Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Meisje voor dag en nacht

Door Niek Dekker

Voor de tweede wereldoorlog gingen maar weinig kinderen in een dorp na de lagere school naar vervolgonderwijs. De jongens gingen meestal bij vader in het bedrijf werken, de meisjes bij moeder in de huishouding. Als hun arbeid thuis niet nodig was, gingen ze werken bij een van de bedrijfjes uit de buurt of in de huishouding van andere gezinnen. Wat ze daar verdienden verdween thuis in de huishoudpot. Hieronder het verhaal van een van die meisjes.

Stelt u zich het volgende voor. Het is februari 1935 en in Hoogwoud werd een meisje van nog geen dertien jaar door haar ouders uitbesteed bij een boer, die woonde in Haringhuizen, op zo’n 14 kilometer afstand van haar ouderlijk huis. Hij kwam haar ophalen met paard en wagen, haar fiets ging mee. Ze ging werken in een gezin met drie zoons en een dochter. De boer had niet zo’n groot bedrijf. Hij melkte ruim twintig koeien, alle melk ging naar de fabriek in Haringhuizen. Er was een paard voor het trekwerk, nog geen tractor. De boer had één knecht in vaste dienst. Deze Jan Mulder was getrouwd met Bets van Duin. Ze woonden in een arbeidershuisje dat eigendom was van de boer. Hij verdiende f 12,- per week plus een paar liter melk. Het meisje werkte zeven dagen per week, ook op zondag dus. Ze mocht dan wel ’s morgens naar de kerk. Eens in de drie weken mocht ze op zondagmorgen op de fiets naar huis in Hoogwoud, voor de avond moest ze weer terug zijn. Ze hoefde niet iedere dag te melken, meestal om en om met de knecht. Als ze moest melken stond ze ’s morgens om half vijf op. Over haar jurk deed ze een blauwe kielejurk aan, een soort overall. In het donker zat ze dan onder de koeien. Ze werkte de rest van de dag in en om de boerderij tot er ’s middags om vier uur weer moest worden gemolken. Na het melken moesten melkbussen en -emmers worden schoongeboend. Een enkele keer kwam er bericht van de melkfabriek dat het niet goed was gedaan, dan kreeg ze van de boer op haar kop.  Na het schoonmaken volgde het avondeten.

Schoonmaak

Regelmatig moesten rond de boerderij de straten worden geschrobd en de gele steentjes met zand worden ingedweild. Er was geen waterleiding. Drinkwater werd met een emmertje (aker) aan een touw uit de regenput gehaald. Deze put stond los van het huis, het water van de dakgoten werd er naar toe geleid. In huis moest er dagelijks worden schoongemaakt. De kamers werden geveegd met een bezem. Daarna moest er worden gewacht tot het stof was neergedaald en kon er worden afgenomen. In het voorjaar was er de ‘grote schoonmaak’. Dan ging alles wat los hing of stond naar buiten om te worden gelucht en schoongemaakt. De kasten gingen leeg en de stromatrassen werden opnieuw gevuld. Op de stromatras lag een zogenaamd schudmatras, dat was gevuld met kapok of doppen van bonen.

De boerderij aan de Hogebierenweg, die Klaver in 1924 kocht van P. van der Oord.
Foto: Cees Modder.

 

De boerin was de baas in huis. In tegenstelling tot haar man was ze niet erg aardig voor haar ‘meid’. Ze ging vaak ’s morgens naar de katholieke kerk in Schagen. Daarna ging ze koffiedrinken bij vriendinnen en kwam tegen de middag weer thuis. Het meisje moest dan het huis aan kant hebben, anders zwaaide er wat.

In die tijd vergde de was heel veel uren werk. Wasmachines waren er niet en de kleding werd vaak lang gedragen, soms wel een maand. Al op vrijdag werd de was in de week gezet, op zaterdag ging het in een wasketel op een open houtvuur aan het eind van de koegang. Op zondag kon de was lekker broeien, op maandag werd het uitgewassen in een houten kuip waarop een raderwerk was bevestigd. Die dreef een mechaniek aan die de was heen en weer deed bewegen. Aan het raderwerk zat een stok bevestigd die met handkracht heen en weer moest worden bewogen om het aan te drijven. Dit hoorde ook tot het werk van het meisje. Daarna moest de was worden opgehangen en de witte was op het ‘bleekveld’ uitgespreid.

 

Boekweitpap

Het meisje sliep in een bedstee die in de hooiberg in het vierkant van de boerderij was gebouwd. De deurtjes kwamen uit in de koegang. De bedstee was daardoor heerlijk warm en droog. Wel waren er altijd ‘hooiluizen’ die over je lijf kriebelden, maar die deden verder niks, het was het zaad van het hooi. Ook was het even wennen om in te slapen als in de winter achter de bedsteedeurtjes de koeien stonden te loeien, te pissen en te schijten. Het meisje moest ook koken, dat gebeurde in een flinke ketel die boven een houtvuur hing, onder een schoorsteen, in het stalgedeelte waar het kleinvee stond. ’s Morgens werd er pap gegeten. Tussen de middag was er een warme maaltijd. Meestal aardappelen, soms met vlees, verder stoofpeertjes, erwten en bonen. Ze herinnert zich geen moestuin bij de boerderij. Als toetje was er weer pap van roggemeel of havermout en af en toe custardpudding. Op vrijdag was er in ieder geval geen vlees, dan was het een katholieke vastendag. De maaltijd bestond dan vaak uit een dikke, snijdbare boekweitpap. Een keer per jaar was er een feestmaaltijd. Na de jaarlijkse slacht in het najaar was er ‘ketelkost’, een ratjetoe van grote stukken vlees, aardappelen, bonen en groente, waar een hele week van werd gegeten. ’s Avonds werd er meestal brood met kaas gegeten, met een beker melk erbij. Het meisje mocht in de woonkamer bij het gezin eten, maar niet bij hen aan dezelfde tafel. Daaraan zaten de boer, de boerin, hun zoon en hun drie dochters, die nog op de lagere school zaten. Na het eten las ze nog wat in een krant of boek en ging rond acht uur weer naar bed.

Het meisje had voor een deel ook de zorg voor de kinderen. Ze hielp ze met aankleden en paste op ze als de boerin van huis was. Het werk viel haar vaak zwaar en soms had ze zoveel heimwee, dat ze op de mesthoop achter de boerderij ging staan. Op die plek kon ze, bij helder weer, nog net de spits van de Hoogwouder kerk zien. Het leukste dat ze zich herinnert, was het feest op de boerderij als in Schagen de Paasveetentoonstelling was. Dan kwam de familie van de boer en boerin op visite. Dan werd letterlijk en figuurlijk alles uit de kast gehaald om het iedereen naar de zin te maken.

Werkhuisjes

Het meisje uit ons verhaal is Jans Commandeur, in 1922 geboren in Burgerbrug. Ze was de jongste in het gezin van Kees Commandeur en Afie Schilder (zie uitgave 2006). Haar vader had een bakkerszaak in Burgerbrug. Kort na haar geboorte vertrokken ze uit het dorp. Vader had zich ingezet om er een katholieke lagere school te krijgen. Toen die er kwam, verloor hij zijn protestantse klanten en was de zaak niet langer rendabel. Jans was 12 jaar oud toen ze van de lagere school kwam. Haar ouders hadden niet lang daarvoor een kruidenierswinkel in Hoogwoud geopend. De inkomsten waren niet toereikend om het gezin van vijf kinderen te onderhouden. Vader verdiende wat bij door zich regelmatig als boerenknecht te verhuren. Alle kinderen moesten na het lager onderwijs direct aan het werk om ook een bijdrage aan het gezinsinkomen te leveren. Moeder en een van de dochters werkten in de winkel, de anderen hadden werk buiten de deur.

Jans ging werken bij Klaas Klaver die boerde op de Louisahoeve aan de Hogebierenweg bij Schagen. Hij was geboren in Hoogwoud waar zijn vader een boerderij had (waar nu de weduwe van Cor Klaver woont). Hij was getrouwd met Marie Neefjes uit Nibbixwoud. Ze zochten een meisje voor dag en nacht, die de boerin kon helpen in de huishouding en de boer met melken en schoonmaakwerkzaamheden. Jans had al ervaring opgedaan met werken op een boerderij. Ze kwam graag op de boerderij van Jaap Groot (nu Dirk Klaver aan de Herenweg). Ze vond het er gezellig, er was altijd van alles te doen. Daarom had ze al jong leren melken, wat haar nu goed van pas kwam. Huishoudelijk werk en schoonmaken had ze al van haar moeder en zussen geleerd. Jans Commandeur heeft één jaar bij Klaver gewerkt. Naast kost en inwoning verdiende ze er 2,50 gulden per week (1,14 euro). Na dat jaar ging ze weer thuis wonen en had verschillende ‘werkhuisjes’, waar ze voor één dag ging schoonmaken. Daarmee verdiende ze 1 gulden per dag (0,45 euro) Ze vond het vaak zwaar werk, vooral het afnemen van plafonds. ‘Toen was dat gewoon’, zegt ze, ‘mijn vriendinnen moesten na de lagere school ook allemaal aan het werk, maar ik ben blij dat mijn dochters het niet meer hoefden’.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall