Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Herinneringen van Pé en Duw Groot – Deel 3

Door Martien Hoogland

 

Eind jaren zestig had mijn vader Maarten Hoogland een kaartersrondje met bakker Oostrom, Dirk Jonker, smid Jaap Groot en Piet Vlaar. Piet was getrouwd met Duw Groot, geboren op 5 januari 1919. Eens in de maand kwamen de vrouwen mee en Duw genoot van die avonden. Ademloos keek ik vanuit de stoel bij de kachel toe hoe de mannen het spel pandoer speelden, praatjes maakten en hun bolknakken oprookten. Veel later noemde Duw haar oudere broer Pé die in Poeldijk woonde. In juli 2009 ging ik erheen en werd er hartelijk ontvangen. Pé was met 93 jaar nog steeds kras en dat gold zeker voor zijn vrouw Truus. Ik stuurde de tekst van ons gesprek op en kreeg in 2015 van zijn dochter zijn herinneringen terug, die Pé op papier had gezet. Deel 1 van het verhaal is te lezen in ons jaarboek 2017: Ieder ’t Zijne, deel 2 in jaarboek 2018: Effies trugkoike.

Pé en Duw Groot (ongeveer 1925).

Op 26 juli 2017 bezocht ik Duw die net, op 98-jarige leeftijd, naar Zandhove was verhuisd. De was hing buiten te drogen en het huis was aan kant. Samen met dochter Maria pluisden we de fotoboeken door.

In 2018 zou ik Duw weer bezoeken maar haar gezondheid liet te wensen over.

Toch vierde ze op 4 januari 2019 haar honderdjarige verjaarsfeest, omringd door haar familie. ‘We zijn nog lang niet dood hoor’, verklaarden Duw en schoonzus Truus eensgezind.

In november 2017 bezocht ik Truus de Boer in haar huis in de Jordaan in Amsterdam. Ze kwam in 1942 op 13-jarige leeftijd als hulp in de huishouding van het gezin Vlaar en bleef er tot 1945. Broer Martin werd thuisgehaald bij Maarten Hoogland en Nelie Schilder van Herenweg 38.

Pé als soldaat rechts op de foto.

 

De oorlogsjaren

Pé: ‘In 1940 werd ik onder de wapenen geroepen en maakte het bombardement op de Alblasserwaard mee, waar vele tientallen doden vielen. Na de capitulatie ging ik terug naar Hoogwoud waar ik twee jaar voor rietdekker Cor Luiken ging werken en wel als rietstopper op de daken van boerderijen in de Wieringenmeer, samen met een ploeg jongens. Ik lag in de kost bij Kees Rijk aan de Schelpenbolweg.

Toen er geen hout meer was voor de daken raakte ik mijn werk kwijt.

Ik ging bij elektricien Jan de Vries uit Aartswoud werken als koetsier. Met paard en wagen haalde ik palen op uit Hoorn voor de aanleg van hoogspanningsmasten. De Vries was lid van de NSB en werd burgemeester van Hoogwoud tijdens de Tweede Wereldoorlog nadat burgemeester Hoogenboom was opgepakt.

Op een dag in 1945 vroeg hij of ik iets afwist van de diefstal van vlees bij slager Dam uit de Weere. Het gerucht ging dat het verzet dat had gedaan.

Ik zat in het verzet en vond het toen verstandiger om ontslag te nemen. Een keer verbleef ik met andere verzetsmensen in de boerderij van Hil Schipper, met twee commandanten uit Zaandam en Amsterdam. Ze kregen bezoek van twee Duitsers. De commandant gebood om niet te schieten, maar iemand kon zich niet beheersen en schoot beide Duitsers dood. Aan het einde van de oorlog verbleef ik nog een paar maanden in Alkmaar om NSB-ers op te sporen. Ze werden naar Veenhuizen gestuurd. Het ging er niet altijd redelijk aan toe.’

Het sjouwen van palen voor hoogspanningsmasten in Wormer.

 

In 1942 trouwde Duw met Piet Vlaar. Ze gingen wonen op Herenweg 34, het ouderlijk huis van Piet. Tijdens hun bruidsdagen ging het verloofde stel met paard en wagen naar ome Jan Vlaar in de Schermer. Hun huwelijk vond plaats op 2 september 1942. Duw droeg een mooie bruidsjurk. Op de trouwdag had het echtpaar eerst een onderhoud met pastoor Bitter. Hij deed zijn naam eer aan en het onderhoud was bitter, herinnert Duw zich. Daarna volgde een gezongen huwelijksmis met het mannenkoor en de bruiloft die gehouden werd op de koegang van Vlaar. Duw kreeg in de oorlogsjaren twee kinderen, namelijk Kees (genoemd naar opa Vlaar) en Hans.

In 1942 kreeg Duw hulp in de huishouding in de persoon van Truus de Boer uit Spanbroek. Truus was dertien jaar oud en haar moeder Grietje Molenaar was net overleden, waarbij ze elf kinderen achterliet. Diverse kinderen werden uit huis geplaatst. Dat was weer een opeter minder aan tafel, zo werd gerekend.

Boerderij Herenweg 34

Truus sliep aanvankelijk in de bedstee achter in de koestal. Dat was een wereld met eigen geuren en geluiden. Ze herinnert zich nog steeds het geluid van kakkende koeien: plop, plop-plop-plop. Na een

korte periode kreeg ze de bedstee in de huiskamer. Dat was de knappe kamer met mooie stoelen rondom de tafel en met foto’s van de ouders Vlaar aan de muur. Moeder Vlaar had daar de kap op.

Truus hielp op maandag met de was. Het washok bevond zich achter in de boerderij, compleet met een vuurduvel voor het koken van het water. Uiteindelijk hing de was te wapperen aan waslijnen in de boomgaard tot ze droog was. ‘Is alles binnen’, zei Duw dan. ‘Ja hoor; ook de slopen, ja hoor; en dat, ja hoor; en de knijpers, ja hoor.’

Dat ritueel herhaalde zich elke maandag, herinnert Truus zich. Duw kookte zomer en winter in de keuken die zich bevond in een deel van de lange regel aan de voorkant van de weg.

Deze keuken was goed ingericht, compleet met een aanrecht en zelfs een elektrisch fornuis. Het eten was goed in huize Vlaar. Er kwam vlees op tafel, afkomstig van een varken dat geslacht was. De melk van de koeien werd afgeroomd en gekarnd tot boter. Truus heeft dat ook gedaan. Wel kwamen er hongertrekkers langs de deur. Dat waren arme drommels met afgetrapte schoenen of zelfs houten kleppers aan.

Truus gaf ze brood.

Meestal stond vader Piet ze te woord. Hij ruilde dan boter voor kleding, die bewaard werd in de linnenkast. Piet had de sleutel van deze kast. Onderduikster Corry vernaaide deze lappen stof op de naaimachine.

Verzetsgroep Hoogwoud-Opmeer. Vlnr boven: Puck Stam, Nic Vlemming, Daan de Jonge (Zwarte Daan), Jac Rietsema (Piet Stam), Muus Konijn en Gerard Tulp.

Middelste rij: Henk Dijkstra, Dirk Huijsen (Avenhorn), Manus Hofland (Curacao of Toffie) en Tonnes Heres.

Voorste rij: Bé de Vrij en Barend Mes (Gerard Molenaar).

 

De ondergrondse

Piet en Duw boden onderdak aan onderduikers in de persoon van het echtpaar Corry en Wim uit Haarlem en ene Tinus uit Den Haag, zo herinnert Truus zich. Verder was Piet nauw betrokken bij de ondergrondse. In de huiskamer werd regelmatig vergaderd door meester Tulp, Muus Knijn uit de buurt Dillenburg nabij Zandwerven, de Fries Henk Dijkstra die bij Aurora werkte en Zwarte Daan. Deze mensen kwamen ook overdag regelmatig langs. Achter het houten schot van een diepe kast in de koestal waren zelfs wapens verstopt. Dit alles leidde tot een razzia die aan buurvrouw Afie Breed het leven kostte. Het was 5 maart 1945.

Dit drama begon met de komst van Nederlandse landwachters die vanaf de viersprong in Hoogwoud de huizen langsgingen om fietsen te vorderen. In het interview met Dirk Klaver in het jaarboek 1995 lezen we dat Wim en Tinus de Landwacht zagen komen en vanaf het erf van Klaver het vuur openden. Een van de Landwachten raakte daarbij gewond. Ze schoten terug waarbij een kogel de woonkamer van Klaver binnendrong en een kogel de ruit van de woonkamer van Vlaar vergruizelde.

Het vervolg staat Truus nog goed voor de geest. Wim en Tinus vluchtten het weiland in richting de Gouwe, met achterlating van hun wapens. De Landwacht vroeg versterking van Duitsers die uit Alkmaar naar Hoogwoud kwamen. De landwachters doorzochten de boerderij en vonden fietsen die verstopt waren onder het hooi in de hooiberg. Een van hen ging toevallig op een stuur staan. Tegelijkertijd waren er ook Duitsers op het erf gekomen en werden de fietsen tegen het hek aan de weg gezet. Piet moest daar ook gaan staan. Op dat moment kwam een jongetje aanrennen en zei: ‘Mijn tante is dood.’ Het bleek buurvrouw Afie Breed te zijn. Het jongetje was een neef uit Amsterdam die bij Breed verbleef. Afie was achter de deur gaan schuilen en werd getroffen door een verdwaalde kogel. Een van de Duitsers zei tegen Piet: ‘Artz holen.’ Deze opdracht om een dokter te halen was zijn redding. Piet stapte op de fiets en ging richting Opmeer. Rustig aan, om geen argwaan te wekken, aldus Truus die vanuit het raam van de keuken toekeek. Piet was gekleed in een overall en steunde zijn ellebogen op het stuur en dook meteen onder in de Lage Hoek. Op het moment van de schietpartij bevonden Duw en de kinderen Kees en Hans zich in de keuken. Truus pakte nog haar klompen van de koegang, maar een van de landwachten beet haar toe om de deur dicht te doen. Ze vluchtten naar de ouders Groot die tegenover de kerk woonden. Op een avond gingen Duw, de kinderen en Truus met de brik naar het gezin Hoogland in de Weere. Het was spertijd en dus verboden om op straat te zijn. Maar het ging goed. Daar aangekomen had Hans in zijn broek gepoept. Truus moest hem schoonmaken, maar wist niet waar de kraan zat. Later hoorde Truus dat haar zus de schietpartij had gehoord. Ze diende bij Dirk Scholten aan de Koningspade die daar een tuinderij had met druivenkassen. Dirk zat ook in het verzet en kreeg regelmatig bezoek van de paters van het klooster uit Niedorp.

Na de oorlog werd bovenstaande gebeurtenis uitgebeeld met poppen.

Na een kleine week keerde het gezin Vlaar weer terug naar de boerderij. Wel hadden de Duitsers allerlei spullen meegenomen, zoals de inhoud van de linnenkast en flessen brillantine. De wapens hadden ze niet gevonden. Gelukkig maar. De zusters Langedijk hadden inmiddels het huis opgeruimd. Ze troffen er een bende aan.

Verder werd het raam van de woonkamer gemaakt. Het leven bij Vlaar hervatte zijn gewone gangetje alsof er niks gebeurd was. Dat gold ook voor de ondergrondse. Nog steeds zag Truus wel eens een revolver en munitie slingeren. Dat was gewoon slordig.

Na de oorlog

Pé: ‘In mei 1945 maakte Hoogwoud zich op voor de bevrijdingsfeesten.

Deze werden gevierd in een tent op het land van Schouten aan de Herenweg. Maarten Hoogland was bezig om de verlichting aan de weg in orde te brengen en vroeg mij om assistentie. Dat kon en ik had zelfs twintig meter kabel bij me die ik uit Nijmegen had meegenomen.

Daar had ik buurmeisje Trien de Haan bezocht die daar in een sanatorium van tbc herstelde. Er werd een gemaskerd bal georganiseerd en meester Tulp ging naar pastoor Bitter om te vragen of dat mocht.

Pastoor Bitter had bezwaren, maar Tulp trok zich daar niets van aan en kwam terug met de mededeling: ’Het mocht’. Het feest ging door met muziek op de accordeon verzorgd door Schermer. Op die dag regende het en het land werd bestrooid met stro om de voeten droog te houden. Daar leerde ik mijn vrouw Truus Groot kennen. Zij was geboren in Heerhugowaard, werkte in Middenmeer, maar kwam graag naar café Breed in Hoogwoud en café Knijn in Opmeer om er te dansen.

Vooral de kinderen van ome Kees, Jan en Theo konden goed dansen. Truus ervaarde een groot verschil in mentaliteit tussen de Wieringermeer en Hoogwoud. In de polder woonde protestant, katholiek en ongelovig door elkaar terwijl in Hoogwoud de katholieke zaak veel scherper werd beleefd. ’

Wagen van Appel met generatoren.

‘Maarten Hoogland vroeg mij toen om bij de firma Henk Appel te komen werken. Ik had al contact met een bedrijf in Zwaag, maar koos voor Appel. Na een maand kreeg ik al salaris- verhoging, zonder dat ik erom hoefde te vragen. ‘Klopt dat wel vroeg ik aan vrouw (Annie) Appel toen ik in mijn loonzakje keek. Het klopte. Maarten Hoogland regelde het werk bij Appel. In zijn groep zaten Jan Bon uit Opmeer, Jan Hop en Ferry Oerlemans uit Hoorn. Een tweede groep stond onder leiding van Charles Pijcke. Appel had een contract om in de Wieringermeer te werken. Deze polder was door de Duitsers in het laatste oorlogsjaar onder water gezet en moest in 1945 weer drooggemalen worden.

1934, Maarten Hoogland in bedrijfsauto Appel in Uithoorn.

Appel maakte de verdeelkasten schoon, spoorde storingen in de leidingen op en demonteerde de trafo’s van de boerderijen. Deze trafo’s waren 3 of 5 KV en werden naar de Hoogovens gebracht om gedroogd te worden. Maarten werkte aan deze klus altijd met mij samen.

In totaal werden wel een paar honderd trafo’s gerepareerd. Ook werd de ijzeren elektriciteitsdraden vervangen door koperen draden. Koper was kostbaar in deze periode.‘

Naar Poeldijk

Pé en Truus verloofden zich eind 1947. Dit gebeurde bij haar ouders thuis in Heerhugowaard. Er was een feestje en ze gaven elkaar ringen. Pé en Truus hielden bruidsdagen, waarbij ze voor een gastdag door familie uitgenodigd waren, onder andere bij ome Arie in Blokker. Ze trouwden op 6 januari 1948.

Haar trouwjurk liet Truus maken bij Jopie Hoogland uit de Weere, maar er was eerst geen stof te krijgen. Jopie adviseerde om eens bij Hil Schipper te vragen. Hij had nog een parachute liggen die gemaakt was van witte zijde, deze werd vermaakt tot jurk. Op de trouwdag in 1948 ging het echtpaar bij pastoor Bitter langs. Die zei: ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u.’ Nou, dat bepaal ik zelf wel, dacht Truus. Pé en Truus gingen een kamer huren bij de weduwe Vlaming. Daar werden de kinderen Joke en Lenie geboren. Het gezin woonde op de bovenverdieping en Truus moest elke keer de trap af naar de pomp die zich op de begane grond bevond.

Het huis van Vlaming.

Het huis zag er van buiten mooi uit maar was eigenlijk een bouwval en in de sloot achter het huis (land van Jan van Diepen) zwommen de ratten. Toen Pé een advertentie zag voor een baan in Poeldijk, compleet met een huis, was het besluit gauw gemaakt. Hij werd aangenomen en het gezin vertrok in 1949 naar de Julianastraat in Poeldijk.

Het gezin van Pé en Truus. V.l.n.r. Vader Pé, Hans (1951 Poeldijk), Lenie (1950 Hoogwoud), Joke (1948 Hoogwoud), Trudy (1955 Poeldijk) en moeder Truus.

 

De laatste jaren

Hannes en Jansie, de ouders van Pé en Duw, woonden nog steeds aan Herenweg 10. Omstreeks 1949 moesten ze dit huis vrijmaken voor Theo van Diepen en zijn vrouw Albertine die gingen trouwen.

Ze verhuisden met zoon Joop naar een woning naast het parochiehuis dat ze huurden van de kerk. Dat bestond uit een kleine woonkamer met een kleine kachel, een kleine slaapkamer en een kleine keuken ook met een kachel. Daar vierden ze in 1960 hun vijftigjarig huwelijksfeest dat eerst plechtig in de kerk gevierd werd.

Het gezin Groot met kinderen, aanhang en kleinkinderen bij het vijftigjarig huwelijksfeest van Hannes en Jansie.

Hannes overleed op 8 maart 1963 en moeder Jansie trok in bij Hil en Ida in de Molenstraat en overleed een half jaar later op 13 september. Zus Jaan van meester Bak overleed op 24 juli 2018 in Zandhoven op de uitzonderlijke leeftijd van 105 jaar. Broer Hil Groot ging na zijn trouwen met Ida Braakman aan de Molenstraat wonen en overleed in 1984. Pé overleed in 2011 in Poeldijk. Zijn vrouw Truus overleed in juli 2019 op 96-jarige leeftijd.

De laatste jaren van het leven van Hannes en Jansie waren niet gemakkelijk, zo schreef Ida Braakman jaren later aan schoonzus Truus Groot van Pé. Uit de brief van Ida: ‘Wat ik nog weet van vader en moeder Groot is dat het hele lieve mensen waren. Altijd thuis en je kon altijd langskomen om te praten. Helpen was nummer twee, maar van je af praten gaf ook opluchting. Jammer dat die mensen altijd zo sober moesten leven. Je zou ze nu nog wel van alles willen toestoppen. Leven in een oud klein huisje, de wind waaide door de muren en geen centrale verwarming, een hele koude slaapkamer of liever een slaaphok, warme kruiken en dikke kleren aan in bed. Jammer toch dat je niks meer kon doen, alleen herinneren. Toch mogen wij terugzien op goede en lieve ouders, die meeleefden met de kinderen en haast altijd thuis waren. Nu is dat anders, je moet nu een afspraak maken anders zijn ze weg.

Vader heeft veel voor de kerk gedaan als koorzanger, dat was zijn hobby en hij was een grote steun voor het koor in de week. Nu zijn er dameskoren, toen niet. Moeder had als troost om te bidden in de kerk, als iedereen weg was, ging moeder in haar eentje bidden, voor de kinderen. Jouw moeder (van Truus) zei altijd: ‘Als moeder Jansie dood is, vallen er klappen, want dan wordt er niet meer gebeden.’ Jonge mensen vinden het niet meer nodig te bidden, de tijd is zoveel veranderd.

Jonge mensen doen weer andere dingen, als er in de wereld nood is, werken veel jonge mensen mee, dat is ook bidden. Veel mensen gaan helpen in de derde wereld, zeggen hun baan op en trekken de armoe in, allemaal moeder Theresa’s, zo blijft het in evenwicht.’

Het gezin van Hannes en Jansie met aanhang in 1960.

 

Het is toch nog een lang verhaal geworden, was de laatste zin van tante Ida.

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall