Jan Koeten
Herinneringen aan Aartswoud
Deel 1
Door Cees Modder
Enkele jaren geleden mocht ik een verhaal kopiëren van Jan Koeten. Hij had het geschreven in 1940 over alles wat hij had beleefd en nog wist van Aartswoud vanaf 1880 tot 1940. Er waren meer mensen die dat deden, denk aan Dirk Pijper uit Opmeer die niet alleen verzen en gedichten maakte, maar ook over Opmeer het een en ander opschreef. Aan Pieter Bossen die toen de kronieken schreef over de dorpen Aartswoud en Hoogwoud en natuurlijk aan Olfert Schermer met zijn kroniek over Hoogwoud. Maar voordat we het verhaal van Jan Koeten gaan opschrijven eerst even iets over zijn achtergrond.
Zijn ouders
Jan’s vader, ook een Jan Koeten geboren in Aartswoud, trouwde op 14-10-1866 met Klaaske Pals die uit Midsland (Terschelling) kwam. Na hun trouwen kwamen ze in een tot woonhuis verbouwde schuur aan het Noordeinde (Zuiderzeestraat) te wonen. Het huis stond naast de slagerij van J. van der Bel, nu woonhuis van de familie Gruter-Vrijdag. Hij was los werkman in de Groetpolder en in de slappe tijd (als er geen werk was) matte hij stoelen. Daarnaast was hij ook mosterdventer. Er werd in die tijd veel mosterd gebruikt om de smaak van slecht vlees en dergelijke te verhullen. Klaaske had een kruidenierswinkeltje en een petroleumhandeltje. Ik gebruik met opzet tje er achter, want er waren nogal wat van die bedrijfjes in Aartswoud. Jan Koeten sr. overleed in 1917. Klaaske bleef tot 1930 in Aartswoud wonen, ze was toen 85 jaar. In ± 1953 is het huisje gesloopt. Jan en Klaaske kregen vijf kinderen Jan (1872), Maartje (1874), Tijs (1877), Pieter (1879, overleed in 1881) en Pietertje (1882).
Jan Koeten en Klaaske Pals.
Het tot woonhuis verbouwde schuur.
Broer Tijs
Tijs komen we later tegen aan de Weelkade in een klein huis dat gezet is van sloopmaterialen van de Westermolen (gesloopt in ± 1870). Op die plek zal later weer zijn zoon Jan (de muziekleraar) wonen. Nu is daar de verloskundige praktijk van M. Castania gevestigd. Tijs Koeten was los werkman en had een tuinderij, maar handelde ook in schelpen en gummischoenen. Als je naar zijn beroep vroeg, noemde hij zich ‘bureaulist’ want hij zat tijdens kermissen en bals bij de ingang om entreegeld te innen.
Weelkade - Ma Koeten-Groen, Ma Koeten, Jansje Koeten,
Jan Koeten, Antje Koeten en Tijs Koeten.
Jan Koeten Jz.
Jan is de schrijver van dit verhaal. Hij trouwde op 08-05-1896 met Hermina Gerradina Wiggers en ging wonen aan het Zuideinde ofwel de Kerkebuurt, (Schoolstraat 63) waar nu de familie Cees Kranenburg woont. Hij begon een schoenmakerij, hield kippen, mestte tevens een paar varkens en begon in 1906 een kantoorboekhandel. Ze kregen twee kinderen, Klazina (1897) en Hendrikus (1902). De schoenmakerij stond tussen zijn huis en de boerderij (nu familie Zwaan) in. Voorheen was dat het schildersbedrijf van Pieter Ott. Later is dit door Jan Koeten gesloopt en met materialen daarvan heeft hij zijn huis vergroot. Ik heb het vermoeden dat Jan Koeten nogal bij de verenigingen van Aartswoud betrokken was, want hij is op meerdere foto’s te zien. Hij verzorgde ook vele programma’s en diverse drukwerken, maar dat was dan ook zijn handel.
Schoolstraat 63 - Het woon- en winkelhuis van Jan Koeten en Hermina Wiggers.
Schoolstraat 63 - 1903 - Achter: dokter Jan Koeten, Tijs Koeten en Hermina Koeten.
Voor: onbekend, Klazina en Hendrikus Koeten.
Schoolstraat 63 - De sloop van de schoenmakerswerkplaats
(is ook nog een schildersbedrijf geweest).
Schoolstraat 63 - De aanbouw aan het huis van Jan Koeten.
Jan Koeten - Nota kantoorboekhandel - 1932.
En dan nu het verhaal zoals Jan Koeten Jz. dat in 1940 optekende.
Hoofdstuk I De Zee.
Waar zou ik dan beter mee kunnen beginnen dan met de beschrijving van de schoone Zuiderzee, waarvan wij vroeger vele malen droomden en waaraan ons dorpje Aartswoud was gelegen. De naam afkomstig van Eertswoude zooals eenige reproducties welke in de Kerk en het Raadhuis zijn te vinden alsmede oude Kronieken vermelden.
Het dorp was en is nog in twee delen gescheiden n.l. Zuideinde of Kerkebuurt en Noordeinde of Dijkend. Van ouds noemde men ons dorp ook vele malen Ierswoud of Blotebieneland. Dit laatste is een scheldnaam, zooals bijna alle Westfriese dorpen bezaten of nog bezitten.
Vele gehuchten behoren tot ons dorp , als de Braak, de Kolk, de Weel, de Boezem en de Langereis. Het geheel behoort tot de gemeente Hoogwoud en telt ongeveer 425 inwoners.
En om nu tot de zee terug te keeren. Hoe schoon was die waterplas voornamelijk in de zomer, met zijn zacht kabbelende golfjes, met zijn vergezichten, waardoor men bij helder weer Wieringen heel goed, ja zelfs de Friese kust kon onderscheiden. De vele visschersschuiten die hun bedrijf uitoefenden, de tjalken met alles en nog wat, er ging een bekoring van uit.
1930 - Mei - Het strand bij Aartswoud.
Wat een drukte als de school uit was gaf de jeugd niet te zien, wanneer zij gewapend met kolenschop of potlepel ijverig in de weer waren om slootjes en putjes te graven in de z.g. molm aan het strand, tot dat de vloed alles weer vlak maakte en men weer opnieuw van voren aan kon beginnen.
En ’s avonds kwamen vele jonge menschen uit het dorp, ja zelfs uit de verre omtrek om zich in het heerlijke heldere zeewater door een bad te verfrisschen, geheel vrij en zonder zorgen. Dat de zee ons vertrouwd was is bewezen, daar in zoover mijn geheugen gaat er nimmer een ongeval is gebeurd.
Langs de bovenkant der dijk lagen velen zich na volbrachten dagtaak te verkwikken in de heerlijke koelte. Heel eenvoudig en toch zoo echt was dit landelijk leven van onze dorpelingen.
En wat werden de dijken goed verzorgt door de Vier-Noorder-Kogge. Was er maar een kei in de glooiing los, of was er een wrakke plek, direct arriveerde Jaap Zwaan met zijn mannen om het gebrek grondig te herstellen.
Ook in de winter bood de zee veel schoons wanneer zij bedekt was met hoog opeen gestapelde ijsschotsen en zoo hier en daar een wak. IJs en nog eens ijs zoover het oog reikte, welke een enkele maal wanneer het begon te kruien over de dijk kwam.
Hendrik Timmerman 1848 - 1923.
Dan zag men ook de beroepsjager Jan Kaaij en Hendrik Timmerman uit Winkel, geheel in ’t wit gekleed met ijsmutsen op, zich verschansen achter de ijsbergen in de nabijheid van een open plek water, om enige boutjes te bemachtigen, en daarmee een zuur verdient loon bij moeder de vrouw thuis te brengen.
Doch niet altijd was het een mooi schouwspel wat de zee ons bood. Vooral in de herfst met buiig en ruw weer kon het koken en spoken. Meermalen steeg het zeewater zoo hoog dat het over de dijk heen sloeg. Bij zulke gelegenheden zag men de dijkwacht geregeld waken voor de veiligheid der dijken om indien er bedreigde plekken kwamen, direct de zeilen uit de Koggeschuren te halen en voorzien van gewichten, deze er voor te brengen om erger te voorkomen.
Aartswoud - De zeilen over de ingeslagen gaten in de dijk.
Aartswoud - Naast café De Roode Leeuw de koggenschuur.
Hier lag alles opgeslagen en de deur was altijd los.
Het was daarom niet te verwonderen dat het dijktoezicht steeds de aandacht had van het Koggebestuur. Vele malen is de dijk verhoogd en verzwaard getuige nog de diepe putten die in het land zijn gestoken.
Het teren van de dijk in de hoek bij Aartswoud.
Er is nog een dijkje op de dijk gemaakt voor te hoog water.
Het ophogen van de dijk bij Aartswoud.
De rijweg naar Medemblik was toen evenals tegenwoordig nog naar Winkel boven op de dijk tot Lambertschaag. Eerst in 1881 werd de tegenwoordige onderweg in gebruik genomen, behard met grint en voorzien van een paardenpad met klinkers.
Wat de visscherij betrof staan mij nog helder voor de geest Klorrender Piet (Piet Bossen), Piet Verweij, Klaas Wiegman en Pieter Zijp, die met platboomde schuitjes op bot, schor, geep en aal vischte, doch hiermee een schamel loontje verdienden. Later zijn er nog eenige ansjovisschers geweest, doch daar dit niet lonend was, na een kortstondig bestaan weer verdwenen.
Met de scheepsvaart ging het beter en er is zelfs een tijd geweest dat men kon spreken van een bloeiend tijdperk. Waren er eerst gammele hulpsteigers later werden er drie flinke nieuwe steigers gebouwd, waar men goed kon aanleggen en lossen. De aanvoer bestond in hoofdzaak uit turf uit Friesland en met tjalken werden ze aangevoerd door de toenmalige bij de bevolking welbekende schippers Hendrik en Louw de Haan, Arend Smeding en Jan Bood.
In de zomer speciaal lange turven voor de bakkers van het dorp en wijde omtrek bestemd. Zoodra er een tjalk in zicht was ging Jikke (vrouw K. Rempt) aan de loop om de bakkers mee te delen, welke schipper met een lading turf aan was gekomen.
Niet lang daarna verschenen de turfwagens van Frans de Beurs, Jb. Kos, Piet de Leeuw, Piet Pannekeet om de turf naar hunne respectieve klanten te brengen. Herfstdags voeren ze in hoofdzaak korte turf en blauwe kluiten voor handelaren en particulieren. De bekende vaste turfdragers Simon Hoogland, Klaas Rempt, Floris Mienis en anderen droegen ze in manden op de schouders bij de steigers en vervolgens bij een trap op in de wagens.
Van den vroegen morgen tot den laten avond, ging dat toers sjoers door, zoo als men dat noemde, want de schippers hadden altijd haast om weer weg te komen gezien het getij van het water. Ja, de turfdragers verdienden wel degelijk in het zweet hun aanschijns hun brood.
Ook schepen met steen, grint en compost uit de groote steden kwamen aan en ook enkele ledige schepen om vlas uit de polders te laden. Alles bijeen genomen gaf dit veel vertier, arbeid en inkomsten voor de middenstand.
Langzaam aan werd door aanslibben het moeilijker om hier binnen te komen ondanks het openmaken door baggermolens, van de vaargeul, zoodat het ten slotte in het geheel niet meet mogelijk was, zelfs met een klein vrachtje binnen te komen. De steigers werden niet meer onderhouden en de een na den ander verdween. Zoo was dit eens zoo bloeiend bedrijf geheel door de natuur verdwenen.
Wieringermeer - De kraan waar Henk Timmerman uit Aartswoud mee werkte.
Toen kwam het veel besproken plan de droogmaking der Zuiderzee. Wie van de oningewijden had zoo iets kunnen denken en toch hebben wij dit grootsche werk met eigen oogen gezien en mee beleefd. Wij hebben geleidelijk het water zien verdwijnen, waarna de bodem, die van te voren onderwater reeds van kanalen en tochten was voorzien, tevoorschijn komen en volgens een vast plan werd de grond in cultuur gebracht.
Wieringermeer - Flinke kanalen zoals hier bij Slootdorp.
Thans ziet men overal flinke kanalen en wegen en overal bloeiende landbouwen waar de nijvere bevolking zich steeds druk beijvert om uit de grond te halen wat er van te halen is. Overal ziet men groote en kleine boerderijen bewoond door de meest uitlopende bevolking uit alle provincies van ons land.
Drie flinke dorpen n.l. Middenmeer, Slootdorp en Wieringerwerf zijn verrezen, voorzien van kerken, scholen, verenigingslokalen en winkels, werkplaatsen enz. Middenmeer heeft reeds een Beurs waar Woensdags verschillende kopers en verkopers samen komen om handel te drijven. In Wieringerwerf is de zetel der gemeente gevestigd. Met 1 Januari 1941 zal de Wieringermeer een eigen gemeente worden.
Hulde aan de mannen die dit hebben gewrocht.
Wieringermeer - Moderne bedrijven in de nieuwe polder.
Hoofdstuk II Het Verkeer.
Het verkeer bestond uit diverse verschillende rijtuigen bespannen met paarden en honden, hoofdzakelijk echter voetgangers. Fabelachtige reizen werden gemaakt, waarvan ik enkelen wil vermelden. Zoo weet ik er van dat twee mannen te voet naar Enkhuizen gingen en vervolgens per zeilschip naar Harlingen waar zij naar een Notaris moesten om een erfenis te vereffenen. Ook ging een zekere de Beurs in de zomer met paard en wagen naar den Helder om fruit te verkopen. Het naast bij zijnde station van een spoorweg was Noordscharwoude, een afstand van ruim twee uur.
Noord-Scharwoude - Station.
Woensdag werd er in Medemblik Kaasmarkt gehouden, waar alle boeren uit de omtrek hun producten heen voerden. Als bewijs hoe druk het toen was diene het volgende dat meermalen in de zomer, het café “de Roode Leeuw”aan de dijk zoo druk was, dat de paarden, soms allen niet in de stal konden geplaatst worden en buiten moesten wachten tot er weer plaats was. Men vergete niet dat er in de stal plaats was voor ruim veertig paarden. Dat een en ander veel drukte gaf en gewin laat zich begrijpen.
Aartswoud - Café De Roode Leeuw met rechts de doorrijstal.
Ook werden in de zomer de nog steeds beroemde Opperdoeser aardappelen van de veiling gehaald, door de welbekende grossiers Jaap de Leeuw, Gebr. Ossen, Gert Biere en enige anderen die ze dan respectievelijk bij hun diverse klanten afleverden. Ook dit waren dagelijksche bezoekers aan “de Roode Leeuw” voor rust voor de paarden en om zelf de inwendige mensch te versterken. Het waren dan ook lange dagen voor die menschen.
Zoo werd dan ook van lieverlede het verkeer veranderd en zagen we eerst de fiets verschijnen met hoog en laag wiel en vervolgens het thans in gebruik zijnde rijwiel.
Wieringerwaard - Notaris Bax in zijn auto.
Wat een sensatie leverde het gezicht op toen Notaris Bax uit de Wieringerwaard verscheen met zijn auto. Wel moesten menschen en soms paardenkracht worden gerequreerd om de wagen bij de dijk op te brengen, doch de motorische wagen was er en thans kunnen we zien hoe een groote vlucht deze heeft genomen.
Aartswoud - Bij café De Roode Leeuw moest de auto met mankracht omhoog gebracht worden.
In 1898 werd de tramlijn Schagen-Wognum geopend, waardoor Westfriesland uit zijn isolement werd verlost. Helaas bleek dat er hier niets bestendig van duur is. De autobusdiensten werden ingevoerd, waardoor het mogelijk was thuis in en uit te stappen.
Deze concurrentie was het gevolg dat de tramlijn in 1931 werd opgeheven. Nog is dit vooral naar de richting Schagen voor velen een gemis.
Aartswoud - De autobusonderneming van Cor Bakker.