Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Fia Schrijver; hoe een Joods meisje de oorlog overleefde

Door Bep de Haan-Appel

Voorjaar 1942. Lente in West-Friesland, de natuur is vol kleuren en geuren, de koeien mogen naar buiten en men verwacht een mooie zomer. Een vader met een klein donkerharig meisje ziet men langs de Hoogwouder Langereis fietsen. Degenen die hen zien gaan zullen ongetwijfeld hebben gedacht: ‘Die gane vast efkes om ’n koppie bai opa of opoe’. Maar schijn bedriegt, deze vader is op weg om zijn enige kind een veilig onderkomen te bieden.

 

Fia Schrijver.

 

Wanneer op de tiende mei 1940 de troepen van Adolf Hitler ons land binnen vallen, is Nederland (na het bombardement op Rotterdam) gedwongen zich over te geven. Dit vindt plaats op 15 mei en zijn wij Nederlanders in handen van de Duitse bezetter. In beginsel verandert er voor de meeste Nederlanders niet veel, maar wel voor de vele Joodse inwoners van ons land. Velen van hen waren al in de dertiger jaren Duitsland ontvlucht en hadden in ons land een veilig onderkomen gevonden. Nederland zou neutraal blijven, was de algehele gedachte. Maar ons land werd onder de voet gelopen en al in 1941 komen de eerste bepalingen. Kinderen die geboren zijn uit Joodse ouders mogen alleen onderwijs volgen op Joodse scholen. Hen is tevens verboden om bioscopen te bezoeken maar ook musea en concertgebouwen. Het bevel, dat zij een gele davidster zichtbaar moeten dragen vanaf 6 jaar volgt in mei 1942. Hun bezittingen, van zoals winkels en woningen worden hun ontnomen in september 1942. Het betreden van openbare parken, zwembaden en bibliotheken wordt voor deze bevolkingsgroep ook strafbaar gesteld. Deportatie naar werkkampen in Duitsland en Polen hangt hen boven het hoofd, niemand uitgezonderd. Ook hoogbejaarden en baby’s moeten dit lot ondergaan.

 

Schuilplaatsen

In West-Friesland gaat het leven ogenschijnlijk nog gewoon zijn dagelijkse gang. Wel wordt men geconfronteerd met de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Deze verordening geldt voor alle Nederlandse mannen van 18 jaar en ouder. In die jaren zijn er binnen de dorpen Hoogwoud en Aartswoud nog heel veel agrarische bedrijven gevestigd die verantwoordelijk zijn voor de voedselvoorziening van ons land. Voor de jonge mannen die in deze sector werkzaam zijn, wordt dikwijls vrijstelling gevraagd en gekregen. Immers, de voedselvoorziening is van groot belang, er moeten voldoende werkkrachten aanwezig zijn, want veel van onze producten worden ook nog eens gevorderd door de Duitse bezetter. Binnen hun eigen land is er dan al een groot tekort aan voedsel.

Van de deportaties van grote groepen Joodse Nederlanders is hier in het rustige West-Friesland weinig te merken. In dit gebied woonden betrekkelijk weinig Joodse gezinnen. Toch was er al snel een ondergrondse verzetsbeweging opgericht, waar mensen zich konden vervoegen om een veilige schuilplaats te vinden. West-Friesland was er bij uitstek geschikt voor om mensen een veilig onderkomen op boerderijen te bieden. Deze boerderijen lagen soms diep het land in met maar één toegangsweg. Al van ver was zichtbaar wanneer er vreemd volk in aantocht was en kon men zich nog snel in veiligheid brengen in de hooiberg of met een schuit het land in waar dikwijls een klein houten boetje stond.

(Deze boetjes dienden voor het opbergen van gereedschap maar boden ook een goeie beschutting bij regenbuien.)

Aan de Hoogwouder Langereis woonde aan het begin van de oorlog de familie Oostenveld-Heres. De broer van mevrouw Oostenveld had zijn dienstplicht vervuld in het Nederlandse leger, dat na de capitulatie was ontbonden. Enige maanden later kregen alle voormalige soldaten het bevel om zich te melden bij de Duitse bezetter, velen van hen doken onder. Zo ook Tonnes Heres die bij zijn zus en zwager aan de Langereis een rustig onderkomen vond. Al snel meldde hij zich aan bij het verzet en was op de hoogte van de vraag naar een veilige schuilplaats voor Joodse landgenoten. Zo had hij weleens tegen zijn zus het idee geopperd: jullie huis zou bij uitstek geschikt zijn om mensen op te nemen en hun een onderkomen te bieden.

Oproeping voor Westerbork.

 

De familie Schrijver

Hartog Schrijver is geboren in Amsterdam op 14 augustus 1909 in een Joodse familie. Op 23 december 1936 treedt hij in het huwelijk met Sientje van Zorg. Ook zij is geboren uit Joodse ouders, op 26 april 1913. Het echtpaar gaat wonen in de Jodenbreestraat waar veel Joodse mensen hun handel drijven en waar vader Schrijver een winkel heeft in tabakswaren. Het is dan nog de tijd van de slogan: Er is geen man die niet roken kan. Dolblij zijn Sientje en Hartog wanneer er op 10 november 1939 een dochtertje wordt geboren dat zij de naam Fia Esther geven. De winkel is hun bron van inkomsten en het woongedeelte bevindt zich in het souterrain, wat heel gebruikelijk is in die jaren.

Van de eerste jaren weet Fia zich begrijpelijkerwijze niet zo veel te herinneren. Wel heeft zij een vaag beeld (dat moet in de lente van 1942 zijn geweest) dat zij op een middag door haar moeder op de toonbank is gezet en er aan haar voetjes mooie schoentjes werden gedaan. Op dat moment kwamen er twee Duitse militairen de winkel binnen waar moeder Sientje en Fia erg van schrokken. Zij kregen het bevel zich de volgende dag te melden in de Hollandsche Schouwburg. Van hieruit werden de mensen doorgestuurd naar Kamp Westerbork en na verloop van tijd naar Duitsland getransporteerd. Wat dat bevel exact voor hen betekende, ging het kinderlijke begrip van de kleine Fia te boven maar voor haar ouders moet het klaar en duidelijk zijn geweest. Naar alle waarschijnlijkheid zullen zij al op een eerder tijdstip een officieel bericht hebben ontvangen en hebben geweten wat dit bevel voor hen, als Joodse Nederlanders, inhield.

Stilhouden

Vermoedelijk hadden haar ouders al tijdig maatregelen genomen voor het geval zij zouden worden gedeporteerd. Van het vertrek uit het ouderlijk huis heeft Fia zelf geen herinneringen. Wel heeft zij later vernomen dat zij slapend in een deken of iets dergelijks die avond met haar ouders is vertrokken uit Amsterdam. Of dat per auto is gegaan of per boot is haar nooit verteld. Via ‘De Ondergrondse’ zijn ze aan de Langereis bij de familie Oostenveld-Heres terechtgekomen. Die familie woonde toen aan de Lage kant. De broer van mevrouw Oostenveld-Heres is tijdens de oorlogsjaren bekend geworden als Tonnes, die samen met Daan de Jonge van der Halen, vaak Zwarte Daan genoemd, al heel spoedig actief was in het verzet. In het huis van de familie Oostenveld verbleef de familie Schrijver op de bovenverdieping, wat natuurlijk geen ideaal onderkomen is met een kindje van ruim twee jaar oud. Hoe lang ze daar op zolder hebben gezeten weet Fia niet, maar het moet niet lang zijn geweest, want een kindje van twee jaar kun je niet de hele dag stilhouden en het huis was ook beslist niet groot. Daarna is de familie Schrijver naar Oude Niedorp gebracht naar het café De Volharding. Daar werden ze ook weer op de zolder ondergebracht. Er bevonden zich daar nog meer mensen. Het probleem deed zich hier waarschijnlijk ook weer voor: hoe kun je een kindje van ruim twee jaar stilhouden? Men was begrijpelijk heel bang dat allen die daar ondergedoken zaten dan ook zouden worden gevonden. Er moest dus, hoe dan ook, een oplossing komen.

Jodenbreestraat in de jaren veertig.

 

Fia zelf denkt dat het ook hier weer de Ondergrondse is geweest die op zoek is gegaan en een veilige schuilplaats heeft gevonden bij de familie Koomen die woonde in de Kolk bij Aartswoud. Zij bezaten daar een boerenbedrijf aan een doodlopende weg. (Nu West-Friese dijk 18). Men kon altijd al van ver zien wanneer er bezoek kwam.

Moeder Koomen met Fia.

 

Afscheid

Op een (voor haar ouders) zwarte dag is Fia bij haar vader achter op de fiets gezet en is zij bij de familie Koomen in huis gekomen. Fia zelf zal zich dat alles niet bewust zijn geweest en van de tocht hebben genoten. Heerlijk weer eens naar buiten en dan samen met je vader op de fiets langs al dat moois wat er was te zien aan de Langereis. Fia kan zich deze dag nog als de dag van gisteren herinneren. Het is natuurlijk allemaal heel dramatisch geweest, zowel voor Fia als voor de volwassenen. Een vader die afscheid moet nemen van zijn enige kind en haar daar moet achterlaten wat zij, zo klein als ze was, niet accepteerde. Ze wilde maar één ding: weer met haar vader mee en dat mocht zij nu net niet. Volgens de overlevering was Fia niet tot bedaren te brengen en heeft vader Koomen urenlang met haar op zijn arm gelopen.

Maar Fia was helemaal van streek en men besloot dokter Pool te vragen haar iets rustgevends toe te dienen. Men wist dat deze huisarts te vertrouwen was en men hoopte op deze manier haar in slaap te krijgen. Dat is gelukt en met de dochter Ant als haar tweede moeder begon haar onderduikperiode in De Kolk. Pas vele jaren later heeft zij gehoord dat op een avond haar ouders voor het raam hebben gestaan en hun dochtertje hebben zien spelen. De sluitgordijnen had de familie Koomen die avond bewust niet dichtgedaan en kleine Fia mocht wat langer opblijven. Voor haar ouders moet het een beetje rust hebben gegeven, maar anderszins moet het onmenselijk zijn geweest: jouw kleine meisje niet op je arm te mogen nemen en haar niet te mogen knuffelen. Waren haar ouders wel naar binnen gegaan, dan was het bij het afscheid nemen natuurlijk weer een hartverscheurend drama geworden. Haar ouders wilden dat hun kleine meid en de familie Koomen beslist besparen. De twee vaders hadden een overeenkomst gesloten: mocht het allemaal slecht aflopen en zouden de ouders de oorlog toch niet overleven dan nam de familie Koomen de kleine Fia op als hun dochter.

Ant en Jan Koomen met Fia.

 

Huiszoeking en verraad

Fia leeft daar gelukkig onbekommerd haar kinderjaren en heeft er geen besef van dat het voor de familie Koomen steeds weer een afwegen moet zijn geweest van: wie kunnen wij vertrouwen, wie kunnen wij hier wel of niet ontvangen. Haar speelgoed moest steeds weer goed worden opgeborgen en haar kleertjes mochten niet buiten aan de drooglijn hangen, wat toen heel gebruikelijk was. Fia denkt zelf dat moeder Koomen en zus Ant al haar kleding hebben gebreid en genaaid, want het zou verdacht kunnen zijn wanneer je kinderkleding ging kopen terwijl je met alleen maar volwassenen samenwoont. Helaas is het toch nog weleens voorgekomen dat er een huiszoeking was op de boerderij. Dan nam Ant de kleine Fia op en gingen ze met een schuitje het land in waar een veldersboetje stond, ook broer Jan Koomen heeft dat verschillende keren gedaan. Het is wel gebeurd dat Fia en Ant daar een hele nacht hebben doorgebracht. Ook in de boerderij was er een schuilplaats; die was achter een diepe kast tussen de koegang en de kamer en lag tegen de hooiberg aan. Deze was oorspronkelijk gemaakt om de koedamp zo veel mogelijk te weren bij het woongedeelte. Het is wel gebeurd dat die kast werd onderzocht en dat ze met bajonetten door de houten planken staken, maar gelukkig is er nooit iets ontdekt. En de kleine Fia zat daar dan dicht tegen haar grote zus aan en mondje dicht. De ouders van Fia zijn tijdens hun verblijf in café De Volharding helaas verraden en samen met de andere onderduikers op een avond gearresteerd. Moeder Koomen is daar persoonlijk getuige van geweest. Zij was daar die middag om onder andere melk en boter te brengen, de caféhouder kon dat niet allemaal zelf opbrengen. Op een middag, net toen moeder Koomen daar was, vielen de Moffen binnen en arresteerden alle mensen die daar ondergedoken zaten. Helemaal overstuur kwam ze die middag thuis, zij had het allemaal zien gebeuren maar was machteloos. Men was er dus op voorbereid, dat de ouders van Fia de oorlog niet zouden overleven. Via het Rode Kruis is nu bekend dat haar moeder op 31 mei 1945 aan vlektyfus is overleden. Haar vader is overleden in Bergen Belsen op 28 februari 1945, vermoedelijk door uitputting.

5 mei 1945, de bevrijding

Eindelijk was het dan zo ver en mocht Fia achter op de fiets bij haar grote zus Ant mee naar de bevrijdingsfeesten in Aartswoud. Ant had van witte parachutestof een mooi jurkje voor haar gemaakt dat met rood en blauw lint was opgesierd. Haar zwarte haren waren natuurlijk voorzien van witte haarlinten. Ze hadden wel bekijks in Aartswoud want niemand wist dat er al die oorlogsjaren een klein meisje bij de familie Koomen in de Kolk was ondergedoken. De oorlog was gelukkig ten einde, maar de strijd om kleine Fia was dat helaas nog niet.

Rechtszaken

Er kwamen nu uit andere gelederen mensen die meenden aanspraak op Fia te kunnen maken. Als eerste was er een Joods kindertehuis dat onderdak bood aan al diegenen die hun ouders in de kampen of door ander oorlogsgeweld waren kwijtgeraakt. Het werd van groot belang gevonden, dat deze kinderen volgens de Joodse religie zouden worden opgevoed. Maar ja, voor Fia was er die afspraak tussen de twee vaders! Daarnaast waren er ook een oom en tante van de vader van Fia die wel de oorlog hadden overleefd en zelf helaas geen kinderen hadden. Deze oom bezat twee manufacturenwinkels in de Javastraat in Amsterdam en was beslist niet onbemiddeld. Zij wilden de kleine Fia dolgraag als hun dochtertje adopteren en haar uiteindelijk tot hun erfgenaam maken. De rechtbank is eraan te pas gekomen, want volgens de toen geldende Nederlandse wet had Fia nog geen stem hierin. Tot aan de dag dat zij de leeftijd van 21 had bereikt, had zij geen recht van spreken. Wel heeft Fia zelf altijd te kennen gegeven dat zij beslist bij de familie Koomen wilde blijven, dat voelde voor haar als haar thuis. De rechtbank ging daarmee akkoord, maar Fia kreeg wel de plicht om tijdens de grote vakanties twee weken bij die oom en tante te logeren. Zij werd dan vreselijk verwend met buitensporige uitjes, onder andere een rondvlucht boven Nederland wat voor die jaren heel bijzonder was. Die oom en tante verwenden haar ook met mooie kleding, maar die mocht ze niet meenemen naar Aartswoud, ja en het jaar daarop was ze er natuurlijk weer uitgegroeid. Na de vakantie had ze haar vriendinnen natuurlijk veel te vertellen maar Fia voelde zich toch het meest gelukkig in Aartswoud.

Programma Kinderspelen Aartswoud september 1945.

 

Maar met name haar oom, die door het Kantongerecht als toeziend voogd was aangesteld, bleef aan haar trekken. Hij was als persoon ook een hele dominante man die geen tegenspraak duldde. Haar tante was een hele zachtaardige vrouw die ook veel van hem had te verduren. Deze oom heeft vanaf 1946 tot aan 1959 verschillende rechtszaken om Fia uitgevochten. Moeder Koomen moest dan steeds in haar eentje voor het Kantongerecht verschijnen. Om de reis naar Amsterdam te maken in die jaren was voor haar al niet makkelijk en haar man kon niet een hele dag weg van de boerderij. In die jaren was hun enige zoon Jan voor drie jaar in Indonesië, waardoor vader Koomen er alleen voor stond. Maar het zwaarste voor moeder Koomen was wel het feit dat zij dan door leden van de familie Schrijver werd uitgescholden en onheus behandeld. Na zo’n dag kwam ze vaak huilend thuis maar kon dan gelukkig haar verhaal weer kwijt. Toen Fia in 1959 trouwde met Kees Bakker was zij nog maar 20 jaar, maar was dan, als gehuwde vrouw, volgens de Nederlandse wet zelfstandig en kon haar familie geen aanspraak meer op haar maken.

Fia op de O.L.S. Aartswoud.

 

Wel moest die oom als toeziend voogd zijn handtekening zetten, wat hij stelselmatig weigerde. Hij wilde geen toestemming geven voor haar huwelijk. Zelfs op de dag van het huwelijk was het nog onduidelijk of hij zou komen om zijn handtekening te zetten. Eén van de redenen dat Fia wilde trouwen was, naast liefde, de gezondheid van vader Koomen. Deze man was ongeneeslijk ziek en Fia wilde graag dat hij nog bij haar huwelijk aanwezig kon zijn. Dat mocht gelukkig nog zo zijn al was hij er maar enkele uren, hij mocht nog getuige zijn van het begin van een nieuw leven voor zijn zorgenkindje.

Leven in vrijheid

Na de oorlog kon zij haar lagere schooltijd in Aartswoud onbekommerd beleven. Wel had zij vanuit De Kolk een lang schoolpad van ruim vier kilometer, het was wel een uur lopen. Gelukkig kon ze af en toe een lift krijgen van de melkauto die bij vader Koomen de melkbussen kwam ophalen, maar niet altijd lukte dat. Twee jaar na de bevrijding kwamen er weer fietsen in de handel en kreeg Fia haar eerste fiets en was daar dolgelukkig mee. Na de lagere school heeft ze een jaar lang de Mulo bezocht in Medemblik. Dat was geen succes. Na alles wat er was gebeurd in haar jonge leven was het moeilijk om zich te concentreren. Misschien was het de pubertijd maar het kan ook iets van een trauma geweest zijn. Daarna heeft Fia met goed gevolg de Huishoudschool in Alkmaar doorlopen en heeft daarna zes weken bij Albert Heyn gewerkt. Dat was niet wat Fia ervan verwachtte en ze heeft toen een jaar lang in Maarn gewoond waar inmiddels haar grote zus Ant woonde die na de oorlog was getrouwd met Zwarte Daan. Fia kon werken in een boekhandel in Doorn, dat is een gezellig jaar geweest.

Daarna weer terug naar De Kolk. Fia is toen gaan werken op het kantoor van de Verbruiks Coöperatie in Winkel en daarna op het architectenkantoor van de gemeente Abbekerk. Daarna trouwde ze met Kees Bakker die onderwijzer was in Twisk. In die jaren was het niet behoorlijk om als gehuwde vrouw buitenshuis te werken, dat waren de regels en daar hield iedereen zich ook aan. Uit hun huwelijk zijn twee gezonde dochters geboren, Juliska en Saskia. Na 35 jaar huwelijk is Fia gescheiden van haar man en na vijf jaar alleen te zijn geweest kwam ze tijdens een reünie van de toneelvereniging een goede bekende tegen, namelijk Piet Wijdenes uit Oostwoud. Zij zijn in het jaar 2000 in het huwelijk getreden en wonen heel mooi en gelukkig in de stad Enkhuizen. Ook twee gezonde kleinkinderen zijn Fia ten deel gevallen: Laura en Sjors. Kort samengevat is hier het leven beschreven van een kind dat er niet mocht zijn. Het is belangrijk dit verhaal af te sluiten met de eigen woorden van Fia: ‘Nergens had ik het beter kunnen treffen dan bij deze lieve mensen.’

Fia Schrijver in 2016.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall