Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Kleermaker Nardus Bos

Door Niek Dekker

Meinardus Antonius Bos werd geboren in Hoogwoud op 2 augustus 1905. Hij was de jongste van de zeven kinderen van Pieter Bos en Trijntje Buijsman. Vader was ‘koopman in galanterieën’ en kleermaker. Het gezin woonde aan de Kerkelaan C56, op de plek waar de familie Beers nu een ‘badhuis’ heeft. Nardus werd ook kleermaker en is in het ouderlijk huis blijven wonen. Hij was erg ‘op zichzelf’ en was het grootste deel van zijn tijd binnenshuis aan het werk. Veel mensen herinneren zich hem vooral als de man die, in kleermakerszit voor een raam aan de weg, met naaiwerk bezig was.

Omdat hij zich afzonderde, viel er veel te raden en hing er een lichte waas van geheimzinnigheid om hem heen. Zijn zijtuin, vol met hoge varens, een oude appelboom en een smal pad van boerengeeltjes, versterkte die sfeer. Het was in die tijd ook bijzonder dat hij ongetrouwd bleef. Onder kinderen ging het gerucht dat Nardus zijn vrouw had vermoord en in zijn achtertuin begraven. Volwassenen hadden het vermoeden dat hij homoseksueel was. In die tijd kon je daar, zeker in een klein dorp niet voor uitkomen. Intrigerend is daarom de handgeschreven tekst achter op bijgaande portretfoto van Nardus:

1. Wilt gij graag gekust worden, 2. Hou je veel van mannen/vrouwen, 
3. Ben je erg verliefd, 4. Wanneer mag je de vrouw of mannen op zijn liefst,
5. Wil je graag trouwen, 6. Kunt gij de vrouw goed uitstaan,
7. Hou je veel van hem, 8. Zijt gij reeds veel gekust,
9. Wil je graag trouwen (tekst doorgestreept), 10. Kom je veel bij haar,
11. Mag je hem graag. Verticaal: Wat is torsietrilling.

 

Op de foto zelf heeft Nardus zijn handtekening gezet. Kinderen werden soms voor hem gewaarschuwd, zonder dat duidelijk werd gemaakt wat de reden daarvan was. Hij werd dan ook wel door hen gepest, ze tikten tegen zijn raam en riepen dingen tegen hem. Als hij het zat was, dreigde hij zijn hondje op hen af te sturen. Bij de volwassen dorpelingen stond hij echter bekend als een vriendelijke man en een echte heer. Nardus liep mank als gevolg van kinderverlamming. Hij liep met een stok. Zijn slechte voet verdroeg geen schoenen, daarom liep hij vaak op geruite pantoffels of sloffen van leer, die hij zelf maakte. Zijn kleren waren ook van eigen hand, hij zag er altijd keurig uit.

Lappiespoep

Vader Pieter Bos werd geboren in 1866 in Abbekerk als zoon van Pieter Bos en Maria Stokman, die in 1863 met elkaar trouwden in Abbekerk. Moeder Trijntje Buijsman werd in 1862 geboren in Grootebroek. Vader was eerst bakker in Limmen. Hij verhuisde naar Hoogwoud, waarschijnlijk omdat hij lichamelijk niet langer in staat was dat zware werk te doen. Hij had zware astma. In Hoogwoud begon hij als ‘lappiespoep’, hij ging met een hondenkar met twee grote honden ervoor langs de deur om lappen stof te verkopen. Veel werd er niet verkocht. Aan huis had hij zijn winkeltje in galanterieën (Van Dale: Sierlijke snuisterijen, veelal met de bijgedachte van goedkoopheid en geringe kunstwaarde) en beoefende het kleermakersvak. Hij overleed in januari 1937. Moeder Trijntje overleed in 1946.

Vader Pieter Bos en moeder Trijntje Bos.

 

Kinderverlamming

De twee oudste kinderen, Cornelia (Corrie) in 1887 en Geertruida (Truus) in 1888 werden geboren in Limmen. Corrie is altijd thuis blijven wonen. Zij overleed tijdens de oorlog aan een blindedarmontsteking. Truus ging op haar 20e uit huis. Zij trouwde met Hannes Strengman, een vertegenwoordiger uit Hoorn. Elisabeth werd geboren in 1893. Zij verliet het ouderlijk huis op haar 16e. Ze ging werken in Hoorn. Daar trouwde ze later met een Harder van steenhouwerij Dapper en Harder. Gerarda (Gerritje) geboren in 1895 ging al op haar twaalfde uit werken in Obdam. Na 19 maanden kwam ze weer thuis wonen. Ze werkte daarna 12,5 jaar bij notaris de Boer in Hoogwoud. Als vader te ziek was, reed ze ook wel met de hondenkar naar klanten. Gerritje trouwde met melkboer Wester uit Obdam.

Rechts: Nardus op het weiland.

 

Mijnefrida, geboren in 1899, overleed binnen drie maanden na haar geboorte. Gerardus, geboren in 1901, had later een manufacturenzaak in Obdam. Toen Nardus klein was, gingen zijn zussen vaak een eindje wandelen met hem. Door zijn kinderverlamming kon hij eerst niet zelfstandig lopen. Als hij tijdens zo’n wandeling dokter Pool Sr. aan zag komen, werd hij bang en riep: ‘Daar heb je hem weer!’ Dokter wilde altijd even naar zijn been kijken. Dat moest midden op straat gebeuren en het was natuurlijk niet prettig, dat iedereen dan zijn misvormde been kon zien.

Habijten

Nardus zette de zaak van zijn vader voort na diens overlijden. Hij was een vakman en dat kwam zeker in de oorlog goed van pas. Bij gebrek aan nieuwe stoffen werden kleren vaak lang gebruikt. Als bijvoorbeeld een pak slijtageplekken vertoonde, kon je er niet meer met goed fatsoen in lopen. Nardus tornde dan de voering uit zo’n pak, keerde het daarna binnenste buiten, naaide de voering er weer in en de eigenaar had een zo goed as nieuw pak. Dat het pak gekeerd was, was wel te zien, het borstzakje zat dan rechts in plaats van links. Hij maakte ook nieuwe habijten voor de paters van het klooster in Nieuwe Niedorp en repareerde hun oude kleding. Het vervoermiddel van Nardus was een grote transportfiets. Daar kwam hij ook mee op de Gouw bij Truus en Frans May. Hij nam van hen een keer een tweepersoons schudbed mee op zijn fiets, maakte daar drie matrassen van en bracht die weer naar hen toe. Voor Frans maakte hij uit een lap stof een tweedelig pak, waar deze zeer tevreden mee was.

1925 - Aan de linkerzijde van de Kerklaan 
het huis naast het struikgewas was van Nardus Bos.

 

Onderduikers

Na het overlijden van zus Corrie kwam nicht Corrie Wester helpen in de huishouding. Zij was een dochter van zus Gerritje. Zij heeft tot 1950 voor drie dagen in de week bij Nardus gewerkt. Haar zus Nel heeft ook bij haar oom gewerkt, ze hield niet alleen zijn huis schoon, maar hielp hem ook vaak met naaiwerk. Nardus had een sterke band met zijn familie. Zo liep hij af en toe met zijn stok van Hoogwoud naar Obdam om zijn familie daar te bezoeken. Een zoon van zus Gerritje, Arie Wester, heeft goede herinneringen aan zijn oom Nardus. Die hielp hem in de oorlog onderduiken voor de Arbeitseinsatz. Dat gebeurde bij Poland, die een landbouwbedrijf had aan de Ooievaarsweg in Nieuwe Niedorp. Poland had een groot gezin, maar had op een gegeven moment zeventien (!) onderduikers in huis. Arie vermoedt dat oom Nardus daar vaker onderduikers heeft ondergebracht. Na de oorlog begeleidde Nardus wel eens jongens, die als militair naar Nederlands Indië werden gestuurd, naar de boot in Amsterdam. Ze gingen daar heen met de trein. Neef Arie Wester moest ook als militair naar Indië. Oom Nardus bracht hem naar de boot in Amsterdam. Het schip voer ’s nachts van Amsterdam naar IJmuiden. ’s Morgens vroeg hoorde Arie dat iemand vanaf de kade zijn naam stond te roepen. Hij ging kijken en daar stond oom Nardus om nog een keer afscheid te nemen. Een ander neefje, Gerard Harder uit Hoorn, had ook een goeie band met zijn oom in Hoogwoud. Gerard stond bekend als ‘het weglopertje’. Rond zijn 12e jaar is hij een paar keer, zonder thuis iets te zeggen, helemaal van Hoorn naar oom Nardus in Hoogwoud gelopen.

Huize St. Rosa

Nardus dronk graag een biertje en hield van kaarten. Hij klaverjaste regelmatig. Aan ‘nakaarten’ had hij echter een hekel. Als er naar zijn mening teveel over slagen werd nagezeurd, was hij in staat zijn kaarten op tafel te gooien en weg te gaan. Hij hield wel van een grapje. Tegen Maria Schaafsma zei hij vaak dat ze yoghurt in haar steile haar moest smeren. Dan zou ze, later als ze groot was, prachtige krullen krijgen. Maria zag Nardus wel eens de straat oversteken om te buurten bij Jan Pater die zijn winkel aan de overkant had. Het contact met de ‘collega’s’ van de firma Kaijer was ook goed volgens Tiny Kaijer. Ze haalden over en weer wel eens materiaal bij elkaar. Bijvoorbeeld een rits, als ze die niet op voorraad was en ze hem direct nodig hadden. Na de oorlog is het werk voor Nardus langzaam minder geworden. Confectiekleding werd naar verhouding steeds goedkoper en matrassen werden niet meer met de hand gemaakt. Mensen kregen meer geld ter beschikking, kleren werden niet meer hersteld maar steeds vaker vervangen als er iets aan mankeerde. Fysiek ging het ook minder met hem, hij was vroeg oud volgens sommigen. De aanverwanten van zijn zus, de familie Harder uit Hoorn, hebben er voor gezorgd dat hij terecht kon in huize St. Rosa, een bejaardenhuis van de katholieke parochie in Obdam. Het huis, alleen voor mannen, bestond sinds 1939. De verzorging was in handen van zusters Dominicanessen. Nardus had het daar erg naar zijn zin. Zijn huis in Hoogwoud werd na zijn vertrek bij opbod verkocht. Het bracht 48.000 gulden op. Nardus Bos overleed op 14 april 1974, 68 jaar oud. Hij had zijn lichaam ter beschikking gesteld van de wetenschap. Er is daarom geen begrafenis geweest. Wel is de familie ter afscheid bijeengekomen in de horecazaak van Entius in Nibbixwoud. Nardus Bos was een van de laatste ‘ouderwetse’ kleermakers in Westfriesland.

Huize St. Rosa in 2007.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall