Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Geschiedenis van de kerkherberg

Door Bep de Haan-Appel

Wanneer je anno 2005 wandelt langs de Herenweg van Hoogwoud zie je een royaal woonhuis staan tegenover de R.K kerk met het huisnummer 8. Niets bijzonder zult u zeggen, maar dit pand, dat als kadasternummer bekend is onder sectie D nr.1160 heeft een heel lange geschiedenis en bood in de 20ste eeuw aan veel, heel veel mensen onderdak. Dit artikel gaat over de geschiedenis van de kerkherberg en probeert antwoord te geven op de vraag: Was Jan Niele nu koster, schoenmaker, touwslager of kantinebaas?

Functie van het pand

Het is pand is in 1903 gebouwd als kerkherberg in opdracht van Pastoor van den Bosch en het toenmalige kerkbestuur. Het moest ten dienste staan van kerk en parochie en onderdak bieden aan een kostersgezin. Voor 1903 stond er op die plaats een oude kosterswoning, maar deze was zo bouwvallig dat men tot nieuwbouw overging. Het nieuwe pand werd compleet met paardenstallen gerealiseerd. Veel paarden vonden daar op zondagmorgen tijdens de kerkdiensten onderdak.

Met dit vervoermiddel ging men in vroegere jaren naar de kerk.

 

De eerste vrijdag van de maand was een speciale dag binnen de katholieke kerk, op deze dag probeerde eenieder de Heilige Mis bij te wonen.

De vrouw van F. Ligthart uit De Lagehoek reed zelf met paard en wagen naar de kerk wanneer het de eerste vrijdag van de maand was. Het peerd en de kar waren eigendom van Wester uit De Lagehoek en zij spande zelf het paard in en reed dan samen met de buurvrouwen Wester-Laan en Limmen naar de kerk. In 1922 was het noodzakelijk om het pand te verbouwen en het ook nog verder uit te breiden met een winkel.

Ten tijde dat het kerkhuis bewoond werd door de familie Niele had het deze vorm.

 

Maar in de zestiger jaren veranderde er veel en kwamen we in een autotijdperk terecht. Op zondag kwam er niemand meer met paard en ‘kerkebrik’ naar de kerk en de paardenstallen werden niet meer gebruikt. Het was de fam. F. Ligthart uit De Lagehoek die als laatste parochianen met de kerkwagen naar de kerk kwamen. Gezien de gevorderde leeftijd van sommige parochianen, nam niet iedereen plaats achter het stuur van een auto. Jaap Rentenaar uit Veenhuizen sprong daar als goede ondernemer op in en bracht met zijn taxi op zondag de fam. Ligthart en de fam. Van Langen naar de kerk in Hoogwoud. In 1967 kreeg het pand zijn huidige vorm en wees niets meer erop dat paarden hier ooit een warm onderdak vonden.

Bewoners van dit pand

In 1903 waren het Jan Hooiboer en zijn vrouw Geertje Appel die als kostersechtpaar het pand betrokken. Zij woonden er tot aan 1921. Daarna is D. Klein een jaar koster geweest, opgevolgd in 1922 door N. van Duin, de vader van Arie van Duin de fietsenmaker (zie uitgave 2004). Van 1925 tot 1928 was C. Commandeur koster en bewoner van de kerkherberg.

Trouwfoto van Jan Niele en Guurtje Wijte in 1929.

 

Zijn opvolger was W. Karsten. Deze W. Karsten overleed in 1937 en nog vóór de begrafenis kreeg zijn vrouw van de pastoor de mededeling: ‘Jouw man is dood en een dode kan niet werken, dus er moet een andere koster komen. Dit is een kosterswoning, dus…! Ik ben al bij Jan Niele de schoenmaker geweest, hij wil wel koster worden en jij kunt wel in zijn huis.’ Maar als huur moest deze woning wel twee gulden in de week doen en dat was voor de weduwe niet te betalen.

Hannes de Boer trof haar in die dagen huilend op het kerkhof aan en zij vertelde aan hem haar zorgen. ‘Maidje’, zei hij, ‘ik heb nag wel `n kluis voor jou en dat hoeft maar weinig op te brengen.’ (Een kluis is een heel kleine woning van een of twee vertrekken achter of opzij van een grote woning). Verder ging hij een gesprek aan met de Pastoor en heeft er voor gezorgd dat zij toch een kleine toelage kreeg. Als tegenprestatie moest zij dan wel de kerk schoonhouden.

1937-1966 het tijdperk Jan Niele

Jan Niele was geboren in De Weere op eerste kerstdag 1905 als zoon van Nicolaas (Manus) Niele en Anna Agatha Tuinman. Hij trouwde in 1929 met Guurtje Wijte en samen kregen ze 10 kinderen. Het jonge paar ging wonen aan het Zuideinde in Hoogwoud (nu bewoond door de fam. T. van Duin-Scholten, Herenweg nr.51). Als schoenmaker en touwslager verdiende hij daar de kost voor het steeds groter wordende gezin.

De oudste zoon en stamhouder Nico Niele oud drie jaar.

 

Van huis uit was hij vertrouwd met het schoenen repareren, ook zijn vader was schoenmaker. In 1937 verhuisde het gezin naar de kerkherberg en in de ruimte van de winkel kwam de schoenmakerij. De kinderen Nico, Riet, Jaap, Piet, Ans en Tiny waren toen al geboren. Het werd een bijzonder druk leven voor het gezin Niele.

Truus Jong Kaijer was ook een van de hulpen met naast 
haar moeder Niele en voor hen Gretha en Vera Niele.

Annie Ursem-de Boer als hulp bij Niele.
Links van haar Vera, rechts Gretha, Tiny en kleine Martien.

Gevreesde ziekte T.B.C.

Henk Niele was de laatste loot aan de stam en is geboren op 10 februari 1941. In 1943 openbaarde zich de besmettelijke ziekte T.B.C. in het gezin Niele, in die jaren volksziekte nr.1. Veel, vooral jonge, mensen stierven hier aan. Kerstmis 1943 was de kleine Gretha heel ernstig ziek en zij overleed op 2 januari 1944. Het was toen volop oorlog en aan alles was gebrek. Ook de oudste zoon Nico werd ziek en moest kuren. Zijn bed kwam te staan bij het raam van de ‘kerkekamer’ aan de voorzijde van het huis en daar zag hij dagelijks de schooljeugd langsgaan. Wanneer het raam omhooggeschoven was, kwam menigeen even een praatje met hem maken, of vroeg om even op zijn mondorgel te mogen spelen. Nico heeft in die periode met potlood, vanaf zijn bed, de hele kerk met pastorie getekend op een heel groot formaat karton. Jarenlang heeft de tekening in de zaal gehangen, maar is helaas bij de verhuizing verloren gegaan.

In het voorjaar van 1944 werd ook moeder Niele ziek en zij moest kuren in een ziekentent die achter hun huis op het erf werd geplaatst. Omdat de ziekte T.B.C. erg besmettelijk was, waren er houten hokjes gebouwd waarin een bed kon staan en een tafeltje met twee stoelen. Er waren tuindeuren in aangebracht en deze stonden bijna altijd open om zoveel mogelijk frisse lucht naar binnen te krijgen. Deze gebouwtjes werden dus ziekententen genoemd. Ze waren eigendom van het Wit-Gele kruis. Ze stonden opgeslagen bij de plaatselijke timmerman en deze zorgde dan ook voor de plaatsing hiervan. Ze hadden een draaisysteem en konden met de zon meedraaien.

Het complete gezin Niele genomen in 1942.
V.l.n.r. Jaap, Martien, Tiny, Riet, Vader Jan, Vera, daarachter Nico, 
moeder Niele met Henk op schoot, Gretha, Piet en Ans.

 

Het laatste oorlogsjaar

Maandenlang heeft moeder Niele in zo’n tentje gelegen en was dikwijls heel bang, vooral ’s nachts. Voor de nacht had vader Jan een bel in zijn slaapkamer hangen en deze was door middel van een lang koord verbonden met de ziekentent. Daarmee kon moeder bellen als dat nodig was en dan was ze ook minder angstig. ’s Nachts hoorde je de vliegtuigen overkomen en men was altijd bang dat er een zou neerstorten. Dit was ook al eerder gebeurd op zondag 11 mei 1941 vlak bij hun woning. Na deze vliegtuigcrash werden er gedurende enige weken Duitse soldaten bij hen ingekwartierd. Er werd stro op de vloer in de zaal gedaan waar ze op konden slapen. Overdag was het hun taak om alle onderdelen van het vliegtuig bij elkaar te zoeken en af te voeren.

Ziekententje

 

In de hongerwinter sliepen er dagelijks ook veel etenhalers vanuit de grote steden in de zaal. Er ging dan weer stro op de vloer en met oude gordijnen of lakens werd alles afgedekt. ’s Morgens kregen ze allemaal een bord pap en gingen dan naar de Wieringermeer om eten op te halen. ’s Avonds kwamen ze weer koud en hongerig bij Niele aan en bleven daar dan een nacht om de volgende morgen weer de lange tocht naar huis aan te gaan, hopende dat er onderweg geen controlepost was, want dan moest je alles inleveren. Voordat men vertrok was er wel voor iedereen een bord pap, want met een lege maag kan je niet lopende naar Amsterdam.

Eten was er genoeg bij Niele, want de grote zolder boog in die tijd door van al het graan en de aardappelen die er lagen opgeslagen. In de schoorsteen hing het vol met hammen en worsten. Hun huis diende als opslagplaats van de ondergrondse. Deze goederen waren weggehaald bij N.S.B. boeren en ging dan naar gezinnen waar Joden ondergedoken waren of jongens die gezocht werden voor tewerkstelling in Duitsland. Voor die mensen waren er geen bonkaarten en zonder punten kon je niets kopen. De wapens van de ondergrondse lagen opgeslagen in het stookhok van de kerk.

    

Hulp in de huishouding

Vader Jan was op zondagmorgen urenlang in de kerk en moeder lag ziek, maar dan was het Henk Dam van het Noordeinde die elke zondagmorgen kwam om op moeder en de kinderen te passen. De thuishaalder van Swan, Nelie Beemster (zie uitgave 2004), kookte alle dagen voor de zieke en bracht het eten dan achterom naar de ziekentent. Veel hulp werd er ook geboden door de leden van de Katholieke Actie onder leiding van Marie Klaver. Truus Wegdam heeft veel gebreid voor de fam. Niele en moeder Wegdam droeg haar dochters op, wanneer er weinig hulp was, de was weg te halen en te zorgen dat alles weer schoon en heel terug kwam in dat gezin. In de zomer van 1944 deed de kleine Martien Niele zijn Eerste Heilige Communie en juffrouw Gré Wegdam maakte een ‘aannemerspakje’ voor hem. Vanaf een afstand mocht moeder Niele naar hem kijken en hem bewonderen, want vanwege besmettingsgevaar mocht ze hem niet aanraken. Wanneer de kinderen ‘s avonds naar bed gingen zwaaiden ze vanuit de verte naar hun moeder, maar even een zoentje geven was er niet bij. Vader Niele was heel angstig dat ook hij de ziekte zou krijgen. Van een kwakzalver liet hij een speciaal drankje komen en daar moest het hele gezin dagelijks een eetlepel van nemen. De kinderen denken dat er petroleum inzat, vermengd met teer en levertraan, heel vies, maar je doet van alles om gezond te blijven.

Guurtje Niele Wijte met dochtertje Gretha en zoon Nico.

 

Verdriet

Op 22 oktober 1944 kwam Nico Niele op 14-jarige leeftijd te overlijden. Moeder Niele overleed op 25 december 1944, zij was nog maar 39 jaar oud. Haar man werd op die kerstdag 41 jaar en bleef alleen achter met acht kinderen. Het werd een vast onderdeel in het leven van de familie Niele om op de laatste zondag van de maand met het hele gezin naar het kerkhof te gaan en daar een bezoek te brengen aan het graf van moeder en de twee kinderen.

De kinderen worden uitbesteed

Na de dood van hun moeder gingen de jongste kinderen tijdelijk naar andere gezinnen, terwijl Jaap en Riet thuisbleven om het nodige werk te doen. Piet ging naar Kees van Stralen aan het Groene Wuiver. Ans ging ook die richting uit en kwam bij Dirk Hoogland te logeren. Zij had inmiddels ‘natte pluris’ gekregen en is daar een jaar door moeder Anna verpleegd.

Vera heeft in die tijd verschillende gastouders gehad en er op terugkijkend nu noemt zij zichzelf een postpakketje. Na eerst bij Jaap Kaijer geweest te zijn, ging ze naar de familie Gert Ursem aan de Koninginneweg en heeft daar heerlijk naast Sjaak geslapen. Later hebben zij haar in die strenge winter van 1945 op een sleetje naar het Groene Wuiver gebracht waar ze ook bij de fam D. Hoogland ondergebracht werd. Op een zekere dag moest Vera naar dokter Schram in Spanbroek. Vader Jan heeft haar op zijn schouders genomen en is zo naar Spanbroek gewandeld.

Tiny is heel lang bij een tante in de Langedijk geweest en later nog enige maanden bij schilder Rinkel in Opmeer. Martien werd ondergebracht bij de Fam J. van Diepen op de Raphaël-hoeve. Kleine Henkie was al tijdens de ziekte van zijn moeder naar Poepie Rood gebracht aan het Zuideinde. (Bij deze mensen was Guurtje Wijte voor haar huwelijk thuisgehaald.) Zijn grote zus Riet haalde hem dikwijls even om hem aan haar moeder te laten zien, maar wel van af een grote afstand natuurlijk.

Moeder Nelie Beemster

Vader Niele wilde zo snel mogelijk het gezin weer bij elkaar hebben en dat was mogelijk na zijn huwelijk met Nelie Beemster op 4 juli 1946 en zo was er vanaf die dag weer een thuis voor Jan en de kinderen.

Trouwfoto van Jan Niele met Nelie Beemster op 4 juli 1946.

 

Een nieuwe start zonder oorlog en ziekte, maar wel veel werk

Als koster moest vader Jan alle ochtenden op de pastorie en in de kerk zijn. Dagelijks was er een H. Mis en in de winter moesten de kachels worden gestookt. Niet alleen in de kerk en in de school, maar ook in de zaal van het parochiehuis, want daar was de kleuterschool ondergebracht. Op de zondagen waren er twee H. Missen en ‘s middags nog een Vesper of Lof. Bij al die vieringen was de koster aanwezig.

Jaap Niele met de bokkekar die door zijn vader gemaakt is, maar 
het bokketuig is door Jaap zelf gemaakt, onder leiding van zijn vader.

 

’s Zondags werd het plaatsengeld opgehaald door vader Jan, al was het wel zo dat er veel mensen een eigen plaats hadden en die betaalden eens per jaar. Deze eigen plaatsen werden op tweede Pinksterdag bij opbod verkocht door één van de kerkmeesters. ‘Ons Heer’ werd dan tijdelijk uit de kerk verwijderd. Men kon dan eens per jaar vrij praten en ……. handelen in het Godshuis. En zo kon het gebeuren dat wie het meeste geld had, de mooiste plaats kon kopen op de voorste banken. Voor de vrouw van de koster was er een eigen plaats beschikbaar, net achter de preekstoel, waar je niets kon zien. Voor die eigen plaatsen maakte men thuis altijd een eigen kerkkussentje en borduurde daar dan de familienaam op, zodat het herkenbaar was. Op zondagmorgen bracht vader Jan altijd het opgehaalde plaatsengeld mee naar huis. De kinderen moesten dat sorteren en in rolletjes van fl. 2,50 , fl. 1,00 en fl.0, 50 rollen. Op maandagmorgen ging Jan met de aktetas langs de winkeliers (wel de roomse) en voorzag hen van kleingeld. Het papiergeld wat hij dan ophaalde werd daarna op het postkantoor bij C. Luiken gestort op de rekening van de kerk.

Vrouw Stromer hier samen met haar stiefzoon 
Pater Stromer genomen voor de kerk in Hoogwoud.

 

Begrafenis

Als koster moest je bij een overlijden handmatig met een schop een graf delven. Wanneer de vorst in de grond zat was dat beslist geen makkelijke klus. Was er in een gezin een baby dood geboren, dan was er geen kerkelijke plechtigheid, maar begroef de koster de kleine ‘s avonds in ongeweide aarde, aan de rand van het kerkhof. De koffietafel na een begrafenis was meestal in het parochiehuis. Er was dan soep vooraf en daarna een broodmaaltijd, want de kerkgangers waren wel hongerig. Je moest namelijk nuchter zijn om de Communie te mogen ontvangen en dat was, vooral voor de boeren die al heel vroeg te melken gingen, niet eenvoudig. Na de begrafenis, wanneer alle mensen van het kerkhof weg waren, moest het graf weer dicht gemaakt worden en dan was een bordje soep voor koster Jan heel welkom. Maar soms was er geen soep voor hem omdat de klant alles wat over was mee naar huis nam, want “Deêr is voor betaald”. De overledene werd meestal met de koets van Galesloot uit Hoorn naar de kerk gebracht, een mooie koets getrokken door twee paarden. De paarden vonden onderdak in de paardenstallen en de koetsier werd door moeder Niele verzorgd, terwijl ze ondertussen de tafels klaarmaakte en de soep kookte. Vrouw Stromer was in die jaren altijd haar vaste hulp. Deze vrouw was een Duitse van oorsprong en was getrouwd met schoenmaker Stromer, deze was overleden en nu moest zij in haar eigen onderhoud voorzien. Zij kookte alle zondagen bij Dokter Schram in Spanbroek en op maandag deed zij de was bij de Fam. Kaijer.

Wanneer het een heel grote uitvaart betrof, moesten de kin-eren Niele met de handwagen naar Jan en Annie Dam en leenden daar de stoelen, het bestek en het servies dat ze zelf te kort kwamen. Na het eten moest alles weer schoon en wel teruggebracht worden. De kinderen verzuchten nu: ‘Zou er nog wel wat verdiend zijn aan dergelijke uitvaarten?’ In 1954 kreeg Hoogwoud zijn eigen begrafenisvereniging en werden er lange zwarte jassen aangeschaft (deze bevinden zich nu in Westwoud bij het toneel). Deze jassen werden bij Niele op de grote zolder gehangen en wie mocht ze onderhouden?…. Moeder Niele. Na de begrafenis was er koffie en een borrel, bij …… Moeder Niele.

Geboorte

Als er binnen de parochie een baby geboren was, dan werd het nog diezelfde dag gedoopt, of anders de volgende dag. Kindersterfte kwam veel voor en als het kind overleed voordat het gedoopt was, mocht het niet in geweide grond worden begraven. De koster moest zorgen dat het doopwater klaar stond en al het andere wat nodig was bij dit ritueel. De geboortekaartjes werden ook bij de fam Niele besteld. Dat ging als volgt: De jonge ouders gaven de tekst op en dan ging een van de dochters Niele naar de naaste buur, de familie Swan, want die bezaten toen al een telefoon. De drukkerij in Hoorn werd gebeld en de tekst doorgegeven en men vertrouwde er op dat de tekst duidelijk overgekomen was. De volgende dag nam de NACO-bus het pakketje mee en moest één van de dochters Niele zorgen op tijd bij de bushalte te staan om alles in ontvangst te nemen en het zo snel mogelijk bij de klant bezorgen.

Wanneer de kinderen hun Eerste Heilige Communie deden of de Plechtige Heilige Communie, dan werden er bij Niele voor het raam allerlei mooie dingen uitgestald die met dit feest cadeau konden worden gegeven zoals: een kinderkerkboek, een wijwaterbakje, een rozenkrans met of zonder dopje en niet te vergeten een dejeuneetje. Lang voor het grote feest vergaapten de kinderen zich eraan als zij op weg naar school waren.

Door het jaar heen kon je bij Niele ook kaarsen en de grote en de kleine catechismus kopen. Bidprentjes, ook wel herinneringsplaatjes genaamd, werden na het overlijden van een dierbare bij de familie Niele besteld.

Voetbalvereniging Grasshoppers

Na de oorlog deed het parochiehuis ook dienst als vergaderzaal, kantine, kleedkamer en waslokaal voor de voetbalclub Grasshoppers. Op zondagmiddag, tijdens de rust, moest er thee voor de spelers zijn. Na de wedstrijd werden de knieën en handen bij de kraan gewassen. Daarna ging men nog even wat drinken aan de bar, om daarna zo snel mogelijk naar het café op de hoek te gaan. De fam. Niele moest dan de hele zaal van alle modder ontdoen, want op maandagmorgen was er weer school voor de kleuters, dus moest alles weer schoon zijn. De fam. Niele kon in het weekend de was drogen op de ruime schoolzolder, maar moest er wel voor zorgen dat daar op maandagmorgen niets meer van te zien was.

Multifunctioneel

Ook de Boerenleenbank vond in het begin van zijn bestaan onderdak in het parochiehuis, tot het verplaatst werd naar het huis van de hoofdonderwijzer, meester Wegdam. Op zondagmorgen was er uitleen van boeken. Deze kwamen van de katholieke bibliotheek uit Hoorn. Diverse vergaderingen en bijeenkomsten van het K.V.G. (Katholiek Vrouwen Gilde) en van andere verenigingen vonden ook plaats in de zaal van het parochiehuis. Na de oorlog werd er ook naai- en kniples gegeven door een Juffrouw Romein. In twintig lessen kon je leren naaien. Cisca Stam-Kamps heeft daar het naaivak geleerd want niet iedereen had een fiets om de naaischool in Spanbroek te bezoeken. Als patronaatsgebouw was het van 1945 tot 1955 in gebruik. De jeugd (jongens) konden daar op de zondagen biljarten, kaarten en sjoelen. De gidsen hebben ook een onderkomen gehad op de zolder van de paardenstallen, dat was in 1950 nadat ze de kosten hiervoor zelf bij elkaar hadden gezongen. Door een operette op te voeren met daarbij een grote verloting kon er worden gebouwd boven de paardenstallen.

E.H.B.O. cursussen zijn er ook gegeven in de zaal, je kunt misschien eerder bedenken wat er niet is geweest daar in dat pand aan de Herenweg. De kerkkoren repeteerden wekelijks in het gebouw. Voor de verkiezingen uit konden de K.V.P.-ers zondags na de Heilige Mis hun stem uitbrengen voor een groslijst, men noemde dat groslijststemmen. Tijdens de grote restauratie van het kerkgebouw in 1985 zijn er huwelijken gesloten en waren er ook uitvaartdiensten.

De schoenmakerij

Dit onderdeel mag niet onderbelicht blijven, want het bewerken van leer was tenslotte Jan Niele zijn vak. Men droeg in die jaren heel vaak klompsokken. Deze werden door Jan Niele zelf gemaakt. Elke maandag werden bij de klanten de kapotte schoenen opgehaald. Op zaterdag werden die weer thuisbezorgd. Deze werden dan zo nodig van hakken of zolen voorzien en daarna glanzend gepoetst door de zussen Niele.

Wanneer de schoenen dan blinkend op de toonbank stonden, hield één van de kinderen een paar omhoog en vroeg dan: ‘Vader, wat moet dit kosten?’ Vader Jan vroeg dan: ‘Van wie benne ze?’ en dan werd er een naam genoemd. Vader zei dan vaak: ‘O, voor die arme drommel, doen maar drie kwartjes.’ En zo gingen dan de gerepareerde schoenen de zaak uit zonder dat er altijd genoeg aan verdiend was.

Deze veelzijdige man was ook touwslager. In de jaren dat de boeren nog het losse hooi van het land naar de berg brachten, was touw een belangrijk onderdeel om deze klus te klaren. Het touw werd als een strop om het hooi gedaan zodat het naar de hooiberg kon worden gehesen. Dat touw brak nogal eens en dan moest Jan er aan te pas komen om met een stuk nieuw touw de boel weer op gang te helpen. Dus als het bij de boeren hooitijd was, dan was het dat bij Jan ook.

Einde

Aan het drukke leven van de fam. Niele kwam in 1962 een einde. Ze kochten het huisje naast hun eigen woning, Herenweg 10 en gingen daar rustig wonen. Martien begon in de Burg. Hoogenboomlaan 50 een schoenenwinkel en deed daar ook de schoenreparaties.

Moeder Nelie Niele-Beemster overleed op 26 januari 1975. Bij het overlijden van Nelie Beemster spreekt hun huisdokter Wayon zijn bewondering voor haar uit: ‘Ik kom nu al zo veel jaren hier over huis, maar nooit heb ik geweten dat het een tweede huwelijk was en zij niet de eigen moeder van de kinderen was’. De kinderen zeggen dan ook: ‘Zij was wel als een eigen moeder voor ons’. Na haar overlijden is vader Jan naar Zandhove in Spanbroek gegaan en is daar op 13 mei 1979 overleden.

Jan Niele, de man met de vele beroepen.

 

Met dank aan de fam. Niele, Jacob de Jong en vele anderen voor alle informatie.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall