Fries aardewerk
Door Co de Rijcke
In eerdere jaarboeken van Hoochhoutwout heb ik al geschreven over diverse bodemvondsten op het erf van onze boerderij op de Gouwe. Dat ging onder meer over Majolicavondsten. Over het Friese aardewerk dat op ook het erf gevonden is, wil ik nu wat meer vertellen.
Co de Rijcke op de vindplaats.
Er zijn over dit onderwerp fantastische boeken verschenen, waar ik mijn informatie dan ook op heb gebaseerd. Tussen 2000 en 2007 zijn er zeven boeken over Fries aardewerk geschreven. De serie is het resultaat van vele jaren onderzoek en er heeft een keur aan specialisten aan gewerkt. Er zijn twee boeken over Harlinger aardewerk geschreven, één door Minze van den Akker en de andere door Tichelaar; drie boeken van de hand van Tichelaar gaan over Makkumer aardewerk; eentje van Jan Pluis over aardewerk gevonden en gemaakt in Bolsward.
De techniek
De uit witte klei gevormde voorwerpen werden voor een eerste keer voorgebakken op 1020° Celsius (biscuit gebakken). Om een beschildering helder te maken is een witte ondergrond nodig. Dit werd bereikt door het gebruik van tinglazuur, een doorzichtig-witte glazuurlaag over het biscuit gebakken product. Tinglazuur werd gemaakt van lood en tin, wat heel giftig was en wat dan ook verboden werd. De twee metalen moesten plaats maken voor een nieuw recept, dat met de vroegere kennis over chemie niet bedacht had kunnen worden. Daarna werden de voorwerpen beschilderd en vervolgens voor een tweede keer gebakken bij een iets lagere temperatuur van 1000° Celsius, waarbij een gladde, dichte glazuurlaag werd gevormd. Voorafgaande aan het schilderen werden vaak de hoofdlijnen van de tekening op het witte tinglazuur aangebracht door middel van een spons en houtskoolpoeder. Let op, want het woord spons heeft hier een andere betekenis dan de gebruikelijke. Een spons is in dit geval een doorgeprikte tekening. Het houtskoolpoeder komt door de gaatjes heen op de schotel terecht. De sponsen werden meestal gemaakt naar prenten uit bijvoorbeeld prentenbijbels. Andere voorbeelden die men gebruikte hadden onderwerpen als springende dieren, landschappen, schepen, etc.
De verspreiding
Het gebruik van tinglazuur als ondergrond voor het beschilderen van aardewerk is afkomstig uit Perzië en heeft zich rond de Middellandse Zee verspreid. Vanuit Italië en Spanje heeft deze techniek in de loop van de 16de eeuw de Nederlanden bereikt en kort na 1600 ook Harlingen. In de 17de eeuw stonden er in Friesland diverse fabrieken, onder andere in Harlingen, Makkum en Bolsward. Op grond van stijl en uitvoering zijn in diverse boeken toewijzingen beschreven waar het aardewerk is gemaakt, compleet met de naam van de schilders en jaartallen waarin het aardewerk gemaakt is. De productie van Friese schotels is omstreeks 1880 geëindigd. Het handgemaakte sier- en gebruiksaardewerk kreeg in de 19de eeuw concurrentie van goedkopere machinaal vervaardigde producten uit Engeland en Duitsland. Alleen de firma Tichelaar uit Makkum voerde een drastisch vernieuwingsproces in, waarmee het bedrijf kon worden voortgezet.
Paarse beschildering, circa 1790, gemaakt in Harlingen, Kerkpoort. Geschilderd Meindert Jans Vogelzang (1761-1819).
Een schotel heeft een blauwe rand, de andere een bruine. Gemaakt in Makkum bij Tichelaar, ca 1796. Geschilderd door Douwe Klazes Hofstra (ca. 1767-1815).
Schotel met landschap gemaakt bij Tichelaar, Makkum (ca. 1780).
Schotel met waterpoort, gemaakt in circa 1760 bij Tichelaar, Makkum. Geschilderd door Gatse Systes (1724-1798).
Minze van den Akker
De bekendste hedendaagse verzamelaar met de grootste collectie van het Friese aardewerk was Minze van den Akker. Na 45 jaar verzamelen had hij een wereld aan beschilderd tinglazuur aardewerk bijeengebracht, uit Harlingen, Makkum en Bolsward en uit de periode van 1600 tot 1900. Deze verzameling bevatte de kroonjuwelen van het Friese aardewerk en was ondergebracht in zijn eigen museum, het Harlinger Aardewerkmuseum. Minze heeft ons op de boerderij aan de Gouwe meerdere malen bezocht, toen hij hoorde dat er ook een aantal stukken Fries aardewerk was gevonden. Hij was zeer geïnteresseerd en hij wilde de borden graag in bruikleen hebben voor zijn museum. Hij heeft in 2007 het prachtige boek Fries Aardewerk uitgegeven waarin zijn totale collectie is opgenomen, waaronder ook diverse borden die op de Gouwe gevonden zijn.
Verzameling valt uiteen
In 2016 is Minze van den Akker overleden. Op zijn overlijdenskaart stond een bord met een springend paard afgebeeld. Dat was één van de borden die bij ons op de Gouwe zijn gevonden en die hij in bruikleen had voor zijn museum. Dat was bijzonder, omdat er honderden fantastische borden in zijn museum stonden. Wij hebben nagevraagd bij zijn vrouw waarom precies dít bord gekozen was. Zij vertelde dat hij juist het bord met het springende paard een prachtig voorbeeld vond van het Friese aardewerk. Na het overlijden is het museum opgeheven, zijn verzameling is in diverse delen verkocht en raakt langzaamaan verspreid naar opkopers in andere landen. Een gemiste kans van de provincie Friesland!
Genieten
Het bord met het springend paard staat weer op de bordenrand in de kamer van onze boerderij op de Gouwe. Een topstuk van Fries aardewerk is weer terug in Hoogwoud, waar het gevonden is. Op het erf van onze boerderij is zoveel aardewerk gevonden, gemaakt vanaf 1600, dat kenners, andere verzamelaars en mensen van musea het niet kunnen begrijpen. Wijzelf trouwens ook niet, en we zouden graag een kijkje 400 jaar terug in de tijd willen nemen, om te zien hoe het er hier op de boerderij aan toeging. Wij hebben het geluk dat we alle dagen kunnen genieten van wat er al die jaren in de sloot en in askuilen is weggegooid.
Schatgraver Co aan het werk aan de zuidkant van de boerderij.
De oudste stukken zijn ongeveer 5 meter van de boerderij gevonden.
Daar heeft vroeger een sloot gelopen, waar alles ingegooid werd.
Van de bodem van de oude sloot, op zo’n 1 à 2 meter diepte, kwamen de mooiste stukken naar boven,
maar ook botten van diverse dieren. Wat we aan aardewerk vonden was van ca. 1600-1650.
In die tijd werd het erf blijkbaar te klein, de sloot is dichtgegooid en 20 meter verderop werd een nieuwe sloot gegraven,
die nu nog steeds de erfgrens is. Om as en afval kwijt te raken werden er toen zogenaamde askuilen gemaakt.
Er werd uiteraard geen vuilnis opgehaald, er was vroeger ook veel minder afval, en wat de mensen kwijt wilden, dumpten ze in askuilen.
Als de kuil vol was, dan werd er vlakbij een nieuwe gegraven.
Er zijn op het erf verschillende kuilen teruggevonden en uitgegraven, waarbij ook veel aardewerk naar boven is gekomen,
maar wel van een latere datum, ca. 1700-1800. In deze kuilen is het meeste Friese aardewerk gevonden.