Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Scheurplicht en dorskas

Door Cees Modder

Vóór de tweede wereldoorlog werd er in Hoogwoud en omgeving weinig graan verbouwd. In de oorlog werd door de bezetter echter een scheurplicht opgelegd. Grasland moest geploegd worden om meer bouwland te krijgen voor de voedselproductie. Voor boeren die niet erg van landbouw hielden, was graan gemakkelijk te verbouwen en het was bovendien goed te ruilen voor andere producten. Dus werd op veel gescheurd grasland graan verbouwd.

Het dorsen van het graan werd hier in de buurt gedaan door Louw Klomp van de Gouwe. De graanschelven van verschillende boeren werden daarvoor op het grootste boerenerf bij elkaar gezet. Klomp hoefde daardoor niet steeds zijn machines te verkassen en er was steeds volk genoeg om bij het dorsen te helpen. Ook in de polders was hij vaak aan het dorsen. Dat kon daar later gebeuren, omdat men het graan in grote schuren kon opslaan. Het dorsen gebeurde daar ook binnen. Het voordeel daarvan was dat je niet zo afhankelijk was van het weer, het nadeel was dat er ontzettend veel stof moest worden gehapt.

Op de Gouwe voor de boerderij van nu Cor Slagter, "Het Oude Nest".

Als de dorskas onderweg was, kon je hem al van ver horen aankomen. Alle machines, inclusief de tractor liepen vroeger op ijzeren wielen. Als dat over een klinkerweg reed, maakte dat aardig wat lawaai. De foto bij dit artikel is van na de oorlog, we zien daarop de tractor op luchtbanden, maar verder rijdt alles nog op ijzer. Klomp had zelf twee man mee om de dorskas te plaatsen en alles goed recht neer te zetten. Dat moest heel secuur gebeuren, want de aandrijfriemen van de tractor naar de dorskas en van de kas naar de pers, mochten er natuurlijk niet aflopen. Alle machines stonden dan ook behoorlijk vast. De tractor, maar ook de kas en de pers, werden horizontaal gesteld met houten klossen onder de wielen. Daarnaast gebruikte men een soort wielklemmen van hout en ijzer om de boel niet te laten verschuiven. Als alles goed stond, kon de boel gaan draaien. Er stonden dan twee mannen op de graanschelf, één om de schoven (bossen) op de kast te werpen en één om de schoven naar de werper te gooien. Op de kas stond meestal één man om met een mes de banden van de schoven los te snijden en daarna de schoven zo verspreid mogelijk in de kas te gooien. Als het niet lekker liep, moest daar nog een man bij. Tussen de tractor en de kas kwam het graan tevoorschijn. Het werd opgevangen in jute zakken en gewogen tot er 50 kilo per zak in zat. Dit werd meestal door drie mannen gedaan, want behalve het wegen en het dichtknopen van zakken, moesten de zware zakken op de schouders worden gezet en naar binnen gebracht. Dat was flink sjouwen geblazen en een man extra was dan ook altijd welkom. Verder was er een man nodig om het kaf, dat uit de kas werd geblazen, weg te halen voor de hoop te groot werd. Kaf was een afvalproduct dat nog kon worden gebruikt in kippenhokken. De kippen schraapten er graag in, op zoek naar wat eetbaars. Alleen het kaf van de haver werd apart gehouden. Het werd gebruikt als vulling voor beddentijken. Daar kon je prima op slapen. De eigenaar van de partij graan had natuurlijk de eerste keus, de rest werd vaak door buren opgehaald.

Bij Pieter Grootes. V.l.n.r. Jan Mol, Piet de Beurs,
Aat Grootes, Jacog Grootes en Anno Scholten.

Louw Klomp had in de oorlog een touwpers. Het voordeel hiervan was dat de strobalen, kant en klaar in touw gebonden uit de pers kwamen. Tijdens de oorlog moest hij zijn dorskas vaak met kunst en vliegwerk draaiende houden. Er was een groot gebrek aan brandstof. Hij bracht de kas dan nog wel met de tractor op het erf, maar voor de aandrijving gebruikte hij een elektromotor van 30 PK. Stroom kreeg hij via het hoofdnet. De man die dat voor elkaar maakte, was Jan de Vries, elektricien uit Hoogwoud. Deze man was lid van de NSB en was in het laatste oorlogsjaar ook nog burgemeester van Hoogwoud. Er moest in die tijd ’s nachts wacht worden gehouden om diefstal van apparatuur te voorkomen.

Aat Grootes.

 

De Vries wist vrij goed hoe de vlag erbij hing in zijn gemeente. Hij zei dan bijvoorbeeld tegen de boer op wiens erf werd gedorst: “Die onderduiker die jij hebt, kan wel wacht lopen vannacht en die bij je buurman zit, kan daarbij helpen. Ik zal het hem zelf wel even zeggen.” Tijdens het draaien van de elektromotor kregen de huizen in de buurt weinig of geen stroom. Later in de oorlog werden de machines aangedreven door een antracietgasgenerator. Daar zat veel werk aan, maar er kon gedorst worden.

Na de oorlog kwam er een draadpers. Hierin werd het stro met ijzerdraad bijeen geknoopt. Het voordeel hiervan was, dat de balen meer in elkaar werden geperst. Er was voor het opslaan van stro dus minder ruimte nodig. Het nadeel was, dat de balen zwaarder waren. Bij die pers stonden de twee mannen van Klomp om de ijzerdraden te steken en te knopen, zodat het stro in balen uit de pers kwam. Ze kwamen er mooi op rug hoogte uit. Dus: een baal op je rug en sjouwen maar. Meestal moesten ze naar een zolder worden gebracht. Je moest dan met die baal op je rug via een ladder of trap omhoog, waar anderen klaarstonden om ze verder te brengen. Voor de andere boeren met graan op het erf werden de balen direct op de wagen geladen. Dat was een gewone boerenkar of een driewielige kar met een raamwerk er op, om het oppervlak wat groter te maken, zodat er meer tegelijk kon worden vervoerd. Als er geen wagens genoeg waren werden de balen zolang op het erf gezet.

Louw Klomp hield de hele boel in de gaten. Hij smeerde de assen, keek de aandrijfriemen na en herstelde die als het nodig was. Dat kwam nogal eens voor, want door de oorlog was de kwaliteit van de onderdelen niet zo goed meer. Ook hield Klomp de kinderen in de gaten, die altijd om de kas heen zwierven en in het stro of het kaf speelden. Die probeerden ook de muizen te vangen die in groten getale rond renden als de schelven bijna tot de grond waren verwerkt. De muizen moesten natuurlijk niet in huis komen. Het graan was om brood mee te bakken, niet om muizen mee te voeren. Kinderen mochten vooral niet onder of te dicht bij de aandrijfriemen komen, want deze waren niet beveiligd.

De vrouwen zorgden op die dagen voor koffie, thee en eten. Ook controleerden ze de graanzakken op muizengaatjes. Als die werden gevonden, moesten ze eerst worden gestopt. Soms waren er wel drie vrouwen tegelijk mee bezig. Het waren al met al heel drukke dagen, maar ook dagen met veel gezelligheid. En het was altijd mooi weer.

Informatie voor dit artikel werd verkregen van Aat Grootes en Johan Klomp.

Beeldmateriaal: Cees Modder.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall