Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Uit de kerkelijke archieven van Aartswoud

Verzameld door L. Th. Van Meer, bewerkt door Louis Groen en Niek Dekker

De naai- en breischool

In onze vorige uitgave behandelden we het armen- of diaconiehuis aan de Schoolstraat nr. 62. Het buurhuis op nr. 60 heeft Aartswoud ook aan kerk en diaconie te danken. Dit is de door de diaconie in 1874 gebouwde naai- en breischool. Het is nu het woonhuis van de familie Verwer. Hoe men tot de oprichting hiervan is gekomen en wat er verder mee gebeurde, vertellen ons wederom de kerkelijke archieven.

De eerste schuchtere stappen werden gezet in 1866. In een vergadering van kerkmeesters en notabelen op 26 April werd door «den voorzitter de oprigting van een breien naaischool ter kennisse gebracht, met het voorstel om de Catechizatiekamer daartoe te gebruiken». Dit voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen. Het begin is er dus, maar het zal nog jaren duren vóór er een grootser geheel zal komen.

In 1874 namelijk stelt diaken Pool voor «om met het oog op de weezen, de kinderen der bedeelden en overige armen, vanwege de Diakonie, op eene of andere wijze te voorzien in het gebrek aan onderwijs in nuttige handwerken». Er wordt een Commissie benoemd, die een uitgewerkt voorstel zal indienen. Dat was in april. In juni is het dan zo ver: «De Commissie tot het oprichten eener Naai- en Breischool doet bij monde van den voorzitter verslag van haar bevindingen. Hieruit blijkt dat de Commissie geslaagd is in het vinden van een geschikt persoon als onderwijzeres. Deze, Trijntje Kots, woonachtig te Schagen, wordt daarop door den Kerkeraad als onderwijzeres benoemd, op een tractement van f. 300,- ’s jaars in te gaan op den dag harer indiensttreding, voorlopig bepaald op 1 Juli en eindigend op den dag van haar ontslag, wat de Kerkeraad haar ten alle tijde zal kunnen geven, mits haar 6 weken daarvan te voren kennis gevende».

 

Wonder

De gemeenteleden krijgen meteen een circulaire in de bus (zo die er al was) «omtrent doel der school en de wijze waarop zij zal werken». Men laat dus niets aan het toeval over! De dames regentessen krijgen van de diaconie ƒ150,- «opdat ze daarvoor de goederen zullen kunnen aanschaffen, die door de gratis onderwijs genietende kinderen zullen worden bearbeid. Insgelijks zal uit dit geld moeten bekostigd worden, hetgeen verder noodig is om de zaak op gang te helpen». Er wordt even aan gedacht «om het huisje van wijlen Dieuwertje Gorter aan te koopen voor rekening der Diakonie». Gezien de grote onkosten benodigd «om dat huis voor het beoogde doel geschikt te maken», wordt er van afgezien en «komt men tot de overtuiging, dat indien de zaak opneemt, het beter is nieuw te bouwen». De voorzitter stelt zich in verbinding met een deskundige «om een geschikt plan te krijgen voor N. en Br.-school en woning voor de onderwijzeres». Voorlopig denkt men haar tijdelijk onder te brengen in het armenhuis, maar daarin moet dan natuurlijk eerst wel het een en ander opgeknapt worden. Daar de diaconiekas «door toevallige omstandigheden slecht voorzien is, zoo wordt de president-diaken gemachtigd om zoo noodig tegen 5 % geld op te nemen». Men besluit een lening van ƒ3.000,- aan te gaan voor de bouw der school. De president-diaken heeft er zelfs al iemand voor op het oog, want hem is gebleken «dat de Heer A. Wonder, Burgemeester van O. Niedorp c. a. bereid is de vereischte gelden aan de Diakonie Kas te leenen». Later zal blijken dat dit ‹wonder› jammer genoeg niet doorgaat!

 

Naai- en breischool 1969.

