De Mobilisatie
Piet Klaver is bijna 83 en geboren op 29 juli 1912 te Hoogwoud, aan de Langereis in het huis dat tegenwoordig nummer 15 draagt. Hij trouwde in 1940 met zijn huidige vrouw waarmee hij zo’n drie jaar woonde in een arbeidershuisje vlak bij zijn ouderlijk huis. In 1943 verhuisden zij naar de Niedorper Langereis, tegenwoordig nummer 25. Op dinsdagavond 7 februari 1995 bezocht ik het echtpaar Klaver dat nu in de nieuwbouw van Nieuwe Niedorp woont. Hieronder treft u een weergave aan van het verloop van het interview.
“….In september 1939 moest ik opkomen voor de mobilisatie in Den Helder. Ik ben er drie dagen geweest, we kregen enkel erwten en brood, ik zal het nooit vergeten. Daarna moesten we ’s nachts per spoor naar Amersfoort, waar we op een boerderij terecht kwamen. Ik heb daar drie maanden in het hooi moeten slapen, samen met de vader van Willem Kuiper en nog een paar. De vader van Willem Kuiper was Piet Kuiper en deze had een boerderij aan de Aartswouder Langereis.
Nu ging Piet nog wel eens om 5 uur ’s middags naar huis en kwam dan ’s morgens vroeg weer naar Amersfoort. Als Piet dan niet op tijd voor het appel, om tien uur, verscheen, riep ik maar ‘present’ in zijn plaats. Een keer ging het echter fout, er moest bloed worden afgenomen, dat kon ik toch echt niet maken! Piet werd dus gesnapt en moest een paar dagen zitten.
Verder moesten we bij Amersfoort loopgraven maken en kippenhokken verbranden ten behoeve van een eventuele confrontatie met de Duitsers. Ook zou er een gebied onder water worden gezet en de inwoners van dit gebied werden geëvacueerd. Een aantal van hen kwam ook in Hoogwoud terecht.
We zaten dus in Hamersveld bij Amersfoort en hadden soms ook best wel lol. Er waren veel loslopende kippen en als die dan even het nest verlieten was het hard rennen om een ei te pakken te krijgen. Er zat ook een poelier uit Landsmeer bij ons en die slachtte kippen; we hadden het verschrikkelijk best! Toen de bewoners van de boerderij, waar we zaten, weg moesten, zei de vrouw dat we alles uit de kelder mochten gebruiken. Je kon het zo gek niet bedenken of het stond wel in die kelder, wat hebben we daar van genoten! Helaas werd er niet altijd even fatsoenlijk met de goederen uit een gevorderd huis omgegaan.
Op een gegeven moment kwamen er Duitse vliegtuigen over en waren er hier en daar al Duitsers. We moesten in het donker om de twee uur door de loopgraven lopen. De kapitein zei dat we op moeten passen, want er waren al Duitse parachutisten geland. Zo’n honderd meter verderop werd al gevochten, maar gelukkig heb ik zelf net niet man tegen man gevochten. We waren net op weg naar het frontgebied, toen er Duitse zijspannen voorbij kwamen gereden en het duidelijk werd, dat Nederland zich had overgegeven. We werden krijgsgevangen gemaakt en moesten onze geweren en dekens inleveren; we sliepen op de grond. Na een tijdje mochten we weer naar huis”.
v.l.n.r. N.Kos, Stroet, P. Klaver, C. de Maijer en Pieters