Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Van bloemkool, drank en chocolade

Het leven van Jan en Mart Kreuk Deel 1

Door Bep de Haan-Appel

Hoe bijzonder kan het leven van twee hardwerkende mensen verlopen! Het verhaal van een echtpaar dat de overstap durfde maken van een tuindersbedrijf via een café naar ten slotte werken in een chocoladefabriek.

 

Jan Kreuk in 1954.

Bij de geboorte van Jan Kreuk op 18 februari 1898 in Grootebroek, konden de ouders van dat kleine Jantje niet vermoeden dat hij nog eens eigenaar zou worden van café De Hoop in Hoogwoud. Zijn vader, Gert Kreuk, bezat een ‘bouwersspultje’. In die jaren was het traditie dat een van de zonen het bedrijf ging voortzetten. En zo gebeurde het ook. Op 2 mei 1921 trad zoon Jan in het huwelijk met Mart Molenaar, geboren 12 augustus 1896 in Hoogkarspel, en werden de gezinsinkomsten verdiend op het land.

Jan en Mart Kreuk-Molenaar

Ze woonden in het Streekdorp Lutjebroek dat voor het overgrote deel bestond uit een rooms-katholieke bevolking met kerk en school als middelpunt van ‘Het Rijke Roomse leven’. De gezinnen waren kinderrijk, de kerk schreef dat voor en voorbehoedsmiddelen, daarvan had het overgrote deel van deze kerkelijke gemeenschap nog helemaal niets gehoord.

Vader Jan Kreuk bracht zijn landbouwproducten naar de vaarveiling ‘De Tuinbouw’ in Bovenkarspel en mogelijk ook naar ‘De Eendracht’ in Hoogkarspel. Als tuinder was je afhankelijk van het aanbod, dat was bepalend voor de prijs van de producten. Het moet een hard bestaan zijn geweest, de weersgesteldheid sprak ook een woordje mee, kreeg je een natte of een droge zomer, waardoor je een slechte of goeie oogst kon verwachten. Ook de bereikbaarheid van het stuk grond speelde een rol, jouw land was niet altijd dicht bij huis en dan moest je als tuinder ver varen met de bouwersschuit. Jan Kreuk bezat een motorschuit, maar voor werkzaamheden dicht bij huis gebruikte hij een schuit waarmee je moest ‘kloeten’ (afduwen met een lange stok, kloet genaamd).

Het gezin van Jan Kreuk en Mart Molenaar werd gezegend met dertien kinderen en dat allemaal in een kleine woning. Maar moeder Kreuk-Molenaar ‘kon het an’ en toen opoe Kreuk kwam te overlijden, was er ook nog plaats genoeg om opa Kreuk in het drukke gezin op te nemen. Wel is er een moment geweest dat men opa Gert voorstelde om zich te laten opnemen in een bejaardenhuis, de woning werd wel erg krap met alle jaren een kindje erbij. Maar de goeie man barstte in snikken uit toen hij dat hoorde en men besloot: opa blijft tot zijn dood bij ons in huis. En zo geschiedde het ook.

Met bloemkool naar de veiling.

Op 28 februari 1942 legde opa Kreuk voorgoed het moede hoofd neer. De dag van zijn begrafenis heeft bij de kinderen een blijvende herinnering achtergelaten. Na de Heilige Mis en de begrafenis op het kerkhof in Lutjebroek, kregen de kinderen Kreuk wit brood met lekker vlees. Simon en Theo waren toen 4 en 5 jaar oud maar herinneren zich dat nog als de dag van gisteren. Zoiets lekkers kregen ze anders nooit, dat was allemaal veel te duur. Deze broodmaaltijd werd in het huis van vader en moeder Kreuk gehouden, dat kon allemaal.

Opa Gert Kreuk met kleinkinderen voor het huisje in Lutjebroek.

De Tweede Wereldoorlog

In de vroege morgen van de tiende mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit, dat was in het rustige dorp Lutjebroek niet direct duidelijk voelbaar. Wel waren er in het verloop van de oorlog diverse artikelen en producten moeilijk te verkrijgen en moest men zich veelal behelpen met surrogaatproducten. Het bonnenstelsel was al in de slechte jaren dertig ingesteld. Maar er kwam nog een probleem bij. Veel jonge mannen, die verplicht werden om in Duitsland te gaan werken, zochten een veilig onderduikadres op het platteland. De Streek was daarvoor bij uitstek geschikt. Tijdens een razzia kon je met een bootje snel naar een van de eilandjes varen waar heel dikwijls ook een klein schuurtje (boetje) stond dat een perfecte schuilplaats bood. Wat ook wel bekend was: die Duitsers waren bang van water. In hun eigen land kenden zij geen polders en brede sloten.

De drie onderduikers: Loek Groen, Theo Molenaar en Ben Dobbe. Foto genomen op 20 augustus 1943.

Bij de familie Kreuk-Molenaar vonden maar liefst drie onderduikers een plek in het gezin, Loek Groen, Ben Dobbe en Theo Molenaar. Wel moest men daardoor soms met drie personen in een bed slapen. Na de oorlog heeft de familie Kreuk van de Organisatie voor hulp aan onderduikers hiervoor als dank een oorkonde in ontvangst mogen nemen.

Huldeblijk onderduikers.

Tijdens die oorlogswinter werd er tweemaal per dag warm gegeten, want aan aardappelen en groente was op het platteland geen gebrek. Brood was wel op de bon en beperkt verkrijgbaar. Theo weet zich nog te herinneren dat hij als klein jochie lopend naar het einde van Lutjebroek moest met een pannetje warm eten in kranten gewikkeld. Het was wel een kilometer ver. Zijn vader kwam daar dan met de schuit om zijn warme hap in ontvangst te nemen. In normale tijden nam hij brood mee en kon zo de hele dag op de bouw blijven. Nu was er was niet voldoende meel voorradig om brood te bakken en moest er iets anders worden bedacht om vader Jan van eten te voorzien. Ja, en daar was kleine Theo voor. Om rond de klok van twaalf uur naar huis te varen kostte te veel tijd en tijd was geld, evenals nu. Het gezin van Jan Kreuk en Mart Molenaar bestond aan het einde van de oorlog uit 18 personen en die vonden toch allemaal een plekje in dat ene kleine huisje. Ook na de oorlog is het contact met de onderduikers altijd gebleven, zij werden bij alle familiefeesten uitgenodigd.

TBC

In de jaren dertig en veertig kwam deze ziekte veelvuldig voor. Opmerkelijk dat in De Langedijk en in De Streek met name jongeren ermee werden besmet. Naar alle waarschijnlijkheid hebben de krappe behuizing, en de slootjes achter de woningen, waar huizen dicht bij elkaar stonden, een rol gespeeld. Ook in de steden waren bewoners van krappe woningen veelal het slachtoffer. Helaas kreeg de familie Kreuk na de oorlog daar ook zijn deel van, er moesten verschillende gezinsleden worden opgenomen in sanatorium Dekkerswald in Groesbeek. Zonen Gerard en Simon liepen deze besmetting op maar ook de dochters Corrie en Tiny werden met de ziekte geconfronteerd. Corrie is zelfs tweemaal opgenomen. In latere jaren kon men deze ziekte bestrijden met medicijnen, maar in die jaren was volstrekte bedrust in een bosrijke omgeving de enige mogelijkheid om te genezen. En dat was altijd ver weg van West-Friesland.

Simon is ook verschillende malen opgenomen geweest, zowel in een ziekenhuis als in een sanatorium. Door een val op het ijs in de winter van 1946/1947 en tbc besmetting heeft hij altijd problemen gehad met lopen. Toen in een later stadium weer tbc in zijn heup werd geconstateerd, werd hij het lid van de familie Kreuk dat helaas de meeste jaren opgenomen is geweest. Bij elkaar opgeteld ruim zes jaar. Wel had hij zich (door dat vele in bed liggen) bekwaamd in diverse handigheidjes. Als voorbeeld geef ik u, geachte lezer: schieten met elastiekjes naar een mug op het plafond en die dan feilloos raken. De kinderen Schilder, zijn oomzeggers, spreken er nog vol bewondering over. Zo heeft hij zijn kunsten ook eens getoond tijdens een etentje met directie en bestuur van melkfabriek Aurora. Gezeten aan een lange tafel wist hij alle kaarsen in een schietbeweging te doven, wie deed hem dat na?

Moeder Kreuk bezocht haar kinderen regelmatig in het sanatorium, wat steeds weer een hele reis was. Zij kreeg met de regels van dat sanatorium te maken, mannen en vrouwen mochten beslist niet bij elkaar komen in één ruimte. Moeder wilde die korte periode dat zij er was zo nuttig mogelijk besteden en eiste dat zij haar kinderen gezamenlijk kon spreken. Maar dat mocht beslist niet. Haar verweer was: jullie denken toch niet dat ik hier morgen weer kom? De oplossing was -niet ideaal- elkaar dan maar in een hoekje op de gang gezamenlijk ontmoeten.

Gerard en Corrie voor sanatorium Dekkerswald.

Helaas kregen ook andere kinderen van de familie Kreuk met ziektes te maken. Zoon Jan kreeg pleuritis (borstvlies- of longvliesontsteking) en zoon Piet last van de sint-vitusdans (kenmerkt zich door schokkende/trillende ledematen, vooral bij kinderen).

Bouwersleven

Als kleine jongen moest vader Jan al gauw mee naar het land om planten aan te geven of om te schoffelen, want alles moest natuurlijk onkruidvrij wezen op je land, daar werd door de andere bouwers op gelet. Op tijd op de bouw wezen en alles netjes en schoon, daar ging het om. Het was de gewone gang van zaken in die jaren dat zonen hun vader opvolgden in het beroep waarmee het dagelijkse brood werd verdiend. Als jonge jongen moest je veelal sterk in je schoenen staan om een andere beroepskeuze te maken, zeker wanneer je de oudste zoon was.

"Piepers" rooien.

Vader Jan Kreuk koos voor het bouwersleven en heeft hard gewerkt om het steeds groter wordende gezin te kunnen onderhouden. Er nu op terugkijkend hebben de kinderen toch hun twijfels; een bouwer in hart en nieren is hij nooit geweest. Maar het was de geest van die tijd. Ook zijn kinderen moesten mee naar het land, of ze er altijd veel zin in hadden kwam veelal niet ter sprake. Later, door de veranderde tijd, zijn alle zonen in een ander beroep terechtgekomen. Alleen zoon Jan is erin verder gegaan. Hij ging in de tulpenteelt, waarin hij zijn sporen heeft verdiend.

Voorzijde café de Hoop met onder andere in het midden Betje Bakker-Kos.

Zoon Theo vertelde dat hij, als jong jochie, mee moest naar de bouw om koolplanten aan te geven. Maar de vishengel mocht gelukkig ook mee en wanneer vader geen ‘klussie’ voor hem had, mocht hij mooi gaan vissen. Dat was voor zo’n joch natuurlijk veel leuker dan plantjes aangeven. En Theo had mazzel, want toen de Wieringermeer op 17 april 1945 onder water werd gezet, kwam er in de sloten van de Streek enorm veel vis. Theo heeft daar goeie vangsten gedaan. Dikwijls kwam hij met heel veel vis thuis. Er waren vaak veel witvisjes bij, die werden aan de varkens gegeven, waarvan vader Jan er twee in een hok hield. Toen die beesten van de vis wisten, begonnen ze al te knorren wanneer ze de motorschuit van vader hoorden aankomen. De zonen Nico en Jan moesten ook mee om te schoffelen op de bouw. Dat schoffelen doe je achteruit lopend. Op een dag hadden de mannen bedacht: wanneer we dat nou om het hardst doen zijn we vandaag vroeg klaar. Maar de broers Kreuk hadden te weinig rekening gehouden met de ligging van de bouw, deze was omgeven door water. Het is dan wel van belang dat je goed achter je blijft kijken. In alle haast waren ze dat vergeten en een van hen tuimelde in de sloot. Het is niet bekend wie dat is geweest: Jan of Nico?

Ben Dobbe met Theo en Simon op zijn schouders.

Café de Hoop

Op 5 mei 1945 was de oorlog ten einde en werd al snel duidelijk dat alles grootschaliger moest, en dat verkaveling dus noodzakelijk was. Vader Jan wilde wel de overstap maken naar de bollenteelt maar dat zat er voor hem niet in. Hij bleek zeer allergisch voor bollen. Al was er maar een bol in zijn broekzak blijven zitten, dan veroorzaakte dat al problemen. Opvolgers waren er niet in het gezin, hoewel er toch zes zonen waren. Zo was het voor vader Kreuk duidelijk dat hij naar iets anders moest uitkijken.

Na de oorlog stonden er in West-Friesland diverse cafés in de verkoop en een horecadiploma was toen nog niet nodig. Met zijn schoonzoon Ben Dobbe (ja, die onderduiker was met een van zijn dochters getrouwd) heeft hij diverse cafés bezocht. Zo kwamen ze ook in Hoogwoud waar café De Hoop te koop stond. Dit café, gelegen in de Boekel, in het hart van het dorp, bezat ook een hele goeie kolfbaan. Kolven was de favoriete sport van vader Jan, hier wilde hij wel zijn brood gaan verdienen. Om de vraagprijs op tafel te kunnen leggen, waren de financiën van Jan Kreuk helaas niet toereikend. Als geldschieter was daar gelukkig notaris de Boer. Die was een enthousiast kolver en er was hem veel aan gelegen de kolfbaan in Hoogwoud te behouden. En zo kon het gebeuren dat Jan Kreuk in 1947 café De Hoop kon kopen van de heer Dijkstra, met geleend geld van notaris de Boer. Iedereen blij? Moeder Kreuk kreeg er heel wat extra zorgen bij.

Het gezin Kreuk trok in het pand en dat bood gelukkig meer ruimte dan zij in Lutjebroek gewend waren. Maar het leven in Lutjebroek was overzichtelijker, bijna iedereen had dezelfde katholieke geloofsovertuiging en dat was in het dorp Hoogwoud in die jaren wel anders. Twee verenigingen trokken zich dan ook terug uit café De Hoop en zochten een ander onderkomen. Je ging als protestantse vereniging niet je hobby beoefenen in een café waarvan de kastelein een ander geloof beleed. Om bij te verdienen ging vader Kreuk iedere ochtend om zes uur op de fiets naar de Wieringermeer te werk en bediende hij ’s avonds weer de klanten in zijn café.

Jan Kreuk, Winnaar gouden tientjes wedstrijd in café Kramer Wormer, september 1959.

Tijdens de kermis en de dansavonden hielpen alle kinderen en zwagers mee bij het glazen ophalen en staan bij de entree. In die jaren had voetbalclub Grasshoppers als trainer de heer Hartland. Deze man had vooruitstrevende ideeën en besliste dat er tijdens de wintermaanden moest worden doorgetraind, maar dan in een zaal. Dat kon dus in café De Hoop bij de familie Kreuk. Ook de tekenschool had er zijn onderkomen gevonden. En dan waren er natuurlijk de kolfavonden en soms ook wel kolfwedstrijden. De baan stond bekend als een van de betere kolfbanen in de regio. Ook nu wordt er nog altijd gekolfd en vinden er wedstrijden plaats. De huidige eigenaar van het café is kleinzoon Louis Schilder.

De grote kolfbaan werd in die jaren warm gestookt met een grote potkachel. Daar moest je natuurlijk niet te dicht bij gaan staan. Notaris de Boer heeft - misschien in het vuur van het spel - wel zijn broekspijp verbrand aan die kachel. In de prachtige zomer van 1947 kwam men op het idee, tijdens de kermis een dansvloer buiten te maken. Burgemeester Breebaart is toen gevraagd om de eerste dans te openen met zijn vrouw. De slogan was tijdens die kermis: Een goed idee, drinkt Z H B (Zuid Hollands Bier).

Maar alle pogingen ten spijt, kon helaas de beoogde omzet niet worden gehaald. Wanneer de leveranciers kwamen met rekeningen, maakten vader en moeder Kreuk zich onzichtbaar en moesten de kinderen zeggen dat pa en moe niet thuis waren. In 1956 kon vader Kreuk het café verkopen aan de familie Kieftenbelt en daarmee behoorde dit tijdperk voor de familie Kreuk tot het verleden.

Opening eerste deuntje door burgemeester Breebaart en zijn vrouw To Breebaart-Pluister, 30 juni 1947.

Een borrel voor de burrie.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall