Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Piet Langedijk

Een gedreven protestantse boer

Deel I

Door Martien Hoogland

Piet Langedijk werd op 5 juli 1905 geboren aan de Winkeler Langereis, hoek Winkelerweg als zoon van bakker Klaas Langedijk. Piet wilde boer worden en leerde het vak bij de bekende Rein Kuiper aan de Langereis 6 (nu John Klaver, zie ook uitgave 2008; Het verhaal van Antje Kuiper-Glas). Na zijn trouwen in 1929 vestigde Piet zich op een gemengd bedrijf aan de Gouwe, dat hij door hard werken uitbouwde. Piet bekleedde in Hoogwoud vele maatschappelijke functies. Hij was bekend als Piet ‘Puur Natuur’ bij de Bullestiek, zat jaren in het bestuur van de boerenleenbank en was omstreeks 1970 wethouder voor Gemeentebelangen. Misschien wel het bekendst was hij in de jaren zestig als strijder voor het behoud van de protestantse gemeenschap.

Antje Glas en Piet Langedijk.

 

Te Werk

Vader Langedijk had een drukke bakkerij maar Piet hield al vroeg van het boerenbedrijf. Op negenjarige leeftijd leerde hij melken bij een buurman. Piet maakte zelf een melkblok, waarop hij onder de koe kon zitten. Piet zat op de openbare lagere school in Winkel, hoewel er ook een school was aan de Opmeerder kant van de Langereis. Deze lag net even verder.

Na het verlaten van de lagere school in 1917 ging Piet werken bij K. Hartog, een boer, bouwer en veehandelaar aan de Langereis. Werkdagen liepen van zes uur ’s ochtends tot zes uur ‘s avonds, het eerste jaar voor tien cent per uur en het tweede jaar voor 15 cent. Piet bleef er twee jaar. Op veertienjarige leeftijd ging hij naar Rein Kuiper, waar hij negen jaar zou blijven. Piet verdiende de eerste zeven jaar 25 cent per uur, en de laatste twee jaar dertig cent. Voor een werkweek van 83 uur kwam het loon uit op 24 gulden en 90 cent, herinnerde Piet zich. Kuiper huurde een bedrijf met dertig hectare land van het Maagdenhuis uit Amsterdam. Ook zijn vader zat al op deze plaats, terwijl zijn broer op Terdiek boerde. Het Maagdenhuis bezat diverse boerderijen in deze omgeving, zoals op Terdiek en in Obdam. De rentmeester kwam eens per jaar kijken en dan werd het bedrijf netjes aan kant gemaakt. Er werden schelpen in de groep gelegd, terwijl de ploeg keurig gepoetst in de dars stond. De huur zou niet zo hoog zijn omdat de instelling wilde dat de boerderij goed beheerd zou worden. Andere bezitters verhuurden aan de hoogste bieder, waardoor sommige boerderijen ‘huurpaarden’ werden volgens Piet, met elk jaar een andere huurder. Het land werd dan vaak niet onderhouden: het werd ‘een stekeleplaas’.

Genomen vanaf de Winkelerbrug. Links deel van de bakkerij en schuren van bakker Langedijk.
Op de weg koopman (voddenman) Jan van Dijk.

 

Roken mocht niet

Het bedrijf van Kuiper telde twintig hectare weiland, tien hectare bouwland, dertig koeien en honderd varkens. Drie man vast personeel deden het werk. Twee arbeiders woonden op het erf van Kuiper, voor f 1.25 aan huishuur. De dienstbode was er voor huishoudelijk werk, maar hielp ook met het schoonmaken van de melkbussen. Vrouw Kuiper hielp in de drukke tijd met melken. Kuiper was een werker en eiste dit ook van zijn personeel: ‘de zwiep ging er over’ aldus Piet. Roken mocht je bijvoorbeeld niet omdat je dan niet werkte. De meeste arbeiders gingen daarom al na een paar jaar weer weg. ‘Maar toch had Kuiper wel een goed hart’ zei Piet.

Katholiek en protestant

Kuiper stopte toen hij ongeveer vijftig jaar oud was, ook omdat hij geen personeel meer kon krijgen. Hij verhuisde naar een kleiner bedrijf. Het Maagdenhuis wilde hem graag als huurder behouden en hij kon zelfs een bewijs krijgen dat hij permanent kon blijven huren. Dit was opmerkelijk voor deze katholieke instelling omdat in deze periode het nabijgelegen klooster in Niedorp een campagne begon om katholieken te werven. Een van de kandidaat-opvolgers van Kuiper was Piet Laan van de Lage Hoek. De rentmeester koos voor een huurder met bijna volwassen kinderen, die een grotere bijdrage aan het kerkelijk leven in het klooster zou kunnen leveren, zo vertelde Piet Laan me eens.

Vader Langedijk had trouwens wel te maken met de groeiende katholieke bevolking die zich rondom het klooster vestigde. Als een protestant werd opgevolgd door een katholiek, dan koos deze voor bakker De Haan uit Hoogwoud en was Langedijk een klant kwijt.

Klaas Langedijk, vader van Piet en Jaap Langedijk,
broer van Piet aan het venten in Winkel.

 

Koeien voor de plas

Kuiper zat niet in de fok maar had toch diverse koeien die best melk gaven. Hij was zelfs de grootste leverancier van melkfabriek Lutjewinkel. Kuiper had twee stieren die het vee van de buren dekten. Rein Kuiper verkocht zijn kalveren op de donderdagse markt te Schagen. De meeste koeien hield hij over uit eigen jongvee, maar soms liet hij koeien kopen door commissionair Langedijk (geen familie) uit de Weere, die onder andere in Leeuwarden koeien kocht. Kuiper was vooral geïnteresseerd in de hoeveelheid melk (de plas) en minder in de papieren van het beest. In het najaar mestte hij zijn mindere koeien op stal met drie maal daags een schep pap en verkocht ze onder andere aan slagers uit Medemblik die aan huis kwamen. Piet bracht ze soms lopend weg. Kuiper verkocht deze niet zelf op de markt, maar ging er wel af en toe heen ‘om hoogte te halen’ aldus Piet.

Varkens voor de mest

Kuiper kocht biggen van 60 pond op de markt van Hoorn of Schagen, of van Piet Laan, een bekende fokker in de Lage Hoek. Zwartbonte biggen kocht hij in Leiden, en wel veertig tegelijk. Dit soort werd vetter dan de witte soort. Ze werden naar de Langereis gebracht door schipper M. Kind, die verder ook piepers, kool en koeien voor Kuiper transporteerde. Kuiper verkocht zijn varkens aan handelaren die aan huis kwamen, zoals A. Haringhuizen, Frits Verkerk, P. Moeyes en Beverwijk. Sommigen probeerden een lage prijs te bedingen maar Kuiper gaf nooit toe, aldus Piet. Schipper Kind bracht de gemeste varkens naar de markt te Amsterdam. Kuiper was verreweg de belangrijkste mester aan de Langereis. De varkensmest werd over het land uitgereden. Dit bleek toen buurman Jaap Kuiper vroeg of hij op Rein’s land proeven mocht doen met de kunstmest genaamd kali. De kali bleek geen resultaat te hebben omdat het land al stevig bemest was met varkens‘mis’. Grondonderzoek was er nog niet en later zou blijken dat een evenwichtige dosering belangrijk zou zijn.

Hooien

Kuiper hield twee werkpaarden en een rijpaard met een dressuurkar. De werkpaarden waren altijd ruinen en het moesten harde werkers zijn. Piet ploegde met deze paarden vaak voor tuinders. Zij moesten dan een gelijk aantal uren voor Kuiper komen werken, vooral bij het hooien (het paard werd niet gerekend). Wel moesten ze helpen als het Kuiper uitkwam, dus in de hooitijd, ongeacht of ze zelf hun piepers moesten rooien. Kuiper gebruikte de helft van zijn grasland als weide en de rest voor hooi en gras. Dit gebeurde om het jaar. Hij maaide zijn gras met een maaibalk. Poepen (seizoenarbeiders) waren er nog aan de Langereis in de tijd dat Piet op de lagere school zat, maar al nauwelijks meer toen hij bij Kuiper werkte. Het keren en wieren van het hooi gebeurde de eerste vijf jaar nog met de hand. Het gemaaide hooi, ofwel het zwad, moest je in de kop slaan en terughalen. Later kwam een boer machinaal het hooi keren en uiteindelijk kocht Kuiper zelf een zwadkeerder. Het gedroogde hooi werd geschud met een bobbyschudder en daarna op hopen geschoven met een schuiver, een vork met twintig tanden, die werd voortgetrokken door twee paarden. Was de hooihoop groot genoeg dan sloeg de schuiver over de kop. Uiteindelijk werd het hooi met de driewielde kar van het land gehaald en in de hooiberg gestoken. Kuiper had zelf een hooi-ijzer om hooibroei te meten. (Een hooi-ijzer is een lange ijzeren pen met een weerhaakje aan het eind. Die sloeg men in het hooi, draaide het een kwartslag en trok er dan wat hooi mee naar buiten. Aan dat hooi kon men zien of er teveel broei in zat).

Rosmolen

Op tien hectare bouwland verbouwde Kuiper bieten en eetaardappelen van het soort Zeeuwse Blauwe, bestemd voor een grossier uit Alkmaar. Tarwe werd machinaal gezaaid door S.Kat; geoogst werd met de zicht, waarna de kolf (einde van de halm met de korrel er nog in) op zolder werd opgeslagen. In de winter dorste Kuiper het graan met een rosmolen. De bouwers aan de Langereis lieten hun graan dorsen bij Meuleveld, een bouwer en melkrijder, met een rosmolen aangedreven door twee ketten (klein soort paard red.). De meest bouwers hadden een gemengd bedrijf met bouwland voor bieten en bonen, terwijl teelt van bollen in opkomst was. Klaas Schermer, die woonde waar nu de hoek Winkelerweg- Oude Provinciale weg is, ging met bollen naar de beurs in Haarlem, terwijl ook Koorn en Silver bollen verbouwden.

Standsverschil

Kuiper had het grootste bedrijf aan de Langereis en was ook de grootste werkgever. Slechts twee boeren hadden personeel in dienst, terwijl bouwers het meeste werk zelf deden. Bouwers waren financieel zelfstandig en kochten opzetters (koeien die ze gedurende de winter op stal hielden en voerden met afval van kool, bieten, aardappelen en dergelijke ) met eigen geld. Aan de andere kant zei Piet dat sommigen broodschulden hadden. Standsverschil zou afwezig zijn aan de Langereis. Onderscheid in kleding was er beperkt. Sieraden waren er wel, onder andere bij Kuiper, maar werden niet meer gedragen. Kuiper hield geen gastdagen. Wel kwamen zijn ouders en schoonouders bij verjaardagen om de thee, om twee of drie uur in de middag. Kuiper stopte dan een half uur voor melkerstijd met werken. De vrouw van Kuiper ging nog wel op theevisite of te gastdag. Piet bracht haar wel eens weg. Kuiper had wel een nette kamer maar een echte pronkkamer was het niet. Hij zette liever een koe in de kamer volgens Piet.

Standsverschil was er zeker wel bij de akkerbouwers in de Groet- en Waardpolder. In Winkel kwamen de Breebaarts en Vethmannen in een apart café, waar je als gewone jongen niet kwam volgens Piet. In Winkel bestond spanning tussen boeren (akkerbouwers) en de poepen, die voor hen werkten. De boeren deden zelf weinig en er zaten scherpe tussen, aldus Piet. De poepen moesten hard werken, soms zelf ‘s nachts. Deze poepen deden op zaterdagmiddag hun inkopen voor de week. Ze kochten bij particuliere bakkers en niet bij de bakkerscoöperatie die in Winkel en omgeving met wel 15 wagens brood ventte.

De directeur van de coöperatie schilderde ze daarom af als ezels. Deze coöperatie was trouwens geen echte concurrent van vader Langedijk, maar enige spanning was er wel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er broodbonnen ontvreemd van het gemeentehuis, die later bij de coöperatie opdoken. Toen vader Langedijk een keer zonder benodigde bonnen zakken meel had gekocht, wilde de gemeente hem bekeuren. Daar kwam men van terug toen Langedijk dreigde om het bovengenoemde openbaar te maken.

Piet Langedijk.

 

Naar de Gouwe

Piet kreeg verkering met Antje Glas, dochter van Marijtje Appel en Pieter Glas, die al overleden was. Antje had een voogd die echter tegen het huwelijk was omdat Piet van te geringe komaf zou zijn. Het echtpaar wachtte en trouwde toen de bruid precies 21 jaar oud was, op 25 april 1929. Piet kocht het spul van Rens Kuiper (nu woonhuis Rob Tensen van garage Glas) voor een bedrag van 12.000 gulden. Er lag 3,25 ha land bij.

Het wagenpark van de coöperatie.

 

Piet had zelf 3000 gulden gespaard maar kreeg 100% hypotheek van Kuiper. Piet begon met vier koeien en zette de bouwerij van Kuiper voort. Na ongeveer vijf jaar ging hij 4.5 ha weideland van de Hervormde kerk van Spanbroek huren. Dit was eerst in gebruik van P. Silver en Louw Schilder. Om de drie jaar werd dit land openbaar verhuurd. Piet bood meer dan Silver en Schilder en kreeg het land toegewezen. Dit leidde tot openbare verontwaardiging omdat Schilder een behoorlijk gezin had en het land hard nodig had. Piet moest zelfs onder politiebegeleiding worden weggeleid. In 1944 ging Piet wonen op een plaats met 13 ha land aan de Gouwe, die hij huurde van A. Sijp uit Lambertschaag. Het gezin Langedijk kreeg te maken met grote tegenslag. Moeder Antje was in verwachting van haar vierde kind Nel, maar kreeg tbc en overleed niet lang na de geboorte op 20 mei 1942. Antje werd tijdens haar ziekte verzorgd door haar moeder. Piet bleef achter met vier kinderen (Riet, Annie, Klaas en Nel) en hertrouwde op 23 november 1944 met Trijntje Met, die in Alkmaar een naaischool dreef. Met haar kreeg hij drie kinderen: Maartje, Marjan en Jannie. Trijntje overleed in 1959.