Familie Kots

Op 30 Juni al brengt de voorzitter «ter tafel een plan en teekeningen voor de te bouwen naai- en breischool, vervaardigd door den Heer J. van Lith te Leiden». Men besluit «volgens dit plan en die teekening tot den bouw over te gaan». Daarbij denken Kerk en Diakonie vooral aan hun gemeenteleden en de aannemers van Aartswoud: «met algemeene stemmen wordt besloten geene publieke besteding te houden, maar de School door de Ambachtslieden der plaats te laten bouwen, eventueel niet in daggeld, maar overeenkomstig een van te voren door metselaar, timmerman enz. ingeleverde opgave van kosten. Wat het metselwerk betreft, zal de opgave gevraagd worden aan A. Frankenhout. Het timmerwerk zal worden vervaardigd, indien zij althans daartoe bereid zijn, door J. Temme en C. Deutekom, door ieder zoo veel mogelijk de helft, insgelijks na gedane opgave der kosten. Het vervwerk zal door de drie ververs der plaats op gelijke wijze als boven vermeld is, worden verricht, het ijzerwerk door den smid van het dorp worden geleverd». Er wordt ook een bouwcommissie benoemd, bestaande uit Jan Koorn en R. Pool, die «zich de benoeming laten welgevallen». Een paar weken later, op 13 Juli 1874, zijn de opgaven der bouwkosten binnen: «metselwerk wordt opgegeven op ƒ. 920,-. De kosten van het buitenwerk voor den timmerman (onder de kap brengen) zijn opgegeven door J. Temme op ƒ. 1180,- waaronder tevens begrepen zijn 21 muurankers, 12 ijzeren raamhechten, 2 ijzeren gevelraampjes, zink voor de goten, keuken en portaal en 4 afvoerbuizen; door C. Deutekom met inbegrip van het zinkwerk op ƒ. 1075,-. De kosten voor de binnenbetimmering volgens J. Temme ƒ. 685,-; volgens C. Deutekom ƒ. 647,-. De Kerkeraad besluit nu aan A. Frankenhout het metselwerk, aan J. Temme het onder de kap brengen en aan C. Deutekom het binnenwerk te gunnen». De daarop volgende vergadering (27 Juli 1874) is uitsluitend gewijd aan de naai- en breischool. Er vallen dan ook heel wat punten te bespreken. Allereerst is er de onderwijskwestie. De regentessen zijn «tot de overtuiging gekomen, dat Trijntje Kots niet in staat is alléén voldoende onderwijs te geven aan de talrijke kinderen, die naaien enz. willen leeren». Zij stellen de Kerkeraad voor «om haar moeder en zuster insgelijks aan de inrichting te verbinden. Uit voorloopige onderhandelingen met de Wed. Kots was gebleken dat zij hiertoe bereid is, mits het salaris, hetwelk zij en hare dochters genieten zal, bepaald wordt op minstens ƒ. 400,- per jaar». De Kerkeraad gaat hiermee accoord en zo trekt de hele familie Kots in de naai- en breischoolwoning!

Handwerkles, plaats en datum onbekend.

Geld schieten

Tot verdere besluiten komt men ook en wel: 1) «door de bouwc. te laten onderzoeken wat uit een geleidelijk oogpunt den voorkeur verdient: het schilderen van de zolders en de beide kamers van het schoolhuis of het plafonneren». 2) «het schoonmaken, het dagelijks reinhouden uitgezonderd, der school te doen plaats hebben vanwegen den kerkeraad». 3) «om rondom het gebouw eene afscheiding te maken van het land, niet door middel van een sloot, maar door een hek en wel een gewoon schroden hek». 4) «om in de school ten dienste der leerlingen geene stoelen, maar banken te plaatsen....». 5) «van den weg naar het schoolerf een brug te leggen en wel recht tegenover den hoofdingang van het Schoolhuis». 6) «om banken en brug te laten maken door C. Deutekom, het hek door G. Groen». In een volgende vergadering komen ook weer de nodige bouwaangelegenheden der school aan de beurt: a) «Geene schoorsteenstammen op de zolders te laten maken, maar te volstaan met potten, die zullen uitmonden in op de hanenbalken berustende schoorsteenpijpen; het timmerwerk daartoe behoorende te laten maken door Jan Temme, de schoorsteenen van boven met tafeltjes te dekken.» b) «het schilderwerk enz. te verdeelen op de volgende wijze dat P. Ott het buitenwerk heeft, E. Ott het huis en J. Met de school. Van de kleuren zullen aan de ververs stalen gevraagd worden; het behang zal niet hooger mogen zijn dan 0,70 per rol. Het buitenwerk zal niet vóór het voorjaar 1875 afgewerkt worden». c) «dat boven eene bedstede zal worden gemaakt». d) «dat de ramen van de beide voorkamers gesloten zullen worden met jalousiën, de Schoolramen met grijs linnen rolgordijnen». e) «dat er aan G. Hartog zal besteld worden 25 mud cooks tegen ƒ. 0,65 per mud franco tehuis; dat er om de schoolkagchel een houten schutje met zink beslagen zal worden gemaakt». f) «dat boven de voordeur van het gebouw in letters van portland (cement) zal geplaatst worden - NAAI EN BREISCHOOL - ». g) «dat het hek om het gebouw zal geplaatst worden in dezer voege: aan de Oostzijde van de sloot tot aan het einde van de school op eenigen afstand daarvan; dan tot aan de Z.O. zijde van de school, dan van de Z.W. zijde der school tot aan het water dat het land der Diakonie scheidt van dat van den Heer Koorn. Voorts dat een heining van ypenvuren aan de W. Zijde van het terrein zal worden geplant.- dat vóór het huis een paar bloemperken zullen worden aangelegd - dat de paden naar de vóór- en schooldeur begriend zullen worden - dat bij de achterdeur een regenbak en straat zal worden gemetseld». h) «dat er kaartjes ter belooning van vlijt, goed gedrag en vorderingen aan de kinderen op de School zullen worden uitgereikt.» i) «dat gedurende de wintermaanden de schooltijden uiterlijk tot vijf uur zullen duren, terwijl men zal trachten van de Plaatselijke Schoolcommissie te verkrijgen dat aan de meisjes des Woensdagsnamiddag vacantie gegeven wordt, opdat zij dan des namiddags van één tot uiterlijk vijf uur onderwijs in naaien en breien zullen kunnen erlangen, wat haar daarenboven ook des Zaterdagnamiddags van één tot uiterlijk vijf uur zal worden gegeven». j) «dat met de aanstaande kermis een week vacantie zal worden gegeven». k) «eindelijk om van de keuken naar de School draineerbuizen te leggen ter afvoer van het vuile water». De geldlening komt ook nog even aan de orde, want Br. Pool heeft bericht gekregen dat «de Heer Wonder, die aan de Diakonie ƒ. 3.000, zou leenen à 5 %, door famille omstandigheden zijn belofte niet gestand kan doen». «De Kerkeraad verneemt dat met leedwezen». Er is gelukkig een reddende engel in de vorm van broeder J. Koorn, die «vervolgens het blijde vooruitzicht opent dat zijn schoonvader, de Heer C. Pijper, misschien de Diakonie wel geld zou willen schieten. De Kerkeraad verzoekt hem pogingen daartoe aan te wenden, en tevens, om zoo mogelijk ƒ. 3.500,- in plaats van ƒ. 3.000,- te leenen...».

 

Loterij

Tenslotte wordt de naai- en breischool verzekerd bij de «Tielsche Brandborgmaatschappij, correspondent F. Boterkooper». Men deed de dingen in die dagen, zoals we zien, grondig en uitermate goed voorbereid en liet maar weinig aan het toeval over! Dat dit toeval toch soms geneigd was roet in het eten te gooien, zou volgend voorval kunnen illustreren. Wat was namelijk het geval? Wel, het Hoogwouds gemeentebestuur – dat de diaconie subsidieerde - had er lucht van gekregen dat de diaconie van Aartswoud kort tevoren begunstigd was met een flinke erfenis en wilde derhalve de armengelden verminderen. Dit komt de diaconie wel erg ongelegen, vooral nu met al die extra uitgaven voor de naai- en breischool. Maar het kerkbestuur weet raad en zoekt er onder uit te komen: krijgen we minder subsidie voor de armen, geen nood! We maken van de naai- en breischool «eene afzonderlijke Vereeniging, die door de Koninklijke Goedkeuring rechtspersoonlijkheid zou kunnen erlangen en die zich dan om subsidie tot den Gemeenteraad zou kunnen wenden». Dacht Hoogwoud nu werkelijk dat men zich in Aartswoud voor één gat liet vangen? Er worden meteen statuten en een huishoudelijk reglement gemaakt; deze worden stante pede goedgekeurd, terwijl de kerkenraad «den Voorzitter met de diakenen Pool en Koorn machtigt om namens hem met B. en W. te confereren». Het blijkt al gauw dat het kerkbestuur in de roos geschoten heeft door van de naai- en brei school een afzonderlijke vereniging te willen maken: B. en W. van Hoogwoud besnoeien inderdaad de subsidie aan de diaconie voor 1875, maar worden van de andere kant «alleszins bereid gevonden aan den Raad gunstig te adviseren op een verzoek om subsidie voor de Naai- en Breischool, indien die Inrichting los gemaakt wordt van de Diakonie-Administratie». Het gunstig advies van B. en W. aan de gemeenteraad vindt helaas geen gehoor; uit een later schrijven van Hoogwouds burgerlijk armbestuur blijkt namelijk dat «de Raad gemeend heeft aan Uwe Naai- en Breischool uit de Plaatselijke Geldmiddelen geene Subsidie te moeten verleenen». Diaconie en kerk moeten het zelf dus maar zien te fixen. De president-diaken doet dan ook op 4 januari 1875 rekening en verantwoording «van het bedrag der kosten voor de daarstelling en exploitatie van de Naai- en Breischool»: «De rekening der daarstelling (Oprichting, bouw) bedraagt... ƒ. 4567,85½». «Ter betaling was opgenomen een som van ... ƒ. 4000,00». «Zoodat nog te kort komt ... 567,85½». Daar er ook nog wat aan schoolgelden ontvangen is, en de waarde van de inventaris zo’n kleine tweehonderd gulden bedraagt, is het werkelijk tekort slechts ƒ148,97½. Dat tekort moet zo gauw mogelijk verdwijnen, menen diakenen; daarom wordt er een loterij «Naai- en Breischool» op touw gezet à 1200 loten van een kwartje «op de goedkoopste manier te drukken en trachten prijzen er bij te krijgen». Daar gaan dan onze diakenen ‹de Pade(n) op, de lanen in› om bij winkeliers, aannemers en andere ingezetenen van Aartswoud een prijsje los te maken!

 

Zo kan de buitenpomp er hebben uitgezien.

Pomp

In 1877 oppert men het plan de keuken bij de naaien breischool te vergroten; dit zal «in overleg met de bewoonsters eerlang geschieden». Goed bij kas schijnt de inrichting nog steeds niet te zitten, want - eveneens in 1877 - moet de diaconie haar al een schuld kwijtschelden van ƒ167,- waarvan o. m. ƒ25,- aan «achterstallige huur» en ƒ12,- aan rente. Desondanks hebben de onderwijzeressen verschillende - toch wel bescheiden - noten op hun zang. Ze dienen een verzoek in «om 1) een stukje tuingrond 2) een pomp binnenshuis 3) het verwen van den gang 4) het behangen der bedsteden». «Dit verzoek wordt afgewezen wat de beide eerste punten, toegestaan wat de laatste betreft». Onze onderwijzeressen mogen derhalve wel in een behangen bedstee slapen, maar zullen hun akertjes water buiten uit de regenbak achter het huis moeten blijven scheppen! Wel krijgen ze in 1880 een oude kachel cadeau «staande op den zolder der Kerkekamer en dus buiten gebruik». In 1881, de naai- en breischool bestaat dan nauwelijks 7 jaar, denkt men al aan de opheffing ervan. Oorzaak is de nieuwe wet op het lager onderwijs, ten gevolge waarvan op de lagere school ook onderwijs «in vrouwelijke handwerken zal worden gegeven». «Wijl het te voorzien is dat daardoor het aantal schoolgaande kinderen op de N. en Br.-school aanzienlijk zal verminderen en daarmede de inkomsten van de school, toont de Voorz. aan dat het op den duur de krachten der Diakonie te boven zal gaan, waarom hij voorstelt de inrichting met 1 Mei 1882 op te heffen en de tegenwoordige onderwijzeressen kennis te geven, dat zij met dien tijd uit hunne betrekking zijn ontslagen, maar dat zij de vrijheid hebben reeds vóór dien tijd eene andere betrekking te aanvaarden, zonder gehouden te zijn aan den termijn van opzegging, die in hare aanstelling is bepaald».

 

Situatie in maart 2013.

Ontslag

Echter de soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend, enkele maanden later wordt toch weer besloten «eene som van ƒ. 200,- op te nemen van den Heer van Gelder, notaris te Hoogwoud, tot dekking van kosten t. b. v. der naai- en breischool». Aan «de lekkage van het dak, na den jongsten sneeuwstorm en daarna ingevallen dooi» (febr. 1881), wordt ook nog het nodige gedaan. De dames Bek, onderwijzeressen der school hebben nu kennelijk letterlijk en figuurlijk de nattigheid gevoeld en dienen in de eerste dagen van april een verzoek tot ontslag in «wegens benoeming aan de Openbare School te Heemstede». De kerkenraad besluit «het gevraagde ontslag eervol te verleenen, om in te gaan met Vrijdag 13 Mei a.s.». De benoeming in Heemstede gaat om de een of andere reden niet door en de dames komen schoorvoetend terug bij de diaconie, verzoekend om «intrekking van het hen verleende ontslag». De kerkenraad willigt dit verzoek in «onder bepaling dat de Naai- en Breischool met 31 October a.s. zal worden opgeheven». Het weerzien en de vreugde zijn derhalve maar van korte duur! De opheffing is nu definitief; de slotrekening wordt opgemaakt en «sluit met een batig saldo van ƒ. 3,05». Wel is nu de naai en breischool als diaconie-instelling verdwenen, maar het gebouw zelf blijft nog lange tijd verhuurd aan een nieuwe naai- en brei inrichting, die nog wel een jaarlijkse bijdrage van de diaconie ontvangt, echt er «onder beding van kosteloos onderwijs aan de kinderen harer armen te verstrekken». De nieuwe vereniging mag zelfs de lampen en de kachel van de oude gratis hebben, «mits de vereeniging het onderhoud op zich neme». Tenslotte doet de diaconie het gebouw van de hand; de wat triest aandoende aantekening, die we ervan vinden in de jaarafrekening van 1902 luidt: «Verkoop van de Naai- en Breischool ƒ. 1.300,-». En dat was dan wel het echte einde van een school, die aan heel wat Aartswouder kinderen vreugde en vaardigheid had verschaft. In de voorzijde van het huis aan de Schoolstraat 60 zit ook nu nog de oorspronkelijke gevelsteen met als tekst:

DE EERSTE STEEN IS GELEGD DOOR

JOH. POOL Rz.

OUD 4 JAREN

EN

GRIETJE KOORN Jn-dr.

OUD 5 JAREN

OP DEN 4 AUGUSTUS 1874

De woorden «Naai- en Breischool» boven de voordeur, zijn er niet meer.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall