Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Oorlogsherinneringen

Door Gerard Appel en Bep de Haan-Appel

Wanneer u in gezelschap het woord tweede wereldoorlog laat vallen zijn er diverse mensen die aan die periode mooie en minder mooie herinneringen hebben. In dit artikel zijn er wat verhalen samengebracht.

Belevenissen van de toen 16 jarige Tiny Klaver-Ursem.

Om van je 16e tot je 21e jaar de oorlog mee te maken, is jammer. Thuis was het goed, de laatste 3 jaar van de oorlog werkte ik bij de grossierderij AKZO. Wekelijks kwam ik niet met geld thuis maar altijd met een doos levensmiddelen. Dat was heel welkom toen. Het waren mooie en goede jaren bij de Klavers. Toen er thuis wat te vieren was kwam mijn broer Cor van zijn onderduikadres naar huis. Daar wij thuis een goede schuilkelder hadden waar hij ‘s nachts kon slapen. Op een morgen toen hij van het kerkbezoek weer naar huis ging werd hij gewaarschuwd voor een komende razzia. Hij vluchtte bij de familie Kees Groot naar binnen, waar nu Arie Klaver de loonwerker woont, en vertelde daar haastig wat er komen ging. Spontaan werd de tafel naar de wand geschoven, het karpet opgerold en het luik daaronder geopend. Cor kroop daar onder de vloer samen met de zoon van de familie. Nadat alles weer rustig was kon ieder weer zijns weegs.

Weer een ervaring rijker

Bij ons thuis hadden we meerdere paarden en wagens. Zowel voor personen als voor vrachtvervoer. Zo werd ook mijn broer Jan op een keer door vader opgedragen een vracht te vervoeren van de Zomerdijk naar de Wieringermeer. De lading werd daar goed toegedekt met zeilen, maar de rode bieten waren onder de zeilen goed te zien. In de Wieringermeer aangekomen mocht hij bij de boer wel wat gaan drinken en de keuken en daar blijven wachten. De anderen zouden wel voor hem gaan lossen. Jan begreep er weinig van, want bij eerdere vrachten uit en naar de polder was de hulp minimaal. Wat later kreeg hij een seintje de wagen is leeg, je mag wel weer gaan. Jan vroeg aan de boer wij hebben thuis veel dieren en weinig stro en zo te zien staat er hier nog veel. Slim gedaan want met een lading strobalen vertrok hij weer naar Opmeer. Onbekend en onschuldig had hij zijn vrachtje weggebracht, maar wat zou er onder die lading bieten hebben gezeten? En was zijn vader daar wel van op de hoogte? Gelukkig liep alles goed af.

Bij ons aan de overzijde van de weg liep de Ringvaart, met zijn vele pakhuizen langs de wal. Om de agrariërs in de omgeving te bevoorraden werd er gebruik van gemaakt door de scheepvaart. Ook de bezetter kwam daar eens met een vrachtboot beladen met zakken suiker. De boot was stevig toegedekt met zeilen. ‘s Nachts werd er niet gewaakt en zo kon het gebeuren dat menigeen, die het aandurfde, enkele zakken voor eigengebruik weghaalde. Zo ook bij ons thuis. De huisarts die dat ter ore was gekomen verzocht om een deel bij iemand te brengen die het hard nodig had. Aan die wens werd voldaan.

De schuit van de Jonkers wordt gelost.
Tweede van links is C. Jonker

Het vervoer was moeilijk, mijn vader probeerde daarin te voorzien. Zodoende reden wij op afspraak de mensen naar of van het station in Obdam of naar familie in de omgeving. Wie er dat moment thuis was en er gelegenheid voor had ging met paard en wagen de rit maken. Heel veel is daar gebruik van gemaakt.

G. Ursem met enkele passagiers: Moeke Beemster en ...

Taxivervoer in de oorlogsjaren

Tijdens de laatste oorlogsjaren werkte Jan Wever bij Gert Ursem van de Koninginneweg. Gert Ursem had met zijn paardjes en z’n wagens een vervoersoplossing voor velen. Zo zijn ze wel met drie wagens tegelijk naar Purmerend gereden. De route was toen via Zandwerven, de Goorn, Avenhorn en door de Beemster. Over de Purmerenderweg zo naar Purmerend. In een bepaalde periode stond er veel water in de polder de Beemster. Zelfs zoveel dat op sommige diepe plekken de buiken van de ketten (paarden) door het water gingen. Op een keer was er op het einde van de Purmerenderweg een controle. Iedereen werd gecontroleerd. Tijdens die controle werd er ook een man aangehouden. Deze man kwam lopend door het water met zijn fiets aan zijn hand. Achterop had hij een zak aardappels gebonden. De Landwachters wilden dat hij die zak aardappels van zijn fiets haalde en deze inleverde, wat de man vertikte. Zonder pardon werd hij neergeschoten.

Jan moest eens een dame naar Alkmaar brengen. Voor de ‘Friese brug’ was er een controlepost. Koetsier Jan en de dame in de wagen moesten allebei uitstappen. De mevrouw had wat boter en kaas bij zich, wat in beslag werd genomen. Haar papieren waren verder in orde. Echter niet die van Jan. De Landwachter sommeerde hem om mee te lopen naar de achterkant van de wagen. Daar gebood de zeer jonge Landwachter om samen met zijn passagier weer te vertrekken. Ja maar, zo vroeg Jan aan hem, hoe moet het dan straks op de terugweg? De Landwachter zei tegen Jan ‘Op de terugweg geef ik je een sein dat je door mag rijden’. Jan bracht de mevrouw naar Alkmaar en begon weer aan de terugweg. Bij de controlepost kreeg hij inderdaad het sein om door te rijden van de jonge Landwachter. Een wonderlijke ervaring in vergelijking met de vorige confrontatie met de Landwachters. En hij keerde zo weer veilig terug.

Slagerij Jaap Appel

Slagerij Jaap Appel aan de Spanbroekerweg 185 schuin tegenover de R.K. Sint Bonifatiuskerk in Spanbroek was tijdens de oorlog niet alleen een uitdeelpost van de ‘Gaarkeuken’ maar fungeerde ook als tijdelijke officierskantine. De toen 16 jarige Jan beleefde de tijd mee dat de Duitsers het schoolgebouw in beslag namen. Zelfs het café van Groskamp (nu café V.O.L.) aan de overkant van de weg werd gevorderd. De grote kookketel stond bij Appel in de slachtplaats. Drie koks waren daar al uren bezig met het voorbereiden. De aardappels werden geschild, wasteilen vol, door Vroon Rood, Nel Wijnands, Moeke Loos. Op deze manier konden zij er een extra centje bij verdienen. Met z’n drieën naast elkaar kwamen de militairen dan aanmarcheren, zingend en wel. Ze mochten echter niet stoppen zolang het lied niet uit was. Hierdoor gebeurde het wel dat ze dan een paar honderd meter door marcheerden. Dan pas mochten ze omkeren om hun etensbakje te laten vullen in de slachtplaats. ‘s Avonds kwamen de officieren bij de gedekte tafels in de slachtplaats aan om te eten. Jan, weet zich nog te herinneren dat er heerlijke dingen werden gebraden in zijn moeders fornuis in de keuken. Zoals varkenshazen en heerlijke biefstukken werden er bereid voor de officieren.

Het uitdelen van voedsel

Een van de uitdeelposten van de gaarkeuken was de winkel van zijn vader. De melkbussen en gamellen (een gamel is een dubbelwandige bus en in de ruimte tussen de wanden werd kokend water gegoten om de inhoud warm te houden.) werden door de firma Loos vanaf Aurora bezorgd. In het begin waren het 5 bussen, maar later werden dat er 7. In sommige bussen zat suikerbietenstamp, maar de meeste waren gevuld met aardappelenstamp oftewel hutspot. Een ieder die deelnam aan de gaarkeuken moest zelf de ingrediënten aanleveren. Wie geen aardappels had ingeleverd, kreeg suikerbietenstamp. Enige tijd was er ook nog een soort van vanillepap beschikbaar (heel erg zoet). Alles was via een bonnensysteem geregeld. De controleurs bij Appel waren Ben Loos en Scholten van de Pade. Voordat de uitdeling was afgelopen stonden er al 7 of 8 mensen uit Amsterdam of Haarlem te wachten. In de hoop dat er wat zou overblijven voor hen. Dit werd dan ook razendsnel genuttigd. Ook de bijna lege bussen werden door deze mensen heel zorgvuldig leeg geschraapt.

De ruilhandel verliep met kleding tegen een stukje spek. Eens had de vader van Jan voor iemand uit Obdam 2 katten geslacht. Zoals zoveel gebeurde kwamen er ook die dag een stel Amsterdammers om te kopen of te ruilen. De 2 katten werden door hun gezien als konijnenboutjes. Omdat ze uiteindelijk zoveel geld boden voor de 2 boutjes ging vader Jaap overstag, en de mensen verdwenen dolgelukkig met hun buit. Een paar weken later kwamen ze weer, en vroegen of er nog meer van die overheerlijke boutjes te koop waren.

Huisslachtingen

Hoewel dit strikt verboden was werden er wel huisslachtingen gedaan. Soms zelfs twee varkens tegelijk. De eigenaars van het te slachten beest moesten zelf voor brandstof zorgen, ze kwamen soms met een stuk boom met de groene bladeren er nog aan de takken om het water aan de kook te brengen. Tijdens een van die clandestiene slachtingen kwamen ze eens met zo’n grote zeug die de brug niet over wilde. Het beest kwam in de sloot terecht en onder de bagger, zo zwart als roet alsnog naar de slachtplaats. Alles even vies. Dergelijke zware beesten hadden van dat gele spek. Vreselijk om te eten.

Op een avond kwamen de mannen van de ondergrondse met een stier om deze te laten slachten. Het beest zakte echter met zijn voorpoten door de oude houten brug. Met man en macht stond men aan het beest te sjorren. De stier werd al wilder maar uiteindelijk wisten ze hem toch in de slachtplaats te krijgen voor het genadeschot. In de goed verduisterde slachtplaats werd het beest geslacht. De bouten vlees werden ‘s nachts allemaal afgevoerd. Vader Jaap slachtte ook wel varkens in samenwerking met Arie Kaijer uit de Zuidermeer. Kort na de slachting kwam er controle, de oudste kinderen brachten snel de emmers met vet in het kippenhok van buurman Klaas Rood, en moeder Duw gooide de bouten die boven op zolder hingen in de lege bedden. Lakens en dekens er weer over de bouten heen. Nadat de controleurs weer weg waren bleek dat de lakens onder het bloed zaten.

Schoeisel bestond meestal uit klompen. Bij Pé Jol werd met behulp van een klompenbon nieuwe uitgezocht. Als na verloop van tijd de zolen weer waren versleten ging men naar de timmerman. Deze lijmde dan iepenhouten zolen onder je afgesleten klomp. De vraag was blijkbaar zo groot dat er een wachttijd ontstond van weken. Broer Jaap was net in het bezit van splinter nieuwe klompen en had deze zoals gebruikelijk bij de achterdeur gezet. Dankbare Amsterdammers, die van moeder Duw mochten mee eten, hadden als dank voor hun wel gevulde maag ook de nieuwe klompen van broer Jaap aangetrokken. Wel hadden ze hun versleten schoeisel laten staan!

Fietsen razzia

Op een goed moment had vader Jaap een nieuwe fiets gekocht van duizend gulden. Zuinig als hij was op zijn fiets en bracht hij deze na gebruik weer terug naar zolder en dekte hem toe met een kleed. Het gebeurde op een dag dat hij ging melk halen op zijn fiets bij Jaap van Diepen in Opmeer (nu Breestraat 13). Op de terugweg, naast garage bedrijf Mooij aan de Breestraat, stonden de landwachters hem op te wachten. Het melkemmertje werd op de weg leeggegoten en de fiets moest hij inleveren. Met het lege emmertje kwam hij niet zo blij thuis.

Tijdens een razzia werd ook de fiets van moeder Duw in beslag genomen. Moeder Duw vloog op Van der Spek af. Deze grote dikke Landwachter stond met de duimen tussen z’n riem het gebeuren met genoegen aan te zien. Moeder Duw wist hem met smeken toch te overreden dat ze zonder fiets niet meer is staat was om haar zieke moeder in de Beemster te bezoeken. Het zal wel bij hoge uitzondering geweest zijn, maar geloof het of niet, zij mocht haar eigen fiets weer uit de verzameling halen.

Tegen het einde van de oorlog toen ook de drinkwatertoevoer stopte kwamen er nieuwe problemen. Nood breekt wetten. Men ging zelfs zo ver dat er slootwater werd gekookt om de geslachte varkens van hun haar te ontdoen. Maar het water stonk zo erg tijdens het koken, dat er voor dit probleem een andere oplossing werd gezocht.

De Drinkwatervoorziening

Tijdens de oorlogsjaren werden vele artikelen schaars of verdwenen helemaal. Zo ook het leidingwater. In de laatste oorlogsweken verdween het helemaal. De mensen welke nog een regenbak hadden mochten zich gelukkig prijzen. Vooral diegenen die hun regenbak hadden schoongemaakt. Dit om te voorkomen dat het regenwater was verontreinigd met bladeren. Maar, niet iedereen had nog zo’n regenbak. Velen waren er gesloopt of dicht gegooid. En voor al die andere gezinnen werd toen waterdistributie ingevoerd.

De schoongemaakte giertank staat op de platte wagen met een inhoud van zo’n 2000 liter. De tank had aan de achterzijde een grote kraan om de emmers of bussen te vullen. De tank werd gevuld met drinkwater bij de pompinstallatie van Aurora die het water diep uit de grond oppompte. Maar wonderlijk genoeg ging het water niet naar Spanbroek of Opmeer maar hij vervoerde het water naar Obdam. Daar kwamen de mensen dan met hun emmers en bussen om het water op te halen bij de tankwagen.

De bakkerij van bakker Groot en het huis van Klaasje de Wit aan het Slimpad
(nu Herenweg Spanbroek). In de verte de brug van de O.L. School.
De vlaggen vertellen dat het bevrijdingsdag is. Zelfs het paard heeft een feestelijke sjerp om zijn nek.
Koetsier is Niek Schuurman naast hem zijn vader Jan Schuurman. De derde man is Gerard Huige uit Slootdorp.
Hij was ondergebracht bij Kees Schotte. Deze woonde bij het oude gemeenteheuis van Opmeer. Korte
tijd was Huige werkzaam op het distributiekantoor in Spanbroek.

 

De onderwaterzetting van de Wieringermeer op 17 april 1945.

Op 17 april 1945, midden op de dag, gaat de bezetter over tot het onder water zetten van de toen nog vrij nieuwe polder ‘de Wieringermeer’. Er bevonden zich naar schatting zo’n 2000 onderduikers, Joden en illegale werkers, in deze polder. Die hadden daar tot dan toe een veilig onderkomen. Bij het verlaten van de polder werd iedereen gecontroleerd door de Duitsers, die alle uitgangswegen hadden afgezet. Op deze trieste dag werden er 29 onderduikers en illegale werkers aangehouden en doodgeschoten. In Aartswoud was het in die laatste oorlogsdagen een ongekende drukte. Het meestal zo rustige dorp werd overspoeld door inwoners van de Wieringermeer. Deze mensen zochten een droog onderkomen niet alleen voor henzelf maar ook voor hun vee en huisraad. Velen van hen vinden een tijdelijke huisvesting op de koestallen van de boeren. Het is voorjaar en het vee is al buiten in de wei en de koestallen zijn schoongemaakt. Maar niet alleen in Aartswoud ook in Hoogwoud en Spanbroek en verder in West-Friesland vonden mensen een onderkomen, zelfs in kippenschuren en varkenshokken. Na enige dagen ging men over tot het redden van bouwmaterialen. Het bouwmateriaal was schaars in die dagen en alles wat geschikt was voor hergebruik probeerde men uit de ondergelopen polder te redden. Wanneer het water tot onder de dakgoot is gestegen kwam men in actie en ging met bootjes naar de boerderijen en huizen om nog meer materiaal te redden zover dat mogelijk was. Een groep bestond meestal uit vijf personen en iedere groep werd op een ponton gezet en, getrokken door een sleepbootje, de polder ingevaren. Meerdere pontons werden door het sleepbootje getrokken. Als men bij een dak met pannen was aangekomen werd er een ponton losmaakt van het sleepbootje en aan het dak vastgebonden. Als alle dakpannen van één zijde waren afgehaald moesten ze wachten tot het sleepbootje weer terugkwam. Onder geen beding mochten ze de ponton losmaken om zelf naar de andere kant van het dak te varen. Er stond nogal wat stroming en door de wind was de kans dat je op drift raakte heel goed aanwezig. Tegen het einde van de dag kwam het sleepbootje de volle pontons weer ophalen om terug te varen naar de dijk. Daar werd de oogst van de dag op de dijk opgestapeld. Dan kon de terugtocht naar de woonplaats weer beginnen. Later werden deze dakpannen allemaal weer opgeladen op een vrachtwagen van Jo Bossen uit Spanbroek met als chauffeur Jan Wever. De dakpannen werden vervolgens weer gelost op een centrale opslagplaats langs de dijk bij Aartswoud.

Dakpannenhalers.
Links zittende Co Boode, Cris Spruit? Co Kuin met pet Jaap Meiling.
Links staand; v. Henk de Boer, Kees van den Berg, Jan Pelt?? Jaap Cor of Piet Meiling,
Klaas Klein zit op de bok, Jan Knijn zoon van de boer, het paard heette Charrel.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall