Oorlogsjaren in de Weere
Door Bep de Haan-Appel
Dit artikel beschrijft de oorlogsjaren in De Weere gezien door de ogen van Jan Karsten (Piet zn.). Jan was 15 jaar toen de oorlog uitbrak. Wanneer op 15 mei 1940 Nederland capituleert en wij onder de bezettende macht van Duitsland vallen is dat in De Weere ook al snel duidelijk. Op het land van Karsten, waar toen de grens lag van de gemeentes Abbekerk en Hoogwoud, werd op last van de ‘bezetter’ een groot aanplakbord geplaatst. Al direct komen op dat bord verschillende verordeningen te hangen waar men zich aan te houden heeft en wat wel of niet mocht. Al snel ontstond het idee om van de silo van Oomes een schuilkelder te maken. Dan kon men zich toch beveiligen tegen schoten of vallende stukken van een vliegtuig. Met alle buren samen is die schuilkelder tot stand gebracht wat een groot gemeenschapsgevoel gaf.
Toen Duitse soldaten in 1942 in de omliggende dorpen waren gelegerd, was ook De Weere een dorp waar zij voor korte tijd verbleven. Ze sliepen in de school en de paarden, wel 14 stuks, waren ondergebracht bij café Op`t Veld. Ook bij H. Poland en bij J. Wagemaker waren er paarden ondergebracht, pracht paarden waren dat. Ook kanonnen behoorden tot hun uitrusting en zo gebeurde het dat op een nacht de soldaten op oefening moesten en ze midden in de nacht zingend weer in De Weere terugkwamen.
Onderduikers
In 1942 kwamen de eerste onderduikers in het dorp. Het waren jongens die geen gehoor wilden geven aan de oproep voor de tewerkstelling in Duitsland. Kl. Op de Kelder was de man die zorgde voor onderdak aan onderduikers en was ook bemiddelaar en regelaar. Jan Karsten werkte in die jaren bij Oomes die 22 koeien molk en men moest ook daar voldoen aan de opdracht: alles goed verduisteren, zelfs de koeraampjes. Als boer was je ook verplicht om hooi te leveren aan de Duitsers voor de paarden. Jan moest dan het losse hooi naar Medemblik brengen waar een schip in de haven lag en waar het hooi dan tot balen werd geperst voor verder vervoer. Op weg naar Medemblik moest hij div. controleposten passeren. Bij Opperdoes moest je door het kamp heen van de Duitsers dat beveiligd was met slagbomen en prikkeldraad, het was onmogelijk om ongemerkt deze post te passeren. Aan de dijk van Aartswoud en Lambertschaag moest men ‘spijkerwacht’ lopen, dat hield in vier uur op en vier uur af. Om de Duitsers in de problemen te brengen gebeurde het nog al eens dat de ondergrondse op de West-Friesedijk spijkers strooide waardoor de banden van de Duitse voertuigen lek raakte. Hierna volgde er een verordening dat mannen en jongens spijkerwacht moesten lopen en wanneer er spijkers werden aangetroffen op het wegdek men ze onmiddellijk moest verwijderen.
De vroegere woning van het gezin Karsten aan de Driestedenweg "De Weere".
In de oorlogsjaren stond hier een stenen penhuis die tevens de grens markeerde
van de gemeente Hoogwoud-Abbekerk.
Bomen kappen
Tijdens een sneeuwstorm werd het in De Weere al snel duidelijk, de Moffen kunnen toch niet komen met dit barre weer, sla nou je slag en hak nou wat bomen om dan kan de kachel weer branden. En zo rukten op een middag vele mensen uit met trekzaag, handzaag en bijl en werden aan de Vekenweg en aan andere doorgaande wegen de bomen geveld.
Geen sigaretten maar wel eigen teelt
Het telen van tabaksbladeren gebeurde op grote schaal, er werden wel zo`n twee en half duizend stekken gelijk geplant en het drogen van de tabaksbladen gebeurde aan dakgoten of in boomgaarden aan lange lijnen. In de herfst werden ze binnen aan de daksparren opgehangen tot ze goed droog waren. Een gedeelte van de teelt werd goed verkocht. Jan kon van de opbrengst een nieuw pak kopen.
Arbeidsdienst
Ook Jan moest voor de keur voor de Arbeidsdienst maar kreeg een halfjaar uitstel omdat hij bij de productieslag betrokken was. Het was heel belangrijk dat er voldoende voedsel werd verbouwd, niet alleen voor de eigen bevolking maar de Moffen wilden daar ook een groot gedeelte van hebben. Dat was de reden dat jongens die op boerderijen werkten of bij grote tuinders dan uitstel van dienstplicht kregen. Kleine boeren en tuinders vielen niet onder die regeling. Oomes was met zijn grote bedrijf belangrijk voor de voedselvoorziening en toen het halfjaar uitstel voorbij was kreeg Jan geen oproep meer want in de gemeente Hoogwoud was het bevolkingsregister verdwenen. Het was inmiddels al 1944 en er melden zich geen jongens meer voor de Arbeidsdienst of voor tewerkstelling in Duitsland.
Als veeboer was je in de oorlog ook verplicht om je land te scheuren (omploegen) voor het telen van koolzaad. Voor de oorlogshandelingen was heel veel olie (brandstof) nodig, maar door diverse blokkades was het niet mogelijk het in te voeren. Voor menig boer was het heel wrang, je goede grasland scheuren en daar werd dan ook op grote schaal over geklaagd. Er waren boeren die van uit die tijd dan ook de bijnaam ‘scheurplicht’ kregen. Bij Oomes gebeurde dat ploegen met een wielploeg en twee balans-ploegen met drie paarden ervoor. Wanneer het koolzaad rijp was werd het gezicht en op hokken gezet waarna het gedorst werd, soms nog met de vlegel. Het zaad moest worden ingeleverd aan de Duitsers, maar men zorgde zelf wel dat er ook nog iets voor eigen gebruik was. Bij G.F. Kuijpers kon je jouw koolzaad laten persen dan had je van deze olie nog iets van verlichting.
Een zilveren aansteker
Veel mensen uit de grote steden wisten het kleine Westfriese dorp ook te vinden op hun voedseltochten. Bij Jan thuis is het op ‘n dag voorgekomen dat er een vader en zoon aanklopte midden in de strenge winter van 44-45, het was al laat. Ze waren door en door koud en hadden vreselijke honger en vroegen om eten en onderdak wat ze natuurlijk ook kregen. Jan en zijn broer moesten voor die nacht hun bed afstaan aan de Amsterdammers. Toen ze ‘s morgens weer verder trokken beloofde de vader aan Piet Karsten: ‘Ik kom weer terug en schenk u als tegenprestatie een zilveren aansteker’. En ze zijn teruggekomen en hebben de aansteker gegeven. Maar wat zit de wereld soms ook vol met toevalligheden. Toen Jan later onder dienst ging ontmoeten hij daar een jongen die hem vroeg: ik hoor dat jij uit De Weere komt en Karsten heet? In de oorlog heb ik samen met mijn vader eten en onderdak gekregen bij een familie Karsten, ben jij zelf daar familie van of is het mogelijk dat je ze ken? Wat zijn we jullie dankbaar voor alles wat we kregen.
De Wieringermeer onder water
Wat Jan het allermeest heeft getroffen is wel de onderwaterzetting van de Wieringermeer op 17 april 1945. Al die mensen die met hun have en goed naar De Weere kwamen en een onderdak zochten. Het was niet alleen huisraad wat ze mee brachten maar ook, koeien, paarden en veulens die los bij de moeder liepen, dit alles bood een heel trieste aanblik. Jan zelf heeft ook meegeholpen om nog goederen uit de Wieringermeer te halen, tot het niet meer mogelijk was omdat het water te hoog kwam.
Vliegtuigen
De vliegtuigen (bommenwerpers) die in die laatste oorlogsmaanden midden op de dag overvlogen richting Duitsland waren werkelijk onvoorstelbaar indrukwekkend. Men vloog in formatie van 12 tot 1400 in een grote V-vorm, iets om nooit te vergeten. Maar ‘s nachts, wanneer ze terugkeerden en heel dikwijls waren aangeschoten door het Duitse afweergeschut, dan was het steeds weer heel beangstigend, haalt hij het of haalt hij het niet? Stort hij dan hier neer of elders?
Jan leerde in de oorlog van de mensen die bij het verzet zaten al omgaan met geweer en munitie wat hem later in zijn diensttijd wel van pas kwam. Het was een wrang gegeven, nadat de oorlog voorbij was, de eerste jongens al weer werden opgeroepen voor de strijd in Nederlands Indië en daar behoorde ook hij bij. En zo hebben deze jaren met alle gebeurtenissen die er bij kwamen bij veel mensen hun sporen nagelaten.
Jan Karsten onder melkerstijd 1944.
Fotograaf Machielse uit Hoorn vroeg twee flessen melk aan Oomes
als dank daarvoor werd deze foto gemaakt.