Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

De watersnood van 1916

Door Niek Dekker

Honderd jaar geleden, het is 1916, Europa wordt geteisterd door de Eerste Wereldoorlog, Nederland is neutraal. Op 13 en 14 januari treft een stormramp het land. Grote gebieden rond de Zuiderzee komen onder water te staan. Mensen en dieren verdrinken, huizen worden verwoest, het ondergelopen land wordt jarenlang onbruikbaar door het zoute water. Heel het land komt in actie om de schade te herstellen en de getroffenen te helpen. De ramp geeft de definitieve aanzet tot de Zuiderzeewerken.

De overstroomde gebieden rond de Zuiderzee.

Als het in de tweede helft van november 1915 in de nachten gaat vriezen en als er bovendien sneeuw valt, bekruipt veel mensen de vrees voor een strenge winter. Die kan men in oorlogstijd helemaal niet gebruiken. Maar de winter is de zachtste sinds 1877; december is nat en winderig, vooral op de 5de en op de 27ste en 28ste. Als gevolg van het erg natte duo november-december 1915 en door de aanhoudende westcirculatie, is de Zuiderzee begin januari erg vol. In de Ardennen is het ook heel nat, in Chiny valt in december 1915 maar liefst 380 mm; daardoor worden de rivieren hoog en komt het in januari zelfs tot overstromingen langs de Maas.

Aartswoud. 
Gaten in de steenglooiing van de dijk werden met een zeil afgedekt, dat met touwen en stenen werd vastgelegd.
Op de achtergrond zijn nog de palen van de aanlegsteiger te zien.

Op de 11de januari 1916 wordt het stormachtig; het hoogtepunt komt op de 13de en 14de. Het resultaat is een Zuiderzeevloed, de zoveelste, maar nu de ernstigste in bijna een eeuw. Als bij dergelijke vloeden de noordwesterstorm (de gevaarlijke richting) langer dan zes uur aanhoudt, wordt laagwater bijna onmogelijk en begint de nieuwe vloed rond het hoogtepunt van de vorige. Er treedt dan een cumulatie van vloeden op.

De zwaarste klap valt in Waterland en wel op de 14de rond twee uur ’s nachts.

Metershoge golven slaan over de kruin van de dijk en spoelen het binnentalud weg. Terwijl de mensen slapen, vallen in een dijkvak van 2700 meter maar liefst 10 gaten. Volendam en Marken komen blank te staan. In Marken vallen 16 slachtoffers.

In Andijk weten de bewoners met man en macht de dijk te behouden, al scheelt het weinig. De dijk van de Anna Paulowna polder houdt het niet, de polder komt onder water te staan. Op Wieringen is de toestand kritiek, maar de schade valt uiteindelijk mee. Bij Aartswoud raakt de dijk beschadigd, maar gevaar voor een doorbraak heeft niet bestaan.

De regering stuurt militairen om te helpen mensen en vee te redden. In de dagen na de ramp worden allerlei initiatieven genomen om de getroffenen te helpen. Militairen helpen de dijken te herstellen. Er worden inzamelingen gehouden van geld en goederen. Mensen die hun huis zijn kwijtgeraakt wordt onderdak geboden. In de kranten verschijnen advertenties die blijk geven van zowel de Hollandse goedgeefsheid als van de Hollandse handelsgeest.

22 januari 1916.

Op 25 januari meldt de krant het volgende: Hoogwoud. ‘Op initiatief van den heer burgemeester en Ds. Dijkema, had alhier eene vergadering plaats van inwoners dezer gemeente, om te spreken over de beste wijze waarop hulp zou kunnen worden verleend aan de slachtoffers van de watersnood. Besloten werd drie commissies te benoemen, waarvan een voor geldinzameling, een voor plaatsing van menschen en een voor plaatsing van vee’.

29 januari 1916.

Ook wordt ‘de watersnood’ al na een maand als extra nummer in een toneelprogramma opgenomen en in Aartswoud opgevoerd.

11 april 1916.

19 februari 1916.

Bij Aartswoud wordt direct begonnen met het herstel van de gehavende dijk. Het meeste werk wordt gedaan door lokale arbeidskrachten. Nog in 1916 wordt de dijk tussen het stoomgemaal en Lambertschaag opgehoogd en van een nieuw wegdek voorzien.

De ramp geeft de definitieve zet om het al bestaande plan, de Zuiderzee af te sluiten, daadwerkelijk te gaan uitvoeren. De bedenker, ingenieur Lely is minister van Waterstaat tussen 1913 en 1918. Op 9 september 1916 dient hij zijn wetsontwerp in tot gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. De wet wordt op 14 juni 1918 aangenomen.

Met behulp van een hijstelling werden stenen in de gaten van de dijk geplaatst.
Op de achtergrond de nog nieuwe dijk van de Groetpolder met een van de eerste boerderijen.
Rechts de sluiswachterswoning.
De grote vrouw met kaper op haar hoofd is Maartje de Beurs-Krul.

Een aantal dijkwerkers die hielpen met het ophogen van de dijk vanaf het stoomgemaal tot voorbij Lambertschaag,
samen met een aantal dorpsbewoners.
Bovenste rij: Thijs Koeten, naast hem met hoed Jacob Kuiper van de Langereis, man met witte bef is Maarten Bruin,
dan Wieb Rempt en Ma Met, daar onder Trijntje Bos-Kuiper met dochter Trijntje op de arm,
links daarvan Maartje Koorn-Kooij.
Helemaal links de jongens met de armen om elkaar: Henk Koeten en Maarten van de Bel.

Tweede van links Jacob Bos, derde Luit Bos.
De mannen asfalteren de opgehoogde dijk.

Bronnen: Extreem weer! van Jan Buisman. (2011), Uitgeverij van Wijnen, Franeker).
Diverse krantenartikelen uit 1916.
Foto's: Collectie Cees Modder.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall