Bakkers van de Weere
Door Bep de Haan-Appel en Niek Dekker
Het dorp De Weere was rond 1900 een kleine gemeenschap met een agrarische bevolking en grote gezinnen en veel, heel veel middenstanders. Daar waren drie bakkers bij. Het leven was er overzichtelijk en alles had zijn vaste plaats en uur. Bij een boerenbevolking was de melkerstijd heilig en daar hield iedereen rekening mee, niet alleen de boer, maar ook de kerk. De aanvang van vergaderingen, het tijdstip waarop men elkaar kon bezoeken, alles was daar op afgestemd. Dus ook de bakker moest daar rekening mee houden, want voor dat ze te melken gingen, verwachtten de klanten wel dat er vers brood bezorgd was. Het ‘koppiesstik’ moest op het bordje liggen bij de koffie om half vier.
Wie waren die bakkers, waar stonden hun bakkerijen en met welk vervoermiddel kwamen zij het brood bezorgen en ….. wanneer begon het bakkerloze tijdperk in De Weere?
Jan Beers.
Jan Beers werd in 1916 geboren in Noord-Scharwoude waar zijn vader Jan Beers eigenaar was van een broodbakkerij. Jan was niet het enige kind van deze familie. Hij had twee broers, Ted en Wim en drie zussen Mien, Marie en Grietje.
Marie Beers trouwde met Piet Appel uit Spanbroek, zij gingen wonen in Noord-Scharwoude, waar Piet houtzager was bij de firma Eecen. Helaas stierf Marie Appel-Beers al jong en liet man en twee kinderen achter. Marie Appel was een van de twee kinderen, zij is later als ‘thuishaalder’ in het gezin van oom Jan Beers opgenomen.
Marie Appel met de kleine Afra
Beers en vader Beers met zoon Jan.
Toen Jan twee jaar oud was, verhuisde het gezin naar de gemeente Zwaag waar vader Beers een café kocht. Zijn leven als kastelein heeft echter maar twee jaar geduurd. In 1920 kocht hij in De Weere een bakkerij en begon voor de familie Beers het bakkersleven. De bakkerij stond aan het begin van de Driestedenweg en had in 1920 als adres: Boekelerweg K69.
Bakkerij met woonhuis van bakker Beers.
Vlnr: zoon Jan met de hond, moeder Beers,
dochter Mien, een bakkersknecht en vader Beers.
Dit gedeelte van het dorp telde in die jaren veel middenstanders met onder andere de schoenmakerij van Niele en de winkel met café van de familie Verlaat. Het had zelfs zijn eigen kermis. Bakker Beers zag wel toekomst voor zijn zoon Wim in deze zaak en het lag in de lijn der verwachting dat deze als oudste zoon de zaak zou overnemen. Voor zoon Jan dacht men aan een ander beroep want hij had in zijn kinderjaren de, toen veel voorkomende, Engelse ziekte gehad, een gevolg van vitaminegebrek. Dat eten van verse groenten belangrijk was wist men niet en de groente werden dan ook veelal als ‘baispul’ bestempeld. De ziekte veroorzaakte een vergroeiing aan de benen en men had nog niet voldoende kennis om dat te voorkomen of te stoppen. Jan verbleef veel in een ziekenhuis, waar hij als proefkonijn werd gebruikt. Als gevolg daarvan kwam zijn voet in een hele vreemde stand kwam te staan. Lopen, weliswaar met een tik, kon hij alleen met een speciale, aangemeten dunne schoen, die weer in een grotere schoen paste. Zoon Ted werd tuinder. Hij trouwde met Gré Vlaar en ging ook in de Weere wonen. Zijn land had hij aan de Oosterboekelweg tegenover fruitkweker Zander. In 1964 kocht hij café ‘Het Witte Huis’ in Hoogwoud. Hij bouwde het etablissement uit tot een hotel, café, restaurant en dancing. Ted en Gré kregen tien kinderen, zeven meisjes en drie jongens. Na verkoop van de zaak ging het echtpaar in de Burgemeester Hoogenboomlaan (no 72) wonen. Ted overleed op vrij jonge leeftijd.
Rechts zoon Wim tijdens het bezorgen van brood.
Deze foto is waarschijnlijk genomen tijdens een kermis.
Zoals zo dikwijls in het leven liepen bij het gezin Beers de zaken anders dan gewenst. Zoon Wim kreeg de besmettelijke ziekte T.B.C. waaraan in die jaren heel veel mensen stierven, vooral veel jonge mensen. Vader en moeder Beers moesten hun oudste zoon helaas afstaan aan de dood, wat een zwaar offer moet zijn geweest.
Door dit drama viel er voor Jan niets meer te kiezen, hij werd op deze manier min of meer gedwongen om alsnog de benodigde vakdiploma’s te gaan halen. Hij was al 27 jaar toen hij het bakkersvak ging uitoefenen.
Jan Beers als jonge man aan het brood venten.
De tweede generatie.
Op 21 mei 1947 trouwde Jan Beers met Trien Louter. Het jonge stel betrok de woning bij de bakkerij en startte hun leven als bakkersechtpaar. Moeder Beers was toen al overleden en vader Beers ging apart wonen. Helaas werd er na enige tijd door de familie besloten dat opa naar een ‘oude mannen huis’ moest. Dat was geen gelukkige keuze, de man kwijnde daar weg. Toen namen Jan en Trien de beslissing dat opa wel bij hun kon komen inwonen. Hij heeft nog heel wat jaren bij ze gewoond, wat voor iedereen gezelligheid bracht. In de loop der tijd had hij steeds meer verzorging nodig en werd het voor moeder Trien toch wel een te grote belasting met een bakkerij en een groot gezin. Hij is toen alsnog naar een bejaardenhuis gegaan. Dat was van korte duur, want na een verblijf van drie weken is hij in juli 1956 overleden. Zoon Jan heeft het daar altijd heel moeilijk mee gehad en helaas is hem hetzelfde overkomen. Na de dood van zijn vrouw heeft hij met veel plezier in Zandhove gewoond maar toen zijn zorgbehoefte te groot werd moest hij tegen zijn zin naar Het Hoge Hop in Hoorn. Binnen drie weken was ook hij overleden, net als zijn vader.
Vader Beers en zoon Jan samen in de bakkerij aan het werk.
Jan Beers bij zijn nieuwe oven. Voor deze oven was een stang waarop Jan op
zondagmorgen plaatsnam en voor zijn kinderen mondorgel speelde.
Het kleine jochie is Jan, dus de derde generatie Beers met die voornaam.
Jan Beers en Trien Louter kregen samen zes kinderen, die helaas niet allemaal gezond waren. Zoon Adrie was geestelijk niet in orde en is op advies van de dokter naar een tehuis in Brabant gegaan, wat een bijzonder moeilijke beslissing is geweest. De tocht van De Weere naar Brabant was door het gebrekkige vervoer in die jaren een wereldreis.
Bakker Beers op de bakfiets door De Weere.
Voor het gezin van Jan Beers waren er gelukkig ook meevallers in het leven. In 1956 hadden ze het geluk dat ze een kleine erfenis ontvingen van een familielid. Daardoor kon hij als een van de eerste bakkers in De Weere een auto kopen. Op deze manier werd het dagelijkse venten voor hem een stuk aangenamer. Maar niet al zijn klanten gunden hem dat geluk en dat lieten zij hem weten ook. ‘Zo, jij kenne ‘r hillegaar ’n auto van raaie, noh, den het jij main as klant gien meer nôdig. Ik leit voortaan wel ien van die are bakkers langs komme.”.
Toen hij dan ook in 1962 de kans kreeg om voor sanering van zijn bedrijf in aanmerking te komen en de oven voorgoed te doven, heeft hij dat heel graag aanvaard. Jan Beers was toen 56 jaar oud en kon bij Verkade in De Zaan als bakker aan de slag. Dat zijn nog mooie jaren voor hem geweest en wat het meest belangrijk was, hij had geen zorgen meer.
Jan en Trien in gelukkige tijden.
De kinderen herinneren zich de jaren in de bakkerij als gezellig maar het was wel een druk leven. De tijd dat vader bij Verkade werkte, was voor hen vaak een feest omdat er één keer in de maand gebroken producten mee naar huis kwamen. Dat was smullen natuurlijk. In 1974 is de zaak verkocht aan de firma Slijkerman die naast hun bakkerij een winkel had in kampeerbenodigdheden. Het echtpaar Beers is naar Hoogwoud vertrokken. Ze hebben daar nog met heel veel plezier gewoond. Trien Beers-Louter is op 24 juli 1998 overleden, Jan Beers op 13 augustus 2001.
Gerrit Karsten
Het was een vertrouwd beeld in de Weere, bakker Karsten in zijn Daf Combi. Hij voorzag dagelijks veel gezinnen van vers brood en natuurlijk een praatje. Hij kende zijn klanten ‘op ’n urt’.
De winkel van bakker Karsten.
Aan het einde van de Driestedenweg dicht bij de Lambertuskerk staat een langgerekt huis dat nu 19 als huisnummer draagt. In dit pand werd door zeker drie generaties brood gebakken. Voor zover wij kunnen nagaan, woonde daar aan het eind van de 19e eeuw, bakker Breed die de mensen in De Weere van brood en dan met name roggebrood voorzag.
Gerrit Karsten als jonge man in bakkerstenue.
Het gezin had een dochter die de naam Cornelia droeg, zij was enig kind. Een zekere Jan Karsten was als bakkersknecht in dienst bij bakker Breed. En zoals dat ook nu nog gebeurt, werden de dochter van de baas en zijn knecht verliefd op elkaar. Ze trouwden in 1923 en namen de zaak van vader Breed over. Ze waren niet zo jong meer, maar kregen in 1926 nog een zoon Gerrit en daarna nog een dochtertje, dat echter al heel jong is gestorven.
Tweede generaties Karsten
Wij volgen nu het leven van Gerrit Karsten en zijn gezin. Al heel jong werkte hij als enige zoon mee in de bakkerij. Hij behaalde ook de vakdiploma’s die toen vereist waren om je als zelfstandig bakker te mogen vestigen. Gezien zijn geboorte jaar (1926) zou hij, net als veel andere jongens uit De Weere, als dienstplichtige in militaire dienst en naar Nederlands Indië hebben gemoeten. Maar door een handicap aan zijn been, ten gevolge van T.B.C. in zijn knie, werd hij afgekeurd voor alle diensten.
Een middenstandsbeurs in De Weere.
We zien vader en moeder Karsten-Breed met links zoon Gerrit.
Voor de middenstandsbeurs van 1946 in het café van Sijf Langedijk, hebben
vader en zoon Karsten de meest luxe broodjes en gebak ingezonden.
In 1950 trouwde hij met Jopie Roodlood, die hij had ontmoet in De Weere tijdens een toneeluitvoering. Jopie was afkomstig uit Breezand en toen het voor haar duidelijk werd dat ze die bakker uit De Weere wel wilde, besloot ze om in dienst te gaan bij een bakker in Breezand om zo meer van het bakkersvak te leren. Ze heeft daar een jaar lang gewerkt. Haar winkel was haar trots, waar zij veel aandacht aan heeft besteed. Als de winkelbel klonk deed ze haar bonte schort af en een wit schortje ging voor. Zo hoorde dat.
Moeder Jopie in haar winkel.
Zijn beroep als bakker kon Gerrit wel uitoefenen maar in de loop der tijd kreeg hij steeds meer last van zijn been. Toen hij vijf jaar zelfstandige was en inmiddels vijf kinderen had, moest hij toch worden geopereerd aan zijn knie. In die tijd waren er nog geen knieën van kunststof. De enige mogelijkheid die men toen had was de knie vastzetten, wat een stijf been betekende. Voor deze ingreep moest hij acht weken in het Elisabeth ziekenhuis in Alkmaar worden opgenomen. Er waren niet alleen zorgen om zijn herstel, maar ook grote zorgen vanwege de financiële gevolgen. Want toen pas bleek dat het gezin onvoldoende verzekerd was. De kleine lettertjes waren niet gelezen, men vertrouwde er op dat alles wel goed zou komen. Zijn twee collega’s, bakker Oud en bakker Beers, voorzagen in die weken zijn klanten van brood en betaalden Karsten daar een vergoeding voor. Maar dit was beslist niet voldoende om een gezin met vijf kinderen te onderhouden ook al droeg de parochie van De Weere nog iets bij. Het waren zware weken, het was echt op een houtje bijten.
Maar aan alles komt een eind, ook aan deze tegenslag. Na de operatie kon hij zijn beroep weer uitoefenen en ging hij iedere dag weer zijn wijk in. In 1959 kwam er een geheel nieuw type auto op de Nederlandse markt, de Daf. Dit was een vervoermiddel dat bij uitstek geschikt was voor mensen die een lichamelijk gebrek hadden. Deze auto, met alleen een gaspedaal en een voetrem, was eenvoudig te bedienen. Al heel snel was Gerrit Karsten de trotse bezitter van een Daf Combi. De wagen had voldoende laadruimte voor de broden en de andere bakkersartikelen en op zondag was het heerlijk om er met het hele gezin mee op pad te gaan. Het gezin was groot, het telde uiteindelijk tien kinderen. Al die kinderen werden na schooltijd en ook wel onder schooltijd ingezet om bakkerij en gezin draaiende te houden. Iedereen had zijn of haar vaste taak, zo moesten de jongens tussen de middag altijd de auto laden van hun vader voor ze terug naar school gingen.
Eerst moeten ze de rijskast in, dan worden de broden geknipt,
daarna worden ze gebakken.
Vader deed dan even een dutje en kon daarna weer verder gaan met zijn ventwijk. Bij de lagere school was het bekend dat er toevallig elk jaar tijdens de sinterklaastijd kinderen van bakker Karsten ziek waren. Oudste zoon Jan zag wel iets in het bakkersvak en is in Wageningen gaan studeren aan de hogere bakkersschool, maar heeft uiteindelijk toch voor ander werk gekozen. Wel kwam hij tijdens zijn jaren in Wageningen met nieuwe ideeën naar huis en zo werd het assortiment uitgebreid met luxe broden, roombroodjes en vruchtenkrakelingen. Op de zaterdagochtenden kon het dan ook behoorlijk druk zijn in het winkeltje van Jopie en Gerrit Karsten, want ook veel mensen uit Abbekerk kwamen dan die luxe broodjes kopen.
Gerrit was een man die graag ‘bij de weg’ was zoals men dat noemde. Hij had tijdens de vele uren als broodventer veel mensenkennis opgedaan en zijn vaste gezegde was dan ook: ‘Ik ken moin klanten op ’n urt.’ Bij veel klanten kwam hij als bakker dagelijks aan huis en door regelmatig een praatje te maken hoorde hij veel over blije gebeurtenissen en over zorgen die er natuurlijk ook waren. De band met de klanten was hecht in die jaren en vaak kwam de bakker na het huwelijk van een van de kinderen ook daar weer te venten. Hij had dan soms de hele familie als klant. Maar het kon ook gebeuren, wanneer er iets was misgegaan door zijn schuld, hij de hele familie weer kwijt raakte.
Toen het duidelijk was dat er geen opvolger was voor de bakkerij, is Gerrit op zestigjarige leeftijd gestopt met zijn zaak en heeft hij samen met zijn vrouw nog tien gezonde jaren mogen beleven. Zijn laatste levensjaren zijn niet makkelijk geweest. Door de ziekte van Parkinson moest hij in het verpleeghuis Lindendael worden opgenomen. Op 14 september 2004 is hij daar overleden. Zijn vrouw heeft haar tachtigste verjaardag nog mogen beleven en is na een goede verzorging in huize Avondlicht op 10 juli 2008 overleden. Het pand waarin is gewerkt en geleefd staat nog heel fier aan de Driestedenweg in De Weere maar zonder de geuren van vers gebakken brood.
Voor de laatste maal brood bezorgen.
Samen doen ze voor de allerlaatste keer de winkeldeur op slot.
Piet Oud
Piet Oud was vanaf zijn de lagere schooltijd werkzaam in het bakkersvak. Hij kende de mooie en minder mooie kanten van zijn bijzondere vak en wist dat de bakker in een kleine gemeenschap als De Weere gedoemd was te verdwijnen. ‘Moeten wij in De Weere nu voortaan pap eten’, vroegen de inwoners van De Weere zich af toen Oud zestig jaar was geworden en voor een rustiger leven koos.
Het gezin Oud-Ros in 1979. Onder vlnr Anita, Margreet, Esther zit bij haar
moeder op schoot en Colinda er naast. Staand vader Piet en zoon Sjaak.
De tijd dat Piet Oud bij de familie Nipshage met Kerstmis wel 23 ongesneden broden op tafel mochtleggen was in 1990 voorgoed voorbij. Het broodverbruik was al jaren teruggelopen door de kleinere gezinnen, een veranderd eetpatroon en een andere invulling van de zondag en de andere vrije dagen. Voor de oorlog at men beslist twee broodmaaltijden per dag, ook op de zondagen, maar zo langzamerhand stond men op de zondag veel later op en verviel er een maaltijd. Het ‘stikketrommeltje’ verdween ook steeds meer, daarvoor in de plaats kwamen er bedrijfskantines die de werknemers een grote sortering van koud en warm voedsel te bieden hadden. De visboer koos zijn ronde wel zo dat hij rond de middag bij een grote bouwplaats stond en zijn verse vis daar ter plekke ging bakken. In de gezinnen had de patatpan zijn intrede gedaan en als er twee kroketten in de maag zitten, dan stop je daar nog moeilijk drie dubbele sneeën brood met worst of kaas er bij. Als kleine zelfstandige stel je jezelf dan de vraag: ‘Kan ik maar niet beter stoppen en van een ander leven gaan genieten nu ik nog gezond ben?’. In die jaren was er de mogelijkheid om gebruik te maken van een saneringsregeling. Deze was door de overheid in het leven geroepen om kleine zelfstandige bedrijven, zowel van boeren en tuinders als van middenstanders te laten beëindigen en zo de wat grotere, levensvatbare bedrijven meer kans te geven. Piet Oud en zijn vrouw hebben daar dankbaar gebruik van gemaakt, want hun zoon Sjaak zag in voortzetting van het bedrijf beslist geen brood.
Afzien
We gaan even terug naar de tijd dat de eerste bakker Oud zich vestigde in De Weere. Het was op 3 april van het jaar 1922 dat bakker Jacob Oud zich liet inschrijven in de gemeente Abbekerk waar een deel van De Weere toen deel van uitmaakte. Hij werd geboren in Ursem op 6 januari 1892. Zijn ouders waren Klaas Oud en Antje Koppes. Zijn vader was veehouder maar Jacob voelde niet veel voor de koeien en koos voor het bakkersleven. Het vak leerde hij bij een bakker in Egmond aan Zee. Hij kreeg verkering met Grietje Kraakman uit Heiloo en de jongelui wilden graag samen een eigen bedrijf starten. Grietje werd geboren op 6 oktober 1895 als dochter van een melkboer. Zij was van huis uit het middenstandsleven wel gewend. Jacob kocht een bestaande bakkerij in het dorp De Weere aan de Dorpstraat. Veel omzet zat daar beslist niet in, dat moest allemaal worden opgebouwd. De woning was oud maar had wel een bruikbare oven. Het huis werd gesloopt en om de oven liet Jacob Oud een nieuwe bakkerij bouwen met winkel en woonhuis. Jacob en Grietje trouwden op 25 april 1922 in de kerk van St. Willibrord in Heiloo.
De huwelijksaankondiging van het bruidspaar Oud-Kraakman.
De huwelijksmis was al om 9 uur ’s morgens, zo staat vermeld op de huwelijksaankondiging. Dit tijdstip was gebruikelijk in die jaren omdat men nuchter moest zijn om de Communie te mogen ontvangen. Voor de boeren was het afzien zo’n dag, de koeien moesten ze melken in alle vroegte op hun nuchtere maag en pas na de H. Mis mochten ze dan eindelijk eten. Hun huwelijksleven begon in 1922, maar het bakkersleven begon voor Jacob Oud en Grietje Kraakman pas in 1924, waarschijnlijk waren toen de bakkerij en woning gereed.
Het riante bakkerspand waar twee generaties Oud hun brood in konden verdienen.
Bakkerij of Hoogovens?
Ze werden in de jaren die daar op volgden gezegend met zeven kinderen. Dat waren Nico, Marie, Jan, Piet, Co, Adri en Anton van wie alleen Piet het bakkersvak heeft gekozen. Twee van zijn broers zijn wel werkzaam geweest in een bakkerij, maar kozen toch een andere richting. De twee oudste zonen moesten in de periode 1946-1950 hun dienstplicht vervullen in Nederlands Indië, maar dat was nog niet voldoende voor de Nederlandse staat. Ook Piet ontving een oproep om zich te melden voor het leger, maar hij kreeg diverse malen uitstel wegens onmisbaarheid in het bedrijf. Toen zijn jongere broer Co de leeftijd had om in dienst te gaan, kreeg hij vrijstelling van dienst, dat heette toen broederdienst. Co wilde wel de plaats van zijn broer Piet innemen, maar dat werd geweigerd en zo moest Piet op 23-jarige leeftijd toch nog onder de wapenen. Vader Jacob had al in een eerder stadium aan zijn zes zonen de vraag gesteld: ‘Wat willen jullie? Bakker worden of naar de Hoogovens te werk?’ Vijf van hen kozen voor het laatste.
Zoon Cor Oud moest in zijn jonge jaren ook meehelpen in de zaak.
Op klompen en met stropdas kwam hij goed voor de dag.
Omdat Piet elders werkte, had vader Oud geen meewerkende kinderen in zijn bakkerij, de omzet was gering en hij beperkte zich tot het maken van brood, roggebrood en plaatkoek. De luxe dingen zoals gebak en ‘alderhand’ werden niet gemaakt in die jaren.
Piet kreeg zijn bakkersopleiding bij bakker Blank in de Heerhugowaard, waar hij drie jaar heeft gewerkt. Hij verdiende daar in 1950 de grote som van acht gulden in de week. Na Blank heeft Piet nog een jaar bij bakker Snel in Heiloo gewerkt, voor hij de bakkerij van zijn vader overnam. Rond 1954 moest Piet nog zijn vakdiploma’s voor brood en banket halen aan de ambachtschool in Hoorn. Ook het middenstandsdiploma moest hij halen toen hij zich als zelfstandig ondernemer wilde vestigen.
V.l.n.r. Co Oud, Moeder Oud-Kraakman en Piet Oud.
Handwerk.
Jacob Oud beschikte niet over een mengmachine en hij heeft er ook nooit een aangeschaft. 50 kilo meel, 28 liter water, 1 kilo zout en een kilo gist werden met de hand tot deeg gekneed in een grote trog. Hiervan konden 85 broden gemaakt worden. Per week werd er van 12 zakken meel brood gebakken. Het uitventen daarvan gebeurde met een bakkerskar met ijzeren wielen die moest worden geduwd. Op een later tijdstip schafte Jacob een motorcarrier aan wat het venten wel wat makkelijker maakte. Het werken zonder mengmachine heeft geduurd tot 1955 toen Piet in de bakkerij van zijn vader kwam werken met als doel het bedrijf na enige jaren over te nemen. Piet was wel bereid om de zaak voort te zetten, maar weigerde het zware werk met de hand te doen. De mengmachine deed zijn intrede in bakkerij Oud, maar werd niet betaald door vader Jacob, Piet moest zelf de centjes bij elkaar scharrelen. Toen de mengmachine er eenmaal was moest vader, hoewel met grote tegenzin, erkennen dat het brood er kwalitatief op was vooruitgegaan.
Broodnodig.
Tijdens de laatste maanden van de oorlog waren de bakkers verplicht om samen te werken om op deze wijze effectief om te gaan met brandstof en elektriciteit. Aan de Gouwe was Rein Wit eigenaar van een bakkerij.
Het jonge gezin Oud-Kraakman. V.l.n.r. achter: Nic, Riet en Jan.
Voor Piet, Adrie en Co. Antoon is dan nog niet geboren.
Bruidspaar Oud-Kraakman bij gelegenheid van het veertigjarig huwelijk voor
café Verlaat. V.l.n.r. Adrie, Co, moeder, Riet, vader, Antoon, Nic, Piet en Jan.
Zijn bedrijf werd als centrale bakkerij aangewezen en alleen hij kreeg meel, elektriciteit en hout als broodnodige brandstof voor de oven geleverd. Dagelijks werden de broden dan van de Gouwe met de bakkerskar naar de Weere gereden. Dat was niet altijd makkelijk.
Uitgehongerde stedelingen op voedseltocht zagen of roken natuurlijk dat brood en hadden er alles voor over om het te bemachtigen.
Toen de oorlog eindelijk voorbij was hebben de bakkers van de Weere het altijd samen zo kunnen regelen dat iedereen een week per jaar vrij was. Men ging niet echt op vakantie, maar het was heerlijk om in zo’n week eens naar de dierentuin in Medemblik te gaan of met meerdere gezinnen een dagje naar het strand. In de herinnering van de kinderen van toen was het altijd mooi weer en was men heel ver van huis geweest en was er verschrikkelijk genoten van al dat moois.
Piet Oud en Ans Ros op de dag van hun huwelijk samen met Pastoor Zegers.
Links staan vader en moeder Oud en rechts vader en moeder Ros.
Abrahams.
Abrahams.
Piet had inmiddels zijn grote liefde gevonden, Ans Ros. Hij had haar heel dichtbij gezocht namelijk in De Weere. Op 10 augustus 1961 trouwde Piet met zijn Ans in de kerk van de H. Lambertus, pastoor Zegers zegende hun huwelijk in. In dat jaar ging de bakkerij over van vader op zoon en verhuisden vader en moeder Oud van De Weere naar Heemskerk waar zij een woning hadden gekocht.
Het jonge stel ging wonen in de zaak, ze kregen vier dochters en een zoon. De kinderen Oud kregen de namen: Anita, Colinda, Margreet, Esther en Sjaak. Toen Piet in 1954 bij zijn vader in dienst kwam, had die concurrentie van bakker Karsten en bakker Beers en ook nog van bakker de Boer uit Sijbekarspel. De laatste voorzag De Weere van roggebrood. Piet maakte dit product niet, al had zijn vader dat wel jarenlang gedaan. In de jaren vijftig waren de gezinnen in het overwegend katholieke dorp nog heel kinderrijk en was de bevolking nog overwegend agrarisch. De boeren begonnen al vroeg met melken en wanneer dat achter de rug was lagen de vele dubbele sneeën brood al te wachten op het ‘stikkebordje’. Bij de koffie werd er ook veelal een dubbel snee brood gegeten. Men was ook heel trouw aan zijn eigen middenstand en kocht zoveel mogelijk op het eigen dorp. Eigen vervoer beperkte zich in die jaren meestal tot de fiets. Naar de stad kon je gebruik maken van de NACO-bus die door het dorp reed en een verbinding onderhield met de stad Hoorn. Als vervoermiddel beschikte Piet over een bakfiets waarmee hij zijn klanten dagelijks van vers brood voorzag. Ook gebak had hij inmiddels aan zijn assortiment toegevoegd. Een van de eerste gebakjes die hij maakte waren de roomhoorns (ook wel roomtoeters genaamd). Hij heeft ook heel veel Abrahams gebakken en zelfs op zijn laatste dag als bakker waren er nog drie besteld die vol trots in de winkel lagen te pronken.
En ze moeten mooi zijn geweest want Piet kreeg ook eens de opdracht een Abraham te maken voor de voorzitter van voetbalclub Ajax, de heer Harmsen. Piet bracht deze bestelling persoonlijk naar de heer Harmsen, zijn kinderen gingen ook mee want zij wilden die bekende man wel eens zien. Maar helaas voor de familie Oud was Harmsen zelf niet thuis en nam zijn vrouw de bestelling in ontvangst.
Ans Oud-Ros naast de bakfiets als pas getrouwde bakkersvrouw.
Mooiste bakkerswinkeltje.
Het dagelijks venten van brood heeft Piet volgehouden tot 1989 toen bakker Gert Karsten zijn zaak sloot. Hij nam toen het besluit om een dag per week voor zichzelf te houden en ook eens vrij te zijn. Het venten deed hij eerst met een motorcarrier en later met een kleine auto. Personeel heeft Piet nooit gehad, zijn dochter heeft hem vele jaren geholpen met venten en zijn broer Jan hielp hem een week lang in de Sinterklaastijd. Bakker Beers had al in 1962 gebruik gemaakt van de saneringsregeling en nu voorzag Piet nog als enige warme bakker De Weere van brood. De winkel van bakker Oud werd door Aris Bouwens van het museum uit Langedijk altijd het mooiste bakkerswinkeltje van West-Friesland genoemd met zijn afmetingen van drie bij drie meter.
Maar helaas, ook deze mooie kleine winkel sloot zijn deur en de oven doofde voorgoed. Piet ventte op paaszaterdag 1991 zijn laatste ronde met in zijn hart heel veel weemoed over wat was geweest en nooit meer zou komen. Op 31 maart 1991 is journalist Jan Vriend van het Noord-Hollands Dagblad, samen met een fotograaf met hem mee geweest om een krantenartikel te maken over deze gedenkwaardige gebeurtenis. Het bakkerloze tijdperk had ook in het dorp De Weere zijn intrede gedaan.
Tot aan het overlijden van Ans Oud-Ros op 19 april 2003 heeft het echtpaar Oud nog heerlijk twaalf jaar gewoond op de stek waar zo veel en zo hard was gewerkt. Na het overlijden van zijn vrouw is Piet in 2005 verhuisd naar Opmeer en werd het pand verkocht aan de familie Groot. Zij zijn het pand gaan moderniseren en zo viel het mooie winkeltje ten prooi aan de slopershamer. Toen was er niets meer dat nog herinneringen opriep aan de tijd van geurig, versgebakken brood, taai en speculaas en was de winkelbel voorgoed het zwijgen opgelegd.
Het mooiste winkeltje van West-Friesland op Driestedenweg 122.