Interview met de heer Dirk Klaver Jzn.
Van de heer Dirk Klaver Jaapzn. mochten wij het verhaal optekenen over wat zijn vader is overkomen op 7 maart 1945. Op het moment dat de fietsen razzia begon, bevonden zich twee mensen van de ondergrondse op de boerderij van P. Vlaar. Ze waren daar op de fiets gekomen en wisten dus: die zijn we kwijt. Via de achterdeur verlieten ze de boerderij van Vlaar en vluchtten naar de boerderij van Jaap Klaver er vlak naast. Ze kwamen daar binnen, gekleed in leren jassen en ieder een geweer over de schouder. Jaap Klaver vroeg ze: "Wat willen jullie hier?" en kreeg als antwoord: "Ze nemen onze fietsen mee en dat zullen wij ze wel even betaald zetten". Jaap Klaver gaf hun de raad: "Bezint, eer ge begint, want als jullie op hen gaan schieten - voor een dode aan hun kant, moeten er misschien 15 Hoogwouders boeten".
De leren jassen hadden ze inmiddels uitgedaan en ze gingen naar de linkerzijde van de boerderij. Toen ze een paar lui goed in hun schootsveld hadden, schoten ze; één werd aan zijn been gewond. Men begon terug te schieten en zo kwam er ook een kogel in een balk van de woonkamer waar de familie Klaver zich op dat moment bevond. Vader Klaver zei: "Hier is het niet veilig; allemaal naar de hooiberg, want een kogel gaat niet direct door een pak hooi heen". Binnen die hooiberg was een ruimte, die altijd werd gespit, ter voorkoming van hooibroei. Daar lag altijd wat los hooi in. Jaap Klaver, zijn vrouw, hun dochter Truus en zoon Dirk hielden zich in die ruimte schuil. Bij hen waren ook nog kinderen van een familie uit Zuid-Holland.
De twee ondergrondse schutters waren inmiddels het land in gevlucht, richting De Gouwe, met achterlating van de leren jassen en de geweren. Inmiddels was door de uitvoerders van de razzia om versterking gevraagd; deze kwam met overvalwagens vanuit Alkmaar. De leden van de familie Klaver hoorden plotseling dat Duitsers zich in hun huis bevonden, en die riepen of er iemand was. Jaap Klaver vond het verstandiger, om maar te voorschijn te komen, want hij zei: "Als ze ons hier allemaal vinden, weet ik ook niet wat ze doen." Hij kwam dus te voorschijn en stelde zich voor als "de baas". Dus ben jij hier de baas Schweinhund werd hem in het Duits toegebeten. En ze vroegen waar de Terroristen waren - nu, dat wist hij natuurlijk niet.
Hij werd mee naar buiten genomen en moest mee, naar de boerderij van P. Vlaar. Deze was inmiddels om een dokter uitgestuurd. Ze hadden hem eerst gevraagd waar een dokter woonde. Hij verwees hen toen naar dokter Pool aan het Noordeinde. Nein, nein, daar is de vuurlinie, moet een van hen in het Duits hebben gezegd. Nou ja, in Spanbroek is ook een dokter, dokter Schram, moet P. Vlaar hun hebben verteld. Dan moest hij die dokter maar gaan halen, zei die commandant. Piet weg op de fiets; heeft dokter Schram het verzoek gedaan naar Hoogwoud te komen, en is meteen gaan onderduiken.
Maar Jaap Klaver stond daar, in zijn kielejasje tegen de muur van Vlaar. Achter hem stond een bewaker met een geweer, die de volgende opdracht had: als deze Schweinhund zich maar een millimeter zou omdraaien, dan moest hij hem zijn hoofd van zijn romp schieten. De omgeving werd door de moffen uitgekamd, en zo kwamen ze ook bij het huis van Afie Breed. Deze had toen het schieten begon, de deur op slot gedaan en was met het Rotterdammertje in het gangetje gaan staan. Maar juist omdat haar deur op slot was, vermoedden de Duitsers dat zich daar Terroristen bevonden, zoals zij die noemden. Met de kolf van het geweer maakten ze de deur open en schoten door het huis, waardoor Afra Breed werd getroffen.
Na drie lange uren met de handen omhoog te hebben gestaan, werd Jaap verteld, dat hij naar Alkmaar toe zou worden meegenomen. Hij moest plaats nemen op de motorkap, bij de koplamp. Moeder Klaver vroeg, of ze hem nog een jas en trui mocht meegeven. En dat werd toegestaan. De bedoeling was, om via de Heerhugowaard naar Alkmaar te gaan, maar er kwam een bericht, dat de ondergrondse hen daar zou opwachten. Toen werd besloten om via Aartswoud en de Westfriesedijk naar Alkmaar te gaan. Klaver moest het melden als hij Engelse Tommy's zag. Bij het stoomgemaal van Aartswoud meende hij vliegtuigen te zien. Hij waarschuwde de chauffeur en de hele colonne stopte meteen; alle gewaarschuwden doken de walkant in. Klaver bleef op zijn "post" zitten, want hij had geen bevel gehad om er af te komen. Toen bleek dat hij een stel vogels had aangezien voor Tommy's. De moffen kwamen weer uit hun schuilplaats en vroegen hem: "Waar zijn ze nu?" en zo moest hij bekennen, dat hij zich had vergist. De reis werd weer voortgezet met behoorlijke snelheid, want ze wilden natuurlijk zo snel mogelijk in Alkmaar zijn. De vliegtuigen waren een gevaar voor hen, want vanuit deze werd op Duitse legervoertuigen geschoten; maar ook de ondergrondse was een gevaar voor ze.
In Alkmaar aangekomen werd Jaap in een cel geduwd. Deze was bestemd voor ongeveer drie personen, maar men zat er met ongeveer 23 personen in. Men kon alleen maar staan. Zijn medegevangenen vroegen hem, waarvoor hij moest "zitten", maar Klaver dacht bij zichzelf: "Ik weet niet of ik ze kan vertrouwen, of dat we worden afgeluisterd - ik zeg maar niets". Drie dagen is hij daar geweest; alleen water kreeg hij te drinken. Door ze uit te hongeren, probeerde men ze aan het praten te krijgen. Bovendien waren er regelmatig de verhoren. Dat verhoren ging dag en nacht door. Zodra werd geroepen: "De zaak Vlaar", moest Klaver weer aantreden. Er zaten steeds drie ondervragers, die steeds weer de vraag stelden: "Noem ons de namen van de ondergrondse". En in het vooruitzicht: "Wanneer je ons twee namen noemt, komt meteen een auto voorrijden om jou weer bij je vrouw en kinderen te brengen". Jaap Klaver was zo zijn kansen eens nagegaan en kwam tot de slotsom: "Als ik nu namen noem, kom ik wel levend thuis, maar zal ik naar alle waarschijnlijkheid door het verzet worden omgebracht. Maar als ik geen namen noem, dan zal ik hier mijn einde moeten ondergaan". Hij koos voor het laatste. Ze zeiden hem: "Daar in de hoek staat een vat met water. Ga daar in staan, je zal dan een schot voelen, in je buik, in je borst en dan in je hoofd. Je zal daar dan in je eigen bloed baden, waarna wij jou, op je buik, in het massagraf gooien, dat hier achter dit gebouw is". Jaap Klaver zette zijn ene voet in de bak met water - het ging natuurlijk niet snel, want voor de dood maak je geen haast - en op het moment dat hij ook zijn andere voet erin wilde zetten, hoorde hij: "Of wil je soms liever naar je vrouw en kinderen?" Klaver dacht: "Ik versta het natuurlijk niet goed", maar toen vroegen ze het voor de tweede keer: "Ga je soms liever naar je vrouw en kinderen?" Klaver antwoordde: "Ja, vanzelf, niets liever", hoorde daarop: "Schweinhund, verdwijn!", en zo kon hij het Gerechtsgebouw uitwandelen.
Hij had een baard van drie dagen en bezat natuurlijk niets, dus wist ook niet hoe hij thuis moest komen. Nu woonde in die tijd een zwager van hem aan de Kennemerstraatweg - dus hij daar naar toe. Hij belde aan, die vrouw deed open en zei: "Als je voor eten komt, wij hebben ook niets meer", en deed de deur weer dicht. Hij belde voor de tweede keer aan en zei: "Ken je nou hillegaar zwager Jaap uit Hoogwoud niet meer?" En toen pas bemerkte zij wie ze voor zich had. Hij werd daar natuurlijk goed onthaald, kreeg eten en drinken, kon zich scheren en rustte daar wat uit. Hij heeft daar een fiets geleend, met antiplofbanden, en is op de fiets naar Hoogwoud gegaan.
Op de boerderij was het Berend van de Bles die het vee verzorgde in die dagen. Men had daar de hoop al een beetje opgegeven, dat hij ooit nog terug zou komen. Maar gelukkig is voor de heer Jaap Klaver alles goed afgelopen. Wel kreeg hij later lichamelijke klachten, die naar alle waarschijnlijkheid nog een gevolg van de oorlog zijn geweest.