Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Buitenwater, binnenwater: van Wisene tot Langereis

Door Erica Middelburg

Veel Hoogwouders hebben wel iets met de Langereis, om niet te zeggen onze Langereis. Er wordt graag gewandeld en gefietst langs het wuivende riet en de baltsende futen. Misschien speelt ook mee dat je er iets kunt voelen van de geschiedenis. Hoe zou het er vroeger hebben uitgezien? Is het ook echt ‘onze’ Langereis? En hoe zit het met dat verhaal dat de Langereis vroeger de naam Wisene had? Tijd voor een onderzoek.

 

De Langereis in zuidelijke richting, gezien vanuit een luchtballon. 
Foto Hildegard Koenis.

 

Het gebied waar wij nu wonen, zag er 15.000 jaar geleden heel anders uit: er heerste een ijstijd en er bestond nog geen Noordzee. Het was een toendra, met landijs dat vanuit het noorden tot diep in ons gebied reikte. Toen het ijs begon te smelten, steeg het waterpeil geleidelijk. Het verschil met het zeewaterpeil in onze tijd is zeker honderd meter. De huidige Noordzee liep vol water en voormalig land werd zeebodem. Omstreeks 3000 v. Chr. raakten de rijzende zeespiegel en de aanslibbing in ons gebied enigszins in evenwicht. Er ontstond een complex van strandwallen, waarop zich duinen vormden. Die waren niet aaneengesloten; de zee had via grote getijdengeulen nog steeds vrij toegang tot het krekengebied achter de duinen. Wie met Google maps De Slufter op Texel bekijkt, het Verdronken Land van Saeftinghe of Het Zwin bij Cadzand, ziet in het klein wat er toen op grote schaal gebeurde. De kust en de hoger gelegen kreekoevers waren gunstig voor bewoning. Ze waren met hun zoet/zout- en nat/droog-wisselingen rijk aan voedsel. In het achterland kon zich op de natte ondergrond een uitgestrekt metersdik veengebied vormen. Vanaf de 10de eeuw werd dit vrijwel onbewoonde veen door vrije boeren in cultuur gebracht. Ze wilden boekweit, rogge en gerst verbouwen, maar daarvoor was het noodzakelijk dat het land droger werd. Door het graven van sloten zorgden ze voor de ontwatering van het veen. Die ingrepen in het natuurlijke milieu hadden onvoorziene en onomkeerbare gevolgen: inklinking van de veengrond en oxidatie van de bovenlaag. Samen leidde dat tot een sterke daling van het maaiveld. Naarmate de veenlaag dunner werd, kwamen oude oneffenheden in de ondergrond duidelijker naar voren, met name de grote kreekrug van west naar oost.

De afwatering moest in de loop der eeuwen steeds worden aangepast aan deze veranderingen.

 

Wisene / Langereis

Toen er in 2008 plannen kwamen voor een rotonde op de kruising Langereis/A.C. de Graafweg, kreeg RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. opdracht voor een archeologisch onderzoek. Het bureau schrijft in zijn rapport het volgende: ‘Aannemelijk is dat in de Vroege Middeleeuwen ter plaatse van het plangebied een waterscheiding lag in het veengebied. Bij de ontginning van het veen, hier waarschijnlijk omstreeks de 10e eeuw, werden […] waterscheidingen tot achtergrenzen van de opstrekkende ontginningseenheden […] gemaakt. Zo'n (achter)grens werd vaak ‘Wijzend’ genoemd, of met een soortgelijke benaming aangeduid, en voorzien van een kade om de ontginningen te beschermen tegen wateroverlast vanuit de aangrenzende ontginningen. De huidige Langereis stond in de Late Middeleeuwen bekend als ‘Wisene’ en vormde de grens tussen de Niedorper Kogge en het Hoogwouderambacht. Min of meer ter plaatse van de huidige Westerlangereis bevond zich de grens tussen de Niedorper Kogge en het Geestmerambacht. De ‘Wisene’ zal in eerste instantie een kade zijn geweest, waarlangs waarschijnlijk al snel na de ontginning langs de oostzijde een afwateringssloot is gegraven met dezelfde benaming.’ Ter plaatse van de huidige Langereis vormde het veen een soort koepel, het was een langgerekte hoge rug. Het regenwater dat uit het veen wegsijpelde liep naar het westen en het oosten weg. Dat wordt een waterscheiding genoemd. Naarmate het veen slonk en het reliëf van de oude ondergrond duidelijker werd, bleek de waterscheiding betrekkelijk laag in het landschap te liggen. Archeoloog Frans Diederik is van oordeel dat na de enorme maaivelddaling ook aan de achtergrens van de veenontginning een afwaterende sloot ontstond. In het geval van de Wisene raakten twee ontginningsblokken elkaar en zal er een enkele wetering met twee kades geweest zijn. De wetering moet aanvankelijk naar het zuiden hebben gelopen, richting Berkmeer en Heerhugowaard, omdat een oude zandige kreekrug de vrije waterloop verhinderde. Toen men in het zuiden met het water in de problemen kwam, werd een oplossing gevonden in het uitdiepen van de Wisene en een uitwatering naar het noorden.

West-Friese Omringdijk

De daling van het maaiveld en de stijging van het zeewaterpeil maakten het steeds meer noodzakelijk om ook aan de zeezijde dammen en dijken op te werpen om have en goed te beschermen. Ondertussen veroorzaakten stormvloeden zoals de Allerheiligenvloed van 1170 veel schade: veen en land sloegen weg en er ontstonden meren: de Heerhugowaard, de Schermer, de Beemster. De West-Friese Omringdijk is gegroeid uit allerlei bestaande, afzonderlijke, lage, slecht geconstrueerde dijkjes en kaden, maar was waarschijnlijk in 1250 wel gesloten. Er was veel organisatie, controle en gezag voor nodig om te zorgen dat de dijk, met al die eigenzinnige bewoners met eigen belangen, één geheel werd en ook onderhouden werd. Aanvankelijk gebeurde dat door de bannen, een soort gemeenten die op eigen initiatief samenwerkten. Toezicht lag bij de bannen zelf. Om een beeld te geven van het gevestigde gezag: in 1289 werden de West-Friezen definitief onderworpen en werd Floris V landsheer.

Pas daarna werden functies als baljuw, schout en schepenen ingesteld. Waarschijnlijk bestonden er al wel langere tijd voorlopers van de vier ‘ambachten’ in West-Friesland, de latere grote rechtsdistricten met taken op waterschapsgebied. De grenzen van het Houtwouder Ambacht (later De Vier Noorder Koggen genoemd) werden gevormd in het westen door de Wisene en in het oosten door de Zwaagdijk.

De vier ambachten van West-Friesland.

 

Kaarten

Rond 1300 was West-Friesland min of meer een eiland, omringd door water: (met de klok mee) de Noordzee, de Zuiderzee, Beemster, Schermer, de Rekere en de Zijpe. Al dit water stond met elkaar in verbinding via de Korssloot bij de Beets, via de Weere-Purmer-Purmer Ee en via de Crommenije-Ye. West-Friesland werd aan alle kanten belaagd door de getijden van de zee. De kaart met de situatie van rond 1300 laat dat goed zien. De oudste enigszins betrouwbare kaarten zijn van de 16de eeuw. De hier afgebeelde kaart van 1300 is een ‘reconstructiekaart’ van 1916, getekend door Anton Albert Beekman (1854-1947). Beekman ging niet over één nacht ijs. Hij heeft zich bij het tekenen van de kaart gebaseerd op eigentijdse kaarten. Die waren met de driehoeksmeting gemaakt en dus nauwkeurig. Met die gegevens ging hij ‘terugtekenen’. Hij vergeleek afstanden binnen huidige dijkvakken bijvoorbeeld met de verstoeling - de verdeling van de dijk om de onderhoudsplicht toe te wijzen – uit 1319 (zie hierna). Begin 1900, in de tijd dat Beekman eraan werkte, bleek de dijk vaak nog hetzelfde verloop te hebben als uit de beschrijving van 1319 viel te herleiden. Maar hij kwam er met deze methode ook achter dat de dijk op een aantal plekken naar binnen toe verlegd was. Men besloot soms tot zo’n ‘inlaagdijk’ als het oude dijktracé door bijvoorbeeld stormschade niet langer in stand te houden was. We zien de inlaagdijk van 1335 van de Vier Noorder Koggen op de kaart met een stippellijn getekend. De Heren Coech, de Rentemeesters Sluze en Gawisend werden daarmee buitengedijkt. In 1988 is op initiatief van het toenmalige Hoogheemraadschap een nieuwe archeologische kaart van het Noorderkwartier in 1350 gemaakt. Op deze kaart is tegelijkertijd meer (grondsoorten, strandwallen, kustlijnen, kreken, dijken) en minder (plaatsnamen, wegen, koggen, ambachten) te zien. De kaart van Beekman wordt eigenlijk als verouderd beschouwd, maar is voor niet-archeologen wel zo leuk om te bekijken.

Blad IX van een losbladige topografisch-thematische atlas van Nederland met 
historische reconstructiekaart van Noord-Holland in 1300,
getekend door A.A. Beekman. Waterlands Archief.

 

De ‘Uitspraak’ van 1319

In dit artikel vindt u een paar ‘transcripties’ van soms zeer oude documenten. Dat wil zeggen: de taal uit de documenten is omgezet naar hedendaagse drukletters, niet naar huidig Nederlands. Het is interessant om te zien wat er van onze eigen taal in een middeleeuws document voor ons nog herkenbaar is. Het gaat hier om de oudste bron voor onze kennis van de West-Friese Omringdijk, ‘de “Uitspraak” van den Bisschop van Zuden, en van andere Raaden des Graaven, over verscheidene zaaken en verschillen in Westvriesland. Voor ’t Pascha, in April 1319’. Dit document geeft een indeling en een beschrijving van de hele West-Friese Omringdijk: ‘Dit is die dyc, dien Willem Veren Barten soen meten liet in Vriesland, des dinxendaghes voer Midvasten, in ’t jaer ons Heren M.CCC. ende XIX. Tote des Zonnendaghes voer Palmen dach daerna’. Het stuk hieronder beschrijft een deel van onze omgeving en bevestigt het bestaan van de Rente(meester)sluis in de Heerenkoog. De vastgelegde nauwkeurige opmeting van de dijk is nodig voor de verstoeling en legt per ambacht ieders verantwoordelijkheid voor het dijkonderhoud vast.

‘Vord zullen die van Nieuwedorp ambocht al den dyc maken, […], tote der helfte toe van des renter sluze, ende den Leczaterghawech* […]. Item so zullen die van Hoechhoutwoder ambocht maken al den dyc, die leghet van der helfte tusken des Rentersluze, ende den ouden Leczaterghawech tote Werfaerdshove toe, ende al dat land, dat leghet buten de Zuoechdyc, dat zal diken ende wateren in Outwouder ambocht’. ‘Item van dane tote Heren Coech toe an den indyc, die gaet after Bersinghehorne, ende an Heren Coech is lanc XC ende XXV gherden**. Item van dane toter sluze, die in Heren Coech leyt, ende tote an Hoechoutwouder ambocht, dat gaet daer an, is lanc VIC ende XXXVII gherden. Item van dane an den ouden Lexhedderghouwech*, ende an die oestzide van Heren Coech is lanc VIIIC ende LI gherden’. *

Waarschijnlijk is dit de latere Gouwe, die ook doorliep in de Heerenkoog. **Het gaat hier om 10100 en 25, dus 1025 roeden. De lengte van een roede kon overigens plaatselijk nogal verschillen, maar was ongeveer 3½ m.

De ambachten kregen bevoegdheid om met dijkgraaf en heemraden het eigen stuk Omringdijk in de gaten te houden en onderhoud af te dwingen. De controle op het dijkonderhoud zorgde voor veel commotie. Het college maakte zich niet geliefd met de maatregelen die het trof en de boetes die het oplegde. Om handtastelijkheden te voorkomen mocht niemand het college ‘ghenaecken op drie roeden langhte na’. Soms liep het hoog op: er is zelfs een proces gevoerd over een stuk dijk van 7½ centimeter.

Droge voeten

Ook binnen de Omringdijk had men last van water. Hoe raak je overtollig binnendijks water kwijt? Aanvankelijk kon er via vaak primitieve sluizen bij eb geloosd worden, als het binnenwater hoger stond dan het zeewater. In laag gelegen gebied moest worden gewerkt met binnendijkjes, kades en waterschutten, met hoosspanen en primitieve molentjes. Er werd geloosd op naastgelegen watertjes en het spreekt vanzelf dat de buren hiervan niet gecharmeerd waren. Die werden opgezadeld met ‘vreemd’ water. In het algemeen is de geschiedenis van het ‘binnenwater’ er een van dammen die werden gelegd en weer werden weggehaald, sluizen die werden gemaakt en weer ‘toegeslagen’ en boze ambachten, die voor de bewoonbaarheid en vruchtbaarheid van hun gebied afhankelijk waren van een naburig ambacht, dat weer andere belangen had. Ook vissers zorgden voor problemen. Sluiskolken waren vanwege het stromende water goed viswater. De vissers zagen alleen hun eigen belang en trokken zich niets aan van een verhoging van de waterstand of een verzilting van het binnenwater. Ze zetten naar believen de sluizen open, ondanks het feit dat er strenge straffen op stonden.

Hoogwoud en Aartswoud lagen in De Vier Noorder Koggen dicht bij zee en hadden door hun wat hogere ligging niet al te veel problemen. Zij konden naar het noorden water kwijt via het Groene, Opmeerder, Korte en Aartswouder Wuiver en de Gouw, allemaal oude veenstroompjes. Vervolgens waren er in de zeedijk verschillende sluizen om het water buiten te slaan. Het is goed om voor ogen te houden dat er nooit overtollig water van het grondgebied van Hoogwoud en Aartswoud is geloosd op de Wisene. De Lage Hoek was vanaf 1578 daarop de enige uitzondering. Het Geestmerambacht en de Schager- en Niedorperkoggen hadden grotere problemen dan de Vier Noorder Koggen. Ze loosden voornamelijk op de Heerhugowaard, dat toen een groot meer binnen de Omringdijk was. Via sluizen in de Huijgendijk, aan de zuidkant, loosde de Heerhugowaard op zijn beurt weer op de Schermer.

Dat wil zeggen, als de waterstand en eb en vloed dat toelieten, wat lang niet altijd het geval was.

De Heerhugowaard liep soms bijna over. Ook naar het noorden was een beperkte mogelijkheid, via de Wisene, dat rond 1300 nog maar een klein stroompje was.

Waterkundige werken van Willem III

In 1326 zag Willem III in dat er waterkundige problemen waren. Hij had plannen om de grote meren (Schermer, Beemster, Purmer) af te dammen van de zee, maar dat was niet zomaar te realiseren. Hij begreep dat de plannen pas kans van slagen hadden als de Heerhugowaard niet meer naar het zuiden uitwaterde. Willem III besloot in 1326: ‘voort sal men opbreken alle de sluysen, die leggen in de Heeren Huygen-dyck’. De uitwatering naar het noorden moest verbeterd worden en Willem gaf opdracht: ‘voort sal men Heeren Huygen Waert wateren met drie gangen, elck vyf voet wyt; ende dat een gat gaet door Schagen, ende een gat in de Wysene, ende dat derde gat in Geestmerambacht sal men niet wyder maken dan vier voeten wyt’. Of dat gebeurd is, is onduidelijk. Om een idee te geven van de afmetingen: 5 voet komt neer op 1½ meter. De Wisene liep in het noorden via de hoek met de naam Wisenhorn door naar de achterdijk van de Heerenkoog, ter plaatse van de huidige Groetpolder (zie de kaart). Willem III noemde in 1326 ook de sluis daar ter plekke. Hij liet op 'Sinte Jacobsdach' vastleggen dat: ‘die van Scagen en Nydorp zullen [onder]houden de dijk […] tot bij de rentmeesterssluis in hun kogge’. Bij deze ‘Rentmeestersluze’ in de zeedijk van de Heerenkoog zou de Wisene op zee hebben uitgewaterd.

Men denkt dat ook de Gouwe hier misschien via een tweede sluis heeft uitgewaterd. Later, in 1335, werden de sluis en een groot stuk land prijsgegeven aan de zee: de dijk werd hier een stuk naar binnen gelegd. Op de kaart van Beekman is die inlaagdijk aangegeven met een stippellijn. Bij de drooglegging van de Wieringermeer heeft men nog resten van verdronken plaatsjes zoals Gawisend teruggevonden. Het jaartal 1335 is niet zomaar een jaartal: in 1334 woedde hier de St. Clemensvloed, die enorme schade aan de dijk toebracht. De Schager- en Niedorperkoggen verlegden, na het verlies van de Rentersluze, de afwatering waarschijnlijk deels naar Kolhorn.

Aelbrecht van Beieren

In 1386 pakte graaf Albrecht van Beieren het probleem van de afwatering opnieuw op en nam een beslissing over de Wisene. In het Groot Charterboek van Van Mieris staan twee akten geboekt op 2 april 1386, die beide met de nieuwe watering te maken hebben. Een derde charter, van 22 november 1386, ‘sinte Clemens avondt’, is een herhaling, maar hierin worden ook Ursem en de Spanbroeker Kaag genoemd als uitwaterend op de Heerhugowaard. Zie afbeelding met het afschrift van de akte.

 

Authentiek afschrift van het privilege van Albrecht van Beieren van Sint Clemensavond 1386.
Daaronder een deel van de transcriptie. Regionaal Archief Alkmaar, archief van het ambacht
van West-Friesland, genaamd het Geestmerambacht, inv.nr. 16, foto 1recto.

Aelbrecht, bij Godts genaeden paelensgraeve bij den Rijn, hertoghe in Beijeren, ruwaert van 
Henegouwen, van Hollant, van Seelant ende van Vrieslant, doen condt allen luijden […] als 
dat onse goede luijden van Geestmaerambocht, van Opdam, van Hensbrouck, van Urssem ende
Spanbroucker coggen, ende voort alle die ghene die opten Waert waeteren ende mede gelden
ende oncost lijden aen sluijssen ende totten waeteringen daermen den Waert mede waetert,
dat sij die voorseide sluijssen mogen leggen ende verleggen, meeren ende minderen tot allen
tijden alst hen nuth ende oorbaer duncken sal, in te gaen twisken der kercke van
Oudeniedorp ende Veenhuijsen ende voort bijden Wijsen vuijt te gaen totter bester oorbaer
in Mecken wael ofte in Bobben wael oft daer twisken […]

 

Meckenwael en Bobbenwael waren wielen of dijkdoorbraken die direct achter de zeedijk moeten hebben gelegen. De plaats van uitwatering staat dus niet vast. Dat geeft te denken: heeft de Wisene vanaf 1335 geen uitwaterende sluis meer gehad? Verder is er in het privilege opgenomen dat Hoogwoud de Wijzend zelf zal schouwen. Alles goed en wel met een herstelde afwatering langs je gebied, maar je moet in de gaten houden of die ook goed onderhouden wordt. Ook de Niedorperkogge was huiverig en kreeg een kade én het recht om de Wisene af te dammen, als de kade doorbrak.

De uitvoering van de werkzaamheden in de jaren na 1386 bleek niet afdoende. Al in 1396 geeft Albrecht alle gebieden die op de Heerhugowaard uitwateren weer vergunning om sluizen in de Huijgendijk te leggen en uit te wateren op de Schermer. Het is een chaos: er worden andere mogelijkheden tot afwatering gezocht en er worden dijken doorgestoken. De Hoogwouder kade wordt verhoogd, omdat het Geestmerambacht de Wisene veel te vol laat lopen. Dan sluit de Huijgendijk weer eens sluizen en dan worden ze weer hersteld.

Philips de Goede

Onder Philips de Goede doen het Geestmerambacht en de Schager- en Niedorperkoggen opnieuw een verzoek voor een betere afwatering van de Wisene. In 1458 geeft Philips bevestiging van het privilege dat ‘zijn lieve oude vader’ Albrecht op 22 november 1386 gaf: de Wisene zal tot afwateringskanaal worden vergraven.

De laatste zin van Philps’ akte zoals hierboven weergegeven, lijkt erop te wijzen dat de Geestmerambachtsluizen (ook Langedijkersluizen genoemd) toen bestonden. Dat was in 1386 nog niet het geval.

Volgens het RAAP-rapport van 2008 is er waarschijnlijk een tweede watergang gegraven aan de westkant naast de Wisene. In 1461 is de klus geklaard.

 

Authentiek afschrift van een akte 1458 waarmee Philips de Goede het privilege 
van 1386 bevestigt. Hieronder een deel van de transcriptie. 
Stadsarchief Alkmaar inv.nr. 22 folio 190verso.



Phillips, bij der gracien Gods hertoge van Brabant ende van Limburch […]
here van Vrieslant […] doen condt allen luyden hoe dat onse guede luyden van
Geestmerambocht, van Updam, van Hensbroeck, van Ursem, van Spanbroeckercogge
[…] sij ons doen thonen hebben een hantvesten gegeven in den Hage int jaer ons heeren
duysent driehondert ses ende tachtich up Sinte Clemens avont, dar mede onse lieve oude
vader hartoghe Aelbrecht van Beijeren, grave van Hollant saliger gedachten, hunluyden
gegeven ende machtich gemaect heeft sluysen te moghen leggen ende verleggen […]in
te gaen tusschen die kercke van Oude Nierop ende Veenhuysen, ende oick desghelijcks
van die Belcmeer [=Berkmeer] voirt ter bester oirbaer bij den Wijsen uut te gaen, in den
ouden bosem […] duer die sluysen doe in den zeedijck aldaer [...]


Vierbladskaart van Uitwaterende sluizen in Kennemerland 
en West-Friesland, zesde druk, 1756, Jan Jansz. Dou.
Kaartententoonstelling HHNK, Heerhugowaard.

 

In diezelfde tijd zal de afbuiging van de Wisene naar de Bosem zijn gemaakt, met de tegenwoordige Ringsloot. Ook zal toen de Zanddijk, nu de Weelkade, aangelegd zijn. Die fungeerde aan de zuidkant van de Bosem, nu Weelpolder, als scheiding tussen de wateren van Geestmerambacht/Schager- en Niedorperkoggen enerzijds (noord) en die van de Vier Noorder Koggen anderzijds (zuid). Voor de twee westelijke ambachten met hun wateroverlast bleef het behelpen. Ondanks de verbeterde Wisene hebben ze ook na 1461 nog meerdere malen gebruik gemaakt van de lozingsmogelijkheden via de Heerhugowaard en de Schermer.

Het is de vraag wanneer de oorspronkelijke kade tussen de Niedorperwijzend en de  Hoogwouderwijzend is weggegraven, waardoor één waterloop - de huidige Langereis - ontstond. Dát het zo gebeurd is, blijkt uit processtukken uit 1506. Heer Willem van Hoogwoud heeft een aanvaring met het Geestmerambacht. Hij verklaart dat de Langereis de grens vormt tussen de landen van Hoogwoud en Oude Nierop. Aan de oostzijde van de Langereis lag de Hoogwouderwijzend, die aan de heerlijkheid Hoogwoud toebehoorde. Aan de westzijde was de Niedorperwijzend gelegen, die tot het rechtsgebied van het Geestmerambacht werd gerekend. Voordat de Langereis was gegraven, lag op die plaats een weg of een kade die onder de heerlijkheid van Hoogwoud viel. Oorspronkelijk was de Langereis dus geen water. Dat zou er zo hebben uitgezien: kade - Niedorperwijzend - kade (Langereis) - Hoogwouderwijzend - kade. Heer Willem stelt dat de Langereis indertijd was gegraven aan de westzijde van de Hoogwouderwijzend, zodat deze steeds zijn heerlijkheid had toebehoord. De naam Langereis is dus van de weg of kade overgegaan op het water.

Door deze nieuwe ingreep was de uitwatering voor het Geestmerambacht (en in noodsituaties ook voor de Schageren Niedorperkoggen) sterk verbeterd en was de Wisene/Langereis een belangrijke waterloop geworden, die goed te bevaren was. Bovendien liepen er op de beide kades wegen, die vervoer over land mogelijk maakten. De namen Wisene en Langereis zijn lang naast elkaar gebruikt, waarbij niet altijd duidelijk was of het water dan wel de kade werd bedoeld. In een officieel stuk uit 1638 wordt nog steeds de naam Wijsent of Wijsenende gebruikt. De kaart van Jan Jansz. Dou - ongewijzigd ten opzichte van de eerste druk van 1680 - geeft de naam De Lange Reys.

Mijn dank gaat uit naar Jan Luif (woordbetekenis), Kees Verkerk (transcriptie van het privilege van Aelbrecht) en Harry de Raad (transcripties en adviezen).

Literatuur:

- J. Beenakker, Van Rentersluze tot strijkmolen, Repro Holland B.V., 1988.
- Guus J. Borger en Saskia Bruines, Binnewaeters gewelt, Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands
Noorderkwartier / Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 1994
- A.P. Bouwens, De Gouw, historisch-geografische studie, UVA 1983. - Drs. A.P. Bouwens, Midden West-Friesland, 
West-Friesland Oud en Nieuw bundel 52, 1985.
- H.S. Danner, H.Th.M. Lambooij en C. Streefkerk, … die water keert, Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in 
Hollands Noorderkwartier / Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 1994
- Evert van Ginkel en Willem Jan Hogestijn, Bekermensen aan zee, Uitg. Uniepers Abcoude en ROB Amersfoort, 1997.
- Ing. N.J. Groot en IJdo J. Groot. Tussen water en wind, Waterschap Westfriesland, 1998.
- Marc Hameleers. West-Friesland in oude kaarten. Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 1987.
- Herman Lambooij, Getekend Land, Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier i.s.m. Stichting uitgeverij
Noord-Holland, 1987.
- Regionaal Archief Alkmaar, Archief van het ambacht van West-Friesland, genaamd Het Geestmerambacht.
- J.J. Schilstra. In de ban van de dijk, Uitgeversmaatschappij West-Friesland, 1974.
- Diverse sites, waaronder www.westfriesgenootschap.nl en www.meertens.knaw.nl/mgw/maat

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall