Het lied van de ezel en de molen
Door Cees Modder
In 1993 maakte de Culturele Werkgroep Aartswoud de tentoonstelling ‘Van Lastdrager tot Eendracht’. We deden toen een oproep om spullen en foto’s van de Boekel, Kerkelaan of zoals het nu heet de Burgemeester Hoogenboomlaan in te brengen. Ik kreeg toen bezoek van de heer Cor Potgiesser. Hij had een paar foto’s bij zich, maar hij begon ook te vertellen over het werk dat in een meelmolen werd gedaan. En hij zong een liedje uit zijn kinderjaren dat met die werkzaamheden te maken had. Ik vroeg of hij dat voor mij wilde opschrijven. Zijn antwoord was: ‘Als je de tekst wilt hebben, ga dan zelf maar schrijven’. Dus Cor Potgiesser dicteerde en ik schreef het op.
Wie was Cor Potgiesser?
Cor Potgiesser werd op 29 april 1908 geboren te Ilpendam. Op zesjarige leeftijd verhuisde het gezin naar ‘t Zand waar ze maar één jaar woonden. Ze vertrokken naar de Zijpe waar de Potgiessers een vijftal jaren boerden. Vervolgens woonden ze in de Bergermeer. Hier bleven ze acht jaar. Vanuit de Bergermeer ging het gezin naar de Noordervaart in de Schermer, waar ze twaalf jaar woonden. Waarom werd er zo vaak verhuisd? Vader was pachtboer en een pachtboer had vroeger weinig rechten. Als je goed boerde en je verdiende wat, dan werd door veel verpachters de pacht verhoogd. Weigerde je dat, dan kon je een andere boerderij zoeken en moest je in de maand mei vertrekken. Dan moest je op zoek naar een andere boerderij. Meestal kwam je weer in een andere omgeving terecht en moest je daar maar weer zien hoe je de eindjes aan elkaar knoopte.
Aan de Noordervaart overleed vader Potgiesser. Cor was toen 33 jaar, maar hij mocht de pacht niet overnemen. Het was crisistijd en dus ook verschrikkelijk moeilijk om ergens anders opnieuw te beginnen. Vanaf de Noordervaart gingen Cor en zijn moeder naar Hoogwoud. Ze kwamen in de kosterswoning van de Hervormde kerk te wonen. De kerk had de woning echter snel weer nodig als kosterswoning, dus moesten ze weer verhuizen. Ze vertrokken naar de Gouw en later naar de Burgemeester Hoogeboomlaan. In de tijd dat Cor in Hoogwoud woonde, werkte hij eerst bij zijn zwager Willem Rooker aan de Koningspade. Ook is hij seizoenarbeider geweest in de Wieringermeer. Hij werkte bij de foerage- en steenkoolhandel van Bos in de voormalige meelmolen de Lastdrager, vervolgens bij Boots en tenslotte nog bij aannemer Kuijpers.
Op 25 september 2003 overleed Cor Potgiesser in het verzorgingshuis Zandhove te Spanbroek. Hij werd 95 jaar.
Het lied
Wat moest een ezel bij een molen? Vroeger hadden molens ‘windrecht’. Ze stonden dus vrij en lagen meestal aan open water voor aan- en afvoer van graan, meel enzovoorts. Om de spullen van en naar de schuit te brengen werd vaak een ezel gebruikt. Die beesten waren vrij sterk en goedkoop in onderhoud. Een molenerf was niet groot genoeg om er een paard op te houden.
Dan nu het liedje dat de heer Potgiesser rond zijn zevende jaar had geleerd:
Vriend Grauwtje scheelt je wat vandaag?
Je kijkt zo suf, je loopt zo traag,
je hebt nog nooit zo maar gebalkt
je bek nog nooit zo wijd gespalkt.
Och kind, begrijp eens wat ik al droeg!
‘t Begon vanmorgen reeds zo vroeg,
moest vijftig maal wel achteréén
met zakken naar de molen heen.
En had ik niet eens onderweg
wat groen gerukt van struik of heg,
‘k had niets nog in mijn maag gehad
maar och, wat geeft zo’n blad of wat.
Elk weet, ik ben geen gulzigaard,
ben ik mijn eten dan niet waard?
Wel Grauwtje, ‘k haal gauw wat voer,
want hongerig werken, da’s een toer.
En vader zegt ons ied’re dag
dat wie werkt ook eten mag.
Och kind je doet me groot plezier,
jij hebt wat over voor een dier
Klim aanstonds maar eens op m’n rug
dan zal ik je dragen, O zo vlug!
Bronnen: Cor Potgiesser en Agaath Keeman-Rooker.
Cor Potgiesser op de maaimachine.