Stand

Schoonmoeder Marijtje Glas deed niet aan gastdagen, maar grootvader Glas nog wel. Wel kwam men bij schoonmoeder om de thee. Standshuwelijken werden nog wel gesloten aan de Gouwe. Leden van de families Glas en Slagter trouwden met elkaar en bij de partnerkeuze was het belangrijk hoeveel koeien de familie had. Tijdens bruidsdagen werden nog geschenken gegeven, maar dit waren geen luxe dingen. Sieraden werden al niet meer gedragen. Men was één op de Gouwe en de arbeidsverhoudingen waren goed volgens Piet. Arbeiders bleven vaak lang bij een boer werken en men ging kameraadschappelijk met elkaar om. Arbeiders woonden meestal zelfstandig, dus niet op het erf van de boer. Dat laatste bracht afhankelijkheid met zich mee omdat de arbeider dan altijd kon opdraven. Wel hadden diverse boeren twee arbeiders zoals Hemke, Louw Glas, Gerrit Glas en Klaas Slagter, de grootste boer van de Gouwe. Slagter had vooral melkvee maar deed ook aan vetweiderij en bracht ‘opzetters’ onder bij bouwers. Die zorgden voor de beesten in ruil voor melk, mest en misschien stalgeld. De bouwers waren van hem afhankelijk en moesten voor hem werken. Hij had een paar man personeel en deed zelf niet zoveel. Wel ging hij naar de markt. Meestal liep hij rond in het ‘knappe pak’ en met een wandelstok. Een pronkkamer had hij niet, maar wel twee rijtuigen, net zoals G. Glas. De Gouwe kende enig standsverschil maar veel minder dan aan de katholieke Herenweg, volgens Piet. Zo kende de Hervormde kerk van Hoogwoud geen armenbanken en geen openbare verhuur van plaatsen, zoals in de katholieke kerk wel het geval was. Piet noemde het voorbeeld van de katholieke tuinder Manshanden (aan de Gouwe) die een te dure plaats vóór in de kerk huurde en daardoor in financiële moeilijkheden kwam.

De boerderij die Piet kocht.

 

Geen vee met papieren

Zijn eerste koeien kocht Piet bij kennissen op de markt van Schagen of Hoorn, voor ongeveer 300 gulden het stuk. Piet ging op de fiets naar Schagen. Daar was in het begin nog een Friese handelaar actief die in het voorjaar verse (net afgekalfde koeien) verkocht. De gebroeders Langedijk uit de Weere (die ook zaken deden met Rein Kuiper) kochten in Leeuwarden ‘dikke koeien’ op bestelling voor boeren uit West-Friesland. Schagen had nog een weekmarkt, terwijl Hoorn alleen nog een voorjaars- en een najaarsmarkt had. Deze markten waren groter dan in Schagen. Soms kocht Piet koeien in Purmerend, maar dit was verder gelegen.

De bullestiek Arie Wit.

De Schager Markt.

 

Piet kocht nooit vee met papieren, net zoals zijn vroegere baas Kuiper trouwens, maar ging af op zijn eigen oordeel. Wel was hij vanaf het begin lid van de fokvereniging Aartswoud, maar dan vooral om het vetgehalte van de melk te laten controleren. Piet zat in het begin wel in het veefonds (verzekering tegen ziekte en sterfte van vee). Dat moest wel want hij had geld geleend en de leners verplichtten hem om in het fonds te gaan. Piet had weinig last van dooie koeien en het fonds heeft hem geld gekost, oordeelde hij later. Het fonds werd goed bestuurd, ook omdat er alleen gekeurd vee werd toegelaten (G. Glas was keurder). De kalveren werden in het voorjaar door handelaar J. Silver in Purmerend verkocht. Piet had daar geen tijd voor, terwijl bovendien de prijzen slecht waren. In het najaar mestte Piet zijn mindere koeien en verkocht ze in Purmerend of aan een slager. Piet kocht biggen op de zaterdagse biggenmarkt in Hoorn of van fokkers in de Weere zoals Koning of D. Klaver, die betrouwbare mensen waren. Gemeste varkens gingen naar Amsterdam en Alkmaar.

De Bullestiek

Piet gebruikte een stier van de Bullestiek (vereniging van boeren die één of meer fokstieren houden) van de Gouwe, waar Klaas Braak en Louw Glas in het bestuur zaten. Piet volgde Braak op. Aan de Gouwe waren er nauwelijks boeren met een stier, misschien K. Slagter. De stiek had twee goede stieren, die gekocht waren bij fokkers als Ruiter uit Schellinkhout of op de stierenmarkt in Alkmaar. In de tijd dat Piet in het bestuur zat (jaren vijftig) kocht men ze met papieren. Muntjewerff van de fokvereniging ging dan mee om de papieren te controleren, omdat Piet er geen verstand van had. Het aantal leden van de stiek zou afnemen door de komst van de KI (station voor kunstmatige inseminatie) in Sijbekarspel. Piet zou daar nooit lid van worden en hield het bij de stiek. Hij had als bijnaam ‘Puur Natuur’. De KI had wel betere stieren maar het drachtigheidspercentage van de bullestiek zou hoger zijn, volgens Piet. Toen Piet in het bestuur kwam, had de stiek nog twintig leden maar met de afname van het ledental werd het onderhoud van de stieren steeds duurder. Men sprak af dat men zou stoppen bij een ledental van tien. Het bezit (2 stieren en 2 ha land) zou dan onder die leden verdeeld worden die langer dan twee jaar lid waren. De stiek was de laatste uit deze omgeving en werd opgeheven in 1964. De stieren werden verkocht aan een slager uit Amsterdam, het is niet bekend naar wie het land is gegaan.

Paarden, de trots van de boer. Cor Kuiper en Piet Langedijk.

 

Eén man, één stem

Piet betrok zijn veevoer en kunstmest van de inkoopcoöperatie Ons Belang, gevestigd in molen de Lastdrager in Hoogwoud. Ons Belang bestond al in 1911, in 1914 werd het een officiële coöperatie. In het begin deed bestuurslid Klaas Braak de inkopen voor Ons Belang. Hij kocht waar het goedkoop was, zoals bij Timmerman uit Alkmaar. Bij een lage prijs kocht hij ook voorraden om deze op te slaan. Braak had volgens Piet een overheersende rol in het bestuur en ging soms eigenmachtig te werk. Maar hij deed het goed waardoor er geen oppositie was. Later werd Westerfeld directeur maar hij zou geen handelaar zijn, hij was niet hard genoeg volgens Piet. Hij bestelde het liefst bij het Centraal Bureau (de topcoöperatie) en ging niet achter koopjes aan. Ook kocht hij alleen als er besteld was door de leden. Vertegenwoordigers waren eerst Jaap Kuiper (van de Langereis) en later Boerma.

Leden waren eigenlijk verplicht om alleen bij Ons Belang te kopen. Dat gebeurde echter niet altijd en vooral later had je veel ‘nevennemers’ volgens Piet. Hij ging ze soms langs en vroeg ze hun eigen zaak te dienen: ‘des te meer je afneemt, des te goedkoper kunnen wij leveren’. Overtreders werden echter niet gestraft, want bij een boete zou je ze kwijt zijn. Een belangrijk onderwerp op de ledenvergadering was de verdeling van de winst over het ledenkapitaal en de reserve. Een minderheid pleitte voor toevoeging aan het ledenkapitaal maar vooral het bestuur was voor een behoorlijke reserve. Braak kon dit goed verdedigen en dit voorstel haalde het meestal.

Aanvankelijk was er enkelvoudig stemrecht, maar in 1938 pleitte het bestuur voor instelling van meervoudig stemrecht. Braak stond hier tegenover Piet die het enkelvoudig stemrecht verdedigde. Hij was zelf eerst een kleine agrariër en nu een grotere, maar toch zou hij dezelfde persoon zijn, niet wijzer. Het zou volgens Piet behoren te gaan om de kwaliteit van de stemmer, niet om de omvang van zijn aankoop. Het stemrecht bleef enkelvoudig, één man één stem.

Tijdens de oorlog fuseerde Ons Belang met de Volharding uit Opmeer tot de Samenwerking. Men ging voortaan de gebouwen in Opmeer gebruiken en stopte de samenwerking met molenaar Bos. Hij werd dus de dupe. Enkele leden bleven bij Bos en ik geloof dat ook Piet wel eens voer bij Bos kocht. Omstreeks 1960 ging de Samenwerking op in Overnoord dat gevestigd was in Hoorn.

Foto’s: Cees Modder en Fam. Langedijk

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall