Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Juffrouw Luksenburg, onderwijzeres

Door Bart Knobbe

Mevrouw Luksenburg-van Moort, inmiddels 85 jaar oud, heeft vanaf schooljaar 1972/1973 tot en met schooljaar 1976/1977 lesgegeven op de openbare lagere school van Hoogwoud. Het eerste jaar in het oude schooltje aan de Burgemeester Hoogenboomlaan, waar tegenwoordig huisartsenpraktijk De Hooge Boom gevestigd is, daarna in de toen net gebouwde Adelaar. Het laatste jaar dat ze werkzaam was in het onderwijs, heb ik bij haar in de klas gezeten. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het voor haar was om vanuit Zeeland en via Amsterdam in 1972 opeens midden in West-Friesland te belanden, in de nieuwbouw van het zich op dat moment sterk uitbreidende Hoogwoud. In 1970 telde Hoogwoud 3044 inwoners, in 1975 4107 en in 1977 4487.

 

Foto van een jonge mevrouw Luksenburg met haar vader, 
hoofd van de school in Wemeldinge.

 

Laten we bij het begin beginnen. Waar en wanneer bent u geboren?

Ik ben op 7 december 1931 geboren in Wemeldinge, een klein dorpje in Zeeland, gelegen aan de Oosterschelde. Ik was de derde uit een gezin van zes kinderen. Mijn vader, geboren in Schiedam, was er hoofd van de lagere Christelijke school en mijn moeder was verpleegkundige.

U komt dus uit een echte onderwijzersfamilie?

Zeker, maar mijn vader was geen doorsnee onderwijzer moet ik zeggen. De sfeer in Zeeland was toentertijd: eerst de boer, dan zijn vrouw, dan het paard en dan pas de arbeider. Dat was niet zoals mijn vader erover dacht. Integendeel. Op grond van zijn beroep behoorde hij tot de notabelen van  het dorp, maar in feite had mijn vader een enorme hekel aan dit standsverschil. Hij maakte geen onderscheid tussen de verschillende groepen mensen en ging met iedereen op voet van gelijkwaardigheid om. Bewoners van het dorp zeiden dan ook wel: ‘Onze meester is toch wel anders hè?’ Hij heeft ook altijd zijn best gedaan om kinderen die goed konden leren naar het vervolgonderwijs te krijgen, ook al kwamen ze uit een arbeidersgezin. Hij placht te zeggen: ‘In alle groepen zitten mensen die wel of niet deugen. Met beroep of positie heeft dit niets te maken. Beoordeel mensen dus niet op hun afkomst.’ Dit is ook mijn motto geworden.

Welke opleiding heeft u gevolgd?

Na de lagere school heb ik de MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) gedaan, daarna de kweekschool in Middelburg. De kweekschool is de voorloper van de PABO, studenten aan deze school werden kwekelingen genoemd. We kregen hier onder andere Nederlands, Engels, Frans, Duits, vaderlandse geschiedenis, algemene geschiedenis, algebra en meetkunde. Het was een degelijke opleiding! Voor de vakken gymnastiek, handwerken, handenarbeid en godsdienst heb ik aparte aktes gehaald. Op de dag dat ik vierde dat ik geslaagd was op de MULO, kreeg mijn vader op 53-jarige leeftijd een beroerte. De kweekschool heb ik vervolgens in versneld tempo afgelegd, ik deed er drie jaar over in plaats van vier. Mijn vader kon na zijn beroerte namelijk geen les meer geven, om mijn ouders te ontlasten heb ik toen mijn opleiding zo snel mogelijk afgerond. Toen ik geslaagd was, kon ik op grond van de reputatie van mijn vader meteen aan de slag in Middelburg. Het hoofd van één van de lagere scholen kende mijn vader en had duidelijk een zeer positieve mening over hem. Toen hij vernam dat er een Van Moort op de kweekschool zat, vroeg hij mij om bij hem op school te komen werken, zodra ik mijn diploma zou hebben. In de eerste klas die ik daar kreeg, zaten 42 leerlingen. Het was een combinatie van de tweede en de derde klas. Met Kerst werd ik door het hoofd gefeliciteerd omdat ik orde had in deze moeilijke klas!

Op deze foto uit 1915, genomen vanaf de Nederlands Hervormde kerk, kun je goed zien 
hoe Hoogwoud eruit zag tot de uitbreiding van midden jaren 60.
Rechts op de foto werd in begin jaren 70 de Adelaar gebouwd en een jaar later de Sint Wulfram.

Deze foto is vanaf hetzelfde standpunt genomen, alleen meer ingezoomd, en genomen in 2012. 
Zoek de verschillen.

Hoe kwam u in Amsterdam terecht?

Korte tijd later kreeg mijn vader opnieuw een beroerte. Dit keer overleefde hij het helaas niet. Voordat hij stief zei hij tegen me: ‘Jij moet mijn werk voortzetten’. Toen mijn vader net klaar was met zijn opleiding, heeft hij eerst in Amsterdam gewerkt, in Kattenburg/Wittenburg. Ook wel ‘dievenburg’ genoemd, één van de moeilijkere wijken van de stad. Om zijn werk voort te zetten, besloot ik toen om ook in een achterstandswijk of volksbuurt te gaan werken. In die tijd noemden we zo’n wijk een achterbuurt. Je begrijpt: dat waren geen gemakkelijke leerlingen en het werken met deze groep vergde dan ook de nodige pedagogische inzichten. Daarnaast heb ik blijkbaar een blik in mijn ogen waar ik zelfs de grootste druktemaker stil mee krijg. ‘U kunt zo eng kijken’, zei een leerling ooit tegen mij! Het werken in deze klassen ging me dan ook goed af. Ja, het was een wijk waarin veel asociale gezinnen woonden, waar veel misdaad, geweld en prostitutie was.

Tegenwoordig worden buurten waar je niet veilig rond kunt lopen, wel no-go areas genoemd. Dat verschijnsel bestond dus toen ook al?

Zeker. Toen ik daar ging werken, heb ik van een bevriende politieman een paar judogrepen geleerd. Die heb ik een aantal keer moeten gebruiken ook! Onder andere bij een grijpgrage vader, tijdens een huisbezoek.

Hoe lang heeft u daar gewerkt?

In Amsterdam heb ik mijn latere echtgenoot, met wie ik in 1957 getrouwd ben, ontmoet. In die tijd was het zo dat vrouwen die werkzaam waren in het onderwijs, ontslagen werden als ze gingen trouwen. Ik kreeg na mijn huwelijk echter nog een tijdelijke aanstelling omdat er een groot tekort aan leerkrachten was. Pas in 1958, toen onze oudste dochter geboren was, ben ik een aantal jaren gestopt met werken. In 1969, toen onze jongste spruit Wim vier was, ben ik weer begonnen. Niet dat ik stond te springen, maar er was nog steeds een enorm tekort aan mensen en er werd een dringend beroep op me gedaan. Blijkbaar mochten getrouwde vrouwen toen wel weer werken, ik weet niet precies wanneer die regel veranderd is. We woonden inmiddels in de wijk Nieuwendam. In de buurt van ons huis was een zwavelfabriek gevestigd die kwalijke dampen uitstootte, waar Wim erg veel last van had. Hij bleek allergisch te zijn voor luchtvervuiling. We hebben toen besloten om Amsterdam te verlaten.

 

Foto van mevrouw Luksenburg halverwege de jaren 50.

 

En zo kwamen jullie in 1972 in Hoogwoud terecht?

Klopt. In het Parool hadden we een advertentie gezien over mooie bungalows die gebouwd werden in Hoogwoud. We hebben toen eerst gekeken of er vervuilende fabrieken in de buurt stonden, dat bleek niet het geval. De enige fabriek in de omgeving was Aurora en die stootte geen giftige dampen uit. Toen ik de kinderen hier ging aanmelden op school, vertelde ik onderwijzeres te zijn. Meester Slooten, het hoofd van de school, vroeg me toen om te solliciteren. Eigenlijk wilde ik dat niet, maar hij heeft me toch overgehaald. Ook hier bleek namelijk een tekort aan onderwijzers te bestaan. Enfin, twee maanden na het begin van het schooljaar was ik plaatsvervangend hoofd! Meester Slooten was namelijk ziek geworden. Onze verhuizing naar Hoogwoud was natuurlijk een sprong in het diepe, want we kenden de streek verder niet. Mijn man bleef in Amsterdam werken, dat was qua reistijd toen nog niet zo’n probleem. Door toenemende drukte op de wegen, werd die reistijd later wél echt een probleem. We hebben zelfs even overwogen om terug te gaan naar Amsterdam, maar omdat mijn man inmiddels richting pensioengerechtigde leeftijd ging, zijn we hier toch gebleven.

Wat troffen jullie aan in het West-Friesland van de jaren zeventig?

Wat mij het meest opviel, was de haat en nijd die er bestond tussen protestanten en katholieken. Op het trottoir las is met krijt geschreven kreten als: ‘rotkatholieken’ en ‘rotprotestanten’. Ik was verbijsterd! Zoals je weet, werden er in die tijd in de Burgemeester Heijmansstraat twee nieuwe scholen gebouwd. Een openbare, voor protestanten en niet-kerkelijken, en een katholieke. Naast elkaar. Vreselijk vonden velen dat. Stel je voor dat beide groepen kinderen met elkaar om zouden gaan! Er kwam dan ook een groot hek tussen beide scholen. Deze onderlinge vijandigheid tussen twee geloven vond ik echt zeer opvallend. Ik had niet verwacht dat nog ergens te zullen aantreffen.

Omdat het oude schooltje te klein was geworden, werd er ook lesgegeven in de brandweerkazerne. Heeft u daar ook gewerkt?

Nee, dat niet. Ik herinner me trouwens ook nog dat meester Slooten, het hoofd van de school, les moest geven op de gang van de school. Hoogwoud breidde begin jaren zeventig enorm uit en er waren veel te weinig lokalen beschikbaar.

In mijn laatste schooljaar was ook de nieuwe school, de Adelaar, te klein geworden. U heeft ons toen een jaar lang lesgegeven in een lokaal van de katholieke Wulfram. Hoe ging dat qua samenwerking?

De tegenstellingen waren inmiddels wel wat kleiner geworden. Toch voelden niet alle collega’s van de Adelaar ervoor om een lokaal bij de katholieken te betrekken. Mij maakte het niet uit. Het contact met de leerkrachten van de Wulfram verliep prima. Ook het contact met meneer pastoor, die iedere week langskwam om godsdienstles te geven. Zeker toen hij merkte dat ik als protestant veel meer wist van de bijbel dan de gemiddelde katholiek, hebben we heel wat interessante discussies gevoerd. Het is niet mijn bijzondere verdienste dat ik de bijbel goed ken, in katholieke kringen bestond nu eenmaal niet de gewoonte om de bijbel te lezen, bij ons wel. De vijandigheid tussen beide groepen is gelukkig nu nagenoeg verdwenen. Sterker nog: er is sprake van samenwerking. Zo heb ik bijvoorbeeld samen met pastoor Paul Vlaar een avond georganiseerd om het verschil tussen de protestantse en katholieke sacramenten uit te leggen.

De onverdraagzaamheid die er vroeger was tussen de verschillende geloven is toch niet typisch West-Fries? Hoe was dat in Zeeland?

Dat was zeker niet beter. Maar realiseer je wel dat Zeeland vrijwel geheel protestants is. Maar wij mochten ook niet met elkaar omgaan, dat klopt. En er liepen toentertijd dus twee scheidslijnen door de maatschappij: enerzijds het geloof en anderzijds de scheiding tussen arbeiders en notabelen. Daar hadden we het net al over. Nou heb ik het idee dat de bestaande tegenstellingen in Zeeland tijdens de oorlog min of meer verdwenen zijn. Je was goed óf fout. Koningsgezind of NSB’er. Dat werd de nieuwe verdeling, waarmee er een andere vorm van saamhorigheid ontstond. Het lijkt wel of in Hoogwoud de tijd stil heeft gestaan wat dat betreft. Niet alleen in Hoogwoud natuurlijk, maar in deze streek. De veranderingen die zich in Zeeland tijdens de oorlog voltrokken hebben, vonden hier pas plaats in de jaren zeventig, door de mensen die in groten getale van buiten kwamen. Daarmee veranderde ook de mentaliteit. Toen ik hier kwam, werd me nog verteld dat ik tot de notabelen behoorde. Ook merkte ik bijvoorbeeld ik dat de kinderen van sommige rijke boeren zich verheven voelden boven de rest. Door de import van buiten is die houding langzamerhand verdwenen.

Ik heb meerdere malen gehoord dat mensen van buiten erg moesten wennen aan de West-Friese directheid. Geldt dat ook voor u?

In Amsterdam heb ik geloof ik alles gezien wat er te zien valt en alles gehoord wat er te horen valt. Dus nee, van de West-Friese mentaliteit schrok ik niet.

Waarom bent u in 1977 gestopt met lesgeven?

Nadat ik Wim in de klas had gehad, vond ik het mooi geweest. Alle drie de kinderen gingen nu naar de middelbare school en ik wilde er voor ze zijn als ze thuiskwamen uit school. Het gemeentebestuur heeft me nog wel gevraagd of ik hoofd van de school wilde worden. Meester Slooten was namelijk overleden en ik had hem tijdens zijn ziekte natuurlijk ook al tijdelijk vervangen. Maar ik wilde echt niet meer.

Was parttime werken geen optie?

Dat bestond helemaal niet toen. Alle collega’s werkten vijf dagen in de week. En als er iemand korte tijd afwezig was door ziekte bijvoorbeeld, dan zetten we de deur van het lokaal van de afwezige collega open en namen we ook die klas onder onze hoede. Vervanging werd er alleen gezocht als iemand langdurig afwezig was. Dat is nu allemaal anders. Ook de samenstelling van de teams is veranderd: vroeger waren er veel meer meesters dan nu. Die meesters gaven bovendien nooit les in de laagste klassen, zoals tegenwoordig wel gebeurt.

Bent u maatschappelijke actief gebleven toen u gestopt was met werken?

Ja, ik ben wel betrokken gebleven bij de godsdienstlessen op de openbare lagere scholen van de gemeente Opmeer. Ik heb een auto gekocht (een oranje Citroën Dyane), waarmee ik naar alle scholen toe reed. In Opmeer heb ik in die tijd ook een jeugdkapel opgericht, voor jonge gelovigen. Ik gaf daar ook les. Daarnaast ben ik gaan preken, tijdens de zondagsdienst in protestantse kerken. Eerst alleen in de buurt, maar ik werd steeds vaker gevraagd, ook in andere gemeentes. Op een gegeven moment reed ik heel West-Friesland af op zondag. Althans, dat deed mijn man, die me altijd bracht, want ik heb niet zo’n goed ontwikkeld richtingsgevoel. Toen hij in 1999 overleed, ben ik met al mijn activiteiten gestopt. Ik had zoveel verdriet, dat het niet meer lukte. Men bleef mij echter vragen en na een jaar heb ik de draad weer voorzichtig opgepakt.

Hoe is het nu met u?

Ik 2012 ben ik met mijn vijf jaar oudere zuster Corrie een aantal dagen op vakantie naar Turkije geweest. Daar heb ik, waarschijnlijk tijdens een wandeling langs een aantal fonteinen, legionella opgelopen. Bij terugkomst in Hoogwoud ben ik in coma geraakt, pas na drie dagen ben ik gevonden. Het was echt kantje boord. Geestelijk ben ik helemaal hersteld, maar lichamelijk ben ik nooit meer geworden wie ik was. En dat gebeurt ook niet meer. Toen duidelijk was dat ik legionella had opgelopen, is er onmiddellijk contact gezocht met de kinderen van mijn zus. Zij was mijn reisgenoot immers. Ook zij werd thuis bewusteloos aangetroffen. Zij heeft echter maar één dag in coma gelegen, dat kan omdat de incubatietijd verschilt. Hierdoor is zij veel minder erg aangetast door de ziekte. Hoe het nu met me gaat? Tja, ik red mezelf nog. Met rollator en scootmobiel. Ik ben erg gesteld op mijn vrijheid en onafhankelijkheid, dus ik zolang ik nog kan bewegen, blijf ik hier gewoon wonen.

Klassenfoto van klas 6 op het schoolplein van de Adelaar (1976/1977).
Boven, achterste rij: Brigitte Appel, Heleen Bergmans, José Counraadts, Joke Brunot. Daaronder: Alina Modder, Keeke Scheepers,
Yvette Klein, Kiki Lorier. Rechtsonder: Mark Rens, Frans Joffer, Hildebrand Voort. Daarboven: Marion Witsen.
Links: Bart Knobbe, André de Vries, Wim Luksenburg, Mark Mulder, Hans Peters. Daarachter: juffrouw Luksenburg, Jurgen de Wit,
Marcel Schilte, Johanna Koolhaas.

De foto is gemaakt op het achterste schoolplein, dit was het plein voor de oudere kinderen. Het voorste schoolplein was voor de leerlingen van klas 1
en 2. Er was geen schifting naar geslacht, jongens en meisjes zaten bij elkaar in de klas.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall