Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De ‘Grooten’ van Herenweg 100

Deel 4

Door Martien Hoogland

De boerderij Herenweg 100 staat er al een tijdje niet meer, maar toch kent iedereen in Hoogwoud hun bewoners, de familie Groot. Dat is niet verwonderlijk want ze wonen er al vijf generaties, eerst met namen als Klaas, Pieter en nogmaals Klaas, betamelijk ‘de boer’ genoemd. Hij en zijn vrouw Marie Slot bewoonden vanaf hun huwelijk in 1914 de boerderij. Het echtpaar was in vele opzichten bijzonder, enerzijds omdat ze tradities in ere hielden. Ze vormden een hecht gezinsbedrijf dat nog tot omstreeks 1950 kaasde, als een van de laatste in Westfriesland. Tot ongeveer 1960 ging het gezin nog met paard en kerkbrik ter kerke. Anderzijds was Klaas een vernieuwer, die als eerste in deze omgeving – in 1917 - een maaimachine kocht en - in 1947 - zijn weiland liet egaliseren, draineren en een trekker in gebruik nam.

Deel 3 van dit artikel is gepubliceerd in onze uitgave van 2014, deel 2 in de uitgave van 2013 en deel 1 in 2012.

 

Vader Klaas overleed in juli 1955, vrij plotseling. Hij zou dat voorjaar een pauselijke onderscheiding krijgen vanwege zijn vijftigjarige jubileum als organist. De onderscheiding was al binnen, maar uitreiking werd vanwege het trouwen van Nic en Gré uitgesteld en heeft nooit plaatsgevonden. Sinds 1915 was er heel wat veranderd voor de organist. Klaas had toen nog hulp van een orgeltrapper, die het orgel van lucht moest voorzien. In 1921 kwam er een elektrische motor en werd de toen 75-jarige orgeltrapper overbodig, zo staat te lezen in de kerknotulen.

Gezin en geloof

Moeder Marie steunde haar man in de uitoefening van zijn openbare functies en zeker in zijn taak van organist. Bij een uitvaart of huwelijk nam zij de kaasbereiding over, dat moest altijd doorgaan. Jan Schilder kwam erbij om hem te assisteren, want diverse keren in de week was wel wat veel. Vader speelde orgel, op zondag zelfs tweemaal, tijdens de hoogmis en ‘s middags tijdens het lof. Marie verliet de boerderij alleen op zondag voor de wekelijkse gang naar de hoogmis. Eerst ging men met de kapwagen en later met een brik. Op zon- en feestdagen werden opoe Groot en tante Geertje opgehaald voor de kerkgang. Ook de zuster van Kees van Stralen reed mee, evenals de vrouw van Teunis Groot. Zij stapte in bij haar huis ‘de Hagendoorn’. In de tijd toen Riet en Nic bij moeder op de boerderij woonden, was het een ritueel dat tante Geertje en Marie van Stralen zich ‘s zondags al tijdig op de boerderij verzamelden voordat zij met veel ‘gestudder’ op een goede plek in de koets terecht waren gekomen. Het kerkbezoek was in die tijd nog steeds belangrijk. In de winter van 1959 was Riet hoogzwanger van Mary en vond ze het niet verantwoord om met de gladheid per fiets naar de kerk te gaan. Zij ging met de kerkwagen. Nu zou je zeggen: ‘Ik blijf thuis’, maar toen durfde je dat nog niet voor je geweten te verantwoorden. In de jaren vijftig werd er op de zondag een auto gehuurd bij Cor Bakker, de garagehouder in Hoogwoud. Nic heeft op zijn achttiende jaar zijn rijbewijs gehaald bij rijschool Trigalez in Hoorn. Dat was in die jaren vrij eenvoudig, met drie lessen kon je al examen doen. Moeder Groot was een wat stille vrouw, maar met een eigen kijk op het leven. Ze leefde voor haar gezin en het bedrijf en dan met name voor de kaasbereiding, dat was duidelijk haar afdeling. Verder stond het geloof bij haar bovenaan. Dat betekende leven volgens de leer en vooral een regelmatig bezoek aan de kerk. Hun interesse voor studeren hebben Nic en Nel beslist van hun moeder, net als hun sociale instelling. Haar dochters waren actief in het maatschappelijke leven. Afra en Nel zaten bij de Katholieke Actie, en Nel hielp bij gezinnen met zieken zoals van Afie Hoogland en Van Hees. Moeder Groot zei dan altijd: ‘Gien geld anneme hoor, dat mag beslist niet’. Maar zo kon het gebeuren dat Nic de kopjes moest wassen wanneer zijn zussen ergens te helpen waren en moeder met de kaasbereiding bezig was. De zussen werden opgevoed tot zelfstandigheid. Nel haalde het middenstandsdiploma bij meester Potter samen met haar vriendin Gon Laan. Nel en Gré volgden nog een cursus handmelken. De boerderij was al voor 1955 op het telefoonnet aangesloten, omdat Nel in het bestuur zat van de handbalvereniging Con Brio. In de tijd van moeder Groot waren er nog geen verenigingen voor getrouwde vrouwen, maar dat veranderde in de tijd van Riet. In 1956 werd een afdeling van het Katholiek Vrouwengilde (KVG) opgericht, met mevrouw Klaver-Koopman als voorzitter (de vrouw van Gert Klaver van de AKZO en oorspronkelijk afkomstig uit Nibbixwoud) en verder met Jaantje Groot en mevrouw Potter als bestuursleden. Mevrouw Klaver was een goede voorzitster en de vereniging liep vanaf het begin. Men was met een behoorlijke club. Riet en de buurvrouwen gingen er met de fiets heen. Men organiseerde bijvoorbeeld bezinningsdagen en ging daarvoor naar het klooster te Nieuwe Niedorp.

De erfenis

Jan trouwde in 1962 met Annie Schipper uit Sijbekarspel en ging aan de Burgemeester Breebaartstraat in Hoogwoud wonen. Toen tante Geertje in het najaar van 1968 naar De Weere vertrok, werd Herenweg 101 verbouwd en ging Jan daar wonen met zijn gezin. De drie zonen Groot boerden een korte tijd samen maar al na een paar maanden werd duidelijk dat men niet met drie gezinnen van de boerderij kon leven. Nic zei: ‘Wat gaan we doen, zeg het maar?’ Uit het bedrijf stappen was voor Nic een mogelijkheid. Maar Cees liet zich uitkopen en begon met zijn vrouw in 1962 een melkslijterij, eerst vanaf ‘het Heuveltje’ aan de Herenweg en later vanuit een nieuwe woning met winkel aan de Burgemeester Hoogenboomlaan in Hoogwoud.

De melkzaak van Riet Groot-Dol en Cees Groot aan de burgemeester Hoogenboomlaan.

 

Moeder Groot overleed in november 1963. Bij haar begrafenis (evenals die van vader) was de kerk nog in het zwart aangekleed. Een avondwake was er niet maar elke avond werd op de boerderij de rozenkrans gebeden voor mensen uit de buurt en de familie. Een familielid nam hierbij de leiding. Van de begrafenis weet Riet niet zoveel meer, zo was ze betrokken bij de verzorging van moeder Groot. Na haar dood werd de erfenis verdeeld. Diverse oude spullen gingen het huis uit, zoals de vleugel. Deze was al jaren niet meer gebruikt en was helemaal ontstemd. Wie die vleugel heeft gekocht weet Nic niet meer, maar hij heeft er een behoorlijke sjouw aan gehad om dat grote geval met zijn vermolmde poten uit de boerderij te krijgen. De koper had ook belangstelling voor de barometer die in de kamer aan het schot hing. Na diverse keren stevig heen en weer bieden kwamen ze er niet uit en bleef de meter op zijn plaats hangen. Broer Jan had de woordenwisseling gehoord en zei, als ik die meter nou koop wat moet ik er dan voor geven. ‘Jij, natuurlijk niks’ zei Nic. Op dat moment kwam de handelaar weer binnen en deed een nieuw bod, maar toen hij vernam dat de koop niet doorging, werd het even minder gezellig. Maar de meter ging naar Jan en hangt daar nog als herinnering aan die oude tijd.

Verenigingsman Nic Groot

Een paar jaar na het verlaten van de landbouwschool besloten Willem Koopman uit de Wogmeer, Cor Laan uit Westwoud en Nic om een vereniging van oud-leerlingen op te richten. Men ging excursies organiseren en feesten bij Entius in Nibbixwoud en bij Stam in Wognum. Nic nam namens deze vereniging zitting in het cursuscentrum in Hoorn. De vereniging werd echter begin jaren vijftig overschaduwd door een ernstig ongeluk. Na een reünie in café Stam reed een aantal jongelui in de auto terug naar Hoorn, maar buiten Wognum kregen ze een ernstig ongeluk. Hun auto belandde op zijn kop in de sloot waarbij een aantal inzittenden om het leven kwam. Een drama was dat.

 

Voor Nic bleef leren een uitdaging, ook omdat hij op zondagmiddag weinig op het voetbalveld te vinden was. Hij schreef zich in voor de Boerenleergang, gegeven door directeur Vendel van de Landbouwschool in Spanbroek in samenwerking met de Zuivelschool. In het laatste cursusjaar maakte hij een werkstuk over de zuivelfabriek Aurora. Gegevens vroeg Nic op aan een assistent van directeur Veldstra, maar deze liet hem diverse malen wachten. Aangezien het einde van het cursusjaar in zicht kwam, vroeg Nic of hij Veldstra kon spreken, die hem het materiaal alsnog bezorgde. Na afronding van de cursus ontving Nic een brief met een uitnodiging voor een sollicitatie en werd hem omstreeks 1950 een baan als beginnend laborant aangeboden.

Lof op Aurora en Veldstra.

 

Op Aurora was Fries protestant personeel nog heel goed vertegenwoordigd. Directeur Veldstra kwam er vandaan evenals diverse mensen op het lab. Dat had in het verleden wel eens voor spanningen gezorgd met katholieke nieuwkomers, maar Nic ondervond dat niet. Hij was ook niet de eerste katholiek op het lab. Deze baan heeft hij een goed halfjaar volgehouden maar het was beslist niets voor hem, buitenman als hij was. Vader had een baan op Aurora trouwens wel goed gevonden. Nic ging op zoek naar een nieuwe uitdaging en besloot bij meester Potter een middenstandscursus te volgen. Hij was wel zo wijs om in de zomer bij meester Potter via bijlessen zijn taal bij te spijkeren. Maar helaas bleek de cursus al twee jaar bezig te zijn en vond meester Potter toelating niet verstandig.

Maar Nic legde zich daar niet bij neer: ‘Door mijn vooropleiding beschik ik over voorkennis’. En zo gebeurde het dat hij na twee jaar toch het begeerde diploma op zak had; van de 31 cursisten waren er maar drie geslaagd. Nic werd lid van de KVP jongeren, samen met Kees Bakker en Jacob de Jong. Ze hadden een boodschap. Ze wilden de samenleving beter maken en het platteland verheffen, ook vanuit de katholieke gedachte. In 1954 stelde Nic voor om pastoor Leenders als spreker uit te nodigen, zo staat te lezen in de notulen.

Melkmachine en loopstal

Nic en Jan zetten als jonge ondernemers de modernisering van hun bedrijf voort. In 1964 kochten ze een Lister elektrische melkmachine, gezamenlijk met de broers Siemen en Theo en met zwager Siemen Steur uit Veenhuizen (getrouwd met zus Nel) en met Stam.

Zo konden drie koeien tegelijk gemolken worden en gingen de broers op zoek naar uitbreiding van de stalruimte. Hoe dat voor elkaar te krijgen was nog een puzzel. Broer Jan wilde de hooiberg van de boerderij in, maar waar moest je dan met de mest heen, vroeg Nic zich af. Regelmatig bezochten ze veebedrijven in heel Nederland om zich te informeren. Diverse keren gingen ze naar Brabant omdat daar veel ervaring was met het gebruik van drijfmest. In 1966 besloten de broers tot de bouw van een Zuid-Hollandse stal en ze waren de eersten in Hoogwoud.

Achterste rij, 4 en 5 van links af Dirk Klaver en Jacob de Jong. 
Middelste rij, 4 en 5 zijn mogelijk Grooten van Herenweg 100.
Voorste rij, 2de van links is Jan van Diepen van de Raphaelhoeve en
helemaal rechts Jan en Cor Klaver van Zorgwijck. Links naast de
twee Klavers Jan Neefjes van de Middelweg.

 

De financiering was nog een probleem. De broers konden aanspraak maken op een rijkssubsidie van 10.000 gulden, mits er binnen drie dagen een begroting was. Overlegd werd met aannemer Jan de Boer, die sceptisch was: ‘Denk je dat je dat bedrag krijgt’. ‘Ja, we gaan het proberen’, zei Nic. De Boer maakte in enige haast de begroting, maar of het de echte kosten waren wist hij eigenlijk niet. Naderhand kreeg Nic de subsidie en bleek het Jan dat hij teveel had gerekend. Nic kreeg daarop een deel van het geld terug: ‘Goudeerlijke mensen waren dat’. Verder moest Nic nog bij de Boerenleenbank aankloppen, maar hij kon geld krijgen, vaak zelfs meer dan hij gevraagd had.

Zuid-Hollandse stal.

\

In de Zuidhollandse stal stonden de koeien met de kop naar het middenpad, zodat ze gemakkelijk gevoerd konden worden. De 'groep' bevond zich aan de zijkant van de stal en de mest liep door de zwaartekracht naar de kelder. Deze had een omvang van 64 kuub, maar dat was veel te weinig. Loonwerker Van der Oord uit Kolhorn kwam iedere drie weken langs om de mest over het land uit te rijden. In deze tijd was er nog geen milieuwetgeving en kon de mest vrijelijk uitgereden worden.

De broers kregen regelmatig andere boeren over het erf. Tot de bezoekers behoorde ook Jan  Kraakman uit Warmenhuizen, in zijn eentje of als voorzitter van een excursie. Vanaf midden jaren zestig vertegenwoordigde hij de veehouders in de ruilverkaveling van het Geestmerambacht en hij liet er uiteindelijk een nieuwe stal bouwen. In 1974 werd hij voorzitter van de LTBO-vakgroep veehouders, als representant van de modernisering die in deze periode in de Nederlandse melkveehouderij plaatsvond. Schaalvergroting was nodig om de melkveehouder van een redelijk gezinsinkomen te verzekeren. Binnen de Europese Unie werden zodanige melkprijzen bepleit, dat het agrarisch inkomen gelijke tred zou houden met de rest van de economie. Kraakman is later wel eens op Herenweg 100 op visite geweest. Nic en Riet kozen ook voor nieuwe woonruimte. Wanneer je de statige boerderij passeerde keek je weliswaar met eerbied naar die prachtige voorgevel maar voor een jong gezin bood de boerderij maar weinig gemak. Er werd gekookt op de koegang en men sliep nog in een bedstede. Een douche was er niet en de wc was nog primitief. Voor de Zuidhollandse stal werd een bungalow gebouwd en die werd door het gezin Groot op 1 augustus 1969 in gebruik genomen, ‘Van de hel in de hemel’, zo verwoordde Riet deze verandering. In de jaren zeventig schaften de broers een melktank aan. In 1978 werd een ligboxstal gebouwd voor 105 koeien, hierin kwam een moderne melkput waarin 12 koeien per keer gemolken konden worden. Jan is in 1990 gestopt en uit de boerderij gestapt en Nic heeft in 1996 de boerderij overgedaan aan zijn zonen Hans en André.

De bungalow uit 1969 is in 2014 alweer vervangen door deze prachtige boerderij.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall