De kippenboeren van Hoogwoud en Aartswoud – Deel 1
Door Jan Bonenkamp
In mijn jeugd was het heel normaal dat bij de meeste huishoudens op het achtererf wel ergens plaats was voor wat hokken voor konijnen, een toom kippen en soms ook wel een geit. De producten als melk, vlees en eieren werden dankbaar gebruikt in de vaak grote gezinnen. Wie nu hier rondfietst kan de woningen met een kippenhok erbij misschien wel op de vingers van één hand tellen.
Die terugloop is feitelijk al in de jaren vijftig van de vorige eeuw begonnen met de bouw van series huizen, met kleine tuinen, meestal voor de sier of om in te zitten. Bovendien blijkt het geluid van kippen, vooral van de haantjes, bij veel moderne mensen ergernis op te wekken. Gevolg was dat kippenproducten steeds meer moesten worden gehaald bij bedrijven die zich gingen toeleggen op grootschaliger productie van eieren en vleeskippen. Ouderen weten nog dat er in ons gebied zulke bedrijven waren. Familieleden van deze ondernemers hebben ons geholpen een beeld te vormen van deze bedrijven.
Legkippenbedrijf Hoogland, Groene Wuiver nr 4
Vader Roen Hoogland (1878-1944) had van de negatieve kanten van het boerenarbeidersbestaan van zijn vader genoeg gezien om zelf een eigen bedrijf te willen opbouwen. Hij kocht in 1898 dertig are bouwland en bos aan het Groene Wuiver en twee jaar later nog eens 59 are en 80 centiare van Hendrik Rol, zoon en erfgenaam van de welvarende boer, die boerderij ‘Zorgwijck’ had laten bouwen en veel land rond het Noordend bezat. Diens zoon Hendrik wilde geen boer zijn en koos voor het beroep van schoolmeester.
Intussen had Roen in 1899 al een huis aan het Groene Wuiver laten bouwen. In 1912 hield hij daar, naast het werk in de tuinderij, al 100 legkippen, waarvan hij de eieren verkocht. In die tijd werd voor de aanwas van jonge kuikens, die de oude kippen moesten vervangen, de natuurlijke weg bewandeld. Er liepen dus één of meer hanen bij de tomen, de kippen werden af en toe broeds en mochten dan een nest eieren uitbroeden. Het kwam zo wel voor dat er soms 60 kippen zaten te broeden, hetgeen de eierproductie flink deed afnemen.
Het bedrijf werd in 1917 nog eens uitgebreid met 6 hectare, waardoor de opgroeiende zonen Wout, Klaas, Dirk en Maarten ook hun bijdrage konden leveren aan het gezinsinkomen. De oudste zoon Wouter ging hoofdzakelijk werken als tuinder, Maarten zocht werk bij het gasbedrijf in Nieuwe Niedorp-Winkel, Klaas werkte thuis op het bedrijf.
In de jaren 20 gingen de jongens Hoogland met een handkar schelpen voor de kippen halen van een schelpenbank in de Zuiderzee aan de dijk bij Siemen Kriek. Met de kar vol, werden ze op de terugweg opgewacht door Aartswouder jongens, o.a. Maarten van der Bel en kregen het zwaar te verduren. Maar ze stonden hun mannetje. Zo ging dat soms.
Op deze luchtfoto uit 1952 zien we het bedrijf van Hoogland aan het Groene Wuiver 4.
De kippenschuren staan verspreid over het erf.
Dirk, geboren in 1907, werd vooral kippenboer. Hij verbouwde daarnaast aardappelen, uien en in de jaren 50/60 ook anemonen. Vanaf 1927 was Dirk regelmatig te zien als hij eieren uitventte in Hoogwoud. Hij bouwde een flinke ventwijk op. Wouter en Klaas bleven naast hun andere werk ook nog kippen houden, Wouter 400, Klaas ongeveer 200. Oude buurman Klaas Groot had ook drie of vier rennen met zo’n 500 scharrelkippen, terwijl Kees van Straalen van het Groene Wuiver er ook nog ongeveer 500 hield. Het buurtje was in die jaren een centrum van legkippenhouders.
De kippen waren nog echte scharrelkippen. Ze liepen vrij over het perceel.
Dirk had in zijn kippenschuren diverse sinaasappelkistjes opgehangen, waarin de hennen hun eieren legden. Enkele keren per dag werd met een rieten mand de eierenoogst verzameld en daarna verpakt in eierenkisten. De eieren die niet werden uitgevent werden door Henk Dam ingezameld bij voornoemde kippenboeren uit het buurtje Groene Wuiver/Noordend zodat de opkoper zelf niet bij alle adressen hoefde langs te gaan. In de jaren 1945-1950 was ene Gootjes de opkoper, later werd dat Peter Visser uit Hoorn. De prijs per ei was gemiddeld 10 cent. Als de eieren bovengemiddeld opbrachten, zagen de neven, zoons van broer Wout, dat aan de nieuwe brommer die oom Dirk had aangeschaft. Daarmee tufte hij éénmaal in het jaar in alle vroegte helemaal naar Brabant om bij zijn nichtje Gré in Drunen een koppie te halen. Hij was kennelijk erg op haar gesteld. Net als overigens de broers van Gré, neven van Dirk, die de tocht zelfs meer keer per jaar ondernamen, maar dan op de fiets!
Ook in de schuur liepen de kippen vrij rond en konden slapen op de stokken.
In 1935 stapte Dirk af van het natuurbroeden en schafte hij een broedmachine aan, die met elektrische warmtelampen werkte en waarin wel 400 eieren tegelijk konden worden uitgebroed. Die heeft tot 1946-1947 dienstgedaan. Na die tijd betrok hij ééndagskuikens van een handelaar Koster uit Burgerbrug. Die kuikens waren van het legras Hy-line, een Leghorn met verbeterde legeigenschappen. Niet gesekst nog, zodat 51 procent haantjes waren en 49 procent hennen, overigens kwamen ze in die verhouding ook uit het ei bij het natuurbroeden en met de broedmachine. Zodra duidelijk te zien was welke kuikens haan waren, gingen die naar de markt in Purmerend, waar ze door een kuikenmester werden gekocht en verder opgefokt tot ze slachtrijp waren.
In de loop der jaren verrezen op het bedrijf acht schuren, door Dirk zelf gebouwd. In elke schuur zo’n 250 kippen, die een vrije uitloop hadden, afgezet met elektrische afrastering van twee of drie stroomdraden, 70 cm. hoog. Aanvankelijk zaten de kippen ’s nachts op stok boven mestplanken, waarvan de mest ’s morgens werd verzameld en buiten op een hoop gegooid. Later werd daarvoor een kuil gegraven, die voor de stank kon worden afgedekt. Uiteindelijk was de beste methode (voor de dieren en omwonenden), dat er op de vloer ruimschoots turfmolm en stro gestrooid werd, dat regelmatig werd aangevuld. Als de kippen werden afgevoerd, werd de schuur leeg- en schoongemaakt en het strooisel over het eigen land verspreid.
Tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 was het moeilijk kippenvoer te krijgen, zodat er schuren leeg kwamen te staan. In die spannende jaren zochten wel jongemannen de bescherming van dit kippenbedrijf om onder te duiken, zoals de Spanbroeker priesterstudent Klaas Appel, oomzegger van Dirk, en Alkmaarder Jan Vet (schuilnaam) en Sam Stuifbergen.
Aan het eind van de oorlog kwam na de onderwaterzetting van de Wieringermeer de familie van de Peppel tijdelijk wonen in een lege kippenschuur. Ook de families Zeinstra en Muller zochten onderdak en kregen dat bij Hoogland. Toen eenmaal die tijdelijke watersnoodopvang voorbij was hebben ook nog de Hoogwouder families Jan de Boer en Dik Dam de kippenschuur als woning gebruikt. Riet van Diepen-Hoogland, de dochter van Dirk, heeft nog een koperen reliëfbord in bezit, met een afbeelding van de woning van de familie Hoogland, uit dankbaarheid geschonken door de onderduikers.
De kippenluizen, en dan met name de beruchte bloedzuigende mijten, werden bestreden met vruchtboom carboleum. Door de schadelijke milieueffecten van deze behandelmethode is dit later in onbruik geraakt. In onze tijd dacht een bedrijf hiertegen een oplossing te hebben gevonden, maar dit middel bleek nog erger dan de kwaal. Het ‘Fipronilschandaal’ heeft een aantal bedrijven diep getroffen. Vóór de jonge hennen in de schuur kwamen, werden ze eerst geënt tegen enkele kippenziekten. In één moeite door werden van één vleugel de grote vliegveren afgeknipt, het zogenoemde kortwieken, zodat ze hun nieuwe verblijf niet konden ontvluchten. Rampzalig was in 1950 een uitbraak van vogelpest. Bij alle pluimveebedrijven moesten alle dieren worden afgemaakt, de schuren werden ontsmet met Formaline en moesten een half jaar leeg blijven staan. Een kleine financiële tegemoetkoming kon de schade bij lange na niet vergoeden.
In 1951 werd een nieuwe start gemaakt. Voer werd betrokken bij de firma Koudijs, omdat Dirk daar de beste resultaten mee had. In 1965 ging Dirk over op kooihuisvesting voor de kippen. Hij ging toen werken op contract voor Koudijs en in loondienst bij deze firma, tot hij na een hersenbloeding in 1977 vrij plotseling overleed. Schoonzoon Co van Diepen heeft het bedrijf tot het eind van de contractperiode gaande gehouden.
De onderduikers Klaas Appel, Jan Vet en Sam Stuifbergen in Villa Vrijheid.
Een bijzondere belevenis was dat door een windhoos één van de kippenschuren werd opgetild en dertig meter verder neerkwam, wel in elkaar gevouwen. De kippen kwamen met de schrik vrij, maar waren na dit voorval waarschijnlijk wel van de leg. Dit moet in 1960 of 1961 gebeurd zijn.
Ook bij Groot liepen de kippen gewoon buiten.
De pluimveehouderij van Nicolaas Groot Kz. Noordend D77 (Herenweg 96)
Klaas (Nicolaas), zoon van Klaas Groot en Trijntje Jonker, geboren op 13 april 1913 als derde kind in het gezin van 7 kinderen, 5 meisjes en 2 jongens. Zijn broertje Pieter is op 5-jarige leeftijd overleden. Klaas trouwde in 1942 met Trien Vlaar. Zij gingen inwonen bij Klaas’ ouders, Noordend D77. In mei 1948 nam hij het gemengde bedrijf van zijn vader over. Zijn werk hield in dat de vijf koeien verzorgd en gemolken moesten worden, tevens het behartigen van de tuinderij: tulpen, anemonen, aardappelen, kool, uien, witlof en ook nog een perceel fruitbomen. De kippen bleef zijn vader zelf beheren. In december 1958 is deze overleden en nam Klaas ook de kippenhouderij en eierenhandel erbij.
Klaas Groot met kippen bij het smalspoor.
De hoenders waren wat we nu noemen ‘vrije uitloop scharrelkippen’. Er stonden tot 1960 op het land een aantal kippenboeten waar de dieren in overnachtten en hun eieren legden, door hekwerk gescheiden van de andere koppels. Voor het transport van voer, eieren en de producten van de tuin liep van voor naar achter over het terrein een smalspoorlorrie. De oude kippenboeten waren wel aan vervanging toe. Eerst werd door Klaas zelf een opslagloods gebouwd, want timmeren deed hij graag. Als enige zoon was je bijna verplicht het bedrijf van je vader voort te zetten, maar het liefst was hij timmerman geworden. In maart 1959 werd er weer een bouwvergunning aangevraagd voor een kippenschuur, geraamde kosten ƒ 3500 en uitgevoerd in eigen beheer. Oktober 1959 was de volgende schuur aan de beurt. Op 30 november 1961 kwam de vergunning tot uitbreiding met weer een kippenhok af. In februari 1965 en april 1969 werd er nogmaals geïnvesteerd in uitbreiding van huisvesting voor pluimvee.
Klaas Groot met lorrie.
De kippen werden als eendagskuikens besteld bij het ‘Coöperatief pluimveefokkers instituut’. Zo zag ik bijvoorbeeld een rekening en afleverbon van een bestelling van ‘1385 stuks hen’, voor een prijs van ƒ 1,55 (gulden) per kuiken van de ‘gebruikshybride A7X R228’. Met garantiecertificaat. Die kuikentjes werden, na uit het ei gekropen te zijn in de broederij, op hun geslacht geselecteerd - een heel specifieke kunde- en met 25 in lage kartonnen dozen verpakt en verzonden. Ze kunnen de eerste 48 uur teren op de energie uit de dooier. De ouderwetse Barnevelders en Leghorns waren in die jaren al door slimme kruisingen en selectiemethodes voorbijgestreefd door productiestammen met eigenschappen die veel meer rendement leverden. De jonge kuikens werden met zorg en warmte opgefokt en na ongeveer een 20 weken begonnen zij bijna elke dag een ei te leggen.
Het opfokken van de kuikens.
De eieren werden enkele keren per week opgehaald voor de eierenveiling of een opkoper, waarvan Peter Visser uit Hoorn er één was. In februari 1959 brachten volgens het tabellarische kasboek 1000 eieren 105 gulden op. In januari 1960 staat in datzelfde boek dat ze per gewicht werden betaald. Ook aan huis werden eieren verkocht, zo werden er bij dokter Pool eieren gebracht. Daar waren speciaal twee houten kistjes voor gemaakt; de volle heen en de lege mee terug.
Klaas Groot met tantezuster. Goed zichtbaar zijn de stokken waarop de kippen 's nachts sliepen.
Er werden weleens op kleine schaal kippen aan particulieren verkocht. 8 kippen voor ƒ 16.00 of 10 kippen voor ƒ 27.00 of 2 voor ƒ 7.00. Het prijsverschil heeft waarschijnlijk met de leeftijd van de dieren te maken! Om continu eieren te kunnen leveren werden met vaste regelmaat nieuwe lichtingen kuikens opgefokt, terwijl de hennen die aan het eind van hun leg waren weggingen voor soepkip.
Klaas en Trien hadden 8 kinderen: 6 dochters en 2 zonen, die van tijd tot tijd meewerkten in het gemengde bedrijf. Witlof opknappen, bollen pellen, enzovoorts. Jongste zoon Piet kwam na zijn schooltijd bij vader in het bedrijf werken en toen deze 65 jaar werd in 1978, heeft Piet het van hem overgenomen. Daar er toch te veel werk was voor één man is broer Co er later ook bijgekomen, maar de verdiensten waren niet genoeg om twee gezinnen van een goede boterham te voorzien. Piet heeft toen een baan buiten het bedrijf gezocht. Co is alleen verder gegaan en heeft het hele bedrijf na een aantal jaren verkocht.
Noordend D77 nu Herenweg 96, is geheel vernieuwd. De schuren en kippenparken zijn verdwenen. Zoals het geweest is, zien we nog terug in de foto’s die we hebben, in onze herinneringen en een tabellarisch kasboek over de jaren 1948 tot 1978.
Ook bij Groot liepen de kippen los in het hok.
Aan de linkerkant zie je de leghokken waarin de kippen de eieren konden leggen.
Kippenboer Gert Ursem, Herenweg nr 99
Gert begon als koeienboer, met daarnaast schapenhouderij, maar door ongunstige landtransacties was zijn bedrijf van 9 bunder niet meer rendabel. De door hem in 1966 met steun van buurman Klaas Groot gebouwde schuur was in eerste instantie bedoeld voor de koeien, maar werd onderkomen voor 14.000 kuikens, die in zes weken werden opgefokt tot braadkuikens. Vangploegen zorgden er dan voor dat de schuur weer leegkwam en na een grondige schoonmaak kon de volgende ronde kuikens worden ontvangen. Die ploegen werden na de klus door Corrie getrakteerd op een bord heerlijke …kippensoep! Toen in 1973 het gas voor de verwarming door de oliecrisis veel duurder werd moest er een schuur bij komen om weer rendabel te kunnen werken. Het totale aantal kuikens werd toen 20.000. Ook werd een eigen waterbron geslagen. Financieel moesten echt alle zeilen worden bijgezet. Echtgenote Corrie werkte buitenshuis bij de Stichting Thuiszorg en daarnaast bij gelegenheid in de horeca. Gert werkte erbij als monsternemer bij de rundveefokvereniging.
Gert Ursem in kuikenschuur.
De kuikens werden geslacht in een grote slachterij. Daarnaast werd dat op kleine schaal ook thuis gedaan, waarbij ook de kinderen werden ingeschakeld. Een flinke diepvriezer werd aangeschaft en zo konden er aan huis ook kant en klare braadkuikens worden gekocht. Een bord aan de schuur nodigde daartoe uit.
Tegenslagen kwamen ook voor: bij stormschade aan de voersilo trad collega kippenhouder Willem Ruig op als redder in de nood. Hij kwam met zijn zoons helpen de silo weer overeind zetten en repareren. Toen bij een storm dakplaten van de schapenschuur gewaaid waren en Gert in paniek de kluts even kwijt was, bedacht Theo Bakker dat je van strobalen schapenhokjes kon improviseren, zodat de schapen toch in afzondering hun lammeren ter wereld konden brengen. Toen er een keer stroomuitval was en daardoor de ventilatie stopte, kwamen veel kuikens om, wat een schade van 4000 gulden opleverde. Het merkwaardigste voorval was de inslag van een Starfightertank in het land in 1965, nadat twee van deze toestellen van de vliegbasis Leeuwarden in onze contreien met elkaar in aanraking waren gekomen, gelukkig zonder schade aan het bedrijf zelf.
Gert Ursem met Klaas Groot in de witlofschuur.
De kleine marges noopten Gert tot uitbreiding. Er moest nog een schuur bijkomen. Hij kreeg daarvoor geen toestemming en zag zich genoodzaakt te stoppen met zijn kippenhouderij. Gert overleed heel plotseling in 1991.