Straatnamen in Hoogwoud
De Graaf Florisstraat
Door Niek Dekker
Graaf Floris V
Graaf Floris, voluit Floris V van Holland, werd geboren in Leiden op 24 juni 1254. Hij leefde slechts 42 jaar, maar heeft in die tijd een onuitwisbare indruk in de Nederlandse geschiedenis achtergelaten. Hij was een ambitieuze man, een krijgsman, maar ook een tacticus. Overwonnen tegenstanders liet hij vaak hun privileges behouden en hij legde niet te hoge belastingen op. Hij was degene die de opstandige West-Friezen er onder kreeg, ruim dertig jaar nadat zijn vader sneuvelde in het ijs van het Berkmeer Hij moest strijden tegen opstandig boerenvolk, pedante burgerij en twistzieke adel. Floris wist behendig te manoeuvreren, maar legde uiteindelijk het loodje toen ontevreden edelen tegen hem samenzwoeren.
Wapenschild graven van Holland.
Floris was de zoon van graaf Willem II en Elisabeth van Brunswijk. Willem was graaf van Holland en rooms-koning van het Duitse rijk. In 1256 probeerde hij de opstandige West-Friezen te onderwerpen. Hij zakte door het ijs van het Berkmeer en werd gedood. Op dat moment was Floris, zijn opvolger, nog geen twee jaar oud. Hij kwam onder voogdij te staan van zijn oom Floris en na diens dood van zijn tante Aleida van Henegouwen.
Op zijn twaalfde werd hij meerderjarig verklaard. Hij ging regeren onder de hoede van een raad van hoge edelen, van wie Gijsbrecht van Amstel de machtigste was. Floris deed veel ervaring op met intriges tussen de edelen. Later maakte hij daar kundig gebruik van.
Op zijn vijftiende trouwde hij met Beatrix van Vlaanderen. Het paar kreeg maar liefst elf kinderen (en Floris nog vijf of zes buitenechtelijke kinderen). De negen oudste overleden allemaal op jonge leeftijd. Alleen Margaretha en Jan bleven langer leven. Jan werd direct na zijn geboorte in 1284 verloofd met Elisabeth, de dochter van de Engelse koning Edward I en vanaf 1291 aan diens hof opgevoed. Een jaar na de dood van zijn vader Floris, in januari 1297, trouwde Jan met Elisabeth.
Graaf Florisstraat.
In november kwam zijn vrouw naar Nederland. Jan I liet het besturen over aan Wolfert van Borselen, en nadat deze werd vermoord, aan Jan van Avesnes.
Jan I
Deze was twee weken in functie toen Jan I, in 1299, overleed aan dysenterie. Er was nog geen opvolger geboren, het Hollandse huis was daarmee uitgestorven.
Floris was zeer ambitieus, in 1272, op zijn achttiende, deed hij een eerste poging om de Westfriezen eronder te krijgen. Hij was er op gebrand om de dood van zijn vader te wreken. Hij liet dammen en dijken aanleggen tussen Alkmaar en Oudorp om met zijn ruiterij te kunnen aanvallen.
De ‘Kronyk van den clerc uten laghen landen bi der see’ meldt: “Hi dedet dycken ende dammen van Alcmaer tot Outorp toe, ende tOutorp dede hyt oic dammen te lande waert in, ende dede onder sinen volke een gebot doen, dat elc man hoy ende stro draghen soude toten dammen, ende beval die dycken wel te bewachten mit scutte ende ander weer.”
De Westfriezen vernielden die waterwerken onmiddellijk. Floris viel toch aan, maar kon niet op tegen de aloude Westfriese guerrillatactiek. Na dit mislukte offensief, kwamen ook de Kennemers en Waterlanders tegen hem in opstand. In 1274 maakte hij hier een einde aan. Een jaar later verleende hij Amsterdam een tolprivilege. Het is de eerste keer dat de stad met name wordt genoemd.
In 1277 werd hij in Den Bosch tot ridder geslagen. In 1278 nam hij de opstandige stad Utrecht in en in 1280 liet hij het Muiderslot bouwen.
Lakzegel Floris V.
In dat jaar nam hij ook Gijsbrecht van Amstel gevangen, die zich eerder tegen hem had gekeerd.
Een andere edele, Herman van Woerden, vluchtte het land uit nadat Floris Montfoort had ingenomen.
In 1282 achtte hij de tijd rijp om de Westfriezen opnieuw aan te vallen. Hij landde met een vloot bij Wijdenes en versloeg de Westfriezen in de slag bij Schellinkhout. Onder commando van Nicolaas van Cats trok de cavalerie over een droge landrug naar Hoogwoud. Het dorp werd geplunderd en platgebrand. De meeste inwoners overleefden deze aanval niet.
In 1739 beschrijft G. Eikelenberg het gebeurde als volgt: ‘De wederzijdse krijgsbenden daar op elkaar aanhortende, vermengden zich in een woedent gevegt. Twaalfhonderd Vriezen bedekten de velden van Hoogtwoudt met hunne lijken. De overige staaken op de vlugt met al wat hen van hunne thuisgebleven landgenooten kon volgen. De Hollanders toen hen nazettende bespreiden wijdt en zijdt den bodem met dooden, plonderden het dorp en maakten er door ’t vuur eene ysselijke verwoesting’.
Floris was op zoek naar de plaats waar zijn vader in 1256 was begraven. Hij vond een oude man die, met de verzekering dat zijn leven zou worden gespaard, bereid was die plek aan te wijzen.
Muiderslot.
Kroniekschrijver Melis Stoke liet hem zeggen: ‘In dit huys, achter den haert, suldi den coninc vinden….Daer leyt de coninc in een scrine’. Volgens een kroniek uit ± 1490 liet Floris de woning afbreken en op die plaats een Mariakapel bouwen. Het lijkt aannemelijk dat op die plaats de huidige Hervormde kerk staat.
Aanwijzing begraafplek.
Het gebeente van Willem werd in een kist naar Utrecht gebracht. Na een plechtige uitvaartdienst vervoerde men zijn overblijfselen naar de abdijkerk van Middelburg. In deze kerk lagen al Willems broer Floris de Voogd, zijn grootmoeder gravin Ada en zijn vrouw Elisabeth begraven.
Kasteel Radboud.
In 1285 verzoende Floris zich met Gijsbrecht van Amstel, die dan vijf jaar gevangen heeft gezeten. In 1286, na de dood van koning Alexander III, wierp hij zich op als pretendent voor de Schotse troon. Zijn familierelatie met het Schotse koningshuis was zijn overgrootmoeder Ada van Schotland. Hij maakte echter geen kans en koning Edward I bleek hier geen bondgenoot, maar een rivaal te zijn. Deze bracht Schotland voor een deel en tijdelijk onder Engelse invloed.
In 1288, na de Sint-Luciavloed, stond West-Friesland voor een groot deel onder water. Floris maakte hier dankbaar gebruik van door met zeilschepen het binnenland in te trekken. Door de beroerde omstandigheden stuitte hij op weinig weerstand, heel West-Friesland werd nu onderworpen. Om te voorkomen dat ze hem opnieuw zouden lastigvallen, liet hij een aantal dwangburchten bouwen. Zijn aanval over water en het bouwen van burchten was waarschijnlijk geïnspireerd door koning Edward I, die rond 1277 op deze manier Wales eronder had gekregen. De belangrijkste burcht was kasteel Radboud in Medemblik.
De andere verrezen bij Wijdenes, Alkmaar (Nieuwburg en Middelburg) en Eenigenburg (Nuwendoorn).
Hij was wel zo slim om de bevolking niet het vel over de oren te halen. Hij sloot in 1289 een aantal capitulatieverdragen en verleende bijvoorbeeld het Houtwouderambacht een keur. Hij stelde baljuws aan en werkte samen met boeren en burgers. Dat was modern in die tijd. Hij kreeg daarom onder de edelen de minachtende bijnaam: ‘der keerlen God’, ofwel de God van de vrije mensen van lage afkomst, zoals boeren. Hij deed ook moeite om de welvaart in zijn gebieden te verhogen. Zo richtte hij hoogheemraadschappen op om de waterhuishouding en het dijkbeheer centraal te regelen. In dit jaar verzoende hij zich ook met Herman van Woerden, die acht jaar verbannen was geweest.
Zijn pogingen om na West-Friesland ook Friesland in te nemen mislukten.
Aan twee veldtochten hield hij niet meer dan een bruggenhoofd in de huidige provincie Friesland over. Wel wist hij in Zeeland zijn grondgebied uit te breiden. Hij wist het aanzien van Holland enorm te vergroten. Een groot deel van de huidige buitengrenzen van Noord- en Zuid- Holland zijn door hem bepaald.
De Ridderzaal.
Vader Willem II was de bouw van het Binnenhof in Den Haag begonnen. Het moest een paleis worden dat paste bij zijn status van Rooms-Koning en potentieel keizer. Floris bouwde het af, de Grote Zaal of Ridderzaal is door hem neergezet. In de gebouwen zijn symbolen te vinden, die verwijzen naar de koninklijke status die hij nastreefde. In de strijd tussen de Engelsen en de Fransen had Floris lange tijd de kant van de Engelse vorst gekozen.
Zowel zoon Jan als dochter Margaretha werden met kinderen van Edward I verloofd. Dit was voor hem zeer voordelig in verband met handel en steun bij oorlogsvoering. Echter in 1296, koos hij de kant van de Franse koning Filips IV (de Schone). Belangrijkste reden daarvoor was waarschijnlijk zijn conflict met graaf Gwijde van Vlaanderen over de leenrechten van Zeeland bewesten de Schelde. Edward steunde hem daar niet in. Tezelfdertijd deed Filips aan Floris, ook financieel, aanlokkelijke voorstellen.
Floris erkende Filips toen als zijn leenheer, hoewel zijn zoon Jan nog in handen was van de Engelsen. Deze stap heeft hem waarschijnlijk ‘de kop gekost’. Het vermoeden is, dat koning Edward een aantal ontevreden edelen heeft overgehaald om Floris gevangen te nemen. Tijdens een valkenjacht werd hij door Gijsbrecht van Amstel, Herman van Woerden, Willem van Zaanden, Arent van Benschop, Gerard van Craayenhorst, Willem van Teylingen en Gerard van Velsen gevangengenomen. Het nieuws hierover verspreidde zich snel onder het volk waar Floris populair was.
Op 27 juni 1296 verlieten de edelen met Floris het Muiderslot. Zij stuitten onderweg op een groep Gooilanders uit Naarden die Floris, in levende lijve, kwamen opeisen. Gerard van Velsen die vooruit reed, trok zijn zwaard, reed terug en hakte op Floris in. Deze zat met handen en voeten op zijn paard vastgebonden. Ondanks dat probeerde hij te vluchten, zijn paard steigerde waardoor het zwaard van Van Velsen in de eerste slag de handen van Floris afhakte. Hij viel op de grond waar Van Velsen en twee anderen op hem in bleven steken. Daarna vluchtten de ontvoerders. Floris bezweek niet veel later aan de 22 steekwonden die hem waren toegebracht. Gerard van Velsen werd later opgepakt, gemarteld en ter dood gebracht. Gijsbrecht van Amstel en Herman van Woerden verloren al hun bezittingen en werden voor het leven verbannen.
Floris vermoord.
In de Sint-Laurenskerk van Alkmaar staat een schrijn met daarbij een plaquette uit de 17de eeuw waarop staat dat die de ingewanden van Floris bevat. De mannen uit Naarden die hem dood aantroffen, hebben zijn lichaam gebalsemd en per schip naar de oude kerk van Alkmaar gebracht, waar hij onder ‘een wittige steen’ een tijdelijk graf kreeg. Floris’ zoon Jan I bracht het stoffelijk overschot in april 1297, na de slag bij Vronen, over naar de abdij van Rijnsburg. De oude kerk van Alkmaar werd in de 15de eeuw vervangen door de Laurenskerk, de schrijn bleef bewaard. De abdij in Rijnsburg werd in 1574 verwoest en het graf van graaf Floris verdween.
Binnen veertien dagen na de dood van Floris vielen de Westfriezen de gehate dwangburchten aan. De burcht bij Wijdenes en Slot Nuwendoorn werden met de grond gelijk gemaakt. Kasteel Radboud hield stand en werd belegerd om de bewoners uit te hongeren. De kastelen bij Alkmaar konden ook niet worden ingenomen. In het voorjaar van 1297 werden de Westfriezen bij Vronen verpletterend verslagen.
Tegen hun gewoonte in vochten ze met alleen voetvolk een openlijk gevecht uit met de Hollanders en Zeeuwen, die over een grote cavalerie beschikten. Ze werden van drie kanten overlopen, er sneuvelden op die dag, 27 maart 1297, naar schatting zo’n 3500 Westfriezen.
Schrijn in de Laurenskerk.
Het dorp Vronen werd platgebrand. Op deze dag kwam er een einde aan de boerenvrijstaat die West-Friesland eeuwenlang was geweest. Pas in de 15de eeuw werd in de buurt weer een dorp gesticht, het huidige Sint Pancras.
Floris’ zoon Jan I stierf in 1299, op 15-jarige leeftijd, met zijn dood kwam er een einde aan het Hollandse Huis. De graventitel ging naar Jan van Avesnes onder de naam Jan II, waardoor Holland voortaan werd geregeerd door Henegouwse heren.
De naam Graaf Florisstraat werd bij raadsbesluit officieel vastgesteld op 4 februari 1964.
Bronnen:
- Historisch Nieuwsblad, nr. 3, 2012
- Wikipedia
- Jaarboek Stichting Hoochhoutwout, Knobbe en Groen, 1996
- Wi Florens, red. De Boer, Cordfunke en Sarfatij, Stichting Matrijs, 1996
- Een kijkje in de geschiedenis van Hoogwoud en Aartswoud, B. Voets, 1977.
Straatnaambord.