Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Straatnamen in Hoogwoud

De Louisa Hedwig van Catzstraat

Door Niek Dekker

Freule Louisa Hedwig van Catz was een van de vijf kinderen van George van Catz en Justine van Nassau. George werd geboren in 1632. Hij trouwde in 1652 in Den Haag met Justine van Nassau. Louisa erfde in 1744 de Heerlijkheid van Hoogwoud en Aartswoud na het overlijden van haar broer Willem Maurits. Zij bleef ongehuwd en woonde lange tijd bij haar broer op Huis ter Coulster in Heiloo. In 1742 schonk zij drieduizend gulden voor de bouw van het nieuwe raadhuis van Hoogwoud. Louisa overleed in 1757.

   

 

Laten we beginnen met haar naam. Volgens de tekst op de dakkapel van het raadhuis heette zij Louisa Hedwig van Catz. Zo is ook de straat naar haar vernoemd. Volgens haar handtekening echter, onder een officieel document uit 1745, schreef zij zelf haar naam als Louise Hedwich van Catz.

Handtekening Louise Hedwich van Catz.

 

Louisa kwam uit een gegoede familie. Haar vader was George van Catz (1632-1697), haar moeder Justine van Nassau (1635-1712), een achterkleindochter van prins Willem van Nassau. George en Justine trouwden in 1652 in Den Haag. Ze kregen behalve Louisa nog vier kinderen. De volgorde van geboorte heb ik niet kunnen vinden omdat de geboortedata niet te vinden zijn. Van zoon Willem Maurits ben ik maar liefst drie geboortedata tegengekomen; 1655, 1665 en 1670. Hij overleed in 1743. De drie zusters van Louisa heetten Maria Petronella, Anna Wilhelmina en Justine Theophiline. De familie woonde in Den Haag. Vader George was rekenmeester en lid van de ridderschap. In 1656 kocht hij Huis ter Coulster in Heiloo, dat hij liet opknappen om te gebruiken als buitenhuis of jachtslot. De heerlijkheid Schagen verwierf hij in 1658.

Familiewapen van Van Catz.

 

Willem Maurits

Broer Willem Maurits volgde aanvankelijk een officiersloopbaan. Hij gaf die op om na de dood van zijn vader diens bezittingen te beheren. Willem Maurits trouwde in 1719 met Catharina baronesse van der Noot (1699-1727), dochter van Lamoraal van der Noot en Maria van de Boetzelaer. Catharina erfde de Heerlijkheid van Hoogwoud en Aartswoud van haar vader. Na haar overlijden in 1728 werd Willem heer van Hoogwoud en Aartswoud. In 1697 erfde hij alle bezittingen van zijn vader. Daarmee werd hij heer van Ter Coulster, Kats (dorpje in Zeeland), Heiloo en Oesdom (buurtdorp van Heiloo). Eerder in 1693 werd hij al heer van Oosthuizen en Veenhuizen. Van 1693 tot 1712 had hij Maasland en Maassluis in bezit. Hij had daarnaast een carrière als bestuurder en diplomaat. Van 1716 tot 1719 was hij gecommitteerde van de Generaliteits rekenkamer namens Holland. In 1719 werd hij extra-ordinaris (buitengewoon) ambassadeur voor de Republiek der Nederlanden, aan het hof van koning Philips IV van Spanje. Deze functie vervulde hij drie jaar lang. Hij ging later op Ter Coulster wonen, waar hij in 1743 overleed. Willem had veel bezittingen, maar ook veel schulden onder andere in de vorm van hypotheken.

Huis Ter Coulster.

 

Uit de inventaris van zijn bezittingen die op 22 juli 1746 werd opgemaakt, blijkt dat hij ook eigenaar was van ‘Een Huijs en Erve zijnde de herberg de Jonge Prins, staande en gelegen tot Hoogwoud aan de boeckel, belend de Heere Wegh ten zuijden en oosten het volgende ten westen. Een Huijs en Erve staande en gelegen mede aldaar, belend het voorgaande ten oosten, de erven Jan Keesoom en Anne Jans ten westen, de Heere Wegh ten zuijden’.

Openbare besteding raadhuis.

 

Van Louisa is bijzonder weinig bekend. Ze is slechts dertien jaar Vrouwe van Hoogwoud en Aartswoud geweest. Pas na de dood van haar broer komt zij in beeld. Willem Maurits blijkt ene Jacob van Catz tot zijn enige erfgenaam te hebben benoemd. Van deze Jacob is de afstamming onduidelijk, hij was wellicht een neef van Willem en Louisa. Hij was blijkbaar een beschermeling van Willem Maurits, die hem eerder als schepen in de stad Alkmaar had weten te krijgen. Louisa liet het er niet bij zitten en ging een juridische strijd aan met Jacob. Ze had uit de erfenis van haar schoonzus Catharina een legaat gekregen van driehonderd gulden, jaarlijks uit te keren. Haar broer had dit echter nooit aan haar betaald. Zij vorderde nu de gehele nalatenschap van haar schoonzus Catharina van der Noot. Jacob bracht hier tegenin dat Louisa vele jaren gratis op Ter Coulster had gewoond. Het juridische gevecht resulteerde in april 1745 in een compromis tussen hen beiden. Louisa kreeg toen officieel de Heerlijkheid van Hoogwoud en Aartswoud in bezit en tweeduizend Carolus guldens contant. Daarnaast kreeg zij een heleboel huishoudelijke spullen, die als volgt staan beschreven in de conventie tussen haar en Jacob.

‘Een cabinetje met 6 chocquolaat koppen, een oorkussen, zes stoelen, een chitse deken, twee matrassen, een catoenen deken, een cabinetje met twaalf hoorns, een lessenaar met een zilveren blakertje, zes japanse chocquolaat koppen, twee wolle dekens, 2 strijkijzers, 2 koopere kandelaars, twee zilvere ? met de wapens van vand Nood, twee paar groove lakens, 7 sloopen, 6 servetten, 2 bode tafellakens, een oostindisch bakje met 2 halfdozijnen thégoed, 2 wekpotjes, een suikerkommetje, 2 stooven, het porceleijn van het cabinet, 2 paar beddelakens, 25 servetten en een tafellaken, het kerkboek, een tafelkleed, een bed, 4 armstoelen, 6 leunstoelen, ’t portret van de vrouw vand Noot, 6 blauwe porceleijne chocquolaat koppen, wat schotels en deksels, voorts enige keukengereedschappen, het grijze ledikant.’

De conventie werd opgesteld door notaris Jacob van Bodeghem uit Alkmaar. Als getuigen waren aanwezig: Theodorus Heijmersberg, hoofdingeland van de Zijpe, Schermeer, Wieringerwaard en Huijgenwaard en Jan van Bergen, Casteleijn in de Nieuwe Doelen in Alkmaar. Het nalaten van Willem Maurits aan Louisa, kostte Hoogwoud en Aartswoud 800 gulden. Twee derde voor rekening van Hoogwoud, een derde voor Aartswoud.

Wij komen Louisa weer tegen als zij in 1746 met notaris van Bodeghem het huis Ter Coulster doorloopt om alle spullen te inventariseren. Het huis bleek maar liefst 25 kamers te tellen. Louisa vertrok kort daarop uit Heiloo, ze ging wonen in Leiden. Daar werd ze ‘statiedame’ op het huis Endegeest, bij haar nicht de gravin van Bentheim. Na haar dood in 1757 werd zij als laatste telg van de familie van Catz bijgezet in de familiegrafkelder in Heiloo. Haar neef Pieter van Wassenaer volgde haar, op 26 oktober 1757, op als heer van Hoog- en Aartswoud. Jacob van Catz overleed in 1773 op Ter Coulster.

Het leven van Louisa Hedwig van Catz heeft in de Nederlandse geschiedenis niet veel sporen achtergelaten. Dat er in Hoogwoud een straat naar haar is vernoemd, heeft zij te danken aan haar korte tijd als vrouwe van de Heerlijkheid en haar financiële bijdrage aan de bouw van het nieuwe raadhuis in 1742/43. Zij schonk hiervoor een bedrag van 3000 gulden. In ruil daarvoor stelde zij de voorwaarde dat in het gebouw tijdens haar leven een vertrek met een secreet (toilet) voor haar werd gereserveerd. Voor de bouw was in totaal 5200 gulden nodig. Louisa legateerde aan de gemeente een bedrag van 100 gulden per jaar voor onderhoud van het raadhuis. Dit bedrag moest uit de tiendheffing (belasting) worden gehaald. Zo betaalde de Heerlijkheid via een omweg zelf voor het onderhoud.

Raadhuis in oorspronkelijke staat.

Tekst dakkapel raadhuis.

 

Bij de inwijding van het nieuwe raadhuis op 16 juli 1743, schonk broer Willem Maurits een ‘Silver Vergulden beker ter Gedagtenisse aan zijn Hoog Edelheid aan het College Van Baljuw en verdere Regenten der Voornoemde Hooge Heerlijkheden’. De beker is lange tijd gebruikt bij de installatie van een nieuw lid van het plaatselijk bestuur.

De naam Louisa Hedwig van Catzstraat werd bij raadsbesluit officieel vastgesteld op 19 januari 1970.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall