Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

1414: Stadsrechten voor Hoogwoud en Aartswoud

Door Bart Knobbe

In 2014 is het 600 jaar geleden dat Hoogwoud en Aartswoud stadsrechten kregen. In zijn nieuwjaarstoespraak van 2013 meldde burgemeester Nijpels dat de gemeente Opmeer voor de herdenking hiervan al plannen aan het maken was en riep hij scholen en verenigingen op om er in 2014 aandacht aan te besteden. Waarom kregen twee kleine dorpen eigenlijk stadsrechten, wat hielden die rechten in en waarom werden ze weer afgenomen?

 

Laten we eerst even stilstaan bij de vraag wat stadsrechten eigenlijk zijn. Stadsrechten zijn een in de middeleeuwen ontstaan fenomeen, waarbij aan een plaats bijzondere rechten werden toegekend. Deze rechten konden betrekking hebben op tal van zaken, zoals het recht om te wegen (waagrecht), het recht om een eigen munt te slaan, het recht om tol te heffen, het recht om een muur om de stad te bouwen of het recht om een markt te houden. In de praktijk echter ging het met name om het privilege om recht te mogen spreken, waarbij de ingezetenen van een stad dus niet onderworpen waren aan het recht van de landheer.

Kerkelaan 1730.

1414

Terug nu naar het jaar 1414, toen Hoogwoud stadsrechten kreeg van Willem VI, Graaf van Holland en Hertog van Beieren. Hoogwoud was zeker niet het eerste dorp in deze regio dat deze eer te beurt viel. Dat was namelijk Medemblik. Reeds in 1289 verleende Floris V, zoon van Rooms koning Willem II, stadsrechten aan deze plaats. Daarna volgden Enkhuizen en Hoorn. Veelal werden de rechten van een nieuwe stad (dochterstad genoemd) gebaseerd op die van een andere plaats (de moederstad). Zo heeft Schellinkhout (stadsrechten toegekend in 1402) model gestaan voor Hoogwoud.

Bij de toekenning van stadsrechten werden twee dorpen vaak verenigd, de stadsnaam werd dan de naam van één van de dorpen. Dit gold ook voor de combinatie Hoogwoud/Aartswoud:

“….. in manieren dat onze dorpen van Hoichtwoude ende Ederswoude, alsoo wijde als haer bannen gaen, een vrijhede ende een stede wesen zullen, geheten Hoichtwoude ….”

Vrijhede hield in dat de graaf de verplichting op zich nam haar niet te zullen vervreemden (= verkopen).

Dat er voortaan in Hoogwoud recht gesproken kon worden, hield in dat de inwoners bij rechtszaken voortaan niet meer naar het baljuwschap in Medemblik hoefden te gaan. Een baljuwschap is een instelling met aan het hoofd een baljuw: een ambtenaar die door de landsheer is belast met de rechtspraak in een bepaalde streek. In het handvest uit 1414 werd bepaald dat de 33 rijkste poorters (inwoners die aan bepaalde voorwaarden voldeden) zeven schepenen (wethouders) moesten kiezen. Uit de 26 rijkste Hoogwouders werden 6 schepenen gekozen, uit de 7 rijkste Aartswouders één schepen. Deze poorters kozen uit hun midden ook twee raden (burgemeesters), die geen familie van elkaar mochten zijn.

Schout en schepenen kregen de bevoegdheid om keuren te maken, iets wat we tegenwoordig algemene plaatselijke verordeningen zouden noemen. Zij bezaten, met andere woorden, het privilege van wetgeving. Deze verordeningen van schout en schepenen mochten uiteraard geen inbreuk maken op de rechten van de graaf. De schout was hoofd van het plaatselijke bestuur. Hij werd niet gekozen, maar aangesteld door de heer. Het schoutsambt, een baan met status, werd meestal verpacht.

Voorts kreeg Hoogwoud ook het recht om een weekmarkt te organiseren.

Houcken en Cabeljauen

Vanaf 1350 woedde er in de Nederlanden een oorlog, die als basis een opvolgingskwestie had: nadat graaf Willem IV kinderloos was overleden streden twee partijen om de macht. Dit zijn de zogenaamde Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1426 kozen de Hoogwouders partij voor het kamp dat het zwakst bleek, waarop het privilege van vrije stad werd ingetrokken. Volgens de Aartswoudse streekhistoricus Pieter Bossen (schrijver van de zeer waardevolle Kroniek van de dorpen Aartswoud en Hoogwoud uit 1938) kwam Hoogwoud in 1426 in opstand tegen de zegevierende Hoekse Jacoba van Beieren, dochter van Graaf Willem VI. Daarom zou het dorp zijn stadsrechten verspeeld hebben. Historicus en voormalig archivaris van het Westfries Archief Piet Boon spreekt dit tegen: hier vergist Bossen zich. De situatie was juist andersom. Hoogwoud koos namelijk de zijde van Jacoba van Beieren, die de verliezer was in dit conflict. De Kabeljauw Philips van Bourgondië nam de macht toen over, maar bleef de eerste jaren nog wel uit naam van Jacoba regeren. Vandaar dat zij in 1429 haar halfbroer Eduard de Bastaard kon belenen (zie hieronder).

Na de zoen (=verzoening) van Delft waren de partijen nader tot elkaar gekomen: formeel bleef Jacoba gravin, maar de facto was ze een marionet van het Bourgondische Huis geworden. Maar intussen had Philips van Bourgondië in 1426 wel, als straf, de stadsrechten ingetrokken. Niet alleen Hoogwoud trof dit lot, daar de meeste kleine plaatsen op het platteland de zijde van Jacoba hadden gekozen. Een van de uitzonderingen was de moederstad van Hoogwoud, Schellinkhout, dat de kant van Philips had gekozen.

Eduard van Hoogwoude

Hoogwoud en Aartswoud werden in 1429 dus als heerlijkheid in leen gegeven aan Eduard, bastaert soone van graaf Willem VI en halfbroer van Jacoba van Beieren. Zijn geslacht heeft toen de naam van Hoogwoude aangenomen. Deze Eduard verleende Hoogwoud in 1450 opnieuw stadrecht, maar in beperktere mate want de heerlijkheid kon nu wel verkocht worden. Hoogwoud was dus geen vrije stad meer. Zo kocht bijvoorbeeld Jan I, graaf van Egmond (1438-1516), in 1493 de heerlijkheid van Willem van Hoogwoude, een van de nazaten van Eduard. Daarna is de heerlijkheid nog heel wat keer in andere handen overgegaan.

In de erfleenacte van 1429 werden de wederzijdse verplichtingen nauwkeurig omschreven: zo hadden de inwoners jegens de heer onder andere de plicht om schot (=belasting) te betalen en heervaartplicht (= soort militaire dienstplicht). De plicht van de heer op zijn beurt was het beschermen van de heerlijkheid en haar poorters.

In 1450 werd er een nieuw handvest opgesteld. Hierin werd onder andere bepaald dat Hoogwoud hetzelfde zegel mocht gebruiken, dat in 1414 werd gebruikt. In geval van verlies mocht er een nieuw zegel gemaakt worden. Een afbeelding van dit zegel bevindt zich op de luidklok van de NH kerk in Hoogwoud (1650).

Zegel Hoogwoud.

Een ander artikel uit het handvest bepaalt: “Item soo sal men dat recht houden op vijf roeden na den kerckhoove tot Hoochtwoude. Des soo sullen die van Hoochtwoude aldaer maaken een huys daer men de vierschaer in houden sal.” Waarbij de vierschaer staat voor het gerecht, het rechtspreken vond oorspronkelijk namelijk plaats tussen vier geschoren (=gespannen) touwen.

Er zou dus recht gesproken worden op 19 meter van het kerkhof en er zal hiertoe een huis gebouwd worden. (Dit huis is waarschijnlijk gebouwd op de plek waar zich nu het ’nieuwe’ raadshuis bevindt. Voordat dit gebouw in 1743 gebouwd kon worden, moest er namelijk eerst het oude raed-huys gesloopt worden. Zo blijkt uit een openbare aanbesteding). Wanneer een plaats geen geschikt gebouw had waarin de vierschaar zitting kon nemen, dan werd er recht gesproken voor het rooster van de kerk of van het kerkhof. Dit was namelijk de grens tussen profane en kerkelijke rechtspraak. (Om deze reden vluchtten misdadigers soms een kerk in). Zo’n rooster voorkwam dat het vee het kerkhof op kon lopen, vergelijkbaar met het huidige wildrooster dus. Een andere benaming voor zo’n rooster was duivelsrooster. Het was ook de duivel, met bokkenpoten immers, onmogelijk het rooster te passeren en het kerkhof te betreden. Pieter Bossen meldt in zijn Kroniek uit 1938 dat er in Hoogwoud nog een dergelijk rooster voor de poort naar de kerk ligt.

In het handvest uit 1453 staat onder andere beschreven wat de procedure was bij het kiezen van de schotvangers (zij die waren belast met het innen van de belasting). Ieder jaar werden er twee ingezetenen aangewezen om deze taak te verrichten.

Ook valt in dit handvest te lezen dat de zeven schepenen, zeven andere rijke poorters moesten kiezen om samen de veertienen te vormen. Deze veertienen vormden samen met de schout de vroedschap (stadsregering) van de heerlijkheid.

In 1456 wordt het handvest wederom aangevuld. Het onderwerp is dit maal het tappen. We lezen: “Hantvest van Eduard den Bastaard, heer van Hoogwoude, betreffende het tappen in Hoogwoude. 6 Maart 1456.

 

Eduwaert, Bastaert van Hollandt, ridder, heere van Hoochtwoude ende Aertswout, enz., doen kont allen luyden enz.

 

  1. Van tappen.

Eerst soo en sal niemant tappen noch bier vercoopen, noch niemant en sal in herberge drincken binnen den ban van Hoochtwout ende Aertswoude, anders dan by mengelens oft pints volle mate, op een boete van drie pont.”

 

Mengelens en pints zijn inhoudsmaten, respectievelijk 1,2 liter en 0,6 liter. Vervolgens wordt er vermeld dat men diende te drinken uit tinnen kannen, geijkt volgens de Hoornse maat.

In de jaren daarna, ook toen de heerlijkheid was overgegaan in de handen van andere heren of vrouwen, is het handvest nog regelmatig gewijzigd of aangevuld. Een flink aantal straten in Hoogwoud draagt de naam van een van deze voormalige eigenaren van de heerlijkheid (bijvoorbeeld Charles van der Noot; Lamoraal, graaf van Egmond en Louisa Hedwig van Catz).

De bovenste tekening van het raadhuis van Hoogwoud is gemaakt 
door Andries Schoemaker in 1726. Dit is het origineel. Hij reisde
door heel Nederland en maakte overal schetsen van belangrijke
gebouwen. Jacob Stellingwerf heeft de schets later uitgewerkt in
het net. Vandaar ook onder zijn tekening in de linkerhoek AS.

Heymelycken ende diefachtigh

Steden waren trots op hun stadsrechten, ze werden dan ook zorgvuldig opgeslagen en bewaard. Zo lag het handvest van Hoogwoud in een stevige kist in de kerk. Toch bleek dat niet afdoende want in de winter van 1536 werden

,, …alle haire privilegiën heymelycken ende diefachtigh in den nacht, uyt de kerck gestoolen, hoewel deselve vast ende wel geslooten

,,lagen in de kercke tot Hoochtwoude in een stercke kiste daeraen

,,hangende seven vaste slooten die al te samen met crachte daeraf

,,gebrocken waren.”

Over de zin van deze misdaad is het gissen. Hoe dan ook, de diefstal had geen gevolgen omdat de altarist Klaes Pietersz Camerlinck een kopie had gemaakt van de stadsrechten. Een altarist is iemand die aan een bepaald altaar de Mis moet opdragen en die in gebeden bepaalde personen moet gedenken.

Niets duurt eewelijck

In 1798 maakte de Bataafse staatsregeling een einde aan het bestaan van de heerlijkheden. Bij de instelling hiervan, werden alle heerlijke rechten en titels vernietigd. Toch waren er nog verschillende heren die enige rechten bleven uitoefenen, maar hierbij ging het om oneigenlijke heerlijke rechten zoals het jachtrecht. In 1920 deed de heer Lelyveld afstand van het allerlaatste recht dat de bezitter van de Heerlijkheid Hoogwoud nog had: het beroepen van de predikant.

In 1811 werden bij keizerlijk decreet alle plaatselijke rechtscolleges ontbonden verklaard, hiermee hield de Schepenbank (plaatselijke rechtbank) op te bestaan. Welbeschouwd kwam er toen dus een einde aan het bestaan van stadsrechten. Dit gold niet alleen voor steden op het platteland, maar ook voor grotere plaatsen met stadsmuren. Bij het aannemen van de grondwet in 1848 is het verschil tussen stad en dorp juridisch beschouwd definitief verdwenen. Tegenwoordig wordt het onderscheid tussen stad en dorp meestal gemaakt op grond van inwonersaantal en voorzieningenniveau.

De stadsrechten zijn dus definitief passé. De teksten van de handvesten van 1414 en 1450 ten spijt. In de verleende stadsrechten van 1414 lezen we namelijk:

“….. hebben, houden ende gebruijcken sullen tot eeuwigen dagen sulcke handvesten, vrijheden ende rechten, als hiernae gescreven staen.”

En Eduard de Bastaard laat in 1450 dit noteren:

“ … eeuwelijck duerende zulcke punckten van rechten, vryheden end privilegien, als hiernaer bescreven volcht.”

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall