Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De familie Bla(a)uw

Door Martien Hoogland

De familie Bla(a)uw behoort tot de sterke geslachten in Hoogwoud en telt anno 2010 nog drie levende negentigers: Truus uit 1916, Lies uit 1919 en Piet uit 1920. (Lies is in het voorjaar van 2011 overleden op 93-jarige leeftijd.) Hans uit 1925 is de jongste. Het gezin heeft een bewogen geschiedenis. Opa Jan was nog vermogend, maar vader Piet begon in 1908 op een kleine boerderij gelegen aan de Herenweg 54 te Hoogwoud. Hij overleed in 1926 en tot overmaat van ramp volgde zijn vrouw Maria Neefjes in 1932, midden in de crisistijd. Het gezin telde veertien kinderen en het leven bestond uit werken om aan de armoede te ontkomen. Nog steeds als Piet voorbij de varkensstal van Piet Donker (Willemshoeve) aan de Koningspade rijdt, herinnert hij zich de vele uren die hij wakend doorgebracht bij biggende zeugen. Piet trouwde in 1947 met Vera Beerepoot uit Wognum en begon in 1952 op een boerderij in de Noordoostpolder, als eerste Hoogwouder. Hij kreeg een slecht stuk land toegewezen, maar bouwde toch een bedrijf op van 120 hectare. Begiftigd met een ijzeren geheugen, geeft hij een mooi beeld van het leven in Hoogwoud omstreeks 1930.

Opa Johannes Blaauw en oma Meinoutje Deken.

 

Opa Jan en vader Piet

Opa Jan Blaauw was getrouwd met Meinoutje Deken. Dit echtpaar was welgesteld en bezat zes boerderijen en wel een in Blokker en WesterBlokker en twee in zowel de Weere als in Oudorp. Het echtpaar kreeg drie kinderen waaronder oudste zoon Piet (geboren in 1884 in Oudorp), Geertje en Hannes. Opa Jan Blaauw overleed echter al op 26-jarige leeftijd waarna zijn weduwe hertrouwde met Jacob Langedijk uit De Weere. Dat bleek geen goede keuze want Jaap ging ‘de voordam uit’ en moest uiteindelijk zijn boerderij verkopen. Vader Piet Blaauw trouwde in 1908 met Maria Neefjes, een dochter van een tuinder uit Wervershoof. Het echtpaar ging in Hoogwoud wonen op de boerderij aan de Herenweg, die in maart 1908 gekocht was op een openbare verkoping in café Breed. Stiefvader Langedijk tekende bij notaris De Boer voor de koopsom van 17.615 gulden. De boerderij was eigendom geweest van P. de Wit uit Den Haag en omvatte zeven hectare land. Aangezien Piet niet afhankelijk wilde zijn van zijn stiefvader leende hij op 7 mei van dat jaar 12.000 gulden bij kaashandelaar Klaas De Jong Mzn uit Hoorn. Daarnaast was zijn oom Dorus Terra behulpzaam bij de financiering.

Het ouderlijk bedrijf

De helft van het land achter de boerderij werd gehooid, vooral het hogere land halverwege de Boekelweg en het deel tegen de Dieringersloot aan. Het lagere land vlak achter de boerderij (een perceel van 1.7 hectare) was tot ongeveer 1925 in gebruik als bouwland voor de teelt van haver. Piet herinnert zich dat hij als jochie zijn vader en schoonvader het graan zag zichten. Daarna werd dit land omgezet in weide, maar de zode van dit ‘dresland’ was niet van zo’n beste kwaliteit. Het duurde lang voor er goed gras groeide. Maaien gebeurde met de maaimachine van stiefvader Langedijk, die met een ‘expreswagen’ (Expreswagen: hier kon je een maaimachine op vervoeren. Deze wagen gebruikten zij samen.) uit de Weere werd opgehaald. In de walkant van de Diering had Piet als jochie al een paar geiten vastgezet. De Diering was nog een schone sloot waar vis in zwom. In de jaren dertig ging de melkfabriek Aurora steeds meer lozen op deze sloot en werd het een troep.

Marijtje Neefjes en Pieter Blaauw.

Herenweg 54 (1959).

 

De boerderij ademde nog oude tijden. De kamervloer was bedekt met een zeil en een wollen karpet en aan het plafond hing een koperen lamp. Elektrisch licht was er trouwens al wel. Vader en moeder sliepen nog in de bedstee, met boven hun voeteneinde een kreb, een houten bak voor de pasgeboren baby’s, zo herinnert zich Lies. Vader bezat een hoge hoed die was opgeborgen in een blauwe doos met een deksel met strik erop. In de tuigenkast op de dars hing een mooi tuig van zwart leer. Dat werd gebruikt als de ouders op zondag met de kapwagen de familie bezochten. Jonge Piet ging ook wel eens mee, maar er kon maar een kind tegelijk mee, want anders gingen ze achter in de wagen ‘krammen’, ofwel sodemieteren. Daar hadden de ouders een hekel aan, aldus Piet. Het paard werd tussen twee trekstokken geplaatst: het stond in het limoen, zoals werd gezegd. Daar werd het met een touw vastgezet en wel met een knoop in de vorm van een acht, die je gemakkelijk los kon trekken. Piet leerde dat later van de oude Piet Donker. Verder bestond het tuig uit een haam (voor de borst) en een hoofdstel, compleet met een koperen bit en zilveren platen voor de ogen van het paard. Tuig en metaalwerk werden regelmatig gepoetst. Grote reparaties werden uitgevoerd door zadelmaker Caarls uit Opmeer en kleine reparaties door schoenmaker Stroomer die in de Boekel woonde. In het voorjaar werd de stal schoongemaakt. De gang werd met zwarte koolteer ingesmeerd en van voren tot achteren met een loper bedekt. Blauwe schotten tot aan de zolder scheidden de gang van de stal.

Waterleiding en vuurduvel

Drinkwater kwam uit een gemetselde waterbak achter de boerderij of uit de pomp bij de viersprong. In 1927 werd bij Blaauw waterleiding aangelegd. Het was een droog jaar, herinnert Piet zich. De leiding werd aangelegd door de muur van de boerderij om via de kelder gelegen onder de woonkamer uit te komen in het begin van de stal, op de lange regel. Daar stonden negen stuks vee en nog zes stuks op de korte regel. Water voor de koeien kwam uit de pomp achter de boerderij, die bestond uit uitgeholde boomstammen die in een wel staken.

Halverwege de korte regel verrezen twee haarden met een schoorsteen erboven. In de ene haard stond een vuurduvel en in de andere een aantal petroleumstellen, die behoorlijk loefden. De pannen raakten zwartgeblakerd en werden regelmatig schoongemaakt met gelige klei die uit de kant van de sloot (dit was zandkleigrond) werd gehaald. Op de vuurduvel kookte moeder water voor de was. Ze gebruikte nog een wasbord, wat het werk zwaar maakte, volgens Lies. In een grote ketel werd brei gekookt dat bewaard werd in Keulse potten. Koud smaakte die brei lekker op een zomerse avond en als de jongens terugkwamen van het hooien namen ze een lepel. Ook allerlei groenten werd ingemaakt in Keulse potten. De hele zomer leefde de familie in ‘het staltje’ waar een lange tafel plaats bood aan de kinderen. De kelder in de dars werd gebruikt voor de opslag van het fruit van de boomgaard. Daar stonden zowat vijftien suikerperenbomen die later werden geënt met de soort Conference. Verder stonden er pruimenbomen, gele, groene en het soort prolifique die ingemaakt werden en bij een trouwpartij als lekkernij werden opgediend. Appels werden gedroogd bij bakker Van Diepen en werden in de winter gegeten. Het meeste fruit werd verkocht aan fruitteler Manus Vriesde van de Gouwe die het sorteerde en op de veiling verkocht.

School en kerk

Piet ging in 1925, op vijfjarige leeftijd naar de lagere school. Hij was in juli jarig en was dus een vroege leerling. De school werd na een paar jaar verbouwd en er kwamen wc’s met een stortbak en een wasbak. Daar moest Piet van meester Wegdam zijn handen wassen als hij ’s ochtends de koeien had gemolken. Op het schoolplein bevond zich nog de waterput die tot begin jaren dertig in gebruik was als waterbron. Juf Van Diepen stond voor de tweede klas. Ze gaf Piet spraakles, omdat hij moeite had met de ‘sch’. Zij begeleidde ook de Eerste Communie wat gebeurde in de tweede of derde week van mei. De hele klas oefende in de kerk voor deze gelegenheid. Piet kreeg een nieuw pak, maar visite kwam er op die dag niet. Ook verjaardagen werden nooit gevierd. Moeder was kerkelijk en haar kerkboek bevatte allerlei bidprentjes, volgens Lies. Verder was ze lid van de Heilige Familie die in 1928 was opgericht door pastoor Bitter ter bevordering van een goed katholiek gezinsleven. Om haar hals droeg ze een scapulier, een band met een merk van deze vereniging. Alle kinderen Blaauw droegen een scapulier onder hun kleding, met afbeeldingen van Maria ten teken van hun katholieke afkomst. De oudste zussen Blaauw huurden een kerkplaats ter hoogte van de preekstoel midden in de kerk. Deze plaats was goedkoper omdat je de pastoor niet goed kon zien als hij preekte. De mannen zaten in het achterste deel van de kerk, met op de eerste rij de kerkmeesters zoals Cees Schilder. Piet had goede cijfers op zijn rapport, behalve voor kerkbezoek. Alleen op vrijdag ging hij naar de kerk, de overige ochtenden werkte hij liever. Te biecht ging hij eens in de maand, met de gehele klas. Hij was blij als hij klaar was, maar al te zwaar nam Piet deze gang niet op. Rozenkransen werden gekocht bij koster Karsten, maar ze waren niet van zilver; bij juwelier Hinke kwamen de Blaauwen niet.

Interieur Katholieke kerk in Hoogwoud met in het midden de preekstoel.

 

Begin jaren dertig hielden de paters uit Niedorp missiepreken, die vooral door ouders van kinderrijke gezinnen bezocht werden. Zo gingen de buren Van Diepen erheen. Piet was er trouwens nog te jong voor, maar hoorde wel dat er donderpreken werden gehouden, een week of soms wel tien dagen lang, elke avond tussen acht en negen uur. Kerkelijke feesten werden in Hoogwoud royaal gevierd, zoals de inhuldiging van nieuw gewijde priesters. Zo werden de zonen van schoenmaker Stroomer en van Dekker van de Koningspade vol trots binnengehaald in een open rijtuig. Ze werden dan begeleid door een stoet van een tiental bereden paarden uit het dorp. Piet reed als twaalfjarige mee op hun paard Bruintje die voor de gelegenheid getooid was met een geel ‘kazuifel’. (Kazuifel was in dit geval een kleed voor het paard in de kleur van de kerk. De berijder bleef zo schoon, want hij had dan een knap pak aan.). Voor zijn Groot Aannemen kreeg Piet een matrozenpak, gekocht bij Bervoets in Hoorn, maar toen hij bij de voetbalvereniging Stormvogels over het prikkeldraad probeerde binnen te glippen, haalde hij dat pak open. Zijn zusters waren niet ‘bloid’.

Wijwater en onweer

Het boerenbedrijf was omgeven met katholieke gebruiken. Er hing een wijwaterbak aan de muur en bij onweer werd de hele boerderij gezegend. Broer Jan gaf aan wanneer de bui overgedreven was en de wijwaterkwast opgeborgen kon worden. Met kerstmis werd een mand met hooi gezegend en de koeien kregen uit die mand een hand hooi om zo een goed jaar af te smeken. Als de koeien in het voorjaar de wei ingingen sprongen ze wild heen en weer en er wilde wel eens een ongeluk gebeuren. Om dit te voorkomen werden de koeien gezegend met wijwater. Toen Piet in 1946 in Wognum op een boerderij begon, vergat hij door tijdgebrek dat ritueel. Toen een van zijn koeien een poot brak, dacht hij met schrik aan dat oude gebruik. Broer Jan stelde hem gerust. Ook bij de buren Groot heersten deze gebruiken. Bij het kalven van een koe brandden ze een kaars en zegenden ze het geboren kalf met wijwater. Het vee had in deze tijd te maken met allerlei ziektes. Varkens vielen soms ineens dood neer, aan de slingerziekte zoals men zei. Tuberculose kwam vaak voor bij koeien terwijl ze ook regelmatig werden geteisterd door mond- en klauwzeer. Deze ziekte heerste einde jaren dertig bij Piet Donker aan de Koningspade. De poten van de koeien vervelden en ze konden weken niet staan. Soms lagen er wel vijf koeien apart in de dars. Om ze te kunnen melken moest je ze op hun andere kant draaien. Ook moest je hun poten schoonmaken en insmeren met bruine teer. Niemand begreep waar de ziekte vandaan kwam en medicijnen waren er niet. Je was aan de goden overgeleverd. Toch werd de melk wel verkocht aan de fabriek.

Vader en moeder Blauw - foto gemaakt in Zijdewind tijdens een familiedag.

 

Uitbreiding van het bedrijf

Alle kinderen brachten geld binnen en vader Blaauw kon daarom zijn bedrijf uitbreiden. Na een paar jaar kocht hij 2.5 ha land aan de Koningspade (samen met Piet Deken)dat als bouwland werd gebruikt. Als eerste in Hoogwoud verbouwde men witlof. Het werd gezaaid tussen de erwten en de pennen werden in november gekuild in de tuin bij het huis. In april brak de witlof door de grond heen. Het werd verkocht op de veiling in Wognum. De erwten werden ’s avonds aan tafel uitgezocht, daarbij geholpen door de buren Vis, dat was gezellig. Daarna verkocht broer Jan ze op de Beurs te Hoorn. Soms kwam de oude Piet Koomen uit Spanbroek langs om ze aan huis te kopen, als hij erom verlegen zat.

In 1923 kocht vader 5.25 ha land van de boerderij van Gert Ursem aan de Koningspade, genaamd de Paardeweid, voor een bedrag van 13.000 gulden. In hetzelfde jaar volgde de boerderij aan de Herenweg 57, tegenover de ouderlijke boerderij, van de erven van bakker Pranger, gekocht voor 2200 gulden. Piet herinnert zich nog de droogzolder voor de meelzakken en een oven. Het woongedeelte van de boerderij werd verhuurd aan diverse gezinnen (Maas, Dam en Kaijer) terwijl achter het eigen vee werd gestald. Varkens werden gemest tot 300 en soms 500 pond, maar de prijzen zakten binnen een paar jaar van acht tot niet meer dan vier cent per pond. Ook de stier van Blaauw werd in de boerderij gestald. De oven werd in 1936 gesloopt en van dat materiaal (zo’n 10.000 stenen) werd bij broer Jan een varkensboet gebouwd, met plaats voor honderd varkens. Jan trouwde in 1937 en ging op de Paardeweid aan de Koningspade boeren. In 1939 kochten de broers voor Jaap het bedrijf van Malman. Zijn vrouw kwam uit de stad en kon niet aarden in Hoogwoud. Malman had het bedrijf pas een paar jaar eerder gekocht van Dirk Aartman die bij de katholieke kerk was gaan rentenieren. Aartman was een ‘paardjesman’ die op zijn land een renbaan had, gelegen tegen de Koningspade. De greppels waren gedicht zodat hij er zijn rondjes kon rijden.

Noot v.d. red. Verwarring over naam Blauw of Blaauw 
wordt duidelijk d.m.v. bovenstaande bidprentjes.

 

Kracht naar kruis

Vader overleed in 1926 op 41-jarige leeftijd aan TBC. Deze zieke kwam veel voor in die tijd, zowel bij koeien als bij mensen. Het vee van Blaauw was besmet, maar vader dronk toch verse melk uit de temes. Tot overmaat van ramp overleed moeder op 2 januari 1932, op 47-jarige leeftijd. Op de avond dat moeder overleed kwam de hele familie met de kapwagen op bezoek, herinnert Piet zich. Een aanzegger ging de buren langs om ze op de hoogte te brengen. Wie dat bij zijn moeder was, is niet duidelijk. Alle jurken van de oudere zusters werden volgens Lies zwart geverfd en de kinderen droegen een rouwband om de arm. Begrafenisondernemer Modder vervoerde de lijkkist naar de kerk. Hij had een zwarte wagen met een paard bespannen met een luxe tuig en afgedekt met een zwart laken. Modder zat op de bok, in het zwart en met een zwarte hoed op. De stoet volgde. De kerk was in het zwart, zoals toen gewoonte was. Het gezin Blaauw was nog een jaar in de rouw. Te kermis gingen ze dat jaar niet.

Zus Mien nam de zorg over het huishouden op zich: het was een zegen dat zij dat kon, aldus Piet. De broers Jan en Jo werden verantwoordelijk voor het bedrijf. Het was crisistijd. De broers stonden borg voor twee tuinders (broers van moeder) uit Obdam die in 1933 failliet gingen. De Blaauwen moesten de lening opbrengen, maar het kwam goed. Moeder bezat nog wat goud en zilver en zelfs een gouden kap. Na haar overlijden werden deze spullen door de zussen verkocht aan een handelaar uit Hoorn, evenals het horloge en de hoge hoed van vader. Piet zat toe te kijken bij de verkoop. Onderhandeld werd er trouwens niet: je moest accepteren wat de handelaar bood. Na het overlijden van moeder schafte het gezin Blaauw zich een radio aan, bij wijze van afleiding. De radio bestond uit een soort ronde toeter. Je nam een abonnement bij Nipshage uit de Weere die een zaak had voor potten en pannen; de radio kostte 25 gulden. Nipshage verzorgde muziek tussen zes en acht uur ’s avonds. Hij stelde zelf het programma samen, afhankelijk van de tijd van het jaar, zoals met sinterklaas en kerstmis. In de jaren dertig was ook pater de Greve te horen, op zaterdagavond,. Het gezin telde veertien kinderen. Het was dus passen en meten: in de kamer stonden twee bedsteden en op de dars en op zolder nog elk twee ledikanten. De matrassen waren gevuld met kapok, een wolachtige vezel. Jo ging in de kost bij de buren Groot, maar keerde weer terug na het trouwen van broer Jan in 1937.

Van links naar rechts beginnend bij bovenste rij. 
Lies, Truus, Jo, Jaap, Riet, Piet. Midden: Corrie, Mien, Afra, Jan, Trien.
Onder: Theo, Hans, Cees.

 

Aanpakken

De broers Jan en Jo wilden vooruitkomen. Jan stuurde zijn jongere broers naar de pas opgericht landbouwschool in Spanbroek, met de bekende Peraer als hoofd. Piet ging er in 1932 heen en leerde daar over het gebruik van kunstmest. Eerst had hij twee dagen in de week les en later maar één dag. De overige tijd werkte hij bij Klaas Bos, directeur van Aurora. Hij deed er het lichte werk, zoals het voeren van het vee, terwijl een knecht de groep uitmestte. Bos was altijd vroeg in de stal, herinnert Piet zich. Hij was een man met autoriteit. Piet had nog een tijdje verkering met zijn dochter, maar daar was Bos toch niet voor, omdat Piet van gewone komaf was. Hij ging wel met haar naar de film in Hoorn, maar niet naar de kermis in Opmeer. Daarna werkte Piet bij de akkerbouwer Piet Blauwboer in Kolhorn en wel 80 a 90 uur in de week. Op een dag in augustus fietste hij naar Kolhorn en zag er een vork aan de weg staan, ten teken dat er volk gevraagd werd. Hij hielp met het op hokken zetten van de tarwe (een aantal bossen tegen elkaar zetten om te drogen) en het schonen van zaad. In 1939 keerde hij weer terug bij Piet Donker, waar hij 18 a 19 gulden per week ging verdienen. Donker vroeg om een goede melker en betaalde twee cent boven het gemiddelde uurloon. Piet moest waken als de zeugen bigden. Hij sliep dan in het varkenshok, op stro en met een deken over zich heen. Bij elk nieuw geboren biggetje knipte hij de navelstreng door en legde het biggetje aan de speen. Dat waken kon uren duren. Maar de volgende dag werkte je gewoon door; compensatie was er niet. Na de dood van moeder begon broer Jan weer thuis te kazen; kaaspersen en koppen werden gekocht, maar kaasmaken bleek een echte kunst en Jan kreeg soms weinig voor zijn kaas op de Hoornse kaasmarkt. Hij verkocht het daarom ook aan huis in deze omgeving. Tijdens het kazen was de stal de hele zomer in gebruik en werden de schotten niet geplaatst. Uiteindelijk dienden ze voor het herstel van de schoeiing van de hooiberg. Na Jan zijn trouwen stopte de Blaauwen met kazen. Alle soorten werk werd aangepakt, ook los werk. Soms ging Piet op zondag bij twee boeren te melken. Met broer Jaap baggerde hij in de jaren dertig nog eens de sloot op hun land uit, met steun van het waterschap in Medemblik. Ze vingen een kwartje per vierkante meter. De broers damden de sloot af met schotten, hoosden het water eruit en baggerden zo de hele sloot uit. Ze vingen voor hun werk niet meer dan een rijksdaalder per week plus inwoning en kwamen niet vooruit. De Blaauwen verschilden hierin van de gegoede boeren wier zonen te werk gingen bij hun ooms. Overwegend protestant, die hadden weinig of geen zoons. Die hoefden daar niet erg hard te werken. De Blaauwen melkten soms bij twee boeren op een avond. Dit was vooral op zondag. Ze kwamen altijd bij de Blaauwen vragen als de vroegkerk uit was. De Blaauwen hadden altijd wel een melker.

Werkverschaffing

In de jaren dertig veranderde het straatbeeld van Hoogwoud. Via de werkverschaffing werden werklozen ingezet voor het verbreden van wegen en het dempen van sloten. Zo werd de sloot voor het huis van Blaauw gevuld met zand afkomstig van de trambaan. Piet herinnert zich dat het zand met wagens door de Boekel werd gereden, twee mensen voor en eentje erachter om te duwen. Men sprak dan ook toepasselijk van duwwerk. Ook de grind- en zandbakken naast de trambaan werden gesloopt. De tramlijn was trouwens al eerder opgeheven, toen Piet ongeveer zeven jaar oud was. De arbeiders verdienden twaalf gulden in de week, meer niet. Ze kregen wel goedkoop vlees uit Argentinië, dat in blikken werd gedistribueerd.

Café de Lindeboom van Dirk Dam stond tegenover het huis van de familie Blaauw. 
Mien Blaauw en Dirk Klaver vierden hier hun bruiloft.

 

Bruidstranen

Ook de zussen gingen te werk: Truus bij burgemeester Hoogenboom en Corrie en Trien in de huishouding van notaris De Boer. Deze ging de Blaauwen financieel steunen. Ook van buurman Arie Breed werd nog een keer vijfhonderd gulden geleend. Na hun trouwen gingen de zussen het huis uit. Zus Lies trouwde met een Vriend uit Venhuizen. Bij de ondertrouw ging de bruid met haar ouders ‘op de bruidstranen’ bij de schoonfamilie. Deze boden een diner aan als symbool van het afscheid van de jeugd van de bruid en het verlaten van het ouderlijk huis. Dat moest wel op een eenvoudige manier. Een kapwagen moest gehuurd worden van Piet Langedijk van de Gouwe en zo ging men op pad. Onderweg werd opgestoken bij het café van Jaap van Diepen, een zoon van bakker van Diepen uit Hoogwoud. Bij de schoonfamilie werden de gasten getrakteerd op tulband. Zus Mien trouwde op 9 mei 1940 met Dirk Klaver uit de Weere. Het huwelijk werd op verzoek van Mien gevierd in café de Lindeboom van Dirk Dam aan de Herenweg (nu chinees restaurant Lotus). Dirk Klaver was nog streng overhoord door pastoor Bitter over zijn kennis van de catechismus. Dirk had zich weinig voorbereid, maar had op de lagere school wel goed opgelet en kon daarom de vragen goed beantwoorden. Toen de gasten die nacht naar huis gingen hoorden ze de bommenwerpers overvliegen. Het was oorlog. Piet kreeg verkering met Vera Beerepoot uit Wognum, een dochter uit een goed katholieke gezin. Ze kenden elkaar al lang maar ze trouwden in 1947, gelijk met broer Kees. Het feest was in café Overboom in Wognum.

Rijk en arm

Grote en kleine boeren waren niet hetzelfde in Hoogwoud. Rijke boeren hadden een kapwagen en een glazen wagen, zoals de buren Hannes Groot en diens opvolger Cees Schouten en de weduwe Groot. Broer Jo bracht haar in de jaren dertig ’s zondags met de glazen wagen van en naar de kerk. Hij moest dan het ‘knappe pak’ aan. Diverse boeren zoals Kees Groot hadden ook nog een tweewielige dresseerwagen om snel mee naar de markt te gaan.

Het onderscheid bleek bij de verhuur van een perceel kerkeland gelegen naast de katholieke kerk. De Blaauwen hadden het land hard nodig, want ze hadden vele monden te voeden, maar het werd toegewezen aan Jaap Koopman van de Langereis, een grote boer. In het kerkbestuur zaten de gegoede boeren zoals Arie Klaver uit Opmeer, Biersteker en Jan van Diepen. De Blaauwen grepen ernaast. Daarna probeerden ze nog land te huren van buurman Schouten, gelegen aan de Gouwe, maar hij vroeg 100 gulden per hectare, wat te veel was in deze crisistijd en de broers zagen er vanaf. Vele boeren en bouwers huurden los land tegen een hoge prijs, herinnert Piet zich. Mensen gingen elk jaar van het ene naar het andere stuk land en sommige boeren haalden hun spullen niet eens van de wagen. Pas met de pachtwet van de jaren veertig werd de pachtprijs aan een maximum gebonden.

Blaauw leverde zijn melk aan Aurora. Om de twee weken gingen boeren naar de fabriek om hun melkgeld op te halen. Directeur Veldstra ontving ze in de vergaderzaal en overhandigde ze hun geld in een langwerpige gele zak. ‘Dikke boeren’, zoals Arie Schipper en Cees Schouten waren altijd aanwezig. Ze rookten dan sigaren op kosten van Aurora. Dit waren trouwens niet de duurste sigaren, maar sigaren zonder een bandje. Meestal haalden broer Jan of Jo het geld op maar een paar keer ging Piet erheen. Hij kreeg een sigaar met de mededeling dat hij die wel meteen moest ‘opvreten’, maar buiten doofde Piet de sigaar om hem later weer te roken. De geldzakjes werden ook rondgebracht door melkrijders, zoals W. Loos. Deze had een hele rij van deze zakjes in zijn wagen en liet ze onbeheerd achter als hij bij een boer naar binnen ging. Dat kon nog in die tijd.

Failliet

Diverse boeren gingen failliet in deze slechte tijd, zoals buurman Hannes Groot. Dat gebeurde een jaar na het overlijden van moeder Blaauw, dus in 1933. Hannes had wel bouwland maar hij ‘lette niet op de kleintjes’. Als zijn ruiters met erwten geoogst waren, gingen de Blaauwen nog onder die ruiters op zoek naar verloren erwten. Piet herinnert zich het boelhuis van Groot nog goed. Koeien brachten vanaf zeventig gulden op, de beste zelfs 130 gulden, de kapwagen vijftien gulden en de glazen wagen vijfentwintig gulden. Bij sommige boeren werd helemaal niet gewerkt, zoals bij opa Langedijk. Die dronk bovendien een borrel en moeder Blaauw had er daarom een hekel aan als hij langskwam. Er waren zelfs boeren die de jeneverfles meenamen naar het hooiland. Sommigen begonnen bij hun huwelijk met 50.000 gulden maar raakten uiteindelijk hun bedrijf kwijt.

De RKLTB

Jo was in sommige opzichten ondernemender dan Jan. Hij kocht in 1943 een beste stier afkomstig van Klaas Ruijter uit de Beemster. Deze polder was deels onder water gezet en de stier werd aangeboden op de Hoornse voorjaarsmarkt. Jo en Piet besloten hem te kopen. De stier haalde prijzen en veel boeren lieten hun koeien bij Blaauw dekken.

Jo zat ook in het organisatieleven net als Roen en Wout Hoogland. Al in de jaren dertig werd hij door Wout gevraagd om bij de afdeling Hoogwoud/Opmeer van de Rooms Katholieke Land en Tuinbouw Bond (RKLTB) te komen, en wel als vertegenwoordiger van de kleine agrariër. In deze afdeling zaten nog vooral rijke boeren in het bestuur, zoals Jaap Klaver van de Herenweg en Dirk Wijnker van de Middelweg. In de oorlog verzorgde Jo onder andere de distributie van luchtbanden. Piet kwam wel eens bij Wout en zijn vrouw Afie die aan het Noordeinde een nieuw bedrijf waren begonnen. Wout, Jo en Piet namen omstreeks 1940 deel aan een cursus spreken in het openbaar, die door Arie Klaver van de katholieke middenstandsvereniging de Hanze (een grote vereniging waar alles verkocht kon worden.) werd gegeven in café Breed. Piet nam een enkele keer deel, maar maakte de cursus niet af omdat hij moest werken. Jaap Klaver was toen voorzitter van de LTB-afdeling. Piet herinnert zich dat hij werd opgepakt na de schietpartij waarbij Afie Breed door een rondvliegende kogel werd getroffen en overleed. Klaver werd door de Duitsers op de kap van een auto gezet en samen met anderen naar Alkmaar gebracht. Hij had er niets mee te maken en kwam weer thuis.

Kadoelen 1942 - met pet in linkerraam staat Piet Blaauw.

 

Weg uit Hoogwoud

In 1940 schreef Piet zich in voor werk in de Noordoostpolder, toen als enige uit Hoogwoud. De ontginning van deze polder was handwerk daar bijvoorbeeld de greppels nog met de schop gegraven werden. Piet ging er telkens voor drie à vier weken heen. Om drie uur ’s nachts vertrok hij dan uit Hoogwoud en fietste in drie uur naar de boot in Enkhuizen die vervolgens richting Urk voer. Zijn fiets was verlicht met een carbidlamp. Om 8.30 kwam de boot bij de polder aan waarna het nog drie uur fietsen was naar zijn eindbestemming, het dorp Kadoelen. Het fietspad over de dijk was slecht. Piet was ondergebracht in een barak met tien jongemannen tegelijk. Hij werkte er een deel van de oorlog, behalve in de winter wanneer de kou grondwerk onmogelijk maakte. Een periode werkte hij ook in de Wieringermeer, bij akkerbouwer Onderdijk, een van oorsprong Zeeuwse boer, die als een van de eersten zijn land verhuurde voor bollen aan telers van het ouwe land. Hij had zandig land dat geschikt was voor deze teelt.

In 1946 ging Piet een boerderij huren van Piet Kooiman uit Wognum. Deze stopte met boeren ook omdat hij in de oorlog met de Duitsers had samengewerkt. Er was woningschaarste en Piet moest op zoek naar een tweede bewoner, die via een advertentie in Heiloo gevonden werd. Piet kookte in de voormalige paardenstal. De pacht werd geregeld via de pachtwet. Van Kampen uit Spierdijk taxeerde een redelijke huur, maar daarnaast moest Piet toch nog 2000 gulden aanbetalen. Na zes jaar, in 1952, kon Piet de huur niet meer verlengen. Hij kreeg de aanbetaling terug, alhoewel hij met een rechtszaak moest dreigen. Piet besloot zich in te schrijven voor een boerderij in de Noordoostpolder, hij kreeg er een toegewezen. De erfenis van het gezin Blaauw werd in 1947 verdeeld in een middag tijd; ieder kon voor 7500 gulden een deel van het familiebezit kopen. Piet kreeg zijn deel in contant geld aangezien hij al een boerderij pachtte in Wognum.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall