Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Mien, Trien en Dirk Groot

‘van de smid’

Deel 2

Door Martien Hoogland

Het gezin van smid Dirk Groot behoort tot de sterke geslachten in Hoogwoud. In 2011 waren er nog drie kinderen, allen in de negentig, in leven. Mien uit 1915, Trien uit 1917 en jongste zoon Dirk uit 1920. Dirk - in Hoogwoud alom bekend als ome Dirk - overleed op 3 januari 2012. Trien overleed op 9 juni 2013. Mien woont met haar zonen in Amsterdam. Deel 1 is gepubliceerd in onze uitgave van 2013 Groot werk.

 

Smid Dirk Groot en zijn vrouw Marijtje.

Rozenkrans en kaartspel

De ouders Groot waren goed katholiek maar hielden ook van gezelligheid. Op de tafel in de huiskamer lag een rozenkrans maar ook een spel kaarten. Vader had een kaartersrondje, met zwarte Cees Schouten uit Aartswoud, Klaas Groot de boer van Herenweg 100, Jan van Diepen van de Raphaelhoeve en Jaap Koopman, bakker aan de Langereis. Ze speelden het spel quadrille. Op de kaartavond maakte moeder een pan chocolademelk en trakteerde op lekkere jodenkoeken van bakker Schimmel. De kinderen hoopten altijd dat er chocolademelk overbleef, want dan konden ze dat de volgende ochtend opdrinken. Op doordeweekse avonden vroeg vader aan zijn dochters Mien en Trien om na de viering van het lof een paar jongens mee naar huis te nemen, zodat er gekaart kon worden. Zo kwamen de Hooglanden, Dirk Jonker en Ko Klaver over de vloer. Soms kwam Maarten Hoogland een avond te dammen bij vader. Wie er won weet Mien niet meer, maar wel dat iedereen zijn mond moest houden, want de heren moesten zich concentreren.

Een radio was er niet in huize Groot want vader hield er niet van. Hij las de Amstelbode om op de hoogte te blijven van het nieuws uit Amsterdam. De Roomse West-Friese Courant werd niet bezorgd. Vader was een enthousiast lid van de fietsclub en deelnemer aan de Stille Omgang, de bedevaart in Amsterdam. Dat zag hij zelfs als zijn terrein omdat hij er vroeger vaak kwam. De fietsclub was in 1924 opgericht en ook zonen Jaap en Jan werden lid. Elk jaar in maart verzamelde de groep zich om zeven uur bij de kerk in Hoogwoud om dan naar Amsterdam te fietsen. De Grooten fietsten achteraan en hadden de officiële taak om lekke banden te plakken, terwijl Maarten Hoogland voorfietser was. Rond middernacht arriveerde men in Amsterdam waar dan in de Posthoornkerk de mis werd bijgewoond.

Stille omgang.

 

Daarna werd deelgenomen aan de Stille Omgang. Zwijgend liep men door de binnenstad van Amsterdam. Na afloop werd in het lokaal van tante Anne de Ruijter een verversing genoten. De fietsen werden in de tuin gestald. Mien herinnert zich dat een keer ook de fietsclub van Spanbroek aanwezig was en op de eerste verdieping werd ondergebracht. Na terugkomst in de ochtend gingen de mannen meteen naar bed. Veel aandacht besteedden de dochters trouwens niet aan deze gebeurtenis. Uitzwaaien van de fietsers was er bijvoorbeeld niet bij.

De heilige Antonius en het Heilig Hart

Moeder was kerkelijk en had een sterk sociaal gevoel. Ze stond gezinnen bij die met ziekte en dood te maken hadden. Ook hielp ze moeders bij het ter wereld brengen van hun kinderen. Zo hielp ze buurvrouw Ma Luiken-Beemster bij de bevalling van zoon Siemen. Moeder overleefde de geboorte niet en de wieg van Siemen stond nog een paar dagen in de huiskamer van Groot. Een kind van bakker Jonker was het laatste dat ze ter wereld bracht. Ze stopte ermee.

H. Antonius

Moeder had een groot vertrouwen in de heilige Antonius. Een keer was zoon Jaap erg ziek, op 17-jarige leeftijd dus in 1927. Hij lag in de bedstee te ijlen en was al opgegeven door dokter Pool. Jaap wilde zelfs niet dat zijn broers en zussen in de kamer kwamen. Mien durfde niet naar de naaischool te gaan, zo bang was ze dat hij in de tussentijd zou overlijden. Moeder vroeg aan Jaap of er niet een pater moest komen. ‘Nee’, zei Jaap, hij moest niemand aan zijn bed hebben. Op een dag zag moeder een pater bij het postkantoor tegenover hun huis. Ze vroeg hem om binnen te komen, maar drukte hem op het hart om te doen alsof hij toevallig aan kwam waaien. De pater kwam de kamer binnen en merkte half verbaasd op: ‘Zo, een zieke?’ Hij zag een beeld van Sint Antonius in de kamer hangen en stelde Jaap voor om een noveen te bidden, dus een bidstonde van negen dagen. Een dag per week kwam de pater om met het hele gezin te bidden. En jawel, na zeven weken knapte Jaap op. “Het is een wonder”, merkte dokter Pool nog op. Bij Groot kwam er daarom geen Heilig Hart beeld in huis. Omstreeks 1927 probeerde pastoor Bitter deze verering in Hoogwoud in te voeren, maar bij Groot hadden ze de heilige Antonius al. Later kochten Mien, Trien en Dirk wel zo’n beeld. Nadat de verkering van Dirk uitging, schonk hij dat beeld aan Geer de Vries die in 1944 met zijn broer Jaap zou trouwen. Als Mien uit Amsterdam naar Hoogwoud ging, trof ze haar moeder biddend in de stoel, met de rozenkrans in de hand. Moeder was dan blij om Mien te zien. Op 64-jarige leeftijd, in 1946, kreeg ze last van haar hart. Pastoor Bitter stapte regelmatig even binnen, als hij bij het postkantoor, gelegen tegenover de smidse, was geweest. Er werd een radio aangeschaft zodat moeder naar de kerkdienst kon luisteren. Moeder Marijtje leefde nog negen jaar en overleed in 1955. Mien kwam meteen over uit Amsterdam en ontving de rouwenden in huis. Elke keer werd er dan op knieën gebeden voor moeder. De begrafenis was mooi. Vervoer naar de kerk gebeurde met de auto van garage Modder, terwijl de familie in volgauto’s plaatsnam. De buren droegen de kist de kerk in, waar het Dies Irae gezongen werd. Het zangkoor begeleidde de stoet tot op het kerkhof.

Pastoor Bitter

Kerkelijk leven

Vader zat achter in de kerk, op de derde bank van achteren, waarvoor hij weinig plaatsengeld hoefde te betalen. Maar hij waakte er wel voor dat zijn kinderen op tijd in de kerk kwamen. Biechten hoorde bij het katholieke leven van die tijd, maar hierin was vader ruimdenkend. Hij ging altijd naar de paters van het klooster in Nieuwe Niedorp omdat ze gemakkelijker waren dan pastoor Bitter. Mien en Trien moesten bijna om de veertien dagen te biecht en zeker voor de hoogtijdagen waren er veel mensen in de kerk; jong en oud zat dan te wachten. Maar Mien had niet altijd wat te biechten en fietste daarom af en toe maar door naar vriendin Nel Jonker van de schipper in Opmeer. Trien betaalde eens per jaar wat kleingeld voor de biecht. Ze schoof het geld door het luikje van de biechtstoel. Pastoor Bitter had nog geen vast inkomen maar leefde van de inkomsten uit missen, huwelijken en uitvaarten.

Elke avond werd bij Groot de rozenkrans gebeden, op knieën in de kamer. Vader bad de Weesgegroeten en Onze Vaders en verder de Litanie van Maria en soms de Litanie van alle Heiligen. Die laatste duurde erg lang, herinnerde Mien zich. Moeder sloot af met de Litanie van het Heilig Hart.

Mien deed haar eerste communie in 1922 toen ze zeven jaar oud was, bij juffrouw Van Diepen. Er werd in de kerk voor geoefend, hoe te knielen en je tong uit te steken om de hostie te ontvangen. Tijdens de mis viel Mien flauw vlak voor de communiegang, zeker van de spanning. Moeder was er meteen bij en ving Mien op. Ze kon toch te communie gaan. Trien herinnert zich dat de eerste communie tijdens een doordeweekse mis werd gevierd. Veel geoefend werd er trouwens niet. Tijdens de viering raakte de heilige hostie tegen haar verhemelte geplakt,  maar je mocht er niet aankomen. Dit was het heilig lichaam van Christus. ‘Doorslikken’, zei moeder.

Pastoor Ruijter (pastoor in Hoogwoud tussen 1917 en 1926) bezocht de hoogste klassen van de lagere school om catechismusonderwijs te geven. Broer Cor zat in dezelfde klas als zus Mien, omdat Cor was blijven zitten. Een keer kreeg hij een klap van Ruijter. Mien moest erom lachen en kreeg ook een klap. Wat een vent, dacht Mien. Het zondebesef werd er in deze jaren stevig ingeprent. In de klas vertelde pastoor Bitter (pastoor tussen 1927 en 1954) een keer het verhaal over iemand die een doodzonde had begaan zonder dat te biechten. Later ging deze persoon naar de hel. De hele klas was erdoor van streek, herinnert Trien zich. Bang om te zondigen was Dirk toch wel. Toen een keer zijn klomp kapot was, kocht hij een paar nieuwe bij winkelier Mol. Hij kreeg een snoepje, at het op maar besefte plots dat hij nog naar de kerk moest. Hij spuugde het snoepje weer uit, schraapte zijn tong en ging ter communie. Later biechtte hij het voorval niet op aan pastoor, maar er gebeurde helemaal niets. Dirk was opgelucht.

De kinderen deden hun plechtig aannemen in de laatste klas van de lagere school. Mien en Cor vierden deze plechtigheid in hetzelfde jaar. Van peettante Bloem uit Monnickendam kreeg Mien een kruisbeeld en Cor een wijwaterbakje. Dat bakje kwam in de kamer te hangen naast de bedstee van vader en moeder. Voor het slapen maakten ze dan een kruisje met wijwater.

De kinderen Groot gingen zondags twee keer naar de kerk, naar de hoogmis en het lof, maar niet naar de vespers, want de voetbal ging voor. In 1930 was voetbalvereniging Stormvogels opgericht door Klaas Ursem en Ko Klaver. Mien ging nog met loten langs de deur. Ze verkocht er zowat honderd voor 25 cent per stuk en droeg het geld af bij meester Wegdam. Het voetballen bracht het vraagstuk van de zedelijkheid naar voren. Op een keer was Klaas Ursem na een voetbalwedstrijd in zijn voetbalkleren naar huis gefietst om zich daar te wassen. Dat hij zo in korte broek over straat ging, kwam hem op een reprimande van pastoor Bitter te staan. Dat hoorde niet.

Wijwater en aflaten

Op paaszaterdag haalden de parochianen wijwater uit de kerk, dat op die ochtend was gewijd in het doopvont. Trien haalde het ook voor de buren en ze kreeg daarvoor wat geld. Je moest wel snel vragen anders gingen andere kinderen er met de buit vandoor. Het wijwater werd opgeborgen in een paar flessen in de kast en werd gebruikt als het onweerde. Vader liep dan het hele huis door en de trap op om overal wijwater te sprenkelen en zo het onheil van blikseminslag te voorkomen.

In de eerste week van de Advent (de periode voor Kerstmis) werd het veertigurengebed gehouden in de kerk. Dat betekende dat er drie dagen aaneen heilige missen werden gehouden onder leiding van de paters uit Niedorp. De eerste dag werd altijd de zondigheid van de mens benadrukt, maar de laatste dag was iedereen weer gered. Vader had daar zo zijn ideeën over.

Op Allerzielen baden kerkgangers om zogenaamde aflaten voor het zielenheil van zondaars. Een aflaat kreeg je door het bidden van zes Weesgegroeten en zes Onze Vaders, waardoor je de verblijfsduur van de zondaar in het Vagevuur kon verkorten. Na het bidden van elke aflaat verliet de kerkganger de kerk om daarna weer binnen te komen om aan een nieuw aflaat te beginnen. Trien en haar vriendinnen baden in de jaren omstreeks 1930 soms wel tien aflaten, geïnspireerd door wat pastoor Bitter hen op school had gezegd. Druk was het niet in de kerk, alleen schooljeugd en een aantal oudere, vrome mensen waren aanwezig. Dit gebruik bleef in Hoogwoud nog bestaan tot het Vaticaans Concilie in 1963. Schoonzoon Sam van Berkel behoorde nog tot de laatste lichting scholieren die deelnam aan dit gebruik.

Rozenkrans

 

Het gezin Groot was lid van verenigingen van Liefdewerk, zoals van de Levende Rozenkrans die het bidden van de rozenkrans centraal stelde. Af en toe kwam Marie Koning of Marie Kip langs (ze woonde naast het tramhuisje), die verhalen vertelden over de blijde of de droeve Geheimen, die met Kerstmis of met Pasen werden verteld. Mien en Trien vonden die verhalen trouwens ouderwets. Mien was verder collectante (zelatrice) bij de Kindsheid, die geld inzamelde voor kinderen in de missie. Deze vereniging stond onder leiding van overbuurvrouw Agie Hinke, een deftige dame volgens Mien. De collectanten gingen gezinnen af waar een kind geboren was en vroegen het gezin dan of het lid wilde worden. Elke maand kwamen ze dan langs om een paar centen op te halen. Elk jaar organiseerde Agie een feestdag bij haar thuis voor de collectanten. Haar broers Jaap en Piet dreven een horlogezaak. Mien en Trien werden geen lid van de Graal die in 1934 door Marie Klaver en Lena Schipper werd opgericht. Het was een vereniging voor de katholieke vorming van de jonge vrouw. Bij Groot vonden ze de Graal te katholiek, terwijl Marie Klaver een baas was, ondanks haar goede eigenschappen. En daar hadden ze bij Groot genoeg van sinds Trien bij de zusters in Bergen had gezeten.

Andere middenstanders

Het gezin Groot had een goede verhouding met hervormde buren zoals met garagehouder Modder en bakker Schimmel, terwijl vader regelmatig met slager Davidzon ging vissen. Diverse protestantse boeren zoals Piet Donker waren klant van de smidse. Vader was lid van de kolfvereniging die speelde in de kolfzaal van buurman Olfert Schermer. Lid was ook notaris de Boer, een goede kennis van de familie. Als hij een getuige nodig had voor een akte riep hij vaak de smid, omdat die altijd thuis te vinden was. Vader kreeg dan een kleine vergoeding. Bij buurman Freek Groot kocht Mien al in de lagere schooltijd sigaretten die ze stiekem met vriendin Marie Mulder oprookte. Het waren damessigaretten met een filter. Mien kwam regelmatig in huize Mulder, ook om naar de radio te luisteren. Vader Dirk zei dan vaak plagerig: ‘Het is jammer dat die jonge koppies rotten moeten’, herinnert Mien zich. Hij verwees naar het ouder worden, maar als kinderen snapten we helemaal niet wat hij daarmee bedoelde.

Twee keer in de week kwam kapper Jan Boes uit Spanbroek bij Groot om vader te scheren. In de jaren twintig vestigde kapper De Graaf zich in Hoogwoud, in het laatste huis voor het gemeentehuis. Op zaterdagmiddag zaten daar veel mensen voor de gezelligheid. Elke keer vroeg De Graaf aan Dirk wat hij later worden wilde: ‘Pastoor’, antwoordde Dirk dan en iedereen vond het prachtig.

De winkel van Hinke. Tegenwoordig bewoond door de fam. H. Leeuw. 
Voor de winkel van Hinke staat Henk Dam met de groentekar.

In het weekend werd er worst gekocht bij Gert Breed, waar Trien nog in de winkel diende. Moeder kocht bij vertegenwoordigers die langskwamen, zoals van Van Houten die pakken cacao en bussen stroop leverde. Boter werd gekocht bij Deken. Hij had beste boter, geleverd in Keulse potten, alhoewel soms de boter ging rijzen. Deze was bedorven en kon weggegooid worden. Kaas werd ook gekocht bij Deken en later bij Klaas Groot.

Jaap en Piet Hinke dreven een horlogezaak. Moeder kocht er voor Mien een zilveren rozenkrans en een gouden klokje, toen ze respectievelijk veertien en achttien jaar oud werd. Er bestond een goed contact met de Hinkes. Moeder ging regelmatig langs bij Agie om thee te drinken en zoon Dirk ging dan mee. In de winkel hingen mooie klokken en Jaap liet zo’n klok wel eens lopen om Dirk een plezier te doen. Het eten in huize Groot was sober: door de week brood met kaas en suiker en in de zomer jam, door moeder gemaakt van kruis-, rode en zwarte bessen uit de tuin. Een plak ontbijtkoek was al een luxe. In de eerste klas zat Trien bij juffrouw Esser, die bij de Hervormde kerk woonde. Ze had in Nederlands-Indië gewoond en Trien ging er wel eens heen om Indonesisch te eten.

De kinderen Groot speelden vaak bij Blauw, het was daar net een zoete inval, herinnert Mien zich. Toen moeder Blauw ziek werd, nam vader Blauw een deel van het huishouden over. Maar dat ging op zijn manier: hij keerde de suikerpot om op tafel en haalde de beboterde boterhammen door de suiker. Zo kreeg je een boterham herinnert Mien zich. Ze was ook bevriend met Gré Deken, maar ze mocht niet in de nette kamer van Deken komen. Ma Deken-Wagenaar had daar bezwaar tegen, ze maakte onderscheid tussen boeren en burgers.

Het huis uit

Opa Jan dreef een café in Volendam. Oudste dochter Marie trouwde met de Volendammer Kees Hansen, een eendenboer. Volendam was een traditioneel dorp waar iedereen nog in klederdracht liep. Jan was het helemaal niet eens met het huwelijk, want hij vond dat zijn dochter met een boer behoorde te trouwen. Als voorwaarde stelde hij dat zijn kleinkinderen niet in klederdracht zouden lopen. Om daar op toe te zien, verhuisde hij en zijn gezin naar Edam, waar het café de Oranjeboom werd gekocht. Dirk jr. ging vanaf eind jaren twintig met zijn ouders mee naar tante Marie in Volendam. Dirk kreeg als lekkernij een kopje garnalen, die toen nog in het dorp gepeld werden.

Suikerzakje café de Oranjeboom Edam.

Trien trouwde in 1939 met Klaas Ursem. Het burgerlijk huwelijk op het gemeentehuis was een simpele plechtigheid, uitgevoerd onder leiding van wethouder Cees Schilder. Een week later volgde bij café Breed de bruiloft. Het bruidspaar ging voor de kerk eerst te biecht. In de biechtstoel vertelde pastoor Bitter aan Trien over de omgang tussen man en vrouw. “Nou dat weet ik al”, zei Trien. “Zo, je bent er vlug bij voor je leeftijd”, zei pastoor Bitter. Daarna werd het echtpaar ontvangen op de pastorie waar Bitter de vragen uit de catechismus overhoorde. Trien wist alle vragen nog, uit haar tijd in Bergen, maar Klaas moest diverse antwoorden schuldig blijven. Trien ging daarom voorzeggen, maar dat viel niet goed. “Niet voorzeggen”, onderbrak Bitter haar. Gezellig was het niet. Na de mis gingen de genodigden naar het café voor de bruiloft, met zwager Jacob Ursem als ceremoniemeester. Om 12 uur was er een broodmaaltijd en om 18 uur een warme maaltijd en om 24 uur weer een broodmaaltijd. Het feest duurde tot zes uur in de ochtend. Er werden vele stukjes gedaan. Na de geboorte van haar eerste kind praktiseerde Trien de zogenaamde kerkgang. Ze was weken niet in de kerk geweest en dit reinigingsritueel maakte haar weer klaar voor het kerkbezoek. Voor de ochtendmis ging ze eerst te biecht, waarna ze aan de kazuifel van pastoor naar het altaar liep. Dit gebeurde tijdens een doordeweeks mis, de schoolkinderen zaten gewoon in de kerk. Na de geboorte van haar tweede kind deed ze het niet meer. Klaas vond dat maar niks, te biecht gaan omdat je een kind had gekregen. Pastoor kwam nog wel vragen, maar Trien deed het niet meer. Trien raakte in verwachting van een tweeling. Maarten Hoogland was blij voor Trien, maar zei ook dat het ongelijk verdeeld was. Zijn huwelijk met Nelie Schilder was kinderloos.

Het huwelijk van Mien met Henk Dijkman verliep heel anders. Ze waren al in 1942 voor de gemeente getrouwd om te voorkomen dat Henk naar Duitsland zou worden gezonden. Voor de kerk trouwden ze pas in 1945, op 27 januari. Al die tijd leefden ze apart, Henk bij zijn ouders en Mien bij tante Anne. Het echtpaar trouwde in Hoogwoud. Na de mis van 9 uur werden ze ontvangen door pastoor Bitter. Het was gezellig, herinnert Mien zich. Ze kregen brood en een eitje geserveerd. Bitter vroeg Henk vooral naar het leven in Amsterdam in die oorlogstijd. Naar de catechismus werd niet gevraagd. De bruiloft was bij café Breed met zwager Joop Breed als ceremoniemeester. Ondanks de oorlog was er toch nog voldoende te eten op de bruiloft. Zwager Gert Breed leverde het vlees. Bakker Jaap Koopman van de Langereis stelde zijn bakkerij beschikbaar aan broer Dirk die daar gevulde koeken bakte. Hij zat ondergedoken in de Wormer, maar kwam voor deze gelegenheid naar Hoogwoud. Mien en Henk woonden eerst nog drie jaar bij tante Anne boven het café voordat ze naar de Hudsonstraat in Amsterdam verhuisden.

Foto uit ongeveer 1990. Vlnr achter: Jan Groot, Jaap Groot, Geer Groot-de Vries, 
Regina Groot-Baltus, Cor Groot, Joop Breed en Jan Ligthart.
Voor Trien Ursem-Groot, Klaas Ursem, Mien Dijkman-Groot, Dirk Groot,
Marie Breed-Groot en Annie Ligthart-Groot.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall