Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Uit de kerkelijke archieven van Aartswoud

 

Het huidige kerkorgel

 

Verzameld door L. Th. van Meer, bewerkt door Louis Groen en Niek Dekker

 

In 1883 wordt begonnen met de bouw van de nieuwe kerk van Aartswoud. Het orgel dat in de oude gesloopte kerk had gestaan is doorverkocht aan Ruinerwold.

De secretaris van het kerkbestuur in Aartswoud begint meteen met ‘enig onderzoek omtrent een nieuw orgel in te stellen’, waarvoor op de begroting ook al ƒ. 5.000,- is uitgetrokken.

 

Begin 1884 worden bestek en tekening voor het nieuw te plaatsen orgel (kosten f. 6.500,-) door de fabrikant R.P. Ibach te Barmen in Duitsland ter goedkeuring aan kerkvoogden en notabelen van Aartswoud gezonden, die ze voor akkoord tekenen en aan hem retourneren.

Het zou per 1 september 1884 worden opgeleverd, maar de fabrikant laat weten dat ‘door de hitte van den afgeloopen zomer en de ziekte van het Hoofd der firm’ het orgel niet op tijd kon worden geleverd. Hij biedt echter ‘tot de tijd van plaatsing van het groote orgel’ gratis een hulporgel aan. Begin december kan de secretaris de vergadering berichten ‘dat de komst van het (grote) orgel nu haast te wachten is’, maar de vraag rijst ‘wie het zal gaan keuren?’ Het ‘mandaat der keuring’ wordt hemzelf opgedragen.

 

Jenever

Nu het zo ver is, moet er ook weer aan een orgeltreder gedacht worden. Nannes, die in april - toen het oude orgel voor verkoop was aangeboden - was ontslagen, schijnt er niet meer voor in aanmerking te komen. Wel hebben zich twee kandidaten gemeld namelijk R. Rempt en P. Rempt. De laatste wordt op 14 december 1884 ‘als oudste in jaren’ aangesteld. Over het vreugdebetoon bij aankomst van dit orgel vermelden de notulen - in tegenstelling tot de feestviering bij die van het eerste in 1850 - erg weinig; wel dat er ƒ 0,85 werd betaald aan L. Vorst ‘voor jenever bij aankomst en lossen van het orgel’ en voor dat beetje geld kon men in die tijd altijd nog ruim één liter van dat edele vocht kopen. Men besluit de betaling van het orgel in twee termijnen af te wikkelen; fabrikant Ibach zal zich voorlopig tevreden moeten stellen met ‘eene som van ƒ. 5.500,- om de overige ƒ. 1.000,- te betalen na de finale keuring’. Het orgel werd in de kerk geplaatst door A.M.Th. van Ingen.

Waren de feestuitingen bij de inwijding misschien minder uitbundig geweest, trots zijn de Aartswouders en het kerkbestuur wel op hun muziekinstrument. Een voorstel van het bestuur om met Hemelvaartsdag 1885 ‘een orgelbespeling te doen plaats hebben’ vindt dan ook algemene instemming. In de kast van het orgel staat dat het instrument op die dag ‘aan de Godsdienst’ werd gewijd.

Het ligt in de bedoeling daarbij ook enkele autoriteiten uit te nodigen, maar dan dient de kerk wel helemaal in orde te zijn. Dus worden ingeschakeld: Deutekom om te witten, Jb. Met om het orgel te lakken, K. Ott voor het ‘verven der lambrisering en ééns lakken van den preekstoel en P. Ott voor het verven van het achterschot van het orgel’.

Nu men toch geld aan het uitgeven is, wordt ook het traktement van de orgeltreder aan de orde gesteld en in dezelfde gulle bui bepaalt men dit op f. 12,- per jaar.

Uit de krant Nieuws van de Dag, 16 mei 1885.

 

Tractementje

In 1887 laat men ‘de orgeltreding wijzigen, zoodat zij ook voor handbeweging geschikt is’ (tot nu toe gebeurde dat met de voeten). Tevens wordt als vaste orgelstemmer de heer Van Ingen ‘orgelmaker te Amsterdam’ aangesteld. Behalve het stemmen verwacht men van hem ‘het repareren van kleine gebreken’. Hij krijgt hiervoor f. 25,- per jaar. Orgeltreder P. Rempt dient in 1890 een verzoek in om traktementsverhoging en krijgt er één gulden per jaar bij, wat voor hem voldoende is om aan te blijven.

Iemand waaraan de kerk veel gaat verliezen als men hem kwijtraakt, is organist D. Tates. In een bestuursvergadering van 10 April 1891 vraagt deze, in het algemeen zo bescheiden man, het woord en zegt ‘onder de tegenwoordige voor hem zoo moeilijke omstandigheden bezwaarlijk op een tractementje van ƒ. 200,- à 300,- hier te kunnen blijven, zoo daar althans woning en al moet afgaan, dat hij dus besloten heeft naar elders te vertrekken en vraagt dientengevolge zijn eervol ontslag uit zijne kerkelijke betrekkingen, namentlijk die van Organist bij de Herv. Gemeente alhier en van Secretaris en Ontvanger bij het Kerkbestuur. Moge het hem leed doen van die betrekkingen, waarmede hij als het ware door langdurige waarneming (organist 40½, Secretaris 24½, en ontvanger ongeveer 12½ jaar) vereenzelvigt is, te scheiden, onder de tegenwoordige moeilijkheid, waaronder hij gebukt gaat, kan hij niet anders handelen’.

Men laat Tates gaan en hij krijgt ‘een schriftelijk bewijs van eervol ontslag’, waarin de kerk de nadruk legt op haar ‘betuiging van innig leedwezen over het van hier gaan en dank voor de vele diensten’.

Onze ontroerde secretaris/organist laat zijn stem aan het einde van de vergadering nogmaals horen: ‘Hij kan deze vergadering niet laten voorbij gaan, zonder een innig woord van dank uittespreken aan de leden voor de welwillendheid, waarmede zij hem steeds behandeld hebben, voor het vele goede wat hij van de zijde van het Kerkbestuur steeds heeft ondervonden’.

Kort daarop neemt orgeltreder Rempt ook ontslag: hij kan het blijkbaar moeilijk zonder zijn oude organist stellen. H. Lak wordt nu in zijn plaats benoemd tegen f. 17,- per jaar als bezoldiging. W. Rol is - nadat Tates vertrokken was - aangesteld als opvolger van Tates, maar dan uitsluitend als organist, voor een jaarsalaris van f. 150,-.

Ontstemmen

Dankzij het kerkorgel begint de goegemeente van Aartswoud meer belangstelling in muziek te tonen en komen er bij het kerkbestuur verschillende aanvragen binnen van jongeren ‘om zo nu en dan het orgel te mogen gebruiken om zich in het orgelspel te oefenen’.

Het orgel in de kerk van Aartswoud.

Het bestuur vraagt zich af of die amateurs het orgel niet zullen ‘onstemmen’ en voelt er derhalve voorlopig nog maar weinig voor.

Intussen blijven verschillende inwoners aandringen om hun virtuositeit op het orgel te mogen bekwamen en krijgt S. Boot, die al wat ouder is en - naar men aanneemt - ook wat voorzichtiger, als eerste toestemming om twee keer per week, ‘maar iedere keer niet langer dan een uur’ te spelen.

Koeten achter het orgel.

 

Het opspelden van de medaille door burgemeester Breebaart.

 

Ook Jan de Geus junior mag op dezelfde voorwaarden zijn muzikaal talent ontplooien, mits bovendien ‘de windgeving ten dienste bij het orgelspel altijd door zijn vader zal gedaan worden’.

In 1902 krijgt Aartswoud zijn eerste organiste, Mej. Petronella Koorn, op een jaarwedde van f. 100,-. H. Lak - alweer enkele jaren op een loon van f. 20,- voor lucht zorgend - verzoekt om ‘zijn tractement als windgever bij het Orgel met een kleinigheid te verhoogen’; het wordt gebracht op f. 25,- per jaar ‘integaan den 1 Januari 1904’. Vijf jaar later oordeelt het kerkbestuur dat Lak al die jaren voor genoeg wind gezorgd heeft en ‘zijne werkzaamheden door zijnen hoogen ouderdom moeilijk meer kan verrichten, waarom besloten wordt hem, met 1 Januari 1910 zijn ontslag als zoodanig te geven, evenwel met behoud van zijn tractement’.

Dat modernisering niet altijd vooruitgang betekent, bewijst het verzoek in 1912 van organiste Petronella de Vries-Koorn om ontslag, daar het ‘haar door de nieuwe dienstregeling van de Tram bijna onmogelijk is geworden, het spelen van het orgel langer vol te houden’. Petronella krijgt ‘eervol ontslag tegen den 1 Januari 1913’.

Op 15 september 1930 solliciteert de heer Jan Koeten Thz. naar de functie van organist. Hij wordt aangenomen voor voorlopig één jaar tegen een salaris van f. 150,- per jaar.

Koeten houdt het lang vol, in 1970 krijgt hij, ter gelegenheid van zijn 40-jarig jubileum, de eremedaille in goud verbonden aan de orde van Oranje Nassau opgespeld door burgemeester D. Breebaart. Tekenend voor de armoedige situatie van Koeten is het geschenk dat voor hem wordt bedacht. Uit een brief uit 1970 van Th.J. van Eyck uit Beverwijk aan meester C. Dekker in Aartswoud: ‘Inderdaad het was schrijnend hem toen thuis aan te treffen, terwijl hij met slechts een elektrisch ventilatorkacheltje gewapend de kou buiten de deur trachtte te houden. Op dit terrein ligt, naar het mij voorkomt, het voor Koeten ideale geschenk. Hij zal hierdoor niet alleen verrast, maar ook zeer doelmatig geholpen kunnen worden. Mijn gedachten gaan met name uit naar zo’n gaskachel met gasfles of naar een eenvoudige oliekachel die slechts een aansluiting op de buitenmuur behoeft, een effectieve schoorsteen bezit “Vluchtoord” namelijk niet meer.’

Jan Koeten woonde in het huis dat zijn vader Thijs Koeten had gebouwd van hout van de rond 1870 gesloopte Westermolen van Aartswoud. Het huis stond aan de Weelkade, op de plaats waar later Klaas Kuin een huis heeft gebouwd. Nu is daar verloskundige praktijk Castania gevestigd.

Hiermee eindigen we ons relaas over het in 1884 gekochte orgel, dat nu alweer 133 jaar in de kerk van Aartswoud staat en er nog steeds uitstekende diensten bewijst.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall