Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Binnenvisser Jelle Luik

Door Niek Dekker

In 1912 werd de Noord-Hollandse Bond van Beroepsbinnenvissers opgericht. In onze provincie waren toen zo’n 800 bedrijven en bedrijfjes waarbinnen dit beroep werd uitgeoefend. Daarvan zijn er nu nog 30 over, onder andere in Berkhout, Dirkshorn en Wieringerwerf. Ook aan de Langereis is nog een beroepsvisser werkzaam. Tot zijn overlijden in 1987 woonde aan de Gouwe Jelle Luik. Hij was de zoon van een binnenvisser en heeft zelf tot zijn tachtigste dit beroep uitgeoefend.

 

Jelle Luik

Jelle Luik werd geboren op 11 november 1905. Vader Ieke Luik en moeder Gerritje Luik kwamen uit Echten, een dorp in Friesland. Zij waren volle neef en nicht van elkaar. Ze trouwden op 26 mei 1905. Gezien de geboortedatum van Jelle was het een ‘moetje’. Na Jelle werden nog twee dochters geboren, Wietske en Jans. Wietske overleed in 1987, Jans al in 1953. Het is niet bekend waarom en wanneer vader Ieke besloot naar West-Friesland te verkassen. Vermoedelijk is hij als maaier deze kant opgekomen en hier gebleven. Het gezin betrok een huisje, waar eerder onder andere Henk Kort en Klaas Rood (ook binnenvisser) woonden. Het adres, Gouwe 55, is nu niet meer bewoond. Jelle woonde bij zijn ouders. De buren zagen hem vaak met zijn vader voorop de stang fietsen. Vader bewoog zijn benen dan op het ritme van het trappen van Jelle mee omhoog en omlaag. Zijn vader overleed in 1954, zijn moeder in 1960. Sinds moeder naar huize Avondlicht in Hoorn ging, woonde hij alleen.

Ieke en Gerritje Luik.


Met dubbele kap, woonhuis Luik.

Wilsterflappen

Behalve binnenvisser was vader Ieke ook ‘wilsterflapper’. Dit is een ambacht dat voornamelijk in de kustgebieden van Noord-Nederland werd uitgeoefend. Wilsters is een andere naam voor goudplevieren en flappen staat voor de vangmethode. De goudplevieren werden, als delicatesse, vooral naar Engeland geëxporteerd. Jelle was ook plevierenvanger, hij heeft het gedaan tot in 1978 de commerciële vangst werd verboden. Tegenwoordig wordt de vangmethode nog gebruikt om vogels te kunnen opmeten, wegen en ringen. Het wilsterflappen is al een oude vangtechniek. Er hangt in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen een schilderij van rond 1600 waarop plevierenvangers te zien zijn in een polder bij Enkhuizen. Zij gebruiken een vanginstallatie die na 400 jaar vrijwel ongewijzigd is gebleven. Eenvoudig gezegd gaat het als volgt: Een net van 4 x 24 meter wordt haaks op de wind uitgelegd tussen twee staven.

Goudplevier


Vangnet

 

De staven worden met een scharnierend voetje op de grond vastgelegd. Aan het andere einde van de staven wordt een bovenlijn bevestigd, waaraan het net is vastgemaakt. Deze lijn wordt onder spanning gezet. Voor het net worden namaakvogels uitgezet om de plevieren te lokken. Als ze tegen wind in landen wordt het net losgelaten en zwiept het met de wind mee over de vogels heen. De meeste vangers gingen in de schemering van huis en kwamen in het donker weer terug. Plevieren vangen gebeurde in het najaar, tijdens de trek van de goudplevieren. Jelle stond vanaf september vaak voor zijn kleine raampje aan de weg, te kijken richting Abbekerk of er al plevieren aankwamen. Het vangen van goudplevieren was voor hem een belangrijke tweede bron van inkomsten.

Jelle met Siemen Bakker.

Wolhandkrab

Zoals de meeste binnenvissers, viste Jelle voornamelijk op paling. Hij ving ook zeelt en snoekbaars, de zeelt verkocht hij soms. De snoekbaars werd opgegeten of weggegeven. Hij gaf altijd veel vis weg, vaak meer dan hij verkocht. De paling rookte Jelle altijd zelf. Hij verkocht veel aan huis, maar ook aan bijvoorbeeld Roel Wormsbecher, de vishandelaar. En altijd bracht hij vis naar zijn zus in Winkel en naar Siemen Bakker in Aartswoud. Hij had de beschikking over twee bootjes. Een lag bij zijn huis aan de Gouwe, het andere onder een brug over de Wijzend, bij de oude kruising van de A.C. de Graafweg met de Lindengracht naar Opmeer. De bootjes hadden in het midden een kaar waarin de vis levend werd gehouden. De boot werd voortbewogen met een ‘kloet’ (vaarboom), later had Jelle ook een buitenboordmotor. Hij viste met fuiken die tussen twee stokken werden uitgezet. De vis die hij in de Wijzend ving, bracht Jelle met een transportfiets naar de Gouwe. Het vissen was geen vetpot. Soms werden zijn fuiken gelicht en was hij zijn vangst kwijt. Ook werden er af en toe fuiken gestolen, een grote schadepost. Af en toe had hij last van wolhandkrabben, die eten viseitjes en als ze in fuiken terechtkomen eten ze de vis die er in zit. Met hun sterke scharen kunnen ze gaten in fuiken knippen.

Tegenwoordig is wolhandkrab duur en geliefd in de Chinese keuken. Voor binnenvissers is het nu een mooie bijverdienste. Toen hij 65 werd, had Jelle aan zijn AOW voldoende inkomen, maar hij bleef als hobby doorvissen. De meeste vis gaf hij sindsdien weg. Jelle verkocht ook visvergunningen aan huis.

Gereedschap om netten te boeten.

Netten boeten

Het materiaal voor zijn nieuwe fuiken bestelde hij bij de firma Van Lanschot uit Friesland. De slagnetten kwamen uit België. Jelle taande zijn fuiken zelf, in een ketel op een houtvuur. Tanen is het conserveren van katoenen visnet, zeil of touw met cachou om verrotting door schimmels en bacteriën tegen te gaan. Gedurende enkele uren wordt het visnet, zeil of touw in een hete oplossing van cachou ondergedompeld. Cachou is een extract van verschillende bomen, waaronder die van eik, quebracho en betelpalm en geeft een bruine kleur aan het behandelde materiaal. Het repareren (boeten) van zijn fuiken en netten deed Jelle ook zelf. Hij had hiervoor speciaal gereedschap. Urenlang was hij hiermee bezig, buiten of in zijn keuken. Voor wat extra inkomen heeft Jelle jarenlang de kippen en eenden van overbuurman Biallorsterski gevoerd. Ook heeft hij nog even ‘in de bouw’ gewerkt in Amsterdam, dat duurde niet lang, het beviel hem helemaal niet. Jelle had geen telefoon, hij gebruikte die van overbuurman Glas. Ook de krant las hij samen met hen. Als hij belde, schreeuwde hij in de hoorn, bang dat ze hem op die afstand niet konden verstaan. Bode van Vliet bracht zijn netten aan huis. Daar zat dan geen rekening bij, Jelle ging dan altijd meteen bellen, waar de rekening bleef. Die werd echter altijd keurig per post gestuurd. Hij wilde altijd zo snel mogelijk afrekenen. Zijn geld bewaarde hij altijd contant in huis. Hij was erg zuinig en nogal achterdochtig op financieel gebied, de bank vertrouwde hij zijn geld niet toe. Hij keek aanvankelijk televisie bij Willem Schrieken, die als eerste van de buurt er een had. Later kocht hij zelf een toestel. Jelle kookte voor zichzelf op elektriciteit. Bloemkool liet hij echter rustig de hele dag op een peteroliestel sudderen, het moest goed gaar. Om de dag schilde hij een emmertje aardappelen (2 liter) en at dat in 2 dagen op. Hij vond het leuk met Bejaardenuitstapjes mee te gaan, maar klaagde wel altijd over ‘te kort piepers’ bij het eten. Jannetje Arends, de huishoudster van Schrieken, bakte iedere week vlees voor Jelle. Toen ze met Schrieken in Hoogwoud ging wonen, haalde overbuurvrouw Gon Glas iedere week het vlees bij haar op voor Jelle.

Netten boeten voor het huis.

Hij was dol op chocolaatjes, die had hij altijd in huis. De slager, de postbode en SRV-man Piet Halfweg gingen altijd bij Jelle ‘om een koppie’.

Moeder Luik met hond achter het huis.

 

Zo wist die altijd het eerst alle nieuwtjes van Hoogwoud en Sijbekarspel. Hij was goedlachs en behulpzaam, maar kwam – in de woorden van Gon Glas – wat ‘korrelig’ over. Op zijn verjaardag nodigde hij alle buren uit voor koffie met gebak. Jelle had als jonge man ooit een vriendin, maar is daarna altijd vrijgezel gebleven. Wel heeft hij zijn leven lang honden gehad, die alleen de laatste tijd niet meer mee mochten in zijn boot. Zijn zus Wietske van de Wal-Luik deed aanvankelijk een keer per jaar de grote schoonmaak bij Jelle. Die stofzuigde wel zelf, maar nam nooit stof af. De schoonmaak was dus hard nodig. Nicht Brechtje, dochter van Wietske, nam het van haar over, later nam Gon Glas het weer van Brechtje over. Zijn was bracht hij naar een wasvrouw in Aartswoud. Hij was erg gehecht aan zijn huisje en wilde absoluut niet naar een bejaardenhuis. Hij overleed in 1987 in het ziekenhuis in Hoorn. Van huis uit was hij Nederlands Hervormd, maar kerks was hij niet. Wel wilde hij in het graf van zijn ouders begraven worden, maar daar was geen plaats meer. Hij is daarom gecremeerd.

Overlijdensadvertentie

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall