bekijk het, ik heb hoge nood, ik ga wel stiekem in mijn nachtgewaad’. Maar hij werd gesnapt en moest met het hemd omhoog gebogen boven de wc hangen en luid zeggen: ‘Ik ben een vieze jongen, ik ben een vieze jongen’. Tot overmaat van ramp kwam er een ander persoon die ook gebruik wilde maken van de wc. Hij zag het tafereel aan en schoot in een lach. De reactie van de opzichter was: ‘O, vind jij dit zo grappig? Ga er maar naast staan en herhaal ook maar: Ik ben een vieze jongen’. Ik had meer geluk. Ik zag tijdig wat er aan de hand was en dook het bos in.

Nu even terug naar de gereinigde kamer. Wanneer alles stofvrij en schoon was, dan moest je op bed gaan liggen met je voeten zichtbaar, zodat men kon zien dat de voeten schoon waren. Was alles zo ver in orde, dan riep de kameroverste: ‘Kamer gelucht en gereinigd!’ Een hogere kwam dan inspecteren met een witte handschoen aan. Daarmee ging hij onder de poten van het bed en de krukken, maar ook over de kachel en hij inspecteerde de kasten. O wee, als het niet in orde was. Dan moest iedereen zijn bed weer uit, de werkkleding aan en de boel weer schoonmaken. Eenmaal is het gebeurd dat er nog een luciferstokje op de grond lag, nou dat hebben we geweten. ‘Ik zie een balk!’ werd er geschreeuwd door de inspecteur. ‘Allemaal je bed uit en aankleden. Neem die balk op je schouder en ga hem begraven in het bos’. Daar moesten we een heel diep gat spitten van vier bij vier meter, ‘de balk’ erin leggen en het gat weer dicht gooien. Deze heel strenge regels werden later wat soepeler, maar hadden tot doel om je te leren blindelings bevelen op te volgen. ‘s Morgens moest je binnen twee minuten aangetreden staan in je sportkleding. In het begin was dat heel moeilijk, maar later stond je al voor tijd op je plaats.

Deze foto is genomen voor de propaganda,
dat verklaart de aanwezigheid van een Duitse officier

Dagindeling

De dag begon met sport. Daarna moest je je wassen en dan mocht je eindelijk ontbijten. We hadden elke dag honger, want je kreeg maar vier ons brood per dag en op zo`n jonge leeftijd en met het zware handwerk lustte je altijd wel wat. Je had geluk wanneer je een week foeragedienst had, dan moest je de wagens lossen waarmee de voorraden aankwamen en dan lukte het wel om wat eetbaars tussen je kleren te stoppen. Maar je moest in die week ‘s avonds na je gewone werk, ook nog de aardappelen schillen en de groente klaarmaken. Daardoor lag je soms wel erg laat in je bed.

We leerden ook exerceren met de schop als hulpmiddel. En die schop….ja, die moest elke dag brandschoon zijn. Wanneer er maar een plekje roest op zat, dan klonk het: ‘Ik zie Roest met een hoofd letter!’. Je had maar te zorgen dat het er zo snel mogelijk af was. Ook de steel moest blinkend wit zijn. We schuurden het allemaal met zand. Na het ontbijt ging je in colonne al marcherend naar het werk, waar dat ook was. Na twee minuten klonk dan het bevel: ‘lied vooraan’ dan moest de linker voorman na twee passen een marslied inzetten. We deden ontginningswerk en boomstronken rooien. Voor de jongens die dat werk van huis uit gewend waren was dat niet zo zwaar. Maar er waren er ook uit de steden en voor hen was dat veel moeilijker. En je mocht ze ook niet helpen want dan klonk het: ‘O, heb jij wel tijd over, nou dan geven wij jou toch wat meer werk’. Voor het avondeten werd er eerst stilte gevraagd voor het gebed en daarna moest één van de jongens een spreekwoord of spreuk zeggen. Een van de spreuken was:

Groen als de boontjes, de kleuren van ons kleed, arbeidsmannen de vorken gereed.

Om beurten moest je ook met twee man aan de tafel van de meerderen zitten en met mes en vork eten, wat voor velen toen onbekend was. Op die manier leerde je tafelmanieren. Tijdens de avonden werd er zangles gegeven, want zingen was ook een heel belangrijk onderdeel van deze dienst. Ik ben nog in het bezit van een zangbundel die speciaal voor deze dienst was uitgegeven. Soms stond je bijna te slapen tijdens de zangles, want het werk was zwaar.

Te piepers duiken

Tijdens de laatste maanden van mijn diensttijd werden we vlak bij Dedemsvaart in een school ondergebracht. ‘s Zondags liepen we naar de kerk in Slagharen om daar de dienst bij te wonen. In deze periode was het regime al wat soepeler geworden en was men niet meer zo streng. We hadden daar als taak om te helpen met het oogsten van de aardappelen. Het waren niet de aardappelen zoals wij die hier in Westfriesland kennen, nee dit waren veenaardappelen en deze hadden ‘n enorme omvang. Ze werden in schuiten geladen en gingen naar de aardappelmeelfabrieken waar er aardappelmeel van werd gemaakt. Ze waren beslist niet geschikt voor de gewone consumptie, want stiekem hadden we er wel eens een paar meegenomen om zo het rantsoen aan te vullen. Tussen de andere aardappelen werden ze meegekookt maar ze werden helemaal zwart. Men heeft uit deze aardappelen ook wel spiritus weten te halen. Ook heeft men getracht er brandstof van te maken, want ook daar was gebrek aan. Het lof van deze aardappelen was ook veel hoger dan wij hier kennen. Bij de eerste boer waar wij te werk gesteld werden, moesten we het lof er met de hand uittrekken en ook de aardappelen met de hand rooien. Extra eten en drinken kregen we niet, dus er werd niet hard gewerkt. Later kwamen we bij een ander bedrijf. Dat was een wereld van verschil. Het lof was er al afgemaaid en met een lichter was de eigenaar door het aardappelveld gegaan, waardoor het werk veel minder zwaar was. Het resultaat was dan ook 100% beter dan bij die vorige boer. Onder de middag had de boerin altijd soep voor ons en toen de oogst binnen was kreeg ieder een groot volkorenbrood mee. Wat was dat brood lekker, ik likkebaard er nu nog van.

Terugblik

Het zou voor veel jongeren van nu niet verkeerd zijn om een half jaar deze strenge regels te ondergaan, voor mijzelf was het een ervaring die me altijd zal bijblijven. Zo uit dat kleine De Weere, waar ik nog nooit van was weg geweest, kwam ik in een heel andere wereld terecht.

Tot zo ver het relaas van Toon Smit.

Niet alleen van uit De Weere werden er jongens opgeroepen voor deze dienst, ook van uit Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek gingen jongens naar de diverse kampen. Helaas is niet bekend hoeveel er vanuit de gemeente Opmeer in deze dienst zijn geweest. Van drie personen is er wel iets bekend en ook zijn er nog foto`s uit die periode bewaard gebleven.

De hele groep aan het aardappelen rooien


Tweede van links onderste rij is D. de Jong

 

Dick de Jong

Ook Dick de Jong van de Langereis denkt er zo over. Hij heeft dienst gedaan van herfst 1942 tot mei 1943. Het was volgens hem beslist niet verkeerd. Zijn vader had nog wel geprobeerd om vrijstelling voor hem te krijgen. Cor Donker, van Koningspade 31, was Boerenleider van de N.S.B. en bij hem kon je dan als boer zijnde een verzoek indienen. Hij vond het heel terecht dat De Jong dat verzoek deed voor zijn zoon. Hij zei: ‘Laten die Roomse jôôs maar gaan, die hebben er toch zat’. Maar Dick kreeg geen vrijstelling en moest zich melden in de omgeving van Emmen. Zij werden daar belast met het aanleggen van een ventweg. Het verkeer werd ook toen al drukker en wanneer in de hooitijd de boeren daar reden met hun hooiwagens of anderszins, dan ontstonden er gevaarlijke situaties. Een parallelweg was beslist nodig voor het plaatselijke verkeer. Op een dag fietste er een jongen over de weg waarnaast zij aan het werk waren. Hij begon tegen de groep te roepen: ‘Koenraad, Koenraad!’ Hun voorman riep: ‘Grijp hem’ en ze wisten hem te pakken. De voorman zei tegen hem: ‘Zo jongen, als jij het nodig vind ons voor Koenraad uit te schelden, mag jij de hele dag bij ons blijven.’ Hij heeft het nooit meer geroepen. Er waren ook wel jongens die na hun verplichte tijd bijtekenden, maar dat had veelal als reden dat er in het kamp elke dag nog eten was en dat was vooral voor jongens uit de steden wel even anders als thuis. Daar was dan ook weer een eter minder.

Niek Stam

Niek Stam (zoon van Kobus Stam woonachtig aan de Lindegracht in Opmeer) moest zich ook melden voor een keuring en heeft dienst gedaan. Het is niet bekend waar hij was ondergebracht, wel zijn er foto`s bewaard gebleven uit die perioden.

Niek Appel

Niek Appel (zoon van Antoon Appel timmerman) geboren 7 mei 1925 was van dezelfde lichting en heeft dienst gedaan van 5 juli 1943 tot 15 december 1943. Als broers en zussen herinneren wij ons nog het lied wat hij in dienst had geleerd en altijd zong.

Niek Stam

 

Daar boven op die bergen daar woont mijn Madelein. Ik noem haar altijd Edelweiss haar ware naam is Trein. Daar boven op die bergen daar is de hemel blauw. En tegen Venus en Grote Beer daar zegt ze jij en jou.

Niek Appel

Bij ontslag kreeg een ieder een bewijs mee waarop stond vermeld: ‘Wie onder dit teken diende heeft bewezen, dat hij bereid is te werken aan den wederopbouw van ons vaderland.’ Dit moest tevens een bewijs zijn van vrijstelling voor Duitsland maar helaas is dat niet voor een ieder uitgekomen.

De hele groep compleet met accordeon.
Niek Appel staat links vd commandant.

Slot

De Nederlandse Arbeidsdienst werd bij Koninklijk Besluit van 10 september 1944 ontbonden. In reactie daarop brachten de Duitsers de gehele N.A.D. onder bevel van de Duitse Rijksarbeidsdienst. De overgebleven leden van de N.A.D. werden zo veel mogelijk tewerkgesteld bij de aanleg van verschansingen in Drenthe, Groningen en Friesland.

De N.S.B. heeft zonder succes geprobeerd om van de N.A.D. een uitgesproken Nationaal-Socialistisch opvoedingsinstituut te maken. Werkelijke invloed in de organisatie heeft de N.S.B. zich niet weten te verwerven. Wel werd de Duitse invloed op de leiding van de N.A.D. geleidelijk aan sterker. In maart 1944 begonnen de Duitsers afdelingen te vorderen voor tewerkstelling op militaire objecten als vliegvelden e.d. Misschien daarom weigerden vooral in 1944 veel jongeren de arbeidsdienst. Over het algemeen ging de politie niet erg fanatiek naar hen op zoek.

Ontslagbewijs van Niek Appel

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall