Aafje Breed.
Aafje Breed werd geboren op 31 december 1891 en overleed door een noodlottig ongeval op 7 maart 1945. Zo staat vermeld op haar bidprentje. Aafje Breed was een zus van Jo en Gert Breed. Ze was ongehuwd en woonde aan het Zuideinde, nu Herenweg 31, thans bewoond door de familie Boots-Verlaat. Haar moeder was twee maanden voor het ongeval gestorven, en haar vader was al eerder overleden.
Zij had op de dag van haar overlijden de zorg voor een Rotterdammertje (hiermee wordt bedoeld een kind uit Rotterdam dat, in verband met de heersende hongersnood, in een plattelandsgezin werd opgenomen om het te voorzien van voldoende voedsel). Deze logeerde feitelijk bij Jo en Marie Breed, maar omdat daar op 25 februari Vincent was geboren, ging de kleine tijdelijk naar tante Afie. Toen de schietpartij bij P. Vlaar begon, ging zij met het kind in een klein gangetje staan, denkende dat het een veilige plek zou zijn. Maar de ondergrondse bevond zich ook achter haar huis, zodat de kogels dwars door haar huis heenvlogen. Geen ruit was meer heel in het huisje. Door een kogel werd ze in haar hoofd getroffen, het kind bleef ongedeerd.
Bij de familie Breed kwam het bericht, dat tante Aaf was getroffen. Jo en Gert Breed pakten allebei een oude fiets (hoewel een fietsenrazzia gaande was), om zo snel mogelijk bij haar te zijn. Ze leefde nog wel, maar kon geen woord meer zeggen. Ze hebben haar op bed gelegd, en toen kwamen de Duitsers binnen. Er zouden terroristen in het huis zijn. Jo gaf ze te verstaan, dat dit niet het geval was en vroeg of ze maar zo snel mogelijk wilden vertrekken. Maar dat gebeurde natuurlijk niet. Jo moest mee naar zolder en naar het schuurtje, alles moest worden doorzocht, maar er was natuurlijk niets. Toen Jo weer bij het bed terugkwam, was zijn zus inmiddels overleden.
Er lag bij de familie P. Vlaar op het moment van de fietsenrazzia een grote partij graan opgeslagen. Deze was door de ondergrondse vaak bij boeren weggehaald. Ze maakten dan een afspraak met de betreffende boer over het bedrag dat ervoor moest worden betaald. 's Nachts werd de boel dan weggehaald door de ondergrondse, een zogenaamde overval. Maar op deze manier kon de boer verantwoorden tegenover de overheid, dat hij er niets aan kon doen, dat zijn voorraad weg was. Deze voorraden waren bestemd voor ziekenhuizen, kindertehuizen en noodlijdende gezinnen. Toen dus de Duitsers daar in huis waren, ging een overijverig iemand de ladder op naar zolder en sprak toen de woorden : Nu moet men kijken wat ik heb gevonden. Aanvankelijk dacht men dat hij de wapens had gevonden die op zolder verborgen lagen. Achteraf gezien is het toch alleen de grote voorraad graan geweest die hij op zolder aantrof. Als er wapens werden gevonden in een boerderij mochten ze de boerderij in brand steken. Dit lot is de fam. Vlaar gelukkig bespaard gebleven.
Aafje Breed.