Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Bodediensten en vrachtvervoer

Door Bep de Haan-Appel

We nemen u mee naar een tijd waarin er nog bodediensten, vrachtrijders en kolenboeren bestonden. Zij bepaalden ooit het straatbeeld samen met andere middenstanders die dagelijks de mensen in de dorpen bezochten en hun diensten aanboden of hun waar aanprezen. Wij prijzen ons gelukkig dat wij nog mensen hebben gevonden die willen en kunnen vertellen over die vervlogen tijd.

Deel 3

Piet Oudejans

Vrachtrijder en kolenboer

Piet Oudejans nam in 1925 de bodedienst van Dirk Rood over. Hij werd een bekende verschijning in het dorp met zijn paardenkar waarmee hij tot 1958 reed. Daarna verzorgde hij met een gemotoriseerd voertuig twee dagen per week een bodedienst op Hoorn. Hiervan kon hij niet leven, de rest van de week was hij werkzaam als kolen- en later ook als olieboer. Oudejans stopte pas toen hij voor A.O.W. in aanmerking kwam.

 

Piet Oudejans met zijn unieke vervoermiddel. Duidelijk is te zien dat reclame ook
toen belangrijk was en iets opleverde voor de vervoerder.

 

Piet Oudejans (geb. 29 juli 1901) en zijn vrouw Alie Smit (geb. 27 augustus 1900) zochten in hun verkeringstijd naar een mogelijkheid om een eigen zaak te beginnen. Beiden hadden hun jeugd in De Beemster doorgebracht en wilden trouwen. In het jaar 1925 ging hun wens in vervulling toen de bodedienst met woonhuis van de heer Dirk Rood te koop werd aangeboden. Deze woning met stalling voor de wagen en een klein boetje (schuurtje red.) voor het paard was gelegen aan het Noordeinde in Hoogwoud . De naaste buren daar waren aan de rechter kant de kruidenierswinkel van de familie Smit en aan de linker kant de Fam.Koenis (nu staat daar de garage van de fam. Kooi) en aan de overkant de boerderij van Gerard Rooker die in mei 1968 door brand verloren is gegaan. Waar jarenlang een trotse boerderij stond ziet men nu de bungalow Herenweg 70. Nadat Dirk Rood (ook wel Purkie Rood genoemd) zijn zaak had overgedaan aan Oudejans en diens vrouw, is hij gaan wonen aan het Groene Wuiver. Dirk had weliswaar een lamme hand, maar wanneer de jongelui te veel kletsten in de kerk kon hij daar een harde klap mee uitdelen.

 

‘De Oriënt Express’

En zo begon in de zomer van 1925 voor Piet Oudejans en Alie Smit een nieuw leven als man en vrouw en werden zij in de loop der jaren gezegend met twee zonen en twee dochters. Piet Oudejans ging met paard en wagen op woensdag en zaterdag naar Hoorn om daar goederen te halen en te brengen voor zijn klanten. Zijn bodedienst werd wel plagerig ‘de Oriënt Express’ genoemd. In ieder dorp was toen wel een vrachtrijder en in grote dorpen waren er soms twee die elkaar vaak beconcurreerden. Als bodedienst moest je beschikken over bevrachtingpapieren waarop stond aangegeven op welke dagen je reed en door welke dorpen je route liep. De klanten zetten een kaart voor het raam met de naam van de bodedienst. Voor de vrachtrijder was het dan duidelijk dat er wat moest worden meegenomen, gebracht of geruild. In die jaren beschikten er nog maar weinig mensen over eigen vervoer en was een bezoek aan de stad een hele onderneming. Er reed wel een bus maar de huisvrouwen van toen waren erg aan huis gebonden en de mannelijke bevolking werkte alle weekdagen en ook nog op zaterdagmiddag tot half een. Ook kinderen in het lager en voortgezet onderwijs moesten op zaterdagmorgen nog naar school.

Piet Oudejans in de Burgemeester Hoogenboomlaan.

 

Vlees en kleding

Wat de mensen nodig hadden uit de stad was heel divers; van gehakt tot kostuums en van jenever tot rozenkransen. Er werd veel vlees besteld bij de stadse slagers. Vooral de paardenslagers waren heel erg in trek, paardenvlees kon men namelijk in de dorpen niet kopen. De reden dat mensen koeien- en varkensvlees in Hoorn bestelden had vooral te maken met de prijs. Je had nog wel niet de prijsvechters van nu, maar het was bij bepaalde slagers toch goedkoper. Zo kon je bij slagerij Langedijk aan het Kleine Noord vijf kilo varkenspootjes voor de snert kopen voor maar 1 gulden. Ook gebak liet men komen van de banketbakkers in de stad. De dorpsbakkers bakten wel brood en koek en daarnaast ook nog wel eens een taart, maar banket kende men op de dorpen nog niet. De vrachtman haalde ook voor de klanten die in het bezit waren van een auto de wegenkaarten op bij het belastingkantoor aan het Grote Oost. Dat kantoor was ook op zaterdagen tot 12.30 uur open. Men had daar wel de vriendelijke gewoonte om het loket dicht te doen wanneer het koffietijd was, dan moest je als vrachtrijder mooi een half uur wachten. Kleding die gekocht was en vermaakt moest worden (ingenomen of verkort) werd door de kledingwinkel zelf naar het Veerhuis gebracht met duidelijke vermelding van de naam van de betreffende klant en de bodedienst die het moest meenemen. Bij de stomerij bracht men kleding om te laten stomen maar ook liet men daar kleding verven. Was er plotseling een familielid overleden dan diende men wel in zwarte kleding naar de uitvaart te komen. Het was dan de taak van de vrachtman om duidelijk te maken dat het verfwerk binnen twee dagen klaar moest zijn. Ook schoenen werden naar een schoenenzaak gebracht om ze in de juiste kleur te laten verven. Mannen droegen in die tijd onder hun zondagse pak losse boorden, die iedere week naar de wasserij moesten. Dat gaf veel gedonder wanneer er een zondag in een week viel. De huisvrouwen wilden natuurlijk wel graag alle boorden weer tijdig in huis hebben. Het waren jaren van grote armoede waardoor men geen extra kleding in de kast had. De vrachtman haalde ook boeken uit de bibliotheek op, de titels waren door de klant in een catalogus aangegeven. Men liet kisten met sigaren en losse tabak uit Hoorn komen, maar ook tabaksbladeren die men zelf had geteeld kreeg de vrachtman mee om ze bij Pool of Kaag vakkundig te laten snijden. De vrachtman moest ook reparatiewerk bij de juwelier ophalen en ondergoed bij Vroom en Dreesman kopen. De koekfabriek van Wigmans en Schouten gaf met een zekere regelmaat koek mee voor Piet Commandeur of voor Cor Mol, de kruideniers van Hoogwoud. Dan was daar de natte Schermer die grote mandflessen en kruiken met jenever en brandewijn meegaf voor de cafés van Breed en Keizer (De natte Schermer verkocht dranken, de droge Schermer grondstoffen o.a., voor de bakkerij). Van de heer Keizer was bekend dat hij er de voorkeur aan gaf de kruik jenever aan zijn mond te zetten in plaats van het in een borrelglaasje te schenken. Slijterijen waren er in die jaren niet, voor een halve of hele liter drank ging men naar de kastelein die het heerlijke nat vanuit de mandfles met behulp van een trechter in een fles goot en er een etiket op plakte. Maar de stad Hoorn en de vrachtman waren onmisbaar voor zoveel meer zaken. Zoals voor kunstgebitten die ter reparatie naar de ‘kiezenkerel’ moesten en voor fotorolletjes die alleen in Hoorn ontwikkeld konden worden, voor brillen die gerepareerd moesten worden en na de oorlog voor nylons wanneer er een ladder in zat die opgehaald moest worden. Japonnen werden thuis genaaid waarna er in Hoorn bij een handwerkzaak borduurwerk op werd aangebracht. Rokken liet men daar plisseren. En de vrachtman moest alles maar snappen en goed overbrengen. Ja, men kon het zo gek niet bedenken of Piet Oudejans moest het meenemen of brengen. Onder de vloer van zijn wagen was een grote lade gemaakt. Wanneer deze lade vol met pakjes zat, had hij een winstgevende dag want er werd per pakketje betaald. De wagen kon tot aan het dak vol met artikelen zitten maar door de omvang van de pakken was dat in aantal veel minder. Officieel betaalde men per kilo maar voor kleingoed ging dat niet op.

 

Het Veerhuis

Op de Vale Hen, stond ‘Het Veerhuis’ aan een groot plein waarop iedereen zijn wagen kwijt kon. Het Veerhuis zelf was een grote hal waar goederen werden afgegeven voor de div. vrachtrijders. Daar was een beheerder die verantwoordelijk was voor de goede gang van zaken. Veel kwam per trein aan dat was bestemd voor de dorpen in West Friesland en moest de plaatselijke vrachtman zorgen voor verder vervoer naar de klant. De paarden werden ondergebracht in een loods. In de jaren dat Oudejans met zijn zaak begon, waren er op zaterdag wel 130 vrachtrijders in Hoorn en moesten er ook wagens op het Breed worden geparkeerd. Een van kinderen van Oudejans (zowel de zonen als de dochters hebben dit gedaan) ging op zaterdagen ook mee op de fiets naar Hoorn. Die gaf dan bij slagers en bakkers bestellingen op zodat deze tijdig bij het Veerhuis konden worden bezorgd. De kledingzaken brachten daar de kleding die in die week was gekocht door klanten. Hetzelfde deden de stomerijen en de wasserij. Er zullen nog wel lezers zijn, die zich de slagzin van stomerij Stam kunnen herinneren: ‘Stam stoomt en verft’. Hiervan maakten de mensen: ‘Stam stoomt, verft en bederft’. In het begin van de week was alle goed door de vrachtman afgeleverd, op zaterdag moest het weer mee terug. Wanneer alle goederen in de wagen zaten (dat was nooit voor vijf uur), werd het paard weer ingespannen en ging men op huis aan. De klanten zaten dan te wachten op de gestoomde kleding en de gewassen boorden. De huisvrouwen wachten vooral op het vlees dat dan gebraden moest worden, want men beschikte nog niet over een koelkast. Vaak werd pas ‘s avonds om tien uur het laatste pak afgegeven. Voor er een warme maaltijd kon worden genuttigd, moest eerst het paard nog worden verzorgd. Op vrijdag ging Oudejans ‘te rekeningen lopen’, op zaterdagen had hij daar geen tijd voor. Wat in Spanbroek werd afgeleverd, werd wel op de bezorgdag afgerekend. Oudejans was van de vrachtrijders de allerlaatste die nog met paard en wagen reed. Pas in 1958 stopte hij daarmee en schafte hij een auto aan. Daar is toen door de vervoersvereniging heel goed aandacht aan besteed. Deze krantenfoto laat dat zien. De Borgward waarin hij toen ging rijden, kon hij in die jaren stallen bij zijn buurman en collega Dirk van der Vliet. Toen Oudejans een groter vervoersmiddel aanschafte, paste dit niet meer in de kleine boet waar zoveel jaren de ouwe trouwe kar had gestaan. Deze wagen had in de beginjaren nog ijzeren wielen waardoor je hem al van ver kon horen aankomen. Door Theo Groenewoud, de wagenmaker, is de kar later nog voorzien van een stel luchtbanden. Het paard dat door weer en wind het werk moest doen is menigmaal vervangen maar de kar nooit. Oudejans bezat zelf geen land, zijn paard heeft vele jaren mogen lopen op het land van Dirk Schouten (waar nu de Groetlaan is). Toen dat land voor woningbouw aan de gemeente Hoogwoud was verkocht mocht het paard lopen op een klein stukje land van Rens Pool aan het Noordeinde.

Laatste rit van Oudejans.

 

 

Kolen- en olieboer

Ook dat is een onderneming geweest die uit het straatbeeld is verdwenen. De twee dagen in de week die Oudejans op Hoorn reed gaven te weinig inkomen. De rest van de week was hij daarom kolen- en olieboer. Hij heeft nog volop de tijd meegemaakt van kolenkachels en bakkers die op vetkolen stookten. Later kwamen de oliekachels en ook daar kon Oudejans de brandstof voor leveren. Achter zijn woning was een groot vat van 1000 liter geplaatst door de B.P. uit Hoorn. Zijn zoons moesten met twee jerrycans van 20 liter op de transportfiets naar de klant. Of dat nu zaterdagavond laat was of op een ander onaangenaam tijdstip, ze hadden maar te gaan. In de winter was brandstof natuurlijk een goede handel maar in de zomer moest er naar ander werk worden uitgekeken. Oudejans werkte dan vaak bij Andries Blanken in Opmeer, van wie hij ook zijn kolen betrok. Blanken was de grossier voor de brandstoffenhandelaars uit de omgeving. De eierenkolen en de briketten, de turf en de antraciet kwamen allemaal los aan met de trein in Obdam. Daar werd alles in zakken geschept en naar Opmeer gebracht. Daar had Blanken een opslagplaats op het terrein van de firma Koenis, in de houten schuren uit de tijd dat daar de stoomtram langsreed. Daar konden de kolenboeren hun handelswaar ophalen. Anno 2008 is dit allemaal voorgoed voorbij. In 1966 kreeg Oudejans recht op A.O.W. en omdat zijn twee zonen al in een ander beroep werkzaam waren heeft hij zijn zaak toen overgedaan aan Smit in de Zuidermeer. Nadat zijn vrouw in oktober 1969 overleed is Oudejans in bejaardenhuis Zandhove gaan wonen. Daar leerde hij een dame kennen die wel eens wat klusjes voor hem deed, een knoop aanzetten of even wat uitwassen. De toenmalige directrice hield er strenge normen op na en zij eiste dat er werd getrouwd. Zomaar vrij met elkaar omgaan gaf in haar ogen geen pas. En zo is Oudejans onder druk van zuster van de Poel voor de tweede keer getrouwd. Piet Oudejans is op 18 augustus 1977 in Zandhove overleden.

 

Het gezin Oudejans. v.l.n.r. Henk, vader Oudejans,
moeder Oudejans, Trien Oudejans-Koenis.
Onder: Piet, Tiny en Riet.

 

 

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall