Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Van zilveruitjes naar staal – Deel 1

Door Bep de Haan

Arie van der Fluit werkte vanaf zijn lagere schooltijd als boerenknecht. Een leven van lange dagen hard werken en vaak wisselen van baas en woonplaats. Op zijn vijfendertigste begon hij een eigen tuinbouwbedrijf aan het (Groene) Wuiver G57 in Hoogwoud. Vijf jaar later ging hij in ploegendienst bij Hoogovens werken. Weer twee jaar later nam hij een ingrijpende beslissing. Hij verhuisde van Hoogwoud naar Heemskerk wegens zijn werk in IJmuiden. Wat een overgang moet dat zijn geweest voor deze buitenman en zijn gezin.

Arie van der Fluit (1937).

 

In een boerendorp als Hoogwoud was het nog ongebruikelijk dat iemand in ploegendienst ging werken. Het dorpsleven was afgestemd op de gebruiken en gewoontes van de boer. Alles draaide om de melkerstijd, van kerktijd tot etenstijd. Het gaf in die tijd geen pas als een gezonde man overdag liep te wandelen. Er moest immers gewerkt worden. Anno 2018 is het moeilijk voor te stellen dat men toen zo dacht.

Ouderlijk gezin Arie van der Fluit (1936).

 

In Heemskerk liet Hoogovens woningen bouwen voor zijn werknemers. Pas eind jaren 60 bouwde Hoogovens ook eigen woningen in Hoogwoud en omstreken en werd er gezorgd voor goed vervoer naar het werk. Hierdoor hoefden de nieuwe werknemers niet meer uit hun vertrouwde omgeving te verhuizen. Maar in het begin van de jaren 50 was dat nog niet mogelijk.

Arie van der Fluit

Arie werd geboren op 26 april 1916 in het kleine dorpje Zijdewind, waar hij opgroeide samen met vier broers en tien zussen. Grote gezinnen waren geen uitzondering en allen leerden op zeer jonge leeftijd dat iedereen moest bijdragen aan het gezinsinkomen. In die tijd had je nog geen openbaar vervoer op het platteland en omdat Arie zich geen fiets kon veroorloven was lopen de enige optie. Had je het geluk werk te vinden op je eigen dorp, dan kon je ’s avonds dagelijks je eigen bed opzoeken maar helaas lukte dat niet altijd. Na zijn lagere schooltijd moest de jonge Arie van der Fluit al in de kost bij een boer buiten het dorp. Hij vond werk op een boerderij in de Lage Hoek en verbleef daar de hele week. Alleen op de zondag ging hij naar zijn ouderlijk huis. De vuile was werd dan bij moeder afgegeven en de schone en verstelde kleding kreeg hij weer mee. Hoe lang hij daar heeft gewerkt is onbekend, maar wel is bekend dat hij deze dienstbetrekking heel abrupt heeft beëindigd. De aanleiding was een doosje lucifers die hij had gevraagd aan de boerin. In die tijd rookte men al op jonge leeftijd en zijn eigen lucifers waren op. Hij heeft een doosje gekregen maar toen hij op zaterdagavond zijn karige weekloon in ontvangst nam, bleek dat er vijf cent in mindering was gebracht. Arie had al op jonge leeftijd een enorm rechtvaardigheidsgevoel en wat hij toen deed was typerend voor zijn karakter: hij heeft zonder iets te zeggen zijn spullen gepakt en is lopend terug naar huis gegaan. Toen hij eindelijk in Zijdewind aankwam was iedereen al naar bed. Hij klopte op het kamerraam van zijn ouders en werd warm ontvangen. Zo eindigde de eerste dienstbetrekking van Arie. Voor en na zijn trouwen heeft Arie diverse dienstbetrekkingen gehad als boerenknecht.

Het vele verhuizen van de familie van der Fluit wordt hierdoor verklaarbaar. Waarschijnlijk zag Arie iedere keer weer nieuwe kansen. Aan de hand van het trouwboekje kunnen wij het jonge gezin volgen. Dit geeft namelijk aan waar en wanneer de kinderen zijn geboren en in welke R.K.-parochies ze gedoopt zijn. Het doopsel diende namelijk te gebeuren in de kerk van de parochie waartoe het gezin op dat moment behoorde. Adrianus (Arie) van der Fluit en Wilhelmina (Mina) Boots zijn getrouwd op 26 April 1939. Het burgerlijk huwelijk vond plaats in het gemeentehuis van Hoogwoud. Het kerkelijk huwelijk werd gesloten in de parochiekerk van Hoogwoud door pastoor Bitter. Hoe Arie zijn vrouw heeft ontmoet weten we niet, maar wel is bekend dat zij is geboren en getogen in de Lage Hoek. Vlakbij de eerste dienstbetrekking van Arie. Misschien was er in die periode al een klik tussen die twee? Helaas kunnen we dat niet meer achterhalen.

Huwelijksfoto Arie en Mina.

 

Veel verhuizingen

Aan de hand van de doopregisters weten wij dat Arie en zijn gezin vele malen verhuisd zijn. Hun eerste kind werd geboren op 5 februari 1940. Zij kreeg de doopnaam Elizabeth (Bets) en het trouwboekje vermeldt dat deze geboorte is aangegeven in de gemeente Harenkarspel en dat zij werd gedoopt in de H. Wulframkerk te Waarland. Op 13 december 1941 werd Wilhelmina (Wil) geboren in Hoogwoud. Zij is gedoopt in de kerk St. Jans Geboorte te Hoogwoud. Arie werkte inmiddels dus voor een andere baas. Onbekend is waar hij toen werkte. Hij woonde toen aan de Langereis A35. Wilhelmina werd dus geboren aan het begin van de Tweede Wereldoorlog (Zou ze vernoemd zijn naar de toenmalige koningin in ballingschap?). Hun eerste zoon Theodorus (Theo) werd op 11 september 1943 ook geboren in Hoogwoud en gedoopt door pastoor Bitter. Deze pastoor doopte ook Catharina (Tiny) die werd geboren op 17 november 1945. Vervolgens verhuisde het gezin naar de Baarsdorpermeer, gemeente Berkhout, waar hun tweede zoon Jacobus (Sjaak) werd geboren op 21 november 1946 en gedoopt in de kerk van Zuidermeer. Ook Adrianus (Ad), geboren op 29 augustus 1949, werd gedoopt in deze kerk.

Gezin Boots, moeder Mina onder het kruisje.

 

Hoe lang ze daar gewoond hebben is niet bekend. Zij woonden daar in ieder geval nog op 5 juni 1951, wat te zien is op een rekening betreffende de huur van een distributieradio op een adres in Berkhout. Aan de hand van stortingen aan een Spaarkas kunnen wij opmaken dat Arie zijn uiterste best deed om eens, als zelfstandig bouwer, een eigen stuk grond te kunnen kopen en bewerken.

Gezin Arie en Mina. 
Boven van links naar rechts: Nel, Bets, Theo, Wil, Ad.
Onder van links naar rechts: Tiny, vader Arie, Jan, moeder Mina, Sjaak, Piet.

 

 

Eigen baas

In 1951 ging zijn wens in vervulling, eigen baas op eigen grond. Aan het Groene Wuiver in Hoogwoud zag hij kans een klein huis te kopen van de heer Rood Jzn. Dit is te volgen via de grondbelasting die dan op naam komt van A. van der Fluit. Het was natuurlijk heel hard werken om een gezinsinkomen te verdienen en daarnaast was je als tuinder ook altijd heel afhankelijk van het weer. Uit facturen blijkt dat Arie voor zaadbedrijf van Waveren gladiolenbollen kweekte. Hoogstwaarschijnlijk is het gezin in de zomer van 1951 verhuisd, omdat er een rekening bewaard is gebleven die gemaakt is op 13 augustus 1951 door fietsenmaker Arie van Duin. Op 24 december 1951 werd Petronella (Nel) geboren. Ze werd gedoopt in Hoogwoud, evenals Petrus-Maria (Piet), 5 februari 1955 en Johannes Cornelis (Jan), 12 maart 1958. In de zomer van 1951 kocht Arie de grond van Cees van Stralen aan het Groene Wuiver. Hij had nu een eigen huisje met bijbehorende bouwgrond. Zijn grootste wens ging in vervulling. Hij werd zelfstandig ondernemer. Voor die tijd was het nog vrij ongebruikelijk dat een tuinder zich in Hoogwoud vestigde. De dorpen Hoogwoud en Aartswoud bestonden van oorsprong uit veehouders, arbeiders en middenstanders. In de jaren 30 van de vorige eeuw kwam daar verandering in toen tuinder Wouter Hoogland, samen met zijn zonen zich ging vestigen aan het Groene Wuiver in Hoogwoud. Wouter was de eerste tuinder van Hoogwoud. In eerste instantie verbouwde Arie grove gewassen zoals aardappelen, uien en kool. Later kwam daar het fijnere werk voor in de plaats, zoals zilveruitjes, Chinese kers, gladiolen en violen voor het zaad, die moeder Mina verzorgde. Vader Arie werkte tevens in de Wieringermeer in de akkerbouw voor een extra inkomen. Violenzaad werd afgenomen van nv Sluis & Groot uit Enkhuizen. Het belang van verse groente en vitamines onderkende men toen nog niet, groente werd ‘bai-spul’ genoemd. Met heel hard werken en met de hulp van alle gezinsleden (zilveruitjes oogsten) konden ze aardig rondkomen. Daarnaast was het goed wonen aan het Groene Wuiver.

Huis aan het Groene Wuiver.

Arie met zilveruitjes.

Overeenkomst met Sluis en Groot.

In de zilveruitjes, v.l.n.r. Theo, Sjaak, vader Arie, Nel, Tiny en Ad.

Plank van een gaasbak van Arie.

Rechtvaardig

Arie was een echte doorzetter en zoals eerder beschreven een man met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Dat blijkt uit de volgende anekdote: Toen de jongens oud genoeg waren om tijdens de schoolvakantie te werken gingen ze naar de Wieringermeer om daar te helpen bij het piepers rooien. Daar werd met de baas van dat bedrijf een vaste prijs afgesproken. Maar als het jouw taak was om de volle kisten op de vrachtwagen te zetten dan leverde dat een meerprijs op. Op een dag kwamen de jongens veel later thuis dan normaal. Ze vertelden vader dat ze de boer moesten helpen met het laden van de zware kisten in de vrachtwagen. Toen Arie hoorde dat de jongens daar niet volgens afspraak een extra vergoeding voor kregen pakte hij de fiets richting Wieringermeer om daar zijn beklag te doen. Hij kwam ’s avonds laat thuis met de extra toeslag waar de jongens recht op hadden. In zijn vrije tijd was Arie een gedreven vakbondsman en zijn hobby was zingen als voorzanger in menig kerkkoor, gregoriaans uiteraard. Met zijn lengte (bijnaam de Paus) en mooie stem was hij voor de koren een perfect lid. Het leven als tuinder was hard. Altijd afhankelijk van het weer en de markt. Wat was Arie trots toen de prijs van de zilveruien zo goed was, dat hij eigen gaasbakken kon bestellen met zijn naam erop! Helaas was de opbrengst uit de tuinderij en het schoffelen in de Wieringermeer meestal onvoldoende om van rond te komen. Vader Arie ging weer op zoek naar meer inkomsten. In die tijd ronselden veel fabrieken nieuwe werknemers, bijvoorbeeld via de vakbonden. Hoogovens, Verkade, Van Gelder Papier en bedrijven uit de haven van Amsterdam. Niet alleen tuinders, maar ook middenstanders en pluimveehouders maakten daar gebruik van. Om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken lieten de bedrijven bussen rijden door de dorpen om het personeel op te halen. In het blad Samen, dat maandelijks door Hoogovens werd uitgegeven, staat zijn naam in maart 1956 vermeld als nieuwe werknemer. In die eerste jaren moest hij nog fietsen naar het café de Otter, gelegen op de hoek Gouwe / Boekelweg (later café de Egelantier). Daar kwam de Hoogovenbus de werknemers ophalen en daar voegden zich ook de werknemers uit De Weere bij. Hij is dan werkzaam in de koudbandwalserij van Breedband. Van een buitenman moet dat werken in een fabriek en ook die ploegendienst veel hebben gevraagd. Een zelfstandig leven leiden, was een lang gekoesterde wens van Arie van der Fluit. Helaas zaten daar in de jaren 50 nog veel minpunten aan. Na de Tweede Wereldoorlog is er voor mensen in loondienst een goed sociaal stelsel opgebouwd. Men kreeg kinderbijslag, was verzekerd bij ziekte of ongeval. Vakantie en vakantiegeld behoorden voortaan ook tot de rechten van de werknemer. Voor de kleine zelfstandige was er nog geen recht op kinderbijslag, dat kwam in 1960. Veelal was je ook heel slecht verzekerd bij ziekte of ongeval. Hoogovens daarentegen hanteerde een heel goed sociaal beleid. Dit alles moet hebben meegewogen bij het nemen van zijn besluit om zijn zelfstandigheid op te geven om zijn grote gezin meer kansen te bieden.

Werknemers in de bus (1957).

Busstation op terrein Hoogovens.

 

 

 

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall