Graaf Willem II
Een pion op het schaakbord van een Roomse paus en een Duitse keizer
Door Sierd van Randen
Onderstaand artikel is een reactie van docent geschiedenis van Randen uit Obdam op verhalen in het Noordhollands Dagblad. Daarin werd Graaf Willem II de machtigste man van Europa genoemd toen hij op 28 januari 1256 bij Hoogwoud sneuvelde. Van Randen beargumenteert waarom dit volgens hem een volledig onjuiste weergave van de feiten is.
Zegel graaf Willem II.
Hoe zit het nu? Van 1216 tot 1268 werd de geschiedenis van Italië en Duitsland overheerst door de strijd tussen de pausen en de keizerlijke familie. Wie was de machtigste man van Europa? De paus of de keizer? Belangrijk was wie Italië beheerste. Tijdens het keizerschap van Frederik II van 1215 tot zijn dood in 1250 was dat duidelijk Frederik. Hij was absoluut heerser over Napels en Sicilië (dat was zijn machtsbasis, hij heerste over de Noord-Italiaanse steden) en hij hield gedurende lange tijd de Kerkelijke Staat (van de paus) bezet. De paus voelde zich hierdoor in Rome ingesloten en gebruikte zijn macht om hieraan een eind te maken.
Hoewel er al eerder grootscheepse spanningen en strijd waren geweest, brak het conflict in 1239 in alle hevigheid los. De paus doet Frederik II ‘in de ban’, verklaart zijn keizerschap vervallen, beschrijft hem als de antichrist van het boek ‘Openbaring’ en roept alle goede christenen op zich tegen deze ketterse keizer te verzetten. Met name in Italië leidt dit tot een ware pamflettenoorlog. In het kader van zijn strijd tegen Frederik II slaagt paus Innocentius IV er in om in 1246 in Duitsland een tegenkoning te kiezen, een zekere landgraaf Hendrik van Thüringen. Deze tegenkoning levert dan slag met Koenraad IV, die toen al namens zijn vader Frederik II Duitsland bestuurde. Dankzij het pauselijk goed kon Hendrik weliswaar grote delen van het leger van Koenraad IV laten overlopen en kon hij ook de slag winnen, maar enige maanden later stierf hij.
Nu komen we uit bij Willem II. In 1427 doet paus Innocentius IV opnieuw een poging een tegenkoning te laten kiezen. De aartsbisschop van Keulen belegt hiertoe een conferentie, nodigt alle Duitse vorsten (hertogen, graven, bisschoppen) hierbij uit, maar het merendeel van de Duitse vorsten, zeker de belangrijke, legt die uitnodiging naast zich neer. Alleen in het westelijk deel van Duitsland blijkt de pauselijke partij enige aanhang te hebben en zo verschijnen onder andere de machtige hertog van Brabant, Hendrik II en zijn jonge neef Willem II, graaf van Holland. Deze Hendrik II schuift dan zijn jonge neef naar voren en deze wordt tot tegenkoning gekozen door de pauselijke partij.
In het boek ‘Oorsprong en geschiedenis van de Hollanders’(Elsevier, 1982) wordt hierover treffend gezegd: ‘Een hele eer voor een eenvoudige Hollandse graaf, al had hij waarschijnlijk juist aan zijn betrekkelijk onaanzienlijke status zijn verkiezing te danken’.
Inderdaad, ook al wilde men de paus ter wille zijn en een tegenkoning kiezen, te machtig mocht hij natuurlijk ook niet zijn. In plaats van Willem II Rooms-koning te noemen, noem ik Willem dan ook liever een tegenkoning of een kroonpretendent. Duidelijk is echter wel dat hij slechts een pion is op het schaakbord, bespeeld door paus Innocentius IV enerzijds en Frederik II (en na zijn dood zoon Koenraad IV) anderzijds.
Hoewel Willem II slechts begint als pion van de paus, door weinigen in Duitsland gesteund, bouwt hij wel langzaam maar zeker een bepaalde machtspositie op. In 1248 weet hij Aken in te nemen. Hier laat hij zich kronen. In 1254 sterven paus Innocentius IV en Koenraad IV. De Duitse vorsten kunnen geen overeenstemming bereiken over de opvolger van Koenraad IV; er wordt dus geen nieuwe koning gekozen. Er ontstond een soort machtsvacuüm. De zoon van Koenraad IV, Koenradin, is pas twee jaar en de halfbroer van Koenraad IV, Manfred, neemt alleen het koningsschap van Napels en Sicilië van hem over. Toch gaat de strijd in Italië door tussen deze Manfred en de nieuwe paus Alexander IV.
Als je iemand de machtigste man van die tijd kunt noemen, is dat mijns inziens de paus, in dit geval dus Alexander IV. Het is ook deze Alexander IV, die bedenkt dat Willem II naar Rome moet komen, zodat hij hem tot keizer kan kronen. Willem II zou, als hij tot keizer was gekroond, dus een pauselijke paladijn zijn gebleven, die in de grote steden van Duitsland niet zou zijn geaccepteerd.
Ruim 26 jaar na zijn sneuvelen op het ijs van de Berkmeer zorgde Floris de Vijfde
ervoor dat het lijk van zijn vader, Willem II, graaf van Holland, in het koor
van de toenmalige Abdijkerk te Middelburg een laatste rustplaats kreeg.
Wat hij had kunnen presteren, als hij bijvoorbeeld twintig jaar lang, met steun van de paus, keizer had kunnen zijn, daar heb ik als geschiedenisleraar geen oordeel over. Maar hij had niet zo stom moeten zijn om uitgerekend over de gevaarlijke voorkant van de Berkmeer naar Hoogwoud te willen gaan.
Illustraties met toestemming overgenomen uit:
West-Friesland Oud & Nieuw 2006